De priesters en de andere Israëlieten lopen om Jericho heen, kort voor de val van de muren 1
Inleiding
De verovering van Jericho is het eerste grote wapenfeit van Jozua. De bazuinen klonken, het volk juichte en de muren vielen. De inwoners en dieren werden uitgemoord, alleen Rachab en haar familie werden gespaard. De stad werd verbrand en de kostbaarheden waren voor de Heer, die hen deze overwinning had gegeven. (Joz 6:20-25)
De inname is duidelijk beschreven. Minder duidelijk is welke in de archeologie gevonden verwoesting bedoeld wordt. Meestal wordt gedacht dat dit het Jericho van de Midden-Bronstijd IIC was; dat verbrandde hevig en daarna woonde er slechts een kleine groep mensen. Maar als je alle details uit de Bijbel erbij haalt blijkt dat Jericho na de verbranding nog minstens een eeuw een bewoonde en belangrijke stad bleef. Ook werden tijdens de Midden-Bronstijd IIC vele steden in Israël verwoest en verlaten, maar na Jozua’s dood bleven nog meer steden staan. Jozua’s Jericho moet daarom eerder zijn verbrand.
In deze post identificeer ik het Jericho dat de Israëlieten verbrandden, met het Jericho uit het eerste deel van de Midden-Bronstijd IIB. Ook vondsten van buiten Jericho plaatsen Jozua in dit tijdperk; zie hier.
Jericho in de Bijbel
Jericho duikt in de Bijbel op in de tijd van Mozes (Num 22:1, 26:3, 31:12, 33:48, Deut 32:49, etc.). Op dat moment was de stad slechts een herkenbare plek om aan te geven waar het volk toen precies verbleef. Dat veranderde toen Jozua twee mannen eropuit stuurde om haar te verkennen (Joz 2:1). Hoe de Israëlieten zeven dagen rondom de stad liepen, de muren vielen en de stad in brand werd gestoken lijkt me aan de meeste mensen die mijn blog lezen wel bekend. Een belangrijk punt in een archeologische zoektocht is dat Rachab in een huis op de stadsmuur woonde (Joz 2:15).
Omdat Jozua een vloek uitsprak over iedereen die Jericho opnieuw op zou bouwen (Joz 6:26) wordt meestal gedacht dat Jericho daarna verlaten werd. Dat staat zelfs in The New Encyclopedia of Archaeological Excavations in the Holy Land. 2 Maar Jozua schreef niet dat hij van Jericho een ruïne maakte, zoals hij bij Ai wel deed (Joz 8:28), en zoals ik de Bijbel lees was Jericho nog minstens een eeuw na de verbranding een belangrijke stad.
Bij de verdeling van Kanaän liepen de grenzen van de nakomelingen van Jozef “vanaf de Jordaan bij Jericho, ten oosten van het water van Jericho, van Jericho omhoog naar de woestijn” (Joz 16:1) en “reikt tot Jericho” (vers 7). De grens van de stam Benjamin liep “omhoog in de richting van de bergrug ten noorden van Jericho” (Joz 18:12). “En aan de overzijde van de Jordaan, ten oosten van Jericho,” lagen de drie vrijsteden van Ruben, Gad en Manasse (Joz 20:8). Jericho wordt hier net als in Mozes’ tijd gebruikt als herkenningspunt. De stad stond op dat moment overeind, want was de eerste van de “steden” in Benjamin (Joz 18:21). Ook was de stad toen bewoond. Kort na de dood van Jozua in 1379 staat er: “En de nakomelingen van de Keniet, de schoonvader van Mozes, trokken met de Judeeërs op vanuit de Palmstad naar de woestijn van Juda” (Richt 1:16); de Palmstad is een andere naam voor Jericho (Deut 34:3, 2 Kro 28:15).
Eglon, de koning van Moab, “versloeg Israël en zij namen de Palmstad in bezit” (Richt 3:13) in 1321. Volgens Josephus liet Eglon een koninklijk paleis bouwen in Jericho, woonden hier Israëlieten en is dit het paleis waar Eglon 18 jaar later werd vermoord door Ehud uit de stam Benjamin. 3 Jericho was dus tot 1321 eigendom van Israël en tussen 1321-1303 onderdrukte Eglon vanaf hier de Israëlieten. Jericho was tot minstens 100 jaar na Jozua’s verbranding logischerwijs niet een dorp, maar een versterkte stad.
Hierna wordt gezwegen over Jericho tot de tijd van David (1011-971). Hij gebood zijn te schande gemaakte dienaren om in Jericho te blijven tot hun baard weer was aangegroeid (2 Sam 10:5, 1 Kro 19:5).
In de tijd van Achab (874/3-853) “bouwde Hiël uit Bethel Jericho weer op. Op zijn eerstgeboren zoon Abiram legde hij de fundamenten ervan, en op zijn jongste zoon Segub richtte hij de poorten ervan op, overeenkomstig het woord van de HEERE, dat Hij gesproken had door de dienst van Jozua, de zoon van Nun.” (1 Kon 16:34) “In die tijd liet Jozua het volk zweren: Vervloekt is de man voor het aangezicht van de HEERE die opstaat om deze stad Jericho te herbouwen. Laat hij haar fundering leggen op zijn eerstgeboren zoon en haar poorten oprichten op zijn jongste zoon!” (Joz 6:20-26) Het drama van Abiram en Segub is voor de archeologische zoektocht erg belangrijk. Ondanks dat Jericho meer dan 100 jaar na de verbranding nog bewoond en versterkt was, duurde het tot aan Achabs tijd voordat de stad nieuwe funderingen en poorten kreeg. De muren die Jericho na Jozua’s verbranding had kunnen daarom hoogstens op de omgevallen muren zijn gebouwd.
Sultan IVa
Jericho ontstond rondom de bron ‘Ain es-Sultan, die ook de Bron van Elisa wordt genoemd (2 Kon 2:21). Hier werd al gewoond in de prehistorie. Omdat elke nieuwe bouwfase boven op de vorige werd geplaatst, is de ruïne tegenwoordig een heuvel van 21,5 meter hoog. Deze wordt Tell es-Sultan genoemd. Het was een grote stad in zowel de Vroege als de Midden-Bronstijd, maar niet in de Late Bronstijd. 4 De stad uit het laatste deel van de Midden-Bronstijd verbrandde, mogelijk als gevolg van de verdrijving van de Hyksos uit Egypte. 5 In mijn chronologie is dat ca.1276 en dat betekent dat Jozua’s stad in de Midden-Bronstijd gezocht moet worden. In deze tijd bezat Jericho grote verdedigingswerken en verbrandde ze verschillende keren. De verschillende strata van Jericho zijn vernoemd naar de tell, en de strata uit de Midden-Bronstijd heten Sultan IVa, Sultan IVb en Sultan IVc.
Na het instorten van de stad uit de Vroege Bronstijd woonden nomaden in de regio, die hun doden in de Vroege Bronstijd IV (= Midden-Bronstijd I) begroeven in de necropolis. In de tweede helft van de Midden-Bronstijd IIA werd een nieuwe stad gebouwd in Tell es-Sultan, met een paleis en een tempel op de Spring Hill, een door mensen gemaakte heuvel naast de bron ‘Ain es-Sultan. 7 Deze laatste datering blijkt uit het aardewerk dat gevonden is in de vroegste laag van Sultan IVa in opgravingsgebied Area A. 8
De verdedigingswerken van Sultan IVa werden gebouwd aan de onderkant van de heuvel. Het was een stevige muur van leemstenen, met rechthoekige torens. In Area A stond een grote toren, Tower A1. 9 Deze toren hoorde bij de oudste verdedigingswerken. Aan het eind van de Midden-Bronstijd IIA verbrandde ze samen met de rest van de stad in een woest vuur. Het aardewerk uit deze verwoestingslaag is vergelijkbaar met onder andere stratum XII in Dan, stratum 4 in Tell Kabri en period F in Khirbet Kerak (Bet Yerah). Jericho was toen dus al een belangrijke stad. 10
Tower A1 werd zo’n kracht verwoest, dat de vloer bedekt werd door drie op elkaar liggende lagen met as, stukken kalksteen en verbrande bakstenen. 11 In de open ruimte ten westen van Tower A1 zijn resten van deze gebeurtenis gevonden, een laag met verwoesting en instorting, met as en kalksteen en stukjes vuursteen; daar bovenop lag een laag puin met grijs-roze as binnenin. 12 Ook is deze verwoesting gevonden op de zuidelijke en zuidoostelijke kanten van de tell, en de archeologen vermoeden dat het door mensen werd veroorzaakt. De aanvaller kan komen uit Hebron, Jeruzalem of Sichem, in deze tijd belangrijke steden, maar een buitenlandse aanval of nomadische invallers is ook mogelijk. 13
Sultan IVb
Na de brand werd stratum Sultan IVb gebouwd. Aan het begin van de Midden-Bronstijd IIB was Tower A1 beschadigd, waarschijnlijk door een aardbeving, en werd hij gerepareerd en versterkt. Gaandeweg de tijd van Sultan IVb werden bij de toren steeds meer huizen gebouwd. Rond dezelfde tijd dat Tower A1 gerepareerd werd, kreeg de stad nieuwe verdedigingswerken, die hoger lagen dan de vorige. Er verrezen twee opeenvolgende wallen, die bijeen werden gehouden door een massieve stenen muur, versterkt met een extra serie muren. Hier hoort het Curvilinear Stone Structure (CSS) uit opgravingsgebied Area E bij. Boven op de wallen stond een muur van leemstenen, waarop gebouwen stonden. 15 De twee wallen zijn verbonden door muren, versterkt met verpulverd kalksteen en bepleisterd met een kleiachtige kalk. Ook werd een nieuw paleis gebouwd op de Spring Hill, dat het Hyksospaleis wordt genoemd. 16
Sultan IVb is waarschijnlijk het hoogtepunt van Jericho, ook al werd de stad in deze periode minstens twee keer verwoest. Dit blijkt opnieuw uit Tower A1. Een puinvulling met as is over van de eerste verwoesting, aan het eind van het eerste deel van de Midden-Bronstijd IIB. De tweede verwoesting, een laag ingestorte leemstenen uit het eind van de Midden-Bronstijd IIB, lijkt volgens de archeologen te maken te hebben met het latere hergebruik van dit gebied. De tweede verwoesting is ook teruggevonden in Area E; hier lag een laag kapotgesmeten leemstenen aan de voet van het CSS, van wat ooit het bovenste deel daarvan was. 17 Hierin lag een kleifiguur van een brullende leeuwen. 16
Het restant van de eerste verwoesting van Sultan IVb is een laag van 60 centimeter as en houtskool, op de binnenplaats ten westen van Tower A1. Dit was een grote verwoesting, mogelijk veroorzaakt door een heftige aardbeving. Dit kan de reden zijn dat aan de noordkant van Tower A1 muur W.22 werd toegevoegd. De tweede verwoesting van Sultan IVb bestond in Area A uit verbrande en gevallen bakstenen, as, houtskool en menselijke resten in Tower A1, en doet denken dat dit gebied door een vijand verwoest werd. 18 In de open ruimte ten westen van Tower A1 is de eerste verwoesting gevonden als een laag puin met as. Daar bovenop lag een hoop ingestorte bakstenen. Deze hoorden mogelijk uit dezelfde gebeurtenis, maar het is ook mogelijk dat dit een tweede verwoesting was. 12
In Area E, aan de zuidwestelijke voet van de tell, lag een verwoestingslaag van 7-10 meter breed, met grote hoeveelheden as, houtskool en verkoolde balken. Hierboven lag een rij grote stenen om ingestorte leemstenen en puinvullingen tegen te houden. Dit lag aan een straat parallel aan de stenen muur en hoorde bij een later hergebruik daarvan aan het eind van de Midden-Bronstijd IIB. 19 Deze verwoesting zal dus horen bij de eerste, aan het eind van het eerste deel van de Midden-Bronstijd IIB.
Sultan IVc
Tijdens de bouw van Sultan IVc veranderde de stad. Ze werd kleiner, en een deel van de zuidelijke benedenstad werd gesloopt, om te hergebruiken voor een monumentale puinwal. De verdedigingswerken in het zuidelijke deel, onder andere Tower A1, werden niet meer gebruikt. De nieuwe puinwal werd ondersteund door de grote stenen Cyclopean Wall W.4, opgebouwd aan de voet van de tell, met een serie driehoekige ondersteuningsmuren. De Cyclopean Wall is het best bewaarde verdedigingswerk van Jericho uit de Midden-Bronstijd en is gebouwd om de tell, die niets anders is dan een grote massa aarde en op elkaar gebouwde nederzettingen, bij elkaar te houden. Deze muur bestaat onder andere uit een funderingssleuf van 80 centimeter breed, gevuld met onder andere grote kalkstenen keien en aarde. Deze fundering werd op zijn plek gehouden door een andere muur, van 5-8 meter hoog. De bovenkant van dit alles werd afgedekt met een leemstenen muur, dus de Cyclopean Wall was niet zichtbaar. Deze muur liep ook om de bron, ‘Ain es-Sultan, heen. Ondanks een uitgebreide beschrijving van deze verdedigingswerken ontbreekt elke vermelding van huizen of andere gebouwen er recht bovenop. 20
Ondanks alle moeite die in de verdediging werd gestoken, werd Sultan IVc verwoest. De schade is vooral duidelijk in het Hyksospaleis, in wat de “Palace Store-Rooms” worden genoemd, want die waren bedekt door een dikke laag as. De ruimtes toonden verschillende sporen van een vuurzee. Degene die dit deed kon niet worden geïdentificeerd, maar de bouw van de grote versterkingen doet denken dat er een dreiging aankwam. 21 Eén theorie is dat dit het werk was van Ahmose I (1290-1265); een koninklijk zegel met zijn naam is gevonden in de necropolis van Jericho, in een tombe uit de Late Bronstijd I. Het kan daarentegen ook werk zijn van Thutmose III (1229-1175). Helaas blijft dit alleen bij theorie. 22
Jericho na de Midden-Bronstijd
Eerder werd gedacht dat Jericho verlaten werd na de Midden-Bronstijd, 5 maar latere opgravingen leerden dat dat niet klopt. Wel woonden er tijdens de Late Bronstijd veel minder mensen. Boven op de Cyclopean Wall werd een leemstenen muur gebouwd. Het paleis veranderde in een woning, dat het “Middle Building” wordt genoemd. Er is geen bewijs dat de tempel in bedrijf bleef. Uit deze periode komen twee zegelringen van Amenhotep III (1142-1105). Jericho wordt niet in de Amarnabrieven vermeld, maar uit de Late Bronstijd IIA komt een kleitablet. In de Late Bronstijd IIB werd gewoond op de oostelijke kant van de Spring Hill, en het Middle Building lijkt nog in gebruik. Ook werd er gewoond op de zuidelijke en oostelijke flanken van de tell en het noordwesten. 23
Voor de identificatie van de nieuwe muren die in Achabs tijd werden gebouwd, met de muren uit de IJzertijd IIA, zie hier.
Bijbel en archeologie
Na de verbranding van Jericho in 1406 werd de stad nog minstens 103 jaar bewoond, en al die tijd was het een versterkte stad, aan het eind van die 103 jaar met een paleis. Het betekent dat Jozua’s Jericho niet Sultan IVc kan zijn, want daarna was Jericho nog maar klein. Er is nog twee reden om Sultan IVc af te wijzen, en de eerste is dat in de uitgebreide beschrijving van haar verdedigingsmuren elke vermelding van gebouwen òp de muur ontbreekt. De tweede reden is dat aan het eind van de Midden-Bronstijd werden in de zuidelijke Levant veel archeologische sites verwoest en verlaten 24. In de jaren na de dood van Jozua worden nog genoeg steden genoemd: Jeruzalem en 70 koningen die ongetwijfeld in steden heesrten (Richt 1:5-7), Zefath die Horma gedoopt werd (vers 17), Gaza, Askelon en Ekron (vers 18) en Bethel (vers 23). Hebron (vers 10) en Debir (vers 11) worden geen steden genoemd, maar ze waren belangrijk genoeg om vermeld te worden. Beth-Sean, Taänach, Dor, Jibleam en Megiddo hadden bijbehorende plaatsen (vers 27) en zullen ook steden zijn geweest.
In de standaardchronologie bestond Sultan IVc voor ongeveer 100 jaar (1650-1550). 25 Mijn chronologie is korter en dan komt ook de verwoesting die het eind van Sultan IVb betekende, niet in aanmerking. Huizen op de muren van Jericho worden alleen vermeld voor Sultan IVb, zodat dit de meest logische bewoningsfase is waarin Jozua leefde. Omdat daarom de hele periode van Sultan IVa afvalt blijft alleen de verwoesting ongeveer halverwege Sultan IVb over. Dit gebeurde aan het eind van de eerste helft van de Midden-Bronstijd IIB. Een identificatie van Jozua’s Jericho met het oudste deel van Sultan IVb betekent dat Sultan IVa hoogstens in de tijd van de exodus past, en het jongere deel van Sultan IVb direct na de veroveringen.
Tijdens de exodus was er direct contact tussen Egypte en Kanaän; de Kanaäniten hoorden meteen wat er gebeurd was (Ex 15:15). Volgens Rachab hadden de inwoners van Jericho gehoord dat God het water van de Schelfzee had doen opdrogen, toen de Israëlieten uit Egypte gingen (Joz 2:10).
- Onder het Hyksospaleis uit Sultan IVb en IVc lag een jonge dame begraven, van 12-14 jaar, samen met haar dienstmeid. Het aardewerk uit hun tombe past bij het eind van de Midden-Bronstijd IIA, rond 1800. De dame droeg onder andere een scarabee met hiërogliefen, ‘dj-mr, de Egyptische titel “administrateur (van een provincie)”, en twee hiërogliefen die samen rwha vormen. Rwha kan de Egyptische schrijfwijze zijn van Jericho, zoals Jeruzalem geschreven werd als rwušlmm; in beide mist de eerste medeklinker. De administrateur van Ruha had dan duidelijke connecties met Egypte. 26 Ook is in Jericho een scarabee gevonden van farao Hotepibre (Qemau Siharnedjheritef, -ca.1435). Bijna precies dezelfde bronzen gordel die archeoloog Kenyon vond in tombe J3 vond, is ook gevonden in Avaris, in de oostelijke Delta. 27
Een identificatie van het oudste deel van Sultan IVb met Jozua’s Jericho betekent dat deze jonge dame tussen 1500-1440 leefde.
Rachab woonde in een huis op de muur van Jericho, en had een venster aan de buitenkant van de stad (Joz 2:15).
- Sultan IVb had een enorme muur, waar bovenop gebouwen stonden; zie boven. Zie onder voor een foto van de ruïnes van deze gebouwen.
Na de verovering en verbranding bleef Jericho een stad, en werd er gewoond door de Israëlieten. Ook had volgens Josephus Eglon hier 100 jaar later zijn paleis.
- De rest van de Midden-Bronstijd IIB bleef Jericho bewoond. Na een tweede en laatste verwoesting van Sultan IVb, waarvoor zie onder, werd Sultan IVc gebouwd en bewoond. Samen is dit genoeg voor de 103+ jaar die Jericho bewoond bleef na Jozua’s verbranding.
Het Hyksospaleis uit Sultan IVb werd verbouwd aan het begin van Sultan IVc en bleef staan tot het eind van de stad. 29
De eerste verwoesting van Sultan IVb
De muur stortte naar buiten de stad toe in en de Israëlieten konden eroverheen klimmen, de stad in (Joz 6:5, 20). De Israëlieten trokken “ieder recht voorzich uit” de stad in (vers 20). “De stad verbrandden zij met vuur, met alles wat daarin was. Alleen het zilver en het goud en de koperen en ijzeren voorwerpen legden zij bij de schat van het huis van de HEERE.” (Joz 6:24) De stad hoeft niet volledig verbrand te zijn. Volgens Josephus verbrandden de Israëlieten de stad en het land, en de delen van de stad die ontsnapt waren aan het vuur gooiden ze om. 30
Het is mogelijk dat Jericho verwoest werd door een aardbeving, precies op het moment dat de bazuinen klonken en het volk juichte. De muur waar huizen zoals die van Rachab op stonden, was gemaakt van leemsteen. Deze werd niet ondersteund en kon makkelijk vallen bij een grote aardbeving. 31 Sommige aardbevingen kunnen gehoord worden voor de beving komt. 32 Over een aardbeving staat niks in de Bijbel. Het was God die de Israëlieten de stad gaf (Joz 6:5); Jericho viel door hun geloof (Hebr 11:30). Toch kan God daar een aardbeving voor hebben gebruikt.
De eerste verwoesting van Sultan IVb is zoals hierboven staat teruggevonden in Tower A1, in de vorm van 60 centimeter as en houtskool. Dit was een grote verwoesting, volgens de archeologen mogelijk veroorzaakt door een aardbeving; dat is dan de reden dat aan de noordkant van Tower A1 muur W.22 werd toegevoegd. Boven op de laag puin met as lag een hoop ingestorte bakstenen. Deze hoorden mogelijk bij dezelfde gebeurtenis. Ook in Area E lagen grote hoeveelheden as, houtskool en verkoolde balken, met ingestorte leemstenen.
De muren van Jericho stortten regelmatig in, helemaal of gedeeltelijk, en werden dan alleen op de ingestorte plaatsen herbouwd. Een deel daarvan kan veroorzaakt zijn door erosie; in de Steentijd en de Vroege Bronstijd werd gebouwd met leemsteen, wat vergaat in nat weer, en muren die daarmee gebouwd worden vragen constant onderhoud. Als water eronder blijft hangen wordt de basis van die muur ondermijnd; als de muren niet werden onderhouden stortte de ondermijnde plek na een paar jaar in. Aardbevingen zijn een andere oorzaak. Grote aardbevingen komen ongeveer vier keer per eeuw voor in de Jordaanvallei, en vroeger waarschijnlijk vaker. Op de laag puin die dan ontstond werd een nieuwe muur gebouwd. In geen van de door Kathleen Kenyon opgegraven gebieden is er bewijs gevonden dat de muren instortten door geweld van een vijand. Wel zijn ze hier en daar verbrand, bijna zeker het werk van een vijand, zoals de laatste stadsmuur uit de Vroege Bronstijd. 33
Jericho’s muren waren naar buiten toe ingestort en de Israëlieten klommen eroverheen de stad in. Een aardbeving is een passende oorzaak, want bij aardbevingen vielen de muren naar buiten toe 34. De tell van Jericho is schuin (zie de foto hieronder) en als er genoeg muur valt vormen de stenen een trap waarover je de stad binnen kan lopen.
Het eind van Sultan IVb
De tweede verwoesting van Sultan IVb verdient een uitleg. Deze vond met bovenstaande chronologie namelijk plaats in de periode dat de Israëlieten daar al woonden.
De tweede verwoesting van Sultan IVb leek volgens de archeologen veroorzaakt te zijn toen het gebied opnieuw gebruikt werd, 17 en werd dan niet door mensen veroorzaakt. Daarentegen komen er ook menselijke resten uit Tower A1, uit deze verwoesting; zie boven.
Het is daarom mogelijk dat deze verwoesting veroorzaakt werd door Cusjan Risjataïm, de eerste onderdrukker van Israël (1369-1361). De Bijbel heeft weinig details over hem, maar volgens Josephus belegerde hij de Israëlieten 36. Cusjan Risjataïm was koning van Aram (Syrië) en als dit klopt, werd Sultan IVc met de Cyclopean Wall tijdens zijn bewind gebouwd. Het is dan geen toeval dat Cyclopean Walls zowel in het huidige Israël (onder andere Akko en Gerisa) als in Syrië zijn gevonden (Ebla en Qatna) 37. Klopt deze connectie, dan kan het einde van de Midden-Bronstijd IIB omstreeks 1360 geplaatst worden.
Conclusie
Meestal wordt gezegd dat Jericho verlaten werd nadat de stad in 1406 verbrandde, maar uit de Bijbel is te concluderen dat de stad nog minstens 103 jaar bewoond bleef. Dat maakt het onmogelijk dat de stad uit 1406 geïdentificeerd kan worden met Sultan IVc, zoals meestal gedaan wordt. Een logischere conclusie, die past in een op meer punten gebaseerde datering van Jozua, is dat de eerste verbranding van Sultan IVb het werk van de Israëlieten was.
De verdere archeologische geschiedenis van Jericho past bij die conclusie. Het eerdere Sultan IVa had duidelijke connecties met Egypte, net als in Rachabs woorden, de stad was nog minstens een eeuw lang goed versterkt en belangrijk, toen de stam Benjamin daar woonde en Eglon de stad veroverde, wordt onbelangrijk in de periode dat Jericho niet in de Bijbel vermeld wordt en weer een stad in het eerste deel van de IJzertijd IIA, ofwel rond de tijd van Achab, toen Hiël Jericho opbouwde.
laatste wijzigingen:
29 juni 2024: Rachabs huis op de muur al vanaf het begin van de post belangrijk gemaakt voor de datering, zodat Jozua echt alleen op grond van zijn beschrijving van Jericho in de Midden-Bronstijd IIB te plaatsen is
30 juni 2024: het Jericho uit Achabs tijd in de post over Achab gezet
- Unknown author, Public Domain[↩]
- Jericho, Tell es-Sultan, in The New Encyclopedia of Archaeological Excavations in the Holy Land, Volume 2, p. 674[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 5.4.1-3[↩]
- Jericho, Tell es-Sultan, op. cit., p. 674[↩]
- Jericho, Tell es-Sultan, op. cit., p. 680[↩][↩]
- Tamar Hayardeni (Tamarah), CC BY 3.0,[↩]
- Chiara Fiaccavento en Elisabetta Gallo, Protecting the People: The Fortification Systems of Middle Bronze Age Jericho in Light of the Italian-Palestinian Excavations, in Digging Up Jericho (2020), p. 231, 233[↩]
- The eighth season (2012) of archaeological activities at Tell es-Sultan/ancient Jericho, by Rome “La Sapienza” University and the Palestinian MOTA-DACH[↩]
- Fiaccavento en Gallo, op. cit., p. 233[↩]
- Fiaccavento en Gallo, op. cit., p. 234-236[↩]
- Lorenzo Nigro – Hamdan Taha, TELL ES-SULTAN/JERICHO – ARIHA (Palestinian National Authority) Preliminary Report on the 6h Season of Archaeological Investigations and Restaurations at Tell es-Sultan/Jericho bij Rome “La Sapienza” University and the Palestinian MOTA-DACH – March 2010[↩]
- Lorenzo Nigro – Hamdan Taha, TELL ES-SULTAN/JERICHO – ARIHA (Palestinian National Authority) Preliminary Report on the 7th Season of Archaeological Investigations and Restorations at Tell es-Sultan/Jericho by Rome “La Sapienza” University and the Palestinian MOTA-DACH – March 2011[↩][↩]
- Lorenzo Nigro, The Italian-Palestinian Expedition to Tell es-Sultan, Ancient Jericho (1997-2015): Archaeology and Valorisation of Material and Immaterial Heritage, in Digging Up Jericho (2020), p. 196[↩]
- Deror_avi, CC BY-SA 3.0[↩]
- Fiaccavento en Gallo, op. cit., p. 236-237[↩]
- Nigro (2020), op. cit., p. 197[↩][↩]
- Fiaccavento en Gallo, op. cit., p. 238[↩][↩]
- The ninth season (2013) of archaeological activities at Tell es-Sultan/ancient Jericho, by Rome “La Sapienza” University and the Palestinian MOTA-DACH[↩]
- TELL ES-SULTAN/JERICHO – ARIHA (Palestinian National Authority), Preliminary Report on the 5th Season of Archaeological Investigations and Restorations at Tell es-Sultan/Jericho by Rome “La Sapienza” University and the Palestinian MOTA-DACH – March-April 2009[↩]
- Fiaccavento en Gallo, op. cit., p. 240-241[↩]
- Fiaccavento en Gallo, op. cit., p. 241[↩]
- Nigro (2020), op. cit., p. 201-202[↩]
- Nigro (2020), op. cit., p. 202, 204[↩]
- Hendrik J. Bruins en Johannes van der Plicht, Tell es-Sultan (Jericho): Radiocarbon Results of Short-Lived Cereal and Multiyear Charcoal Samples from the End of the Middle Bronze Age, in Radiocarbon 37(02) (1995), p. 213[↩]
- Results of the Italian-Palestinian Expedition to Tell es-Sultan: at the Dawn of Urbanization in Palestine, Season 1997-2000[↩]
- Nigro (2020), op. cit., p. 199-201[↩]
- Nigro (2020), op. cit., p. 201[↩]
- Sivertsen (2009), p. 96. Ze maakt niet duidelijk uit welk deel van de Midden-Bronstijd deze muren komen, maar omdat huizen niet vermeld werden op de muren van Sultan IVc en IVa, zal het gana om de huizen op de muur van Sultan IVb.[↩]
- Nigro (2020), op. cit., p. 198[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 5.1.7-8[↩]
- Sivertsen (2009), p. 97[↩]
- Sivertsen (2009), 100-101[↩]
- Kathleen M. Kenyon, Diggin up Jericho : the results of the Jericho excavations, 1952-1956 (1957), p. 173–p. 177[↩]
- Kathleen M. Kenyon, Diggin up Jericho : the results of the Jericho excavations, 1952-1956 (1957), p. 179[↩]
- James Emery, CC BY 2.0[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 5.3.2[↩]
- Fiaccavento en Gallo, op. cit., p. 240[↩]