Categorieën
Aartsvaders

Gerar als Tel Halif

De ruïne Tel Halif, gezien vanaf het zuiden 1

Inleiding

In de geschiedenissen van de aartsvaders komt de stad Gerar regelmatig voor. Abraham woonde hier tijdelijk en Sara ontmoette toen Abimelech, de koning (Gen 20:1-2). Izak en Rebekka woonden hier tijdens een hongersnood (Gen 26:1, 6) en kregen onenigheid met de bewoners (vers 14, 18).

Gerar wordt meestal geïdentificeerd met Tel Haror, een ruïne die volgens twee latere bronnen op de goede plek ligt. Tel Haror is aangewezen omdat deze stad werd bewoond vanaf de Midden-Bronstijd II. 2 In mijn chronologie leefden de aartsvaders daarentegen in de Vroege Bronstijd IB-III.

In deze post identificeer ik Gerar daarom niet met Tel Haror, maar met een andere site, Tel Ḥalif, een ruïne in de buurt van Tel Haror. Deze plaats voldoet in mijn chronologie aan alle kenmerken van Gerar.

Gerar in de Bijbel

Gerar was een stad aan de grenzen van Kanaän, aan de kant van Gaza (Gen 10:19). Het was toen belangrijk genoeg om als richtingaanwijzer dienst te doen. Volgens dat vers bestonden Sodom en Gomorra nog, dus Gerar was al voor Abrahams tijd belangrijk. Gerar werd zoals gezegd bewoond in de tijd van Abraham en Izak. Abimelech, de koning van Gerar, heerste in Izaks tijd over de Filistijnen (Gen 26:1), dus over een groot gebied in de omgeving. De bewoners van Gerar beheersten toen de waterputten in de omgeving, of vonden tenminste dat zij daar recht op hadden (Gen 21:25, 26:18-22).

Gerar wordt niet vermeld door Jozua en was toen mogelijk onbewoond. In de tijd van koning Asa hoorde Gerar niet bij Juda; Asa plunderde Gerar en de steden eromheen en haalde een grote buit binnen (2 Kro 14:13-14).

Jozua leefde in de Midden-Bronstijd IIB. Asa regeerde kort na Salomo, tijdens wiens regering de IJzertijd begon; Asa leefde dan in de IJzertijd I. Vertaald naar de archeologische periodes was Gerar daarom een belangrijke stad ergens voor de Vroege Bronstijd III, regionaal belangrijk in de Vroege Bronstijd III, verlaten in de Midden-Bronstijd IIB en een stad buiten Juda’s grenzen in de IJzertijd I.

Gerars locatie

Voor de precieze locatie van Gerar bestaan drie aanwijzingen. Volgens Eusebius’ Onomasticon lag “Gerara” 25 mijl ten zuiden van Eleutheropolis (Beit Guvrin). Dit is ongeveer de plek van Tel Haror. 3 Het past bij de locatie van “Gerara” op de kaart van Madaba. Als Gerar niet Tel Haror is lag het minstens in de buurt.

De derde aanwijzing is dat Berseba in het grondgebied van Gerar lag (Gen 21:22-23). Gerar was de hoofdstad van de Filistijnen (Gen 26:1), maar Berseba lag niet in het land van de Filistijnen (Gen 21:32). Het lag daarom mogelijk aan de grens van Abimelechs gebied. Dat was waarschijnlijk niet ver, want toen Abimelech Abraham opzocht in Berseba keerde hij dezelfde dag nog terug (Gen 21:32). In ieder geval in later tijden beheersten de Filistijnse steden een gebied tot ongeveer een halve dag lopen vanaf deze steden. Dat is een maximum van ongeveer 15 kilometer. 4 Als dezelfde afstand dus geldt voor de Filistijnen uit Abrahams tijd lag Berseba zo’n 15 kilometer bij Gerar vandaan.

Met dank aan Eusebius en de kaart van Madaba lag Gerar, als het niet Tel Haror was, daar in ieder geval in de buurt. Tel Haror ligt op dezelfde oost-westlijn als een paar andere ruïnes; deze liggen dus ongeveer even ver ten zuiden van Eleutheropolis en zijn mogelijke locaties van Gerar. In het westen van Tel Haror ligt Tel Gamma en in het oosten Tel Sera‘, met nog 14 kilometer verder naar het oosten Tel Ḥalif. Berseba ligt ruim 40 kilometer ten zuidoosten van Tel Gamma, bijna 30 kilometer vanaf Tel Haror, ruim 20 kilometer van Tel Sera‘ en 15 kilometer ten zuiden van Tel Ḥalif. 5

Tel Gamma heet ook wel Tell Jemmeh (Tel Re‘im) en ligt 10 kilometer ten zuiden van Gaza. Het was ooit geïdentificeerd met Gerar, maar tegenwoordig meestal met het Yurza van Thutmose III en het Arza van Esarhaddon. Het werd bewoond in de Kopertijd, maar lag daarna verlaten tot de Midden-Bronstijd IIB. 6 Dit is net als Tel Haror te laat voor mijn chronologie en ligt erg ver bij Berseba vandaan. Tel Sera‘ (Tell esh-Sheri‘a) werd bewoond in de Kopertijd en de Vroege Bronstijd IV, maar was in de tussenliggende Vroege Bronstijd I-III verlaten. 7 Ook Tel Sera‘ kan daarom niet Gerar zijn. De enig overgebleven kandidaat voor Gerar in deze regio is daarom Tel Ḥalif.

Tel Ḥalif

Tel Ḥalif (Tell Khuweilifeh) ligt niet alleen in de goede regio, het had net als Gerar macht over de landbouwgronden en de waterbronnen im de omgeving. Het was bovendien een machtige stad, want het beheerste de route van Egypte en de zeekust naar Hebron en Jeruzalem. 8 Ook was het bewoond en verlaten in dezelfde periodes als Gerar: 9

  • Belangrijk voor Abrahams tijd: De omgeving werd al bewoond in de Steentijd. Tijdens de transitie van de Kopertijd naar de Vroege Bronstijd I werd gewoond in grotten, totdat de plafonds instortten. In de hier direct op volgende Vroege Bronstijd I ontstond een dorpscentrum dat bewoond werd in vier fases. Hier komt Egyptisch aardewerk vandaan en Egyptische broodschimmel lag op de vloeren. Het vormde daarom in de latere fases waarschijnlijk samen met het in de buurt liggende ‘En Besor, Arad en Tel ‘Erani een netwerk dat met Egypte handelde.
    Tel Ḥalif was waarschijnlijk een koninklijke stad; een daar gevonden zegelindruk met hiërogliefen kan gelezen worden als “the chief/ruler (?) of the city/fortress (?) of the foreign country X.” Een scherf aardewerk uit de late Vroege Bronstijd IB heeft een deel van de serekh, waarin de Horus-naam van de farao’s werd geschreven, van Narmer (Menes), de eerste koning van dynastie I. Het bewaard gebleven deel van een andere serekh op een andere scherf heeft een naam die zowel te reconstrueren is tot Narmer als diens voorganger Ka, maar als het Ka was is het een ongebruikelijke spelling. 10 Blijkens het vele aardewerk, ook afkomstig uit Egypte, de zegelindrukken en andere kleine vondsten woonden hier een grote groep Egyptenaren. 11
  • Bewoond in de tijd van Abraham, ofwel in de Vroege Bronstijd IB/II, en Izak, ofwel de Vroege Bronstijd II/III: In de Vroege Bronstijd II was Tel Ḥalif verlaten, toen Arad in de buurt bewoond werd, en nadat Arad in verval raakte kwamen nieuwe mensen naar Tel Ḥalif. Strata XV-XII werden bewoond vanaf de transitie Vroege Bronstijd II-III tot en met het einde van de Vroege Bronstijd III.
  • Verlaten in Jozua’s tijd: Stratum XII werd direct gevolgd door stratum XI uit de Late Bronstijd IA, waar een Hyksos-scarabee werd gevonden.
    Deze scarabeeën zijn in Avaris aanwezig vanaf stratum E/2 (ca.1370-1345). 12 Uit de hele Midden-Bronstijd komen alleen twee kleine tombes uit opgravingsgebied C, met aardewerk uit de Midden-Bronstijd IIB. 13
  • Een stad buiten Juda in de IJzertijd I: Stratum VII uit Tel Halif is het enige uit de IJzertijd I. In deze stad is aardewerk gevonden dat tegenwoordig Filistijns genoemd wordt, en veel wordt gevonden in de Filistijnse stadstaten. In het hier op volgende stratum VIA, uit de IJzertijd II, stonden huizen van types die veel in Israël zijn gevonden.

Conclusie

In mijn chronologie is Tel Ḥalif een goede kandidaat voor Gezer. Het lag in de goede regio, werd in de goede tijden bewoond en verlaten, was belangrijk in de goede tijd en heerste over de waterbronnen in de omgeving.

Ook als deze identificatie niet blijkt te kloppen is het een feit dat in de regio waar de Bijbel in Abrahams tijd een machtige stad plaatst die in Jozua’s tijd genegeerd wordt, in de Vroege Bronstijd IB en II/III een vergelijkbare stad stond die onbewoond was in de Midden-Bronstijd IIB. Omdat Tel Haror afgezien van de locatie alleen als Gerar wordt gezien door de chronologie 14 is Tel Ḥalif in mijn chronologie een net zo goede kandidaat. Een identificatie van Gerar met Tel Haror kan daarom niet worden gebruikt om mijn chronologie af te wijzen.

28 november 2023: Abraham en Izak blijken iets anders gedateerd te moeten worden, maar dat maakt niets uit voor een identificatie van Gerar met Tel Ḥalif.

  1. CC BY-SA 4.0[]
  2. Eliezer D. Oren, Haror, Tel, in The New Encyclopedia of Archaeological Excavations in the Holy Land, Volume 2 (1993), p. 580[]
  3. voetnoot 294 bij Eusebius’ Onomasticon[]
  4. Yosef Garfinkel en Saar Ganor, Was Khirbet al-Ra‘i Ancient Ziklag? in Strata: Bulletin of the Anglo-Israel Archeological Society, Vol. 37 (2019), p. 57[]
  5. Yohanan Aharoni, Nothing Early and Nothing Late: Re-Writing Israel’s Conquest, in The Biblical Archaeologist, Vol. 39, No. 2 (May, 1976), kaart op p. 56[]
  6. Gus W. van Beek, Jemmeh, Tell, in The New Encylcopedia of Archaeological Excavations in the Holy Land, Volume 2 (1993), p. 667-668[]
  7. Eliezer D. Oren, Sera‘, Tel, in The New Encyclopedia of Archaeological Excavations in the Holy Land, Volume 4 (1993), p. 1330[]
  8. Joe D. Seger, Ḥalif, Tel, in The New Encyclopedia of Archaeological Excavations in the Holy Land, Volume 2 (1993), p. 553[]
  9. Seger, op. cit., p. 554-558[]
  10. Thomas E. Levy, David Alon, Yorke Rowan, Edwin C. M. van den Brink, Caroline Grigson, Augustin Holl, Patricia Smith, Paul Goldberg, Alan J. Witten, Eric Kansa, John Moreno, Yuval Yekutieli, Naomi Porat, Jonathan Golden, Leslie Dawson en Morag Kersel, Egyptian-Canaanite Interactions at Nahal Tillah, Israel (ca. 4500-3000 B. C. E.): An Interim Report on the 1994-1995 Excavations, in Bulletin of the American Schools of Oriental Research, No. 307 (Aug., 1997), p. 18-21[]
  11. Levy et al., op. cit., p. 45-46[]
  12. Bietak (1991), p. 51[]
  13. Levy et al., op. cit., p. 10[]
  14. Oren, op. cit., p. 580[]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *