De stela van Mesa 1
Inleiding
“Mesa nu, de koning van Moab, was een veehouder, en bracht aan de koning van Israël als schatting honderdduizend lammeren en honderdduizend rammen, met de wol. Maar het gebeurde, nadat Achab (874/3-853) gestorven was, dat de koning van Moab tegen de koning van Israël in opstand kwam.” (2 Kon 3:4-5, zie ook 2 Kon 1:1)
Mesa heeft een stela geschreven, die vrijwel volledig bewaard is gebleven. Hierop beschrijft hij de overheersing van Moab door Israël en zijn bouwprojecten. Over de verhouding van deze tekst met de Bijbelse oorlog tegen Moab, 2 Koningen 3, is veel geschreven. 2 Eerlijk gezegd heb ik geen zin om me door allemaal verschillende meningen te waden, daar gaat dit blog tenslotte niet over, dus ik hou het bij (een vertaling van) Mesa’s tekst en de bouwprojecten. De connecties van Mesa’s tekst met de Bijbel zijn dus volledig mijn interpretatie. Als u het er niet mee eens bent, dat kan, zolang maar duidelijk is dat er een mogelijkheid is waarop de tekst bij de Bijbel past.
De tekst is belangrijk, omdat Mesa bewijs aanlevert voor het bestaan van Omri (885/4-874/3), zijn zoon Achab (874/3-853) en Achabs huis, dat bestond uit Achabs zonen Ahazia (853-852) en Joram (852-841). De bouwprojecten zijn belangrijk, omdat Mesa zo geplaatst kan worden in de IJzertijd IIA. Dit is archeologisch gezien de tijd van Achab; zie hier. Ook noemt Mesa één oorlog tegen Juda, in de tijd dat Josafat van Juda (871/0-846/5) één keer tegen Moab streed.
De tekst van de stela 3 staat gecentreerd in deze post. Eerst wou ik deze tekst invoegen in de post over Achabs dynastie, maar er bleek zo veel over te zeggen, dat ik deze een eigen post heb gegeven.
Israël onderdrukt Moab
I am Mêša‘ son of Kamôš[yat] king of Môaḇ, the Daybônite. My father reigned over Môaḇ thirty years and I reigned after my father; and I built this high place for Kəmôš in the “citadel,” a high place of [sal]vation because he saved me from all the kings and because he showed me the downfall of my adversaries.
‘Omrî was king of Israel and he oppressed Môaḇ many days because Kəmôš was angry with his land.
“Moab kwam na de dood van Achab tegen Israël in opstand.” (2 Kon 1:1) Wanneer en hoe Moab onderdeel werd van Israël staat niet in de Bijbel. Wel staat er: “Het overige nu van de geschiedenis van Omri, wat hij deed, en zijn macht, die hij uitoefende, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël?” (1 Kon 16:27) Het uitoefenen van die macht past bij een onderdrukking van Moab.
And his son replaced him and he also said, “I will oppress Môaḇ.” In my days he spoke thus,
Omri’s zoon is Achab, die schatting van lammeren en rammen ontving van Mesa (2 Kon 3:4-5).
but I was victorious over him
Een overwinning van Mesa over Achab is onbekend in de Bijbel, maar het is mogelijk; Achab was niet oppermachtig. Hij versloeg de binnenvallende Syriërs alleen doordat God ingreep (1 Kon 20:13, 28).
and his house
“his” gaat over de zoon van Omri, ofwel Achab. 4 “het huis van Achab” is ook een Bijbelse term voor Achabs dynastie, en wordt alleen gebruikt wanneer hij al is overleden (2 Kon 8:18, 27, 9:7, 9, etc.). Mesa claimt dus een overwinning op een opvolger van Achab.
Achabs zoon Joram trok tegen Mesa ten strijde, samen met Josafat van Juda (871/0-846/5) (2 Kon 3:6-7) en de koning van Edom (vers 9). Moab werd verslagen, haar steden met de grond gelijk gemaakt en het land onbruikbaar gemaakt (2 Kon 3:18-19, 24-25). De koning van Moab had alleen nog Kir-Hareseth over (vers 25) en toen zijn tegenstanders Kir-Hareseth naderden, deed hij een mislukte uitval (vers 26). “Toen nam hij (de koning van Moab) zijn eerstgeboren zoon, die in zijn plaats koning zou worden, en offerde hem als brandoffer op de muur. Dat bracht grote verbolgenheid teweeg in Israël; daarom braken zij op, bij hem vandaan, en keerden terug naar hun land.” (vers 27)
Joram hoorde bij Achabs huis. Ondanks het succes van zijn oorlog trok Israël zich terug uit Moab, waardoor Moab weer zelfstandig werd. Dit kan Mesa’s overwinning over “his house” zijn. (Maar wat is een overwinning, als je land in puin ligt?)
and Israel suffered everlasting destruction.
In Jorams tijd was er honger in Israël (2 Kon 4:38), maar liefst 7 jaar lang (2 Kon 8:1). Bendes uit Syrië roofden slaven (2 Kon 5:2, 6:23) en de koning van Syrië voerde meedere keren oorlog tegen Israël (2 Kon 6:8, 24). Hazaël (ca.842-810), die in Jorams tijd koning werd van Damascus, verbrandde de vestingen van Israël en doodde de inwoners (2 Kon 8:12). Er bleef weinig over van de macht van Omri en Achab. Een aandeel van Moab in deze verwoestingen is niet beschreven in de Bijbel, maar Mesa’s vermelde inname van Ataroth en Nebo, waarvoor zie onder, kan daarbij horen.
Het land van Medeba
And ‘Omrî had conquered the land of Məhaḏēḇa
Dit is het Bijbelse Medeba. 5 Medeba was in Jozua’s dagen toegewezen aan de stam Ruben (Joz 13:16). De Moabieten werden Davids dienaren (2 Sam 8:2) en het is dus onduidelijk of in Medeba, dat in Davids tijd bij Israël hoorde (1 Kro 19:6-7), Israëlieten of Moabieten woonden. In ieder geval in Jesaja’s dagen hoorde Medeba bij Moab (Jes 15:2). Tegenwoordig heet de stad Madaba. 6
and he dwelt there during his reign and half the reign of his son, forty years, but Kəmôš returned it in my days.
Omri regeerde 12 jaar en Achab 22; dat is samen lang geen 40 jaar. “half of his days” betekent volgens Aḥituv dat Achab onverwacht stierf, in het midden van zijn leven, en hij koppelt dit aan de rebellie van Mesa na de dood van Achab (2 Kon 1:1, 3:5). 40 jaar is dan een symbolisch getal. 7 Hier zijn meerdere argumenten tegen:
- Mesa claimt in de vorige zin niet alleen een overwinning over Achabs huis, maar ook over Achab zelf. Dat is onmogelijk als hij alleen na Achabs dood in opstand kwam.
- Zowel Omri als Achab hadden algemeen Moab onder zich, niet alleen het land van Medeba. In deze zin gaat het alleen om het land van Medeba. Daar gebeurde iets mee “half of his reign”.
- Mesa’s stela is heel feitelijk. Het is opvallend dat zijn vader het ronde aantal van 30 jaar regeerde en Moab precies 40 jaar bij Israël hoorde, maar symbolische getallen passen niet bij Mesa’s feiten. (Maar dit kan een argument zijn vanuit de 21e eeuw n.Chr. en niet de praktijk van Mesa’s tijd.)
- Achab werd minstens 40, want hij werd opgevolgd door twee volwassen zonen. Als dit half zijn dagen was werden mensen gemiddeld ongeveer 80, maar 80 was alleen de leeftijd van de zeer sterken (Psalm 90:10).
- Als Achab slechts een jaar of 40 werd stierf zijn vader ruim 20 jaar eerder, misschien slechts 40-50 jaar oud, en werden Achabs zonen hooguit een jaar of 20-30. Maar alleen van Achab schrijft Mesa dat hij “half of his reign” was.
- De moeder van Jehoram van Juda (848-841) was volgens Josephus de zus van zijn naamgenoot, de koning van Israël. 8 Zij was dus een dochter van Achab. Jehoram was 32 toen hij koning werd (2 Kon 8:17) en omgerekend geboren 881/0; zijn moeder werd dan uiterlijk ca.895 geboren en Achab ca.915. Achab werd dus minstens 60 en dat is voor deze tijd zeker niet halverwege zijn dagen. Jehoram van Juda werd 39/40 (2 Kon 8:17), zijn vader Josafat werd 60 (1 Kon 22:42) en zijn betovergrootvader Rehabeam werd 58 (1 Kon 14:21).
Ik neem de opmerking “half the reign of his son” daarom letterlijk en plaats Mesa’s overwinning op Achab en het moment dat Medeba weer bij Moab hoorde, allebei halverwege Achabs regering, ofwel ca.863.
Het volgende punt van aandacht is dat vanaf het begin van Omri’s regering in 885/4 tot ca.863 hoogstens 22 jaar verstreken. Dat is lang niet de 40 die Mesa noemt. De onderdrukking van Moab was dan ook nog niet afgelopen. Deze eindigde pas toen Mesa zijn oudste zoon als brandoffer offerde op de muur, en Israël zich terugtrok uit Moab. Deze oorlog is te dateren tussen 848-845. Joram (852-841) werd namelijk bijgestaan door Josafat van Juda (871/0-846/5) en de koning van Edom (2 Kon 3:9). In Josafats dagen was er “geen koning in Edom, maar een stadhouder van de koning.” (1 Kon 22:48) Pas in de dagen van zijn co-heerser, Jehoram (848-841), “kwam Edom in opstand tegen het gezag van Juda en stelde een koning over zich aan.” (2 Kon 8:20) Als 885/4, het eerste jaar van Omri, ook het jaar was waarin hij Moab inlijfde bij Israël, is 846/5, het laatst mogelijke tijdstip voor Jorams oorlog, het 40e jaar. Dat past precies. Mesa telde dan net als Omri’s familie de jaren op een inclusieve manier.
Hier is één argument tegen. De hoofdstukken na Jorams oorlog tegen Moab gaan over Elisa en Elisa kondigde daar onder andere aan dat een vrouw van aanzien uit Sunem over een jaar een zoon zou hebben (4:8, 16-17). Deze vrouw uit Sunem woonde 7 jaar met haar gezin in het land van de Filistijnen (2 Kon 8:2) en keerde terug in Jorams tijd (vers 4). Joram regeerde 12 jaar, dus als alles zich in deze volgorde afspeelde werd de oorlog tegen Moab op een inclusieve telling op zijn vroegst in Jorams jaar 5 uitgevochten, 848/7.
Een oplossing voor dat laatste zie ik in de bronnen die de schrijver van 2 Koningen gebruikte. Hoofdstuk 3, de strijd tegen Moab, heeft een andere stijl dan de hoofdstukken over Elisa. Die eerste stijl keert pas terug in hoofdstuk 8:16, na het laatste dat over Elisa wordt geschreven in Jorams tijd. Het is daarom mogelijk dat de schrijver voor hoofdstuk 3 overschreef uit de kronieken van de koningen van Israël (2 Kon 1:18) en voor de hoofdstukken over Elisa uit een boek over Elisa, zonder de moeite te nemen om de oorlog tegen Moab op de juiste chronologische plek te zetten. Op zo’n manier wordt tussen de dood van Jorams broer (2 Kon 1:17-18) en Jorams troonsbestijging (3:1) meer over Elisa beschreven (hoofdstuk 2).
Bouwactiviteiten en veroveringen
Hierna vermeldt Mesa een flink aantal bouwprojecten. Daar was reden genoeg voor na de strijd tegen Joram, want Israël had Moabs steden met de grond gelijk gemaakt, de goede bomen geveld, bronnen dichtgestopt en het goede land met stenen bedorven. (2 Kon 3:19, 25).
So I (re)built Ba‘al-mə‘ôn and I made the reservoir in it and I bu[ilt] Qiryâṯên.
Baäl-Meon heet in de laatste regels van de stela Bet-Baäl-Meon. Ook in de Bijbel staat de plaats zowel met Beth- (Joz 13:17) als zonder vermeld (Num 32:38, 1 Kro 5:8, Ez 25:9). Het is het huidige Mā‘in, 8 kilometer ten zuidwesten van Medeba. Qiryaten is het Bijbelse Kirjathaïm (Num 32:37, Joz 13:19, 1 Kro 6:76, Jer 48:1, 23, Ez 25:9) en het huidige Khirbet el-Qureiyeh, 10 kilometer ten westen van Medeba. 9 In de dagen van Saul woonden in Beth-Meon Israëlieten uit de stam Ruben (1 Kro 5:7-9). Mesa kan Beth-Meon hebben veroverd op Joram.
The man of Gad had dwelt in ‘Aṭārôṯ (Ataroth) from of old and the king of Israel built ‘Aṭārôṯ for him. But I fought against the city and I took it and I slew all the people [and] the city became the property of Kəmôš and Môaḇ and I carried from there its Davidic altar hearth and I dragged it before Kəmôš in Qirəyôṯ, and I settled in it men of Šārôn and m[en] of Maḥərôṯ.
De naam Ataroth is bewaard in twee plaatsen, Rujm ‘Aṭarûz en Khirbet ‘Aṭarûz. Dit zijn respectievelijk Atroth-Sotan (Num 32:35) en Ataroth (Num 32:34). 10 Ataroth werd herbouwd door de nakomelingen van Gad (Num 32:34). Interessant is dat Mesa het heeft over “The man of Gad”, niet over “The men of Gad”. Gad kwam volgens de zegen van Mozes “met de hoofden van het volk” (Deut 33:21). Mogelijk had Ataroth in Mesa’s tijd een eigen heerser.
Voor het “Davidic altar hearth”, zie hier. Voor de archeologie van dit altaar, zie onder.
Qirəyôṯ is het Bijbelse Kerioth (Jer 48:24), mogelijk het huidige Qureiyât, 5 kilometer ten zuiden van Ataroth. Šārôn en Maḥərôṯ zijn onbekend. 11
Oorlog met Israël
And Kəmôš said to me, “Go! Seize Nəḇôh against Israel,” so I proceeded by night and I fought with it from the crack of dawn to midday and I took it and I slew all of them, seven thousand men and boys and women and girls and maidens because I had dedicated it to ‘Aštār-Kəmôš and I took [the ves]sels of YHWH and I dragged them before Kəmôš.
De koning van Moab kon niet tegen Joram op, maar Israël trok zich toch terug uit Moab (2 Kon 3:26-27). De veroveringen van Ataroth en Nebo, en hierna van Yahas, kunnen daarom horen bij de “everlasing destruction” van Israël, die Mesa vermeldt na zijn overwinning op “his (Achabs) house”.
And the king of Israel had built Yahaṣ and he dwelt in it while he was fighting with me, but Kəmôš drove him out before me,
Yahaṣ is het Bijbelse Jahaz (Deut 2:32, etc.), ook Jahza (Num 21:23, etc.). 12 Over Jahaz wordt niks gezegd in Jorams oorlog. Dat Kemos de koning van Israël voor Mesa uit had verdreven kan staan voor Israëls reactie op het offeren van de kroonprins van Moab (2 Kon 3:27).
so I took from Môaḇ two hundred men, all his captains, and I brought them to Yahaṣ and I seized it in order to add (it) to Dayḇôn.
Ook de verovering van Yahas en de gevangenen uit Israël kunnen bij de “everlasting destruction” van Israël horen.
Dibon, Medeba, Ataroth en de IJzertijd IIA
I (myself) built the “citadel,” “the wall(s) of the forests” and the wall of the “acropolis” and I built its gates and I built its towers and I built a royal palace and I made the ramparts for the reservo[ir for] water in the midst of the city. But there was no cistern in the midst of the city, in the “citadel,” so I said to all the people, “Make [for] yourselves each man a cistern in his house.” And I hewed the shafts for the “citadel” with prisoners of Israel.
Deze acropolis was niet die van Yahas, maar stond in Dibon, het huidige Dhiban. Hier is aardewerk uit de IJzertijd I gevonden, maar geen grote gebouwen uit die tijd. Hier stonden een paleis en een mogelijke tempel; verderop, waar Mesa’s stela is gevonden, lagen een poort en de resten van een muur uit dezelfde periode. 13 Het paleis en de mogelijke tempel komen dus uit na de IJzertijd I.
I built ‘Arō‘ēr and I made the highway in the ’Arnôn. I built Bêṯ-bâmôṯ because it was in ruins. I built Beṣer because it was a ruin [with] the armend men of Dayḇôn because all of Dayḇôn was under orders and I ruld [ove]r [the] hundreds in the towns which I had annexed to the land. And I built [Məhē]ḏəḇā’ and Bêṯ-diḇlāṯên and Bêṯ-Ba‘al-mā‘ôn and I carried there [my herdsmen to herd] the small cattle of the land.
Aroër is Khirbet ‘Arâ‘ir, aan de noordelijke oever van de Arnon (Wâdī Mujîb), ten zuiden van Dibon. 14 Bet-Bamot is mogelijk Bamoth (Num 21:19-20) of de Baälhoogten (Num 22:41). Volgens de Talmud lag Bamoth-Ba‘al op de hoogvlakte het Overjordaanse, maar het is niet geïdentificeerd. 15 Bezer hoorde ooit bij Israël (Joz 20:8, 1 Kro 6:78). Door “Bezer in de woestijn, in het land van de hoogvlakte, voor de Rubenieten” (Deut 4:43) wordt gedacht aan een grote site, mogelijk Tell el-Jalûl, 5,5 kilometer ten oosten van Medeba. Hier gaat de hoogvlakte langzaam over in de steppe. Het is de grootste tel in dit gebied. 16
Mesa was een veehouder (2 Kon 3:4-5).
Al die bouwprojecten kunnen worden gebruikt om Mesa archeologisch te kunnen dateren. Verschillende steden bestonden in zijn tijd al, hij noemt Dibon, Ataroth en Kerioth, en zijn vader moet iets hebben gehad om 30 jaar over te regeren. Ook bouwde Mesa volop nieuwe steden. Deze situatie past bij de IJzertijd IIA:
- In Moab en Edom woonden in de Midden- en Late Bronstijd weinig mensen. Aardewerk uit de transitieperiode van de Late Bronstijd naar de vroege IJzertijd is gevonden in een paar sites, waaronder mogelijk in Ara’ir (Aroër). Tomb A in Medeba heeft veel aardewerk uit deze periode, maar woningen zijn niet gevonden. Hier woonden mogelijk nomaden. Het aantal sites stijgt in het Moab van de vroege IJzertijd naar ongeveer 19, afhankelijk van hoe de grenzen worden getrokken. 17 Mesa bouwde ten noorden van de Arnon, waar het aantal sites van de IJzertijd I naar de IJzertijd IIA-B steeg met 50%, van 19 naar 28. 18 Dit gebied heet nu de Belqa en heeft het beste grasland van het land. 19 De grote sites uit de IJzertijd II hier, zoals Mudeineh eth-Themed, Khirbet Libb, Umm el-Amad en Jalul, moeten een rol hebben gespeeld in Mesa’s koninkrijk, maar de identificaties met de plaatsnamen uit Mesa’s stela is onduidelijk. 20
- Medeba heet tegenwoordig Madaba. Het terrein van de oude stad wordt nog steeds bewoond, dus veel ruimte om opgravingen te doen is er niet. In opgravingsgebied Field A is aardewerk gevonden uit de Vroege Bronstijd I/II, de Midden-Bronstijd, Late Bronstijd, IJzertijd I en II/IIB. 21 Medeba kan dus bewoond zijn geweest in de tijd van Mozes (Num 21:30). In Field B werden zes bewoningslagen gevonden. Fase 6, de oudste, was bewoond in de IJzertijd IIA en IIB, en werd direct gebouwd op de rotsbodem, dus de Vroege Bronstijd ontbreekt hier. In deze tijd was Medeba een versterkte en bloeiende stad. Het was 13-16 hectare groot en daarmee een van de grootste steden in Jordanië uit de IJzertijd II. De stadsmuur werd meerdere keren her- of verbouwd; de datering van de oudste muur, 2-3 meter breed, en de eerste uitbreiding daarvan, tot 7 meter breedte, is onbekend. Field B werd uiteindelijk verlaten. Het laatste aardewerk komt uit de IJzertijd IIB; er werd pas weer gewoond in de late Hellenistische tijd (2e eeuw v.Chr.) 22
Medeba werd dus gebouwd in de IJzertijd IIA, net als meerdere andere steden. Interessant is nu dat Omri volgens Mesa niet de stad Medeba veroverde, maar “het land van Medeba”. Als de stad al bestond kon Omri die veroveren, maar hij eigende zich het land toe. Mesa is dan verantwoordelijk voor de bouw van Medeba in de IJzertijd IIA en hij kan in die periode gedateerd worden. - Uit Ataroth haalde Mesa het “Davidic altar hearth”. Het oudste opgegraven stratum in Ataroth is stratum 12, uit de IJzertijd I. In opgravingsterrein Field B bestaat deze periode uit aardewerk, waarmee gaten opgevuld zijn onder de verdedigingsmuur uit de IJzertijd II, en een muur. Voor Field E geldt hetzelfde. Stratum 11 is het eerste uit de IJzertijd IIA. Er zijn geen muren van teruggevonden, maar komt voor in de hele acropolis. Het zal een bouwfase zijn om de rotsbodem glad te maken voor de bouw van het volgende stratum, 10, uit dezelfde periode. In stratum 10 werd een groot tempelcomplex gebouwd. 23 Mesa veroverde Ataroth dus op zijn vroegst in de IJzertijd IIA.
Oorlog met Juda
And as for Ḥāwrônên the [Ho]use of [Da]vid dwelt in it [wh]ile [it fought with me and] Kəmôš [s]aid to me, “Go down, fight against Ḥāwrônên,” so I went down [and I fought with the city and I took it and] Kəmôš [ret]urned it in my days. Then I went up from there te[n … … a high] place of justice and I […]
Het huis van David is een andere naam voor Juda (1 Kon 12:19-20, 26, 13:2, 14:8, etc.). Hawronen is het Bijbelse Horonaïm, dat in ieder geval omstreeks 700 en 600 bij Moab hoorde (Jes 15:5, Jer 48:3, 5, 34). 24 Volgens Wikipedia is het mogelijk “Oronen, by the side of the mountain”, dat in de Septuagint-versie van 2 Samuel 13:34 wordt genoemd; het hoorde dan in Davids tijd bij Israël.
Mesa beschrijft hier één oorlog tegen Juda, en in de Bijbel staat in ongeveer dezelfde tijd één oorlog van Moab tegen Juda (2 Kro 20). In de tijd van Josafat (871/0-846/5), na de dood van Achab (2 Kro 18:34) in 853 en Josafats herstel van de rechtspraak (19:4-5), trokken “de Moabieten en de Ammonieten, en met hen een deel van de Meünieten, ten strijde trokken tegen Josafat.” (vers 1) Deze Meünieten kwamen van het Seïrgebergte. Ze kwamen “van de overkant van de zee, uit Syrië, en zie, zij zijn bij Hazezon-Thamar. (Dat is Engedi.)” (vers 2) Toen de Judeeërs ten strijde trokken “vertrokken (ze) naar de woestijn van Tekoa.” (vers 20) Tekoa ligt ongeveer tussen Jeruzalem en Engedi in; zie deze kaart. De aanvallers zullen uit het zuiden zijn gekomen. Maar nog terwijl ze optrokken tegen Juda sloegen de Ammonieten en Moab de Meünieten met de ban en begonnen hen weg te vagen; daarna “hielpen zij elkaar in het verderf” (vers 16-23). Na deze overwinning gaf God Juda rust (vers 29-30).
Mesa vermeldt in de bewaard gebleven tekst niet dat hij nog meer oorlog voerde. Josafat vermeldt niet dat één van zijn steden werd ingenomen; bij hem overheerst de blijdschap dat een oorlog afgewend werd. Het is mogelijk dat dit twee kanten van hetzelfde verhaal zijn, en beiden alleen de voor hen belangrijkste onderdelen noemen. Dat dit van Josafats kant ten koste ging van een stad buiten Juda en van Mesa’s kant van zijn leger, is dan niet relevant.
laatste wijzigingen:
15 juli 2024: toegevoegd het argument tegen een letterlijke interpretatie van Mesa’s 40 jaar, en een oplossing daarvoor, en Achitofel de Giloniet
2 oktober 2024: kritiek op Van der Steens en Smeliks theorie uitgebreid
- Unknown artist – Mbzt 2012[↩]
- Shmuel Aḥituv, Echoes From The Past (2008), p. 389-391[↩]
- Aḥituv, op. cit., p. 394-395[↩]
- Aḥituv, op. cit., p. 401, onderaan[↩]
- Aḥituv, op. cit., p. 402[↩]
- Michelle Piccirillo, Medeba (Madaba), in The New Encyclopedia of Archaeological Excavations in the Holy Land, Volume 3 (1993), p. 992[↩]
- Aḥituv, op. cit., p. 402-403[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 9.4.1[↩]
- Aḥituv, op. cit. p. 403, aangevuld met de vermelding van Baäl-Meon in 1 Kro 5:8 en de vermelding van Kirjathaïm in 1 Kro 6:76[↩]
- Aḥituv, op. cit., p. 404[↩]
- Aḥituv, op. cit., p. 407[↩]
- Aḥituv, op. cit., p. 411[↩]
- Eveline J. van der Steen en Klaas A.D. Smelik, King Mesha and the Tribe of Dibon, in Journal for the Study of the Old Testament, Vol.32.2 (2007), p. 144-146, 147. Van der Steen en Smelik denken dat Dibon oorspronkelijk de naam van een stam was. In de Bijbel was Dibon vanaf de eerste vermeldingen een stad (Num 21:30, 32:3,34).
Mesa noemt zichzelf, helemaal aan het begin van de stela, de Diboniet. Van der Steen en Smelik denken dat Dibon de naam van een stam was, die overging op een stad. Ze citeren twee volgens hen vergelijkbare situaties uit de Bijbel (Richt 18:29, de stad Ammon die vernoemd zou zijn naar de Bene Ammon (Ammonieten) en de stad van Amalek uit 1 Sam 15:5) en Qariat el-Anab. Qariat el-Anab is een dorp ten westen van Jeruzalem, dat in de 19e eeuw naar de belangrijkste familie Abu Gosh werd genoemd. Ze doen de Bijbelse vermeldingen van Dibon als een stad, al uit de tijd van Mozes, af als laat geschreven. (p. 147-148, met voetnoot 4)
Wat voor waarde heeft bewijs zoeken in de Bijbel voor een theorie, als je andere delen van hetzelfde boek afwijst? Hoe weet je met die methode zo zeker dat de vermeldingen van Dibon als een stad in Mozes’ tijd onbetrouwbaar zijn? Van der Steen en Smelik gaan bovendien ook in tegen ander bewijs. Thutmose III (1229-1175) noemt Dibon al in zijn plaatsnamenlijst, als tpn (nr. 98). (Simons (1937), p. 118 voor de lijst, p. 219 voor de identificatie) In de standaardchronologie regeerde Thutmose volgens Wikipedia 1479-1425, ofwel zelfs voordat Mozes Dibon noemt.
Richteren 18:29 gaat over de stad Dan. Deze werd niet naar de stam Dan genoemd, maar naar een persoon, haar gelijknamige stamvader. Ook van het boek Richteren wordt gezegd dat deze pas laat is geschreven en een flinke redactie heeft ondergaan; zie Wikipedia. Waarom zou dit vers wel betrouwbaar zijn en Mozes’ boeken niet? Bij Ammon is de situatie complexer, want de stad heet ook Rabba van de Ammonieten (Deut 3:11), zoals ze zeggen. Ik vind dit geen bewijs voor de theorie over de naam Dibon. De stad van Amalek kan simpelweg de stad zijn waar de koning van Amalek, vermeld in hetzelfde hoofdstuk, vers 8, woonde. Als ze toch de Bijbel erbij halen vergeten ze Achitofel de Giloniet, die uit de stad Gilo kwam (2 Sam 15:12). Hier is de situatie totaal omgekeerd aan wat Van der Steen en Smelik voorstellen. Hun theorie gaat tegen de Bijbel en ander bewijs in en neem ik daarom niet van hen aan. Wel nuttig is wat ze schrijven over de archeologie van Moab.[↩]
- Aḥituv, op. cit., p. 414[↩]
- Aḥituv, op. cit., p. 415[↩]
- Aḥituv, op. cit., p. 415[↩]
- Van der Steen en Smelik, op. cit., p. 143[↩]
- Van der Steen en Smelik, op. cit., p. 153[↩]
- Van der Steen en Smelik, op. cit., p. 155[↩]
- Van der Steen en Smelik, op. cit., p. 154[↩]
- Timothy P. Harrison, Brian Hesse, Stephen H. Savage en Douglas W. Schnurrenberger, Tell Madaba, 1996 Preliminary Report[↩]
- Tell Madaba, 1998 – 2000 Preliminary Report[↩]
- Chang-Ho C. Ji, Khirbat ‘Atarūz: An Interim Overview of the 10 Years of Archaeological Architectural Findings, in Annual of the Department of Antiquities of Jordan 55 (2011), p. 563-564[↩]
- Aḥituv, op. cit., p. 417[↩]