Categorieën
Koningstijd

Bewijs voor Omri, Achab en Joram

Achab en Izebel ontmoeten Elia in de wijngaard van Naboth 1

Inleiding

In deze post verzamel ik bewijs voor het bestaan van Omri (885/4-874/3), zijn zoon Achab (874/3-853) en kleinzoon Joram (852-841). Daarnaast staat in deze post Ethbaäl, de koning van Tyrus en schoonvader van Achab.

Deze vier koningen, samen met een paar vermeldingen van hun tijdgenoten, komen buiten de Bijbel voor in een paar teksten. Alleen Joram wordt niet bij naam genoemd. Verder staan in de Bijbel verschillende van hun bouwactiviteiten. Omri stichtte Samaria en Achab en Joram bezaten een paleis in Jizreël. Ook werd in Achabs dagen Jericho herbouwd en bouwde Achab “al de steden”. Deze drie steden zijn opgegraven door archeologen en dan blijkt dat Omri aan het eind van de IJzertijd I leefde, en Achab aan het begin van de IJzertijd IIA. In die periode werden in Galilea verschillende steden gebouwd en werd Tyrus de belangrijkste handelspost in de regio.

Het bewijs voor deze personen staat in één post, omdat ze in verschillende bronnen aan elkaar worden gelinkt.

Het huis van Omri

Omri wordt vermeld door de Assyriërs, maar alleen na zijn dood. Jehu betaalde tribuut aan Salmaneser III in jaar 18 (841) en wordt dan de zoon van Omri genoemd; zie hier voor het tribuut en hier voor een mogelijke reden waarom Omri zijn vader wordt genoemd.

Israël wordt door de Assyriërs soms Bīt-Ḫumrî (huis van Omri) genoemd. Het gaat om Tiglath-Pileser III in de tijd van Pekah en Hosea (731), waarvoor zie hier, en om Sargon II, in zijn beschrijving van de val van Samaria (722); zie hier. “huis” samen met een persoonsnaam is een manier om een dynastie aan te duiden mt de naam van de stichter. Dat blijkt vooral uit gevallen waarbij de persoonsnaam die van een bekende koning was, zoals Omri. 2

Samaria

Omri kocht van een zekere Semer de berg Samaria voor twee talent zilver, en bouwde daarop een stad die hij naar Semer Samaria noemde. (1 Kon 16:24) Samaria bleef tot aan de val in 722 de hoofdstad van Israël (2 Kon 17:1). Achab trouwde met de Sidonische Izebel (1 Kon 16:31) en zij had een grote invloed op hem. Hij bouwde in Samaria een tempel voor de Baäl met bijbehorend altaar (vers 32) en een gewijde paal (vers 33). Samaria was tijdens zijn regering genoeg versterkt om Benhadad, de koning van Syrië, tegen te houden (1 Kon 20:1-2). In de stad was een vijver, waar na Achabs dood het bloed van zijn strijdwagen werd gewassen en de honden het bloed oplikten (1 Kon 22:38).

Samaria is het huidige Sebastia, ongeveer 10 kilometer ten noordwesten van Sichem; het heet Sebastia sinds Herodus de stad hernoemde. Ze ligt op een hoge heuvel, 430 meter boven zeeniveau, het hoogste punt in de regeo. De stad lag aan een knooppunt aan de belangrijkste weg die van Sichem naar het noorden leidde, in een vruchtbare regio. 3

Deel van de ruïne van Samaria. 4 Er staat niet bij welk deel het is, maar het past bij de beschrijving van de kazemattenmuur.

Op het westelijk deel van de berg lag de acropolis. Dit deel werd tweemaal versterkt. De oudste muur werd gebouwd door Omri. Deze muur was 1,6 meter dik en erbinnen lag onder andere onder andere een binnenplaats, omgeven door kamers (27 bij 24 meter); dit wordt beschouwd als het paleis. Deze muur was niet bijzonder sterk en waarschijnlijk ongeschikt om het paleis te verdedigen. In de tijd van Achab werd de acropolis flink uitgebreid en een nieuwe kazemattenmuur gebouwd (een dubbele muur met kamers ertussen) van soms wel 10 meter dik. Deze was van hoge kwaliteit, met stenen die ter plekke passen werden gemaakt, sterk en glad afgewerkt. Het wordt aangenomen dat de Israëlieten deze techniek leerden van de Feniciërs. Deze muur bleef in gebruik tot de val van Samaria en werd later alleen nog gerepareerd. In de noordwestelijke hoek van de koninklijke wijk werd een vijver gebouwd, 10 bij 5 meter, waarvan wordt gezegd dat dit de vijver was waar Achabs strijdwagen werd gewassen. 5

Bij de bouw van de oudste muur werden gaten opgevuld met aardewerk, dat uit een eerdere periode moet komen. Ook een paar muren zijn ouder dan de stad en zullen uit de tijd van Semers familie komen. 6 Het aardewerk uit Pottery Period I werd in de eerste bouwfase gebruikt om gaten op te vullen, dat uit Pottery Period II in de tweede bouwfase voor hetzelfde doel gebruikt. Uit Pottery Period II komt een scherf van een Black-on-Red I-kruikje, een type aardewerk uit Cyprus dat waarschijnlijk vanaf omstreeks 875 werd gemaakt, wat de tijd is van de IJzertijd IIA; in een herziene chronologie zoals de mijne begon die ca.875-850. 7 Pottery Periods I is aardewerk uit de IJzertijd I, maar in de standaardchronologie wordt Omri gedateerd op de IJzertijd IIB. 8

Ivoor

Achab bouwde een ivoren huis (1 Kon 22:39), waarvan de locatie niet opgeschreven is. Amos profeteerde in de dagen van Uzzia (783-732/1) en Jerobeam II (785/4-745) (Amos 1:1), ofwel tussen 783-745, over het lot van de ivoren huizen van Samaria (3:15, Samaria in vers 12). Ook heeft hij het over bedden van ivoor in Samaria (6:4, Samaria in vers 1).

In Samaria is veel ivoor gevonden, verwerkt tot miniatuurkunst. Een deel hiervan werd samen gevonden met een fragment van een albasten vaas, waarop Osorkon II (792-763/1) wordt vermeld. De opgravers dachten dat al het ivoor uit Achabs tijd kwam, anderen alleen een deel. 9

In totaal gaat het om zo’n 12.000 stukken ivoor. Dit zijn vooral kleine stukken, maar het totaal blijft enorm. Het grootste deel lag tussen puin uit Hellenistische en Romeinse tijden, maar is vergelijkbaar met ivoren stukken uit de Levant uit de 9e of 8e eeuw. Deze stukken komen onder andere uit Nimrud, de hoofdstad van Assyrië in de 9e en 8e eeuw, Khorsabad (Dur-Sharrukin) in het noorden van Irak en Arslan Tash in het verre noorden van Syrië. Soms is de overeenkomst met het ivoor uit Samaria zo groot dat ze in dezelfde werkplaats lijken gemaakt te zijn of horen bij dezelfde set meubels. Het ivoor uit kamer SW 37 van Fort Shalmaneser in Numrud kwam waarschijnlijk uit de westelijke oorlog van Sargon II, waarbij Samaria viel, en hoort dan bij dezelfde set. 10 Het best bewaarde ivoor uit Samaria komt uit wat de Fenicische groep wordt genoemd. Hierop staan Egyptische scènes, die niet op de Egyptische manier geordend zijn. 11

Ivoren rozetten uit Samaria, gebruikt voor meubels 12

Bouwactiviteiten

In het laatste deel van Omri’s tijd ging het niet goed met Israël. De koning van Syrië, die regeerde in Damascus, nam een aantal steden van Israël af en vestigde een markt in Samaria, maar Achab kreeg ze terug (1 Kon 20:34). Dat laatste was waarschijnlijk aan het begin van Achabs regering, rond 870; zie hier. Achab bouwde veel. “Het overige nu van de geschiedenis van Achab, alles wat hij gedaan heft, het ivoren huis dat hij gebouwd heeft en al de steden die hij gebouwd heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël?” (1 Kon 22:39)

In Galilea stonden tijdens de IJzertijd I veel dorpen, die of niet versterkt waren, of gebouwd waren in een cirkel (zoals H. ‘Avot en Carmiel), waarbij de buitenste muren van de huizen tegen elkaar aan stonden. Alleen Har Adir was een versterkte stad. Deze situatie veranderde tijdens de transitieperiode naar de IJzertijd IIA, toen in hoog tempo rond de dorpen muren met kazematten werden gebouwd. Andere dorpen werden toen verlaten. Onder andere Tell Abu Hawam stratum IIIA, Yoqneam stratum XIV, Megiddo stratum VA-IVB, Horvat Rosh Zayit stratum IIb, Tel Mador, Tel Harashim stratum Ia en Hazor stratum X en mogelijk Tell Ail Hamma’arabi en H. Gamum kregen nieuwe muren. Deze steden liggen strategisch, aan of naast een handelsroute tussen Galilea en de kust bij Acco, en/of de route van de Jizreëlvallei naar het zuiden of naar het Huleh Basin in het oosten. Alle kleinere sites hebben uitzichten op het noorden en westen en kunnen militaire uitkijkposten zijn. Verschillende van de steden liggen aan de grens van Israël en Tyrus. Ten westen van de westelijkste steden ligt waarschijnlijk het land Kabul, dat Salomo aan Hiram had gegeven (1 Kon 9:13). 13 Paleis 1723 in Megiddo’s stratum VA is op dezelfde manier gebouwd als het paleis in Samaria; het metselwerk is hetzelfde. 14 Hazor en Megiddo boden daarnaast bescherming tegen de macht van Damascus. 15 In Megiddo bouwde Achab waarschijnlijk ook de grote stallen; volgens de Assyriërs bezat hij een groot aantal strijdwagens. 6

In de IJzertijd IIA werd de haven van Tyrus de belangrijkste handelspost in de regio. Het huwelijk van Achab met de Tyrische prinses Izebel is daar een bewijs voor. De Hula-vallei was een belangrijke handelsroute tussen de Fenicische kust, Damascus en Israël. Hier lag Abel-Beth-Maächa, waar Fenicisch aardewerk, beeldjes en andere kunst. Het grootste deel van de materiële cultuur is vergelijkbaar met onder andere Hazor strata X-VIII; het was mogelijk in Israëlitische handen. Eén bijzonder versierde Fenicische kruik, uit de vroege IJzertijd IIA, is ook gevonden elders in noordelijk Israël en op Cyprus, maar niet in Fenicië. Het was waarschijnlijk of een bijzonder cadeau om de handel aan te moedigen, of een kruik met een bijzondere inhoud. 16 Tyrus bezat in deze tijd alleen de stad en een smalle strook land aan de kust, en was altijd op zoek naar meer landbouwgrond. Met deze versterkingen kon worden voorkomen worden dat Tyrus zich verder zou uitbreiden. Ondanks de vredevolle relatie tussen Tyrus en Israël zorgde Israël er zo voor dat er geen economisch belangrijke gebieden verloren konden gaan. Ook Salomo had een vriendelijke relatie met Tyrus, maar toen hij koning Hiram van Tyrus twintig steden gaf in Galilea, vielen ze Hiram tegen (1 Kon 9:12-13). Het zal een gebied zonder goede landbouwgronden zijn geweest. 17

Ook in de IJzertijd IIA werd Bethsaïda (et-Tell) gesticht. Dit ligt nu 1,5 kilometer vanaf het Meer van Galilea, maar in de laatste 2000 jaar heeft de kustlijn zich verplaatst. Et-Tell is de grootste ruïne rond het Meer. Bethsaïda kreeg bij haar stichting onder andere dikke muren, een paleis en een stadspoort. 18

Jizreël

Achab woonde in Samaria (1 Kon 21:18), maar had ook een paleis in Jizreël (1 Kon 18:45-46, 21:1). Jizreël had in die tijd een vestingval (vers 23). 12 jaar later lag hier Achabs zoon Joram ziek in bed na de strijd tegen Hazaël, de koning van Syrië, (2 Kon 9:15) en werden Joram (vers 24) en zijn moeder Izebel (vers 33) vermoord.

Volgens Nadav Na’aman is het feit dat Jizreël voorkomt in de hoofdstukken over Achab en Joram een argument voor een vroege datering van deze hoofdstukken, in de tijd dat Jizreël nog herinnerd werd. 19

Jizreël is de archeologische site Tel Jezreel. De eerste versterkingen werden in de IJzertijd II gebouwd, boven op een gladgemaakt platform van zand en stenen. Het was hooguit een halve eeuw in gebruik. Waar Samaria de koninklijke stad was, was Jizreël het militaire hoofdkwartier. Hier stonden de koninklijke strijdwagens en cavalerie. Ook een provinciaal paleis werd hier gebouwd. 20 Dit past bij het Jizreël uit de tijd van Joram, die hier in bed lag na gewond te raken in de strijd. Als het leger terugkeerde naar Jizreël en hij ernstig gewond was, hoefde hij niet naar Samaria te worden gebracht.

Jizreël en Samaria zijn op dezelfde manier gebouwd, en het aardewerk uit Jizreël is vergelijkbaar met dat van Pottery Periods I-III uit Samaria, strata VA-IVB en IVB in Megiddo, Periods IIB en III in Taänach en strata X-VIII in Hazor. Geen van het aardewerk uit Hazor is helemaal vergelijkbaar met dat uit Jizreël, wat kan komen door regionale verschillen. 21

Jizreël werd uiteindelijk totaal verwoest en verlaten. Als er zoals gezegd een halve eeuw werd gewoond en Achab het bouwde, ofwel rond 870-860, werd het rond 820-810 verwoest. Jizreël was een belangrijke stad in Israël en de dader zal van buiten zijn gekomen. Een logische kandidaat is Hazaël, de koning van Damascus; zie hier.

Jericho

In de tijd van Achab “bouwde Hiël uit Bethel Jericho weer op. Op zijn eerstgeboren zoon Abiram legde hij de fundamenten ervan, en op zijn jongste zoon Segub richtte hij de poorten ervan op, overeenkomstig het woord van de HEERE, dat Hij gesproken had door de dienst van Jozua, de zoon van Nun.” (1 Kon 16:34) “In die tijd liet Jozua het volk zweren: Vervloekt is de man voor het aangezicht van de HEERE die opstaat om deze stad Jericho te herbouwen. Laat hij haar fundering leggen op zijn eerstgeboren zoon en haar poorten oprichten op zijn jongste zoon!” (Joz 6:20-26) In Achabs tijd was het dus voor het eerst dat Jericho nieuwe funderingen en poorten kreeg.

Jozua’s Jericho kan geïdentificeerd worden met dat uit de Midden-Bronstijd IIB; zie hier. Eerder werd gedacht dat Jericho verlaten werd na de Midden-Bronstijd, 22 maar latere opgravingen leerden dat dat niet klopt. Wel woonden er tijdens de Late Bronstijd veel minder mensen. Boven op de Cyclopean Wall werd een leemstenen muur gebouwd. Het paleis veranderde in een woning, dat het “Middle Building” wordt genoemd. Er is geen bewijs dat de tempel in bedrijf bleef. Uit deze periode komen twee zegelringen van Amenhotep III (1142-1105). Jericho wordt niet in de Amarnabrieven vermeld, maar uit de Late Bronstijd IIA komt een kleitablet. In de Late Bronstijd IIB werd gewoond op de oostelijke kant van de Spring Hill, de heuvel die bij de bron ontstond, en het Middle Building lijkt nog in gebruik. Ook werd er gewoond op de zuidelijke en oostelijke flanken van de tell en het noordwesten.

De lagen uit de Late Bronstijd IIB zijn flink beschadigd toen in de IJzertijd Jericho geëgaliseerd werd. 23 Sporen uit de IJzertijd I zijn alleen gevonden op een paar plaatsen op de Spring Hill, de heuvel rond de bron; het was vermoedelijk een plattelandsdorp. Pas vanaf de IJzertijd IIA werd Jericho weer goed bevolkt. 24 In de 10e eeuw werd Jericho opnieuw versterkt, met behulp van de Cyclopean Wall uit de Midden-Bronstijd IIC. Een nieuwe versterkingslinie met kazematten werd hier op de tell gebouwd. Uit de 8e eeuw komt een LMLK-kruik. Jericho was toen een bloeiende stad en breidde verder uit in de IJzertijd IIC, toen er voor het eerst buiten de stadsmuren werd gewoond, in het westen en zuidwesten. 25 De 10e eeuw is volgens dezelfde schrijver het eind van de IJzertijd IB en het grootste deel van de IJzertijd IIA. 26

Ethbaäl

Achab trouwde met Izebel, de dochter van Ethbaäl, de koning van de Sidoniërs. Achab ging de Baal dienen en boog zich ervoor neer. (1 Kon 16:31).

Ethbaäl wordt genoemd in het werk van Menander de Efeziër, die onder andere een geschiedenis van Tyrus schreef. Menanders werk bestaat niet meer, maar hij is kort geciteerd door Josephus. Over Pheles, koning van Tyrus, schreef hij: “he was slain by Ithobalus, the priest of Astarte, who reigned thirty-two years, and lived sixty-eight years: he was succeeded by his son Badezorus, who lived forty-five years, and reigned six years: he was succeeded by Matgenus his son; he lived thirty-two years, and reigned nine years: Pygmalion succeeded him; he lived fifty-six years, and reigned forty-seven years. Now in the seventh year of his reign, his sister fled away from him, and built the city Carthage in Libya.” 27

De stichting van Carthago werd door de Romeinen verschillend gedateerd; omgerekend komen de jaartallen uit op 825-813. Ba’li-ma-AN-zêri, ofwel Badezorus, betaalde in 841 een tribuut aan Salmaneser III, de koning van Assyrië. Uitgaande van Josephus’ data regeerde Badezorus ca.845-839. 28

Badezorus’ vader Ithobalus regeerde dan ca.877-845. Dat is de juiste tijd om Ethbaäl, de koning van de Sidoniërs (Feniciërs), te zijn. Interessant is dat hij eerst een priester van Astarte was en zijn dochter de Baälscultus herintroduceerde in Israël.

Nimsi en Elisa

Jehu (841-814/3), de moordenaar en opvolger van Achabs zoon Joram, was de zoon van Josafat, de zoon van Nimsi (1 Kon 19:2). Nimsi kan in de tijd van Omri en Achab hebben geleefd. In de tijd van Achab zalfde de profeet Elia Elisa uit Abel-Mehola tot zijn opvolger (1 Kon 19:16).

Voor bewijs dat iemand met de naam Nimsi in deze tijd leefde, zie hier. Voor een mogelijke vermelding van Elisa in de IJzertijd IIA, in de buurt van Abel-Mehola, zie hier.

Achab in Qarqar

Salmaneser III, de koning van Assyrië, viel in jaar 6 (853) 29 koning Irḫulena van het land Hamath aan en nam drie belangrijke steden in. Hierna streed hij bij Qarqar tegen Irḫulena en zijn bondgenoten:

“An alliance had been formed of (lit. “he/it had taken as his allies”) these twelve kings: 1,200 chariots, 1,200 cavalry, (and) 20,000 troops of Hadad-ezer of Damascus (ca.860-842); 700 chariots, 700 cavalry, (and) 10,000 troops of Irḫulena of the land Hamath; 2,000 chariots (and) 10,000 troops of Ahab (ma-ḫa-ab-bu) the Israelite (KUR.sir-’a-la-a-a); 500 troops of Byblos; 1,000 troops of Egypt; 10 chariots (and) 10,000 troops of the land Arqâ (Irqanatu); 200 troops of Mattan-Baʾal of the city Arwad; 200 troops of the land Usnû (Usanātu); 30 chariots (and) [N],000 troops of Adūnī-Baʾal of the land Siʾannu; 1,000 camels of Gindibuʾ of the land of the Arabs; (and) [N] hundred troops of Baʾsa of (Bīt-)Ruḫubi (lit. “son of Ruḫubu”), of the land (Bīt-)Ammon. They attacked to [wage] war and battle against me. With the supreme forces that (the god) Aššur, my lord, had given to me (and) with the mighty weapons that the divine standard that goes before me had granted me, I fought with them. I defeated them from the city Qarqar to the city Gilzau. I struck down 14,000 troops, their fighting men with the sword (and) rained down upon them destruction (lit. “flood”) like the god Adad. I filled the plain with their spread out (lit. “I spread out”) corpses (and) <struck down> their extensive troops with the sword. I made their blood flow in the wadis. The plain was too small to lay the (incredible number of) their bodies (lit. “lives”) flat; the extensive area was not sufficient (lit. “vanished”) to accommodate burying (all of) them. I dammed up the Orontes River with their bodies like a bridge. In the midst of this battle, I took away from them chariots, cavalry, (and) teams of horses.” 30

Benhadad, Hadadezer en Benhadad

Benhadad, de koning van Syrië, verloor twee oorlogen van Achab (1 Kon 20). In de tijd van Joram staakte Benhadad, de koning van Syrië, een beleg van Samaria uit angst voor grotere vijanden (2 Kon 6:24-7:6).

Meestal worden deze Benhadads met elkaar geïdentificeerd. Maar zijn goede redenen om dat juist niet te doen; zie hier. In dat geval komt alleen de Benhadad uit de tijd van Achab (II, ca.875-860) voor in een andere bron, waarvoor zie hier, en blijft de Benhadad uit de tijd van Joram (IIa, ca.843-842) verder buiten beeld.

In de tussentijd regeerde Hadadezer over Syrië (Damascus); zie het vorige stukje voor zijn vermelding in 853. De Bijbel noemt de koningen van Damascus rustig bij naam en het is opvallend dat rond 853 drie keer een koning van Syrië anoniem blijft. Hadadezer kan dan worden geïdentificeerd met de koning van Syrië tegen wie Achab sneuvelde in 853 (1 Kon 22), de heer van bevelhebber Naäman (2 Kon 5:1) en een koning van Syrië die streed tegen Joram (2 Kon 6:8-23); zie hier.

Chronologie

Achab stierf in 853 en werd opgevolgd door zijn zonen Ahazia (853-852) en Joram (852-841). Joram werd vermoord en opgevolgd door de usurper Jehu (841-814/3).

Ahazia regeerde 2 jaar (1 Kon 22:52) en Joram 12 jaar (2 Kon 3:1). Omdat de koningen van Israël in deze periode nog inclusief telden kan je van beide getallen één afhalen; zie de inleiding op deze post voor de redenatie. Ze regeerden dus twaalf jaar. Zoals in het stukje hiervoor staat wordt Achab vermeld in 853. Jehu wordt in 841 vermeld door Salmaneser III, de koning van Assyrië; zie hier. Die twaalf jaar daartussen zijn precies het goede aantal jaren voor Ahazia en Joram.

Mesa, de koning van Moab

“Mesa nu, de koning van Moab, was een veehouder, en bracht aan de koning van Israël als schatting honderdduizend lammeren en honderdduizend rammen, met de wol. Maar het gebeurde, nadat Achab gestorven was, dat de koning van Moab tegen de koning van Israël in opstand kwam.” (2 Kon 3:4-5, zie ook 2 Kon 1:1)

Mesa heeft een grote stela laten maken, waarop hij schrijft over Israëls onderdrukking van Moab, het einde van die onderdrukking en de steden die hij bouwde en veroverde op Israël en Juda. Er is veel discussie over deze tekst, zeker in vergelijking met de geciteerde verzen in de vorige alinea en de oorlog van Achabs zoon Joram tegen Moab (2 Kon 3). Eerlijk gezegd heb ik die discussies vrijwel genegeerd en alleen de tekst van de stela vergeleken met de Bijbel.

Mesa noemt op de stela Omri, zijn zoon (Achab, niet bij naam) en het huis van die zoon. Het huis van Achab is ook een Bijbelse term voor zijn dynastie (2 Kon 8:18, 27, etc.). Voor de manier waarop Mesa’s tekst naar mijn idee bij de Bijbel past, en de bouwprojecten die hem in de IJzertijd IIA plaatsen, zie hier. (Dat staat in een andere post, omdat het te ver afdwaalde van Achab en zijn familie.)

7 juli 2024: toevoeging van Bethsaïda
24 oktober 2024: toevoeging dat Tyrus in de IJzertijd II belnagrijk werd

  1. Sir Francis Dicksee[]
  2. André Lemaire, From the Origin of the Alphabet to the Tenth Century B.C.E.: New Documents and New Directions, in New Inscriptions and Seals Relationg to the Biblical World (2012), p. 42[]
  3. Nahman Avigad, Samaria (City), in The New Encyclopedia of Archaeological Excavations in the Holy Land, Volume 4 (1993), p. 1300[]
  4. Bukvoed[]
  5. Avigad, op. cit., p. 1302-1303[]
  6. Avigad, op. cit., p. 1303[][]
  7. Peter James, The Alledged “Anchor Point” of 732 BC for the Destruction of Hazor V, in Antiguo Oriente 6 (2008), p. 150-152, met voetnoot 62 voor het begin van de IJzertijd IIA in 875/850[]
  8. David M. Rohl, A Test of Time: The New Chronology of Egypt and its Implications for Biblical Archaeology and History, in Journal of the Ancient Chronology Forum, Volume 5 (1992), p. 38[]
  9. Nahman Avigad, Samaria (City), in The New Encyclopedia of Archaeological Excavations in the Holy Land, Volume 4 (1993), p. 1304[]
  10. Claudia E. Suter, Images, Tradition, and Meaning: The Samaria and other Levantine Ivories of the Iron Age, in A Common Cultural Heritage: Studies on Mesopotamia and the Biblical World in Honor of Barry L. Eichler (2011), p. 219-221[]
  11. Suter, op. cit., p. 234[]
  12. Uitsnede van Gary Todd[]
  13. Kyle Keimer, The Historical Geography of 1 Kings 9:11-14, in Palestine Exploration Quarterly, Vol. 152, No. 3 (2020), p. 193-194[]
  14. Israel Finkelstein, Tel Rehov and Iron Age Chronology, in Levant 36 (2004), p. 185[]
  15. Keimer, op. cit., p. 197[]
  16. Nava Panitz-Cohen, An Iron Age IIA Phoenician Bichrome Jar from Tel Abel Beth Maacah, in Material, Method and Meaning, Papers in Eastern Mediterranean Archaeology in Honor of Ilan Sharon (2022), p. 236, met p. 234 voor de twee zinnen over de bijzondere kruik[]
  17. Keimer, op. cit., p. 196-197. Keimer plaatst de IJzertijd IIA, zoals in de standaardchronologie, in de tijd van Salomo, en ziet dit als bewijs van Salomo’s bouwactiviteiten.[]
  18. Rami Arav, Bethsaida (Et-Tell), in The New Encyclopedia of Archaeological Excavations in the Holy Land, Volume 5 (2008[]
  19. Nadav Na’aman, Historical and Literary Notes on the Excavations of Tel Jezreel, in Tel Aviv 24 (1997), p. 124[]
  20. Na’aman, op. cit., p. 122[]
  21. Orna Zimhoni, The Iron Age Pottery from Tel Jezreel – An Interim Report, in Tel Aviv 19:1 (1992), p. 68-69[]
  22. Jericho, Tell es-Sultan, in The New Encyclopedia of Archaeological Excavations in the Holy Land, Volume 2, p. 680[]
  23. Lorenzo Nigro, The Italian-Palestinian Expedition to Tell es-Sultan, Ancient Jericho (1997-2015): Archaeology and Valorisation of Material and Immaterial Heritage, in Digging Up Jericho (2020), p. 202, 204[]
  24. Nigro, op. cit., p. 204, 206[]
  25. Nigro, op. cit., p. 206[]
  26. Lorenzo Nigro, An Absolute Iron Age Chronology of the Levant and the Mediterranean, in ROSAPAT 11 (2014), p. 263[]
  27. Flavius Josephus, Against Apion, 1.1.18[]
  28. Edwin R. Thiele, A Comparison of the Chronological Data of Israel and Judah, in Vetus Testamentum, Vol. 4, Fasc. 2 (Apr., 1954), p. 188-189. Hij noemt Badezorus Balezorus.[]
  29. Tekst Shalmaneser III 006, regel ii 19[]
  30. Tekst Shalmaneser III 002, regels 89b-102[]

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *