Categorieën
2. Oude Rijk

Aan de kant met de Eerste Tussenperiode

Schijndeur van de koninklijke zegelaar Neferiu, uit de Eerste Tussenperiode. De Egyptenaren geloofden dat de ziel van de overledene de tombe binnen en uit kon gaan door een chijndeur. 1

Inleiding 16 oktober 2024: Hier moet ik nog eens goed naar kijken.

Voor mijn op de Bijbel gebaseerde chronologie van Egypte is het nodig om de chronologie van Egypte in te korten. Het Nieuwe Rijk werd, op basis van de geschiedenissen van Sisak en van Debora, 250 jaar naar het heden geschoven. Het Middenrijk kan, onder andere op basis van ontdekkingen uit Edfu, nog 100 jaar en 50 jaar verder worden verschoven. In deze post reken ik verantwoording af voor het verschuiven van het Oude Rijk met nog eens 300 jaar.

De eerste 100 van deze 300 jaar zijn makkelijk uitgelegd.

Voor de redenen om het Oude Rijk rond de tijd van Jozefs hongersnood (1878-1871) te laten beginnen, zie hier. Het Oude Rijk is de periode van dynastieën III-VI. Hun chronologie is redelijk bekend, ook al verschillen de interpretaties van de bronnen nogal onder egyptologen; de dateringen van Djoser (1890-1871) verschillen ruim 100 jaar. Het is pas door Egypte naast de Bijbel te leggen dat duidelijk wordt dat het Oude Rijk in verhouding tot de standaardchronologie flink moet worden ingekort. Na een maximale compressie van III-VI blijft er van de 440 jaar in de AEC 2 nog 334 jaar over; zie hier.

De andere 200 jaar is de verplaasting van de Eerste Tussenperiode. Deze kwam niet na, maar tegelijk met de laatste fase van het Oude Rijk. Wat daaruit volgt is dat Pepi II van dynastie VI (1654-1560) lang voor zijn dood opgevolgd werd door Mentuhotep II van dynastie XI (1647-1596). Alle in de standaardchronologie tussenliggende koningen waren tijdgenoten van hen en hun dynastieën.

Drie Egyptes

Het grootste gevolg van deze inkorting is het idee dat er binnen Egypte meerdere koninkrijken naast elkaar bestonden. Dit zijn dynastie VI (1718-1556) in het noorden, dynastie XI (1720-1577) in het zuiden en de gecombineerde IX-X (mogelijk 18e-eind 17e eeuw) in Midden-Egypte. Deze constructie verliep zoals te verwachten niet zonder oorlog. XI was belust op macht en viel IX-X minstens twee keer aan. Intef II (1704-1655) versloeg IX-X in 1655, en het einde van IX-X tussen 1634-1606 werd veroorzaakt door Mentuhotep II. De eerste vermelding van dit einde is het jaar dat genoemd wordt “het jaar van de opstand van Thinis”.

Steenblok 43 3

Dit is niet de oudst bekende vermelding van een oorlog tegen andere Egyptenaren. Die oudste vermelding komt van steenblok 43 uit de piramide van Amenemhat I (1590-1561). Amenemhat hergebruikte veel bouwmateriaal uit eerdere periodes en ook steenblok 43 is ouder dan hij. Het komt mogelijk uit het begin van dynastie V (1778-1684) en is dan omstreeks 1750 te dateren. Hierop staat een deel van een scène met boogschutters met een hoekige neus. Zo’n hoek is normaal gesproken bedoeld voor buitenlanders, maar deze boogschutters waren Egyptenaren. 4 Dit is de ongeveer tijd van Shepseskare (1750-1743), die verder overgeslagen wordt, ook door de gewone Egyptenaren. Het is daarom mogelijk dat hij de aangevallene was en dit steenblok niks zegt over de situatie van VI, IX-X en XI.

Dat het door de chronologie afgedwongene beeld van drie gelijktijdige koninkrijken meer dan een theorie is, blijkt uit wat de oude Egyptenaren schreven. In een aantal inscripties worden meerdere delen van Egypte samen genoemd. In de standaardchronologie worden de verwijzingen naar het apart staande noorden meestal genegeerd, en dienen ze alleen als bewijs voor het bestaan van IX-X naast XI. Een voorbeeld hiervan is de enige inscriptie waarvoor ik geen precieze datering vond, maar alleen in het algemeen de Eerste Tussenperiode, die van Setka. Hij werd begraven in Qubbet el-Hawa in het zuiden en handelde met het “Huis van Khety”, ofwel dynastieën IX-X. 5

Een verdeeld Oude Rijk was geen nieuwe situatie. Zie deze post en Niuserre (1750-1736) voor voorbeelden van koningen die niet bij de hoofdlijn van het Oude Rijk behoorden, maar wel regeerden. In hun tijd lijkt er volgens Juan Carlos Moreno García zelfs geen enkele crisis, verstoring of verandering in de monarchie te zijn; alles bleef zoals het was. 6 De enige uitzondering, kennelijk niet bekend aan Moreno García, is de strijd op het bovenstaande steenblok. Het grote verschil tussen de eerdere situatie en de tijd van IX-XI, is dat de eerdere “extra” koningen altijd uit de bestaande dynastieën ontstonden of daar minstens bij gerekend werden.

Intef II 7

Intef II

Twee van deze inscripties komen uit of waarschijnlijk uit de tijd van Intef II (1704-1655), een van de voorgangers van Mentuhotep II uit dynastie XI. Dit is de eerste periode waarin de drie koninkrijken naast elkaar stonden:

  • In de tijd van Intef 8 schreef Djari, een edelman uit Thebe (Boven-Egypte), dat het Huis van Khety (dynastieën IX-X) en het Huis van Intef (dynastie XI) samen tegen het noorden vochten en graan vroegen van het noorden om niet van honger te sterven. 9
  • Intef veroverde in zijn laatste jaar, jaar 50 (1655), de nomos van Thinis, de thuisbasis van IX en X. Hij schreef hierover: “I made it the door of the north.” 10

Deze situatie past bij de Bijbel. In het noorden lag Gosen, waar Israël woonde. Daar verwierven ze al snel bezit en werden talrijk (Gen 47:27). God maakte Israël zelfs machtiger dan zijn tegenstanders, een situatie die leidde tot de slavernij (Ex 1:7-9, Ps 105:24-25). Israël was een heel klein volk, met veel minder mensen dan de Egyptenaren, en als Israël machtiger was dan de Egyptenaren moet er iets bijzonders aan de hand zijn. Dat kan het opdelen van het land zijn.

De instructie van Merikare 4 december 2022: Het gedeelte over Merikare slaat op dit moment nergens op. Er komt een herziening aan, maar dat kan nog even duren.

Een papyrus die spreekt over oorlog binnen Egypte, is de Instructie van Merikare. Merikare was een koning uit dynastieën IX-X en kreeg van zijn vader, de vorige koning, op papyrus een aantal instructies mee. Hierin wordt duidelijk dat deze vader het noorden in zijn macht had, en Memphis, de hoofdstad van het noorden, in handen had. “Multiply your partisans as neighbours; see, your towns are full of newly settled folk. (…) Ancient times have fought for us, and I raised (troops) from them at my accession.” “The enemy cannot be quiet (even) within Egypt, but troops shall subdue troops, in accordance with the prophecy of the ancestors about it, and men fight against Egypt (even) in the necropolis.” “the region of Djed-esut (Memphis) totals ten thousand men consisting of free untaxed commoners, and magnates have been in it since the time of the Residence.”

“I (de vader van Merikare) rose as ruler in my city, but I was anxious about the Delta from Het-shenu to Sembaka, its southern boundary being the Canal of the Two Fishes (dit is de zuidelijke grens van de westelijke Delta 11 ). I pacified the west as far as the sand dunes of the Fayum; it labors and yields meru-wood; men see wan-wood (once again) and yield it to us. But the east is rich in foreigners (Lichtheim: bowmen), and their taxes are [withheld]; the Middle Island is turned about, (and also) everyone in it. (yet) the temples say of me: O Great One, men salute you. See, [the land] which they destroyed is made into districts and every great city [is restored]. The governance of (each) one is in the hands of ten men, a magistrate is appointed who will levy […] the account of all taxes.” Merikare wordt in het deel hierna dan ook opgeroepen om de oostelijke grenzen de verdedigen tegen de vijanden.

Merikare wordt opgeroepen om vrede te hebben met het zuiden. “Do not deal ill with the Southern Region, for you know the prophecy of the Residence about it, and it has happened [even as] this shall happen; they shall not transgress as they said […].” Ondanks dat was er oorlog in Merikares regering. Khety, die zijn vader Tefibi was opgevolgd als nomarch van Asyut (Lycopolis, Midden-Egypte), schrijft over een inval van een vloot uit het zuiden die werd verslagen door Merikare. 12 Khety noemt nergens het noorden, alleen dat er daarna vrede was zolang hij leefde (“there was no one fighting, nor any shooting an arrow”). 13 Een generatie eerder schrijft ook Tefibi over een oorlog met het zuiden. 14

Merikares vader schrijft: “A mean act was committed in my reign; the territory of Thinis was devastated. It indeed happened, but not through what I had done; I knew of it only after it was done.” Zolang dit de verovering van Thinis door Intef II in 1655 is regeerde Merikare daarna. Dit is de tijd van Pepi I (1698-1654) van dynastie VI. Weni schrijft in zijn autobiografie dat hij door Pepi (I) werd aangesteld als rechter in Nekhen (Hierakonpolis in Midden-Egypte). Ondanks dus dat Merikare en zijn vader de macht hadden in Midden-Egypte en vochten in het noorden, had Pepi in beide gebieden de macht. Als zij tijdgenoten waren kan het alleen betekenen dat dynastie VI de opperheer was en de door Merikares vader genoemde vijaden alleen het zuiden van Egypte en de bewoners van de oostelijke Delta. Dat verklaart een paar dingen:

  • Intef maakte van Thinis, in het zuiden van Midden-Egypte, zoals gezegd “de deur naar het noorden”. Het noorden had Midden-Egypte ook in handen.
  • Merikare bouwde zijn piramide in Saqqara, in de buurt van die van Teti (1718-1698), de voorganger van Pepi; sommige priesters uit Teti’s graftempel dienden ook in de graftempel van Merikare. 15
  • In zuidelijk Saqqara, rond de piramides van Pepi I, Merenre I (1661-1654) en Djedkare (1742-1714) in het noorden, en Ibi, Pepi II (1654-1560) en Shepseskaf (1780-1778) in het zuiden, staan tombes uit de tijd van IX-X. Het is niet mogelijk om ze precies te dateren, en er is geen duidelijk bewijs dat deze koningen vereerd werden in de Herakleopolitaanse periode. 16
  • In de hierboven genoemde inscriptie van Djari, die in ieder geval aan het eind van Intef II’s tijd (1704-1655) dienst deed 8, staat dat het Huis van Khety (IX-X) en het Huis van Intef (XI) samen tegen het noorden vochten, en graan vroegen aan het noorden om niet van honger te sterven. In de gegevens van VI kan ik slechts één verstoring vinden. In de piramide van Pepi I wordt jaar 32 (1667/6) vermeld op een steenblok uit een vroege bouwfase, wat laat is voor een vroege bouwfase. 17 Het is mogelijk dat er in dat jaar iets verwoest werd aan de piramide.
  • Voor meer aanwijzingen, zie onder, de paragraaf Het verdelen van de macht.

Latere inscripties

Mentuhotep II maakte tussen de jaren 14 en 41, ofwel tussen 1634-1606, een einde aan de gecombineerde dynastieën IX-X. De stela van een zekere Intef noemt jaar 14 (1634/3) “het jaar van de opstand van Thinis”. 18 Mentuhotep beschouwde het gebied van IX-X dus al als het zijne, maar het hield tot deze verovering zijn eigen koningen. Ook wordt hij afgebeeld terwijl hij een Egyptenaar doodt; in de tekst die erbij hoort staat dat “the heads of the Two Lands” onderworpen zijn. In een andere scène knuppelt hij twee planten, die kunnen staan voor twee Egyptes. 19 Dit past bij de vorige paragraaf, waar Midden-Egypte in handen was van het noorden.

Van voor deze verovering moet de inscriptie van Khety zijn, een nomarch van Asyut (Lycopolis, Midden-Egypte) en zoon van Sat[…]. In zijn tombe noemt hij namelijk zowel Midden-Egypte als het Noordland. Hij is mogelijk Khety, de zoon van Sitre, uit de tijd van Mentuhotep II. 20

Mentuhotep IV (1584-1577), de laatste koning van XI, leefde na de overwinning van Mentuhotep II en kende nog steeds twee Egyptes. Het ene noemde hij t3-mry (Ta Mery), het andere km.t (Kemet). 21

De laatste hier belangrijke inscriptie komt uit de tijd van Amenemhat I (1590-1561). Hij kreeg te maken met een burgeroorlog. Generaal Tjehemau schrijft onder andere over een man (een koning 22 ) van het noorden die niet de koning was die hij diende, en in het nauw zat. Hij schoot daarom het noorden te hulp. Tjehemau noemt zichzelf “one whose arm was strong on account of what he did for the North”. 23

Amenemhat I is te identificeren als de farao van de slavernij. Uit de Bijbel is daarnaast te concluderen dat er aan het begin van de slavernij meerdere koningen in Egypte heersten. Dat kan verklaren waarom in Exodus 1:8-11, aan het begin van de slavernij, zowel een koning als een farao wordt genoemd.

Mentuhotep II

Met het bovenstaande in het achterhoofd worden een paar dingen opvallend. Als eerste is dat de groei van XI naar de macht die Mentuhotep II had. Hij had namelijk een, tenminste voor koningen, eenvoudige afkomst.

Stamvader Intef was alleen een erfprins en mogelijk nomarch, maar werd door Thutmose III (1229-1175) meegeteld in een koningslijst. 24 Zijn eerste opvolgers hadden nog niet de volledige titulatuur van een farao. De Horusnaam van Intefs opvolger en waarschijnlijk zoon Mentuhotep I (1720-voor 1704) was volgens een latere lijst Tepya, ofwel De Voorvader 25; die zal hij niet zelf hebben aangenomen. Zijn nakomelingen Intef I, II en III organiseerden hun hof als een privélandgoed. Pas toen Mentuhotep II dynastieën IX-X voorgoed versloeg introduceerde hij verschillende ambtelijke functies in zijn land die al bekend waren uit het Oude Rijk, waaronder de vizier. 26 Hij is pas de eerste koning van XI die een monumentaal grafcomplex bouwde. In Deir el-Bahari liet hij, gebaseerd op de tradities van IX-XI, een uniek tempel-tombecomplex bouwen. 27 Het was ook pas Mentuhotep II die als eerste koning van XI zowel een Nebty-naam als een prenomen aannam, en pas toen de volle koninklijke status claimde. 28

Ondanks Mentuhotep II’s overwinning negeerde hij heel Beneden-Egypte. Zijn naam is niet gevonden ten noorden van Abydos, even ten noorden van zijn hoofdstad, Thebe. 29 Ook interessant is de datering van zijn verovering, tussen 1634-1606; Pepi II, de laatste grote koning van dynastie VI, wordt voor het laatst vermeld in het jaar van de 31e veetelling, ofwel 1618, of eventueel het jaar van de 33e veetelling; de lezing van het laatste jaartal is onzeker. 30 Daarna verdwijnen Pepi II en zijn opvolgers in de schaduwen. Slechts een enkele keer komen ze daar nog uit.

Mentuhotep II 31

Een andere interessante is de koningslijst van Saqqara. Hier worden de meeste heersers van het Oude Rijk genoemd; degenen die missen bleken bij het uitpluizen van de chronologie van dynastie IV zijlijnen van de dynastie te zijn. Ze worden namelijk volledig genegeerd door hovelingen die in het paleis van de hoofdlijn van de dynastie dienden. De Saqqara-lijst springt, als de genoemde koningen op de volgorde van de dynasties worden gezet, rechtstreeks van Pepi II naar Mentuhotep II. Dit zegt uiteraard niet alles, deze lijst mist alle heersers van de Tweede Tussenperiode, maar het is interessant.

Indirecte opvallendheden

De groei van XI en haar opvolger XII naar de macht over heel Egypte, betekent dat dynastie VI uiteindelijk steeds minder macht had en in de schaduwen verdween. Door XI en XII als lichtpunten in die schaduwen te plaatsen vallen nog een paar dingen op.

Landgoederen uit het Oude Rijk waren vaak vernoemd naar een koning, maar dat gebruik eindigt met Teti (1718-1698). De landgoederen die sinds die tijd genoemd worden in niet-koninklijke graven èn een naam hebben (vaak zijn ze naamloos), dragen juist de naam van de overledene of die van oudere dorpen. Toch had Pepi II volgens zijn graftempel domeinen met zijn naam erin. Hij bezat dus nog steeds een flinke hoeveelheid grond. De reden voor zijn afwezigheid in de niet-koninklijke tombes is onbekend. 32

Tijdens dynastie V (1778-1684) werden de koninklijke tempels realistisch gedecoreerd, met bijvoorbeeld scènes over een jacht in de woestijn. Toen Pepi II (1654-1560) zijn grafmonument bouwde was dat veranderd in alleen religieuze scènes. Het idee achter de decoraties was veranderd; ze gingen niet meer over het genieten van het leven op aarde, maar over de eeuwigheid. Waar het omslagpunt zat is onbekend, want van de tempel van Teti (1718-1698) bestaan alleen nog een paar fragmenten en die van Pepi I (1698-1654) is verdwenen. De tombe van Mentuhotep II heeft als enige koninklijke tombe van het Middenrijk nog scènes over het leven, zoals tijdens dynastie V en de elitaire tombes uit deze periode. 33

In de tijd van Abraham (Gen 12:11, 14) en Jozef (Gen 42:3, 5-6) kon iedereen nog zonder problemen naar Egypte reizen. Maar al in de periode van Djedkare (1742-1714) tot en met Pepi II (1654-1560) werd de oostelijke Delta versterkt en werden de routes naar Egypte beperkt. In de Bittermeren werden forten gebouwd en in ieder geval Djedkare en Pepi II bouwden koninklijke landgoederen in de achtste nomos. Verschillende titels van belangrijke mensen hebben hiermee te maken: “Master of problems of the foreign entry-point”, “Overseer of desert keeps and royal fortresses”, “Overseer of the army and overseer of the Way(s) of Horus”, “Overseer of the army” en “Overseer of royal fortresses”, en verschillende goden, waaronder Sopdu in de Wadi Tumilat. 34 Merikare, uit dynastie X en dan een tijdgenoot van of voorganger van Mentuhotep II, kreeg van zijn vader te horen dat hij Egypte moest verdedigen tegen de Aziaten. Na de al genoemde burgeroorlog onder Amenemhat I bouwde hij de Muren van de Heerser, een serie verdedigingswerken in het oosten van de Delta die dienden om de Aziaten nog verder buiten Egypte te houden. In mijn chronologie sluiten beide verdedigingsperiodes op elkaar aan.

(De 8e nomos en de Wadi Tumilat zijn delen van Gosen. Hier woonden de Israëlieten, die te herkennen zijn omdat ze Sopdu aanbaden.)

Een decreet van Horus Demedjibtawy, ofwel Neferirkare (1531-1530) van dynastie VIII, wordt een koning Wadjkare vermeld die al overleden was. Alleen in mijn chronologie kan deze geïdentificeerd worden met Wadjkare Segerseni, die aan het begin van het Middenrijk, dus omstreeks 1600-1560, vermeld wordt in Cusj; zie Neferirkare voor de details.

De handel met Byblos

Als Mentuhotep II Pepi II opvolgde, wordt ook de Egyptische handel met Byblos interessant. Byblos was een belangrijke handelspartner van de Egyptenaren. Hier haalden ze onder andere hout vandaan voor hun doodskisten, want in Egypte groeien nauwelijks bomen. Ondanks dat is in Byblos geen enkele koninklijke naam gevonden uit de periode tussen Pepi II (1654-1560) en Senusret I (1570-1525). De enige uitzondering is een zegel met de naam Sehotepibre, maar dit kan, in plaats van de prenomen van Senusrets vader Amenemhat I, een van de Sehotepibres uit dynastie XIII zijn. 35 Ook archeologisch is er in de vroege Eerste Tussenperiode, na Pepi II, geen bewijs voor contact met Syrië, op een vermelding van het gebruik van Syrische olie en een houtsoort na. 36

Ondanks dat gat wordt er in de tijd van Mentuhotep II (1647-1796) gesproken over sttyw (Setjetyu) en ‘3m.w (Aamu), allebei Aziaten, over het Terras van Ceder (de Libanon) en het hakken van ‘š-bomen; wat voor bomen dat waren is onbekend, maar ze groeiden op de Libanon. In de tijd van Amenemhat I’s burgeroorlog schreef nomarch Khnumhotep I over 20 schepen van Aziatisch hout. 37

In Byblos is een kruik gevonden met een grote collectie sieraden en kleinere gebruiksvoorwerpen uit onder andere Egypte en Mesopotamië. Deze kruik wordt de Montet Jar genoemd en ook al komen de Egyptische spullen uit deze periode, het gat tussen Pepi II en Senusret I is er niet mee op te vullen. 38 Dateerbare voorwerpen zijn kralen die vergelijkbaar zijn met die uit het Oude Rijk, uiterlijk uit de tijd van VI; kralenvariaties van latere datum komen er niet in voor. 39 Een bronzen spiegel lijkt het meest op spiegels uit het Oude Rijk en het begin van de Eerste Tussenperiode, niet op die uit het Middenrijk. 40 Fragmenten van een diadeem zijn dezelfde als de diadeem van een vrouw uit dynastie IX. 41 De scarabeeën uit de Jar komen weer uit het begin van dynastie XII. 42

In mijn chronologie heerste Senusret zijn eerste 10 jaar tegelijk met Pepi. Als de handel door of uit naam van Pepi zijn hele 94-jarige regering lang doorging, kan Senusret het van hem hebben overgenomen en is er geen sprake meer van een onuitlegbaar gat. Als het zegel van Sehotepibre toch van Amenemhat I was, wat een mogelijkheid is doordat de scarabeeën uit de Montet Jar uit ongeveeer zijn tijd komen, nam hij al de handel van Pepi over. Mentuhotep II, wiens naam niet in het noorden van Egypte is gevonden, kreeg zijn ‘š-hout dan via Pepi geleverd.

Het verdelen van de macht

Zolang het bovenstaande klopt was Egypte voor minstens 150 jaar verdeeld onder meerdere koninkrijken. Toch heersten de koningen van het Oude Rijk over heel Egypte. De naam van Merenre I bijvoorbeeld, Pepi II’s voorganger, is gevonden van de Sinaïwoestijn tot Sudan. Ook Pepi bezat Sudan. 43 Hoe zit dat?

Zoals gezegd was het pas Mentuhotep II die de volle koninklijke status claimde, door als eerste van zijn dynastie ook zowel een Nebty-naam als een prenomen aan te nemen. 28 Mentuhotep I had waarschijnlijk niet eens een Horus-naam en zijn vader, die door latere koningen werd meegeteld, was alleen een erfprins. Als deze lagere status ook geldt voor de koningen van IX-X, die net als Mentuhotep II’s voorgangers maar weinig hebben nagelaten, hadden al deze heersers een lagere status dan de koningen van het Oude Rijk.

De verschillende koningen moeten elkaar minstens hebben gerespecteerd. Dat deed Ramses IV (906-900) eeuwen later met zijn rebel, Smendes (925-899). Nadat Ramses besloot dat Smendes mocht blijven leven leefden dynastieën XX en XXI sindsdien meestal vredig naast elkaar, zonder elkaar nog te vermelden, want farao’s scheppen alleen op over zichzelf. Een andere vergelijkbare situatie, nu uit ongeveer dezelfde tijd als die van deze post, bestond in Kish, in het huidige Irak; zie hier. Alleen uit een aantal wetteksten blijkt dat de koningen van de Manana-dynastie in Kish tijdgenoten waren van koning Yawium van Kish en een koning van Babylon, die daar ook werd erkend. Voor de rest is er niets dat voor deze dateringen spreekt. De ene koning heerste mogelijk over de stedelijke bevolking en de andere over de nomaden in de omgeving. In Egypte is het mogelijk dat de onderdanen oorspronkelijk nomarchen waren die veel macht hadden verzameld. Een voorbeeld hiervan is Neheri I, een nomarch van Hermopolis uit de eerste jaren van Amenemhat I, die koninklijke titels aannam en de koning onder wie hij diende, niet noemde. 44

Het volgende is het resultaat van een onderzoek van Juan Carlos Moreno García. 45 Tijdens het Oude Rijk lijkt er geen enkele crisis in of verstoring van de monarchie te zijn, zoals meestal gedacht werd. Integendeel juist. Er werd gehandeld en mensen werden rijk. Steden groeiden, zoals Elephantine en Edfu, en mastaba’s werden rijk gedecoreerd, zoals in El-Barnugi in de westelijke Delta en Busiris in Midden-Egypte. De koningen van de Eerste Tussenperiode werden nog tot in het verre zuiden (Elephantine, Coptos) gerespecteerd en de gouverneurs bleven in hun tijd rustig zitten. Dynastieën IX-X, het Huis van Khety, en XI, het Huis van Intef, leefden op de paar oorlogen uit de bovenstaande inscripties na, vredig naast elkaar. Setka uit Elephantine schrijft dat het Huis van Khety kostbare goederen kreeg uit Cusj, noordoostelijk Afrika en de Levant; hij noemt geen enkele moeilijkheid bij het zeilen over de Nijl door de gebieden van het Huis van Intef.

Tombe van Ankhtifi 46

Wat wel klopt bij de oude ideeën over de Eerste Tussenperiode, is de decentralisatie. Titels als “one beloved by his city”, “one beloved by all his city”, “townsman (literally: man of the town)” en “officier of the city troops (literally: living one of the town)” komen steeds vaker voor. Ankhtifi, nomarch in El Mo’alla, schrijft over zijn oorlogen tegen de heersers van Thebe en Coptos, in een land vol ommuurde steden en forten. Hij schrijft dat hij afhankelijk was van een god, niet van de koning, maar erkende aan het eind van zijn tekst ook de autoriteit van de opzichter van Opper-Egypte in Thinis, die door de koning was aangesteld.

Als de Eerste Tussenperiode dus tijdens de laatste fase van het Oude Rijk bestond, betekent het dat de decentralisatie al vroeg werd ingezet. Dat de koningen van het VI door heel het land worden vermeld, ook nog in het verste zuiden, zal betekenen dat zij de hoogste macht hadden. Het is dan niet verrassend dat XI een voor koningen eenvoudige afkomst had en pas Mentuhotep II zijn gebied veranderde in een volledig koninkrijk. Eerder zullen hij en zijn voorgangers ondergeschikten van VI zijn geweest, zoals Ankhtifi erkende. Egypte werd sinds de bouw van de piramides zo rijk dat zelfs gewone mensen meer en meer geld hadden. De meeste tijd die verstreek sinds de bouw van de grootste piramides was, ondanks dat er meerdere koningen waren, vrede en voorspoed.

Pepynakht, ook Heqaib genoemd, ging onder Pepi II naar Byblos om het lichaam van een vermoorde ambtenaar op te halen, en werd kort na zijn dood vergoddelijkt. Op het eiland van Elephantine ontving hij zijn eigen cultuscentrum. Dit deed nog dienst in de Tweede Tussenperiode. In Edfu was de vizier Isi weer vergoddelijkt en verder in Egypte bezaten de nomarchen grote en rijke tombes. Deze macht van de lokale administrateurs is, gecombineerd met de bijzonder lange regering van Pepi II, de reden dat het Oude Rijk ten val kwam. 47 Uiteindelijk is het niet een heel groot verschil met wat normaal gegeven wordt als de reden voor het einde van het Oude Rijk. Het enige is dat de decentralisatie al eerder op gang kwam.

Ook dit past bij de Bijbel. Voor de overeenkomsten tussen de Eerste Tussenperiode en het weinige dat in de Bijbel staat over de periode voor de slavernij, zie deze post.

Archeologie

Wat nog besproken moet worden is de materiële cultuur. Het bovenstaande vereist namelijk dat de materiële cultuur van de Eerste Tussenperiode al bestond in de tijd van dynastie VI.

Het is goed mogelijk dat twee materiële culturen tegelijk bestonden. In Edfu is ontdekt dat de culturen van dynastieën XIII en XV, de twee grootste machten uit de Tweede Tussenperiode, tegelijk bestonden. XIII en XV heersten dus tegelijk, terwijl eerder altijd gedacht werd dat de laatste de eerste opvolgde. Voor de details, zie hier. Verschillende koningen uit de Tweede Tussenperiode met Semitische namen, zoals Joam, Jakbaal en Anath-her, kunnen op basis van hun zegels niet worden gedateerd tijdens dynastie XV, 48 maar uit Edfu en de daaruit volgende chronologie blijkt dat XV tijdens vrijwel heel de Tweede Tussenperiode machtig was.

Als laatste is er de archeologie van de berg Sinaï, ofwel de Har Karkom. Hieruit blijkt dat de berg uiterlijk aan het einde van (de materiële cultuur van) het Oude Rijk bezochten. Zolang net als in de Tweede Tussenperiode twee verschillende culturen naast elkaar bestonden past dat uitstekend.

De nomarchen van Hermolis Magna

Hermopolis Magna is een stad in Midden-Egypte. Hier zijn nomarchen bekend uit dynastie VI, de Eerste Tussenperiode en dynastieën XI en XII. Voor een mogelijkheid waarop deze nomarchen in mijn chronologie passen, zonder dat de bewijzen van hun bestaan moeten worden vernietigd, zie hier.

Conclusie

Dynastie VI had de touwtjes in handen, maar die handen werden ouder en steeds minder sterk. Uiteindelijk werden hun onderdanen hen te machtig en moesten ze het veld ruimen voor het Middenrijk. Het kantelpunt ligt in de 94-jarige regering van Pepi II, die een groot deel van zijn macht af moest staan aan Mentuhotep II, door toe te zien dat Mentuhotep zijn gebied veranderde in een volledig koninkrijk met het bijbehorende ambtenarenapparaat.

Tegelijk is dit een conclusie van “moeten”. Het is dit, wat door de inscripties een serieuze mogelijkheid is, of de Bijbel is niet te vertrouwen op chronologisch gebied. Maar “Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren” (2 Tim 3:16). Op dit punt onderwijst de Schrift me dat de standaardconclusies over de Eerste Tussenperiode te weerleggen zijn om zo de chronologie van Egypte te verbeteren.

laatste wijziging: 4 december 2022

  1. The Metropolitan Museum of Art, False Door of the Royal Sealer Neferiu[]
  2. AEC, p. 440-441[]
  3. Goedicke (1971), p. 74[]
  4. Goedicke (1971), p. 74-77[]
  5. AEC, p. 166[]
  6. Juan Carlos Moreno García, Climatic change or sociopolitical transformation? Reassessing late 3rd millennium BC in Egypt, in 2200 BC – A Climatic Breakdown as A Cause for the Collapse of the Old World?, Landesmuseums für Vorgeschichte, Halle, Band 13 (2015), p. 1[]
  7. This file was donated to Wikimedia Commons as part of a project by the Metropolitan Museum of Art. See the Image and Data Resources Open Access Policy, CC0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=60934803[]
  8. Josef Wegner, The Stela of Idudju-Iker, Foremost-One of the Chiefs of Wawat: New Evidence on the Conquest of Thinis under Wahankh Antef II, in Revue d’égyptologie 68 (2017), p. 188-189[][]
  9. Juan Carlos Moreno García, Climatic change or sociopolitical transformation? Reassessing late 3rd millennium BC in Egypt, in 2200 BC – A Climatic Breakdown as A Cause for the Collapse of the Old World?, Landesmuseums für Vorgeschichte, Halle, Band 13 (2015), p. 6[]
  10. Josef Wegner, The Stela of Idudju-Iker, Foremost-One of the Chiefs of Wawat: New Evidence on the Conquest of Thinis under Wahankh Antef II, in Revue d’égyptologie 68 (2017), p. 188[]
  11. Brovarski (2010), p. 58[]
  12. Ancient Records, deel I, § 401[]
  13. Ancient Records, deel I, § 398-404, de quote uit 404[]
  14. Ancient Records, deel I, § 396[]
  15. Jaromir Malek, Old Kingdom rulers as “local saints” in the Memphite area during the Old Kingdom, in Abusir and Saqqara in the Year 2000, p. 246[]
  16. Jaromir Malek, Old Kingdom rulers as “local saints” in the Memphite area during the Old Kingdom, in Abusir and Saqqara in the Year 2000, p. 247[]
  17. AEC, p. 148-149[]
  18. AEC, p. 162[]
  19. Harko Willems, The Nomarchs of the Hare Nome and Early Middle Kingdom History, in Jaarbericht Ex Oriente Lux 28 (1983-1984) [1985], p. 96[]
  20. Ancient Records, deel I, § 413-414[]
  21. Ancient Records, deel I, § 451[]
  22. John Coleman Darnell, The Rock Inscriptions of Tjehemau at Abisko, in Zeitschrift für Ägyptische Sprache und Altertumskunde 130 (2003), p. 40[]
  23. Harko Willems, The Nomarchs of the Hare Nome and Early Middle Kingdom History, in Jaarbericht Ex Oriente Lux 28 (1983-1984) [1985], p. 96-98[]
  24. Royal Families, p. 81, 88[]
  25. Royal Families, p. 81[]
  26. Wolfram Grajetzki, Court Officials of the Egyptian Middle Kingdom (2009), p. 16[]
  27. Arnold (1988), p. 17[]
  28. AEC, p. 163[][]
  29. Dorothea Arnold, Amenemhat I and the Early Twelfth Dynasty at Thebes, in Metropolitan Museum Journal, v. 26 (1991), p. 20[]
  30. AEC, p. 153[]
  31. By Metropolitan Museum of Art, Image and Data Resources Open Access Policy, CC0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=60931573[]
  32. Hartwig Altenmüller, Biographien und Domänennamen, in Abusir and Saqqara in the year 2005, Proceedings of the conference held in Prague (June 27-July 5, 2005) (2006), p. 190[]
  33. Goedicke (1971), voetnoot 347, p. 136-137[]
  34. Donald B. Redford, Egypt and Western Asia in the Old Kingdom, in Journal of the American Research Center in Egypt, Vol. 23 (1986), p. 133[]
  35. O. Tufnell en W. A. Ward, Relations between Byblos, Egypt and Mesopotamia at the end of the Third Millennium B.C. a Study of the Montet Jar, in Syria, T. 43, Fasc. 3/4 (1966), p. 165-241[]
  36. James Weinstein, review van Egypt and the East Mediterranean World 2200-1900 B.C. Studies in Egyptian Foreign Relations during the First Intermediate Period by William A. Ward, in Journal of the American Research Center in Egypt, Vol. 12 (1975), p. 102[]
  37. Tufnell en Ward, op. cit., p. 222, met voetnoot 2[]
  38. Tufnell en Ward, op. cit., p. 225[]
  39. Tufnell en Ward, op. cit., p. 203[]
  40. Tufnell en Ward, op. cit., p. 208[]
  41. Tufnell en Ward, op. cit., p. 226[]
  42. Daphna Ben-Tor, The Absolute Date of the Montet Jar Scarabs, in Ancient Egyptian and Mediterranean Studies, in memory of William A. Ward (1998), p. 2-17[]
  43. Grimal (1994), p. 84-87[]
  44. Gestermann (2008), p. 6, 8-10[]
  45. Juan Carlos Moreno García, Climatic change or sociopolitical transformation? Reassessing late 3rd millennium BC in Egypt, in 2200 BC – A Climatic Breakdown as A Cause for the Collapse of the Old World?, Landesmuseums für Vorgeschichte, Halle, Band 13 (2015), p. 1-16[]
  46. By Roland Unger, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=47106973[]
  47. Grimal (1994), p. 88[]
  48. Ryholt (1997), p. 323-324[]

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *