De zigurrat van Dur-Kurigalzu, een stad die door Kurigalzu I (voor 1142-1123) werd gesticht 1
Inleiding
De Kassieten namen Babylon over van de dynastie van Hammurabi (1542/33-1253). Dat bleek een succes; ze heersten meer dan 300 jaar over Babylon. Ondanks dat is er veel onbekend. Van hun taal of talen is maar weinig woorden bewaard gebleven; ze schreven in het Akkadisch, de taal van Babylon. Duizenden kleitabletten komen uit deze periode, maar er zijn er slechts weinig gepubliceerd. Van hun eerste 300 jaar is maar weinig bekend en sommige details komen alleen uit (veel) latere bronnen.
De groep die tegenwoordig Kassieten wordt genoemd, was waarschijnlijk een mengelmoes van drie immigratiegolven. De eerste, waarschijnlijk kleine, groep werd door de Babyloniërs Kaššû genoemd, en arriveerde ergens voor jaar 9 van Samsu-iluna (1394). Zij werden huurlingen in het Babylonische leger. De term Kaššû werd uiteindelijk voor elke soldaat van buitenlandse afkomst gebruikt, en kwam zo terecht bij de dynastie die na de val van Samsu-iluna’s dynastie over Babylon heerste. De tweede groep, de Bimatû, komt voor het eerst voor in de tijd van Abi-eshuh (1364-1337). Zij vestigde zich als soldaten aan de rand van het Babylonische rijk en werden uiteindelijk ook Kassieten genoemd. De derde groep, de grootste groep, was de Samḫarû, en wordt voor het eerst genoemd in de tijd van Ammi-saduqa (1299-1279). Zij werden gedwongen om zich ten oosten van de Tigris te vestigen. Een deel daarvan woonde in oostelijk Syrië. Deze groep nam uiteindelijk de macht over in Babylon. 2
Samḫarû werd waarschijnlijk een naam voor het Kassitische koninkrijk. Hier is onder andere de Bijbelse naam Sinear voor Mesopotamië van afgeleid. 3
Chronologie
De regeringslengtes van de dynastie komen van Babylonian King List A, aangevuld met informatie uit andere bronnen. King List A heeft alleen een lang hiaat tussen Urzigurumash en Kurigzalzu II. Een paar koningsnamen, of in ieder geval fragmenten daarvan, zijn bewaard gebleven op de Synchronic King List, een lange lijst die de koningen van zowel Assyrië als Babylon naast elkaar zet. Maar ook deze lijst heeft een hiaat na Burna-Buriash (I). Veel namen tot aan Kara-indash zijn daarom een onderwerp van discussie.
De Synchronic King List is de reconstructie van Chen Fei. 4 De synchronisaties tussen de Assyrische en Babylonische koningen kloppen niet altijd.
De onderstaande precieze jaartallen worden later misschien nog iets veranderd. Ze zijn namelijk berekend met dank aan de enige precieze connectie met de Assyrische chronologie, de gevangenneming van Kashtiliashu IV van Babylon door Tukulti-Ninurta I van Assyrië. In Assyrië kreeg elk jaar een naam. Omdat uit Tukulti-Ninurta’s tijd geen lijsten met jaarnamen bewaard zijn gebleven is de chronologie afhankelijk van moderne reconstructies, en zoals dat gaat zijn de meningen verdeeld. Het kan daarom zijn dat, als er ooit meer informatie boven water komt, een of meerdere jaarnamen verschoven moeten worden. De jaartallen van de rest van de Kassitische dynastie veranderen dan mee. Maar het verschil lijkt me dankzij Tukulti-Ninurta’s Bijbelse datering niet heel groot, hoogstens een paar jaar.
Tukulti-Ninurta I
De Kassitische dynastie kan ongeveer worden gedateerd dankzij de vele connecties met Assyrië en een aantal connecties met Egypte. Het belangrijkste voor een tot op het jaar precieze chronologie is de ontdekking in welk Assyrisch jaar Kashtiliashu IV, de koning van Babylon, gevangen werd genomen door Tukulti-Ninurta I, de koning van Assyrië. Dat is een interessante puzzel.
De eerste bron zijn Assyrische kleitabletten waar details over oorlogen in Babylon worden vermeld. Deze zijn gedateerd op verschillende jaarnamen, en een van de punten waarop de meningen verdeeld blijven is de jaren 13-16. De namen zijn bekend, alleen niet de precieze volgorde. Eén kleitablet noemt drie opeenvolgende jaren, Etel-pī-Aššur, Uṣur-namkūr-šarri en Aššur-bēl-ilāni, wat betekent dat het jaar Ellil-nādin-apli voor of na deze drie kwam. 5 Vanaf het jaar Etel-pī-Aššur worden af en toe dingen genoemd die met Babylonië te maken hebben. De oorlog kan eerder zijn begonnen, maar daar hebben we geen informatie over. 6
- In jaar 13 of 14, Etel-pī-Aššur, zaten in Tukulti-Ninurta’s hoofdstad Kār-Tukultī-Ninurta Babylonische gevangenen en hongerige Assyrische troepen, die uit Babylonië terugkeerden van een oorlog; deze kleitabletten zijn gedateerd tussen de maanden ša-kēnāte (maand IX) en ḫibur (maand XII). Een ander document vermeldt een Assyrische campagne naar Suḫu, een grenspost van Babylon. Werd Kashtiliashu gevangen genomen in dit jaar, zoals meestal wordt gedacht, dan was dat waarschijnlijk in de eerste helft van het jaar. 7
- Jaar 13 of 16 heet Ellil-nādin-apli. Twee kleitabletten, gedateerd op de maand muḫur-ilāni (maand X) in dit jaar, vermelden dat de koning (van Assyrië) terug was gekomen van een oorlog naar het land Ḫalmān. Dit ligt aan de westelijke grens van het Zagrosgebergte, zo’n 125 kilometer ten zuidoosten van Lubdu (waarvoor zie onder). 8 Ḫalman was een Kassitische provincie. 9
- Jaar 17 heet Aššur-zēra-iddina, en in dat jaar had was Babylon in Assyrische handen. Van kleitablet KAJ 106, gedateerd op 1 ṣippu (maand I): “on the day the king brought back tribute-boats (or: many boats) from the Sea” (in het zuiden van Babylonië). Van een ander kleitablet, gedateerd 10 [kalmar]tu (maand III): “when the king went up to Babylon to perform (the festival of the month) Nisannu (de Babylonische maand I) (and) brought with him a large quantity of deportees”. 10
Op 8 kalmartu (maand III) wordt gesproken over “the captured small livestock of Babylonia”, maar maakt niet duidelijk wanneer de dieren gevangen waren genomen. 11
Van KAJ 103, gedateerd 1 kuzallu (maand V): “the captive Kassites from Babylonia, from two campaigns.” Waarschijnlijk was tussen 1 ṣippu en 1 kuzallu een tweede groep gevangenen naar Assur gebracht, en daar samengevoegd met een andere groep. 12 - Jaar 18 heet Ina-Aššur-šumī-aṣbat. In de maanden sîn en kuzallu (IV en V) was een Assyrisch garnizoen gelegerd in Lubdu, dat belegerd werd door een vijand. Lubdu lag bij het huidige Dāqūq (Ṭāwūq), in het noordoosten van Irak, tussen de Tigris en het Zagrosgebergte in. Dit zal op de een of andere manier te maken hebben met Kadashman-Harbe II, de tweede kortregerende opvolger van Kashtiliashu IV. Hij had hier volgens brief RS 94.2474 uit Ugarit namelijk zijn machtsbasis: “Now, Kadašma(n)-Ḫarbe, whom they installed as the king, went down to Babylon, Sippar and Šadulna, held a discussion with them, and returned back to Lubda (Lubdu). The Assyrians who were staying in Babylonia [dep]arted to Assyria.” 13
- Jaar 20 heet Abī-ilī de zoon van Katiri, en in dit jaar voerde Assyrië oorlog in Babylon. Kleitablet MARV 4, 34, gedateerd op 6 bēlat-ekalle (maand VII) in dit jaar, vemeldt de levering van rantsoenen aan een groep werklui, “who built the fleet for the soldiers, as šappara-vessels for bringing barley from the campaign to Karduniaš (Babylonia)”. 14
Het einde van Kashtiliashu’s regering wordt vaak geplaatst in Etel-pî-Aššur, jaar 13 of 14. Maar daar is een belangrijk argument tegen. Dat is een tekst van Tukulti-Ninurta, gedateerd op allanatu (maand VI) in het jaar Aššur-bēl-ilāni, ofwel jaar 15 of 16. Hij vertelt hoe hij een vervallen tempel had hersteld, en de openingsregels worden gebruikt om zijn oorlogen tot dat moment samen te vatten. De overwinning op Kashtiliashu wordt hier genegeerd. 15 Een logische conclusie is dat Kashtiliashu toen nog niet verslagen was. 16 Kashtuliashu werd hoe dan ook gevangen genomen voor het jaar Ina-Aššur-šumī-aṣbat, ofwel jaar 18. In een koninklijke tekst uit ṣippu (maand I) in dat jaar staat over Tukulti-Ninurta namelijk onder andere: “(the one who) captured Kaštiliašu, king of the Kassites”. 17 Het was dus op zijn vroegst jaar 15/16 en uiterlijk jaar 17.
Het Tukulti-Ninuta Epic
Het enige bewaard gebleven overzicht van de oorlog is het Tukulti-Ninurta Epic. Dit is geen geschiedschrijving, maar een groots verhaal dat bedoeld was om Tukulti-Ninurta op te hemelen.
Kashtiliashu begint de oolog door de Assyrische grenzen aan te vallen. Assyrië reageert met andere aanvallen, en uiteindelijk breekt de oorlog uit. Kashtiliashu ontwijkt een veldslag door zich steeds verder terug te trekken, en Tukulti-Ninurta neemt stad voor stad in. “I dwell (now) in your land (and [possess] (your) most impo[rtant] cult center […] I plundered all the cities that you had …” Kashtiliashu trekt zich terug op afgelegen plaatsen, waar water hem verdedigde, tijdens de lentevloed. Twee veldslagen volgen, waarschijnlijk aan het eind van de oorlog. De eerste wordt groots gewonnen door de Assyriërs, de tweede leidt tot de gevangenneming van Kashtiliashu. 18 Het Epic eindigt met de plundering van Babylon en het nemen van krijgsgevangenen. 19
Dit is in te puzzelen bij de minieme aanwijzingen uit de kleitabletten:
- Het begon met grensconflicten: in Etel-pī-Aššur (jaar 13 of 14) voerde Assyrië oorlog in Suḫu, een Babylonische grenspost. Ook arriveerden Babylonische gevangenen in Assyrië.
- Het eindigde met plundering: in Aššur-zēra-iddina (jaar 17) had Tukulti-Ninurta ook het zuiden van Babylonië in handen, en bracht vee en grote groepen gevangenen uit Babylonië naar Assyrië.
Het jaar waarin Tukulti-Ninurta koning werd (van Babylon) wordt vermeld in Nippur, op dag 7 van de Babylonische maand XII. 20 Dit is ongeveer maart-april, ofwel rond het begin van de lente, het seizoen dat genoemd wordt in het Epic. (Volgens de chatbot van Mistral AI is het mogelijk dat de Eufraat al overstroomt in maart, door vroege regens.) Ook was dit het laatste jaar van Kashtiliashu. Ik dateer zijn gevangenneming daarom in dezelfde maand. En omdat meteen daarna de plunderingen kwamen, en een flinke buit uit Babylonië wordt vermeld in het jaar Aššur-zēra-iddina (jaar 17), koppel ik dit aan elkaar. Aššur-zēra-iddina was begonnen op 11 februari 1001, twee maanden voor de Babylonische nieuwjaarsdag. De Babylonische maand XII liep op dat moment gelijk aan maand II op de Assyrische kalender. Jaar 8 van Kashtiliashu, zijn laatste, begon dan in maart-april 1002.
Hier past een andere aanwijzing bij. Volgens Chronicle P stelde Tukulti-Ninurta zijn gouverneurs aan in Karduniash (Babylonië) en beheerste het land 7 jaar. Volgens King List A werd Kashtliashu opgevolgd door Enlil-nadin-shumi voor 1 jaar en 6 maand, en hij door Kadashman-Harbe (II), die ook 1 jaar en 6 maand regeerde. Berekend kan worden dat Enlil-nadun-shumi in de Babylonische maand I werd gekroond, dat logischerwijs binnen het Assyrische jaar Aššur-zēra-iddina viel. Volgens Chronicle P werd hij afgezet tijdens een inval van Elam. Kadashman-Harbe II volgde hem op in de Babylonische maand VII, in het Assyrische jaar Ina-Aššur-šumī-aṣbat (jaar 18). Zoals gezegd had hij zijn machtsbasis in Lubdu. Slechts kort voor de machtswisseling werd, in de Assyrische maanden IV-V, een Assyrisch garnizoen belegerd in Lubdu. Als zij werden verslagen werd het voor Kadashman-Harbe mogelijk om daar zijn machtsbasis te krijgen.
Het enige dat nog geen uitleg heeft, is de oorlog die Tukulti-Ninurta voerde in Babylon in het jaar Abī-ilī de zoon van Katiri (jaar 20). In dit jaar, in de Babylonische maand I, werd Kadashman-Harbe opgevolgd door Adad-shuma-iddina. Volgens Chronicle P werd Babylonie in de tijd van Adad-shuma-iddina opnieuw aangevallen door Elam. Tukulti-Ninurta’s oorlog kan tegen Elam zijn geweest.
Bevestiging
Een bevestiging van deze datering van Kashtiliahus’s gevangenneming is de datering van Zababa-shuma-iddina, de een-na-laatste Kassitische koning. Hij regeerde 1 jaar en nu kan berekend worden dat dat in 933 was. Zababa-shuma-iddina verloor een oorlog tegen (een) Assur-dan van Assyrië, in hetzelfde gebied waar Assur-dan II (934-912), waarschijnlijk in 933, een oorlog won, van een tegenstander wiens naam weggebroken is. Voor de details, zie Zababa-shuma-iddina.
Gandash
Gandaš
1479-1454 (?)
King List A: 1. 26 (years) (niet 16 21 ) Gandaš
Synchronic King List: Erišu (Erishum III, ca.1331-1319) ditto – Ea-gamil Ga[ndash] ditto
Op kleitablet BM 77438, uit het 1e millennium v.Chr., staat wat een kopie zou zijn van een inscriptie van koning Gaddaš. Het vermeldt de Ekur van Enlil en de verovering van Bà-bà-lam (Babylon). Het is niet duidelijk of het echt is. 22 In de tekst staat dat Gaddaš Babylon veroverde in de tijd van Samsu-ditana (1278-1253). 23 In deze tekst heet Gaddaš “koning van de vier hoeken van de aarde”, “koning van het land Sumer en Akkad” en “koning van Babylon”. 24
Chronologie
Gandash’ datering is gebaseerd op de 576 jaar en 9 maand die King List A heeft als opsomming van de volledige dynastie. Ik heb de 26 jaar aan co-heerschappijen (Kadashman-Turgu 18 jaar en Kadashman-Enlil II 8 jaar) eraf gehaald en de resterende 540 jaar opgeteld bij het eindjaar van de dynastie, 933. (Kudur-Enlils 3-jarige co-heerschappij met Nazi-Maruttash heb ik niet meegerekend, omdat King List A hem slechts 6 jaar geeft in plaats van de 9 die hij regeeerde.) Gandash werd dan koning in 1480 en jaar 1 begon in 1479.
Van Gandash’ eerste drie opvolgers is de regeringsduur bewaard gebleven in de King List A. De vierde opvolger, Abi-Rattash, regeerde dan vanaf 1401. Hij werd opgevolgd door Kashtiliashu II, die waarschijnlijk minder dan een jaar regeerde, Urzigurumash en Hurbah, die waarschijnlijk in 1271 stierf. Als Kashtiliashu II voor de jaartelling te negeren is moet de tussenliggende 130 jaar worden verdeeld onder slechts drie heersers. Het zijn lange regeringen, maar niet onmogelijk.
Het punt waarop het niet meer mogelijk wordt is genealogie. Agum kakrime, die in 1255 regeerde, was de zoon van Urzigurumash (gestorven voor 1271), de zoon van Abi-Rattash, de zoon van Kashtiliashu I (1431-1410), de zoon van Agum de Grote (1453-1432), de zoon van Gandash (1479-1454). Ook als Agum kakrime 80 jaar was in 1255 en dus geboren in 1335, en Gandash geboren werd in 1500, is dat nog steeds 165 jaar voor 5 generaties om op te groeien, ofwel 33 jaar per generatie. Ook als je bedenkt dat Abi-Rattash en Urzigurumash een broer opvolgden is het erg hoog voor een belangrijk ambt als het koningschap.
Op dit moment ontbreken de gegevens om de eerste Kassitische koningen anders te kunnen dateren.
Agum I
Agum maḫru (de Eerste), Agum rabû (de Grote)
1453-1432 (?)
King List A: 2. 22 (years) Agum the first, his son
Synchronic King List: Šamši-Adad (II, ca.1318-1313) ditto – [Agum] (I) the first (?) his [son] (?) ditto
Kashtiliashu I
Kaštiliašu I
1431-1410 (?)
King List A: 3. 22 (years) K[a]š[t]iliaši
Synchronic King List: ditto ditto (Samsi-Adad II) – Kaštil[a]šu (I) ditto
Volgens een orakel over Hammurabi’s oorlog tegen Kazallu streden Kassitische soldaten en strijdwagens aan de kant van Hammurabi (1445-1403). Maar de tekst is alleen bekend uit het 1e millennium en de term Kassitisch kan later zijn toegevoegd. 25
Ushshi
[Uš]ši
1409-1402 (?)
King List A: 4. 8 (years) …ši, his son
Volgens Brinkman kan het getal op de King List A zowel 6 als 8 zijn. Het eerste symbool van de naam is onduidelijk, het heeft de vorm van DU of UŠ. Het wordt weleens vertaald als Ušši. 26 ANET heeft 8 jaar voor Ushshi, zonder vraagteken. 27
Hij wordt niet vermeld in de Synchronic King List, die in plaats daarvan na Abi-Rattash een verder onbekende Kashtiliashu heeft.
Abi-Rattash
Abi-Rattaš
1401- (?)
King List A: 5. [N] (years) Abi-Rattaš
Synchronic King List: ditto ditto (Samsi-Adad II) – Abi-R[a]taš ditto
De Kassieten worden voor het eerst vermeld in jaarnaam 9 van Samsu-iluna (1394): “year (in which) Samsu-iluna ripped out the foundations of the Kassite army at Kikalla”, een gebeurtenis eerder uit dat jaar of uit het vorige jaar. Eerdere jaarnamen van Samsu-iluna spreken over vrede, jaarnamen 10-14 gaan over vele opstanden. 28 Een jaarnaam van Rim-Sin II (1395-1389) van Larsa beschrijft de Kassieten als “evil enemies from a barbarous country, who could not be driven back to the mountains”. 29 In jaar 30 van Samsu-iluna (1373) worden “kings of Kassite troops” genoemd. 30
Kashtiliashu II
Kaštiliašu II
Synchronic King List: ditto ditto (Samsi-Adad II) – Kaštil[a]šu (II) ditto
Hij staat alleen in de Synchronic King List. 31 King List A slaat koningen over die minder dan een jaar regeerden; Tukulti-Ninurta en Kadashman-Enlil A, van wie alleen het jaar waarin ze koning werden is gevonden, ontbreken. Ik denk daarom dat Kashtiliashu II minder dan een jaar regeerde.
Urzigurumash
Urzigurumaš
King List A: 6. [N] (years) Urzigurumaš/Tazzigurumaš/Taššigurumaš 32
Synchronic King List: ditto ditto (Samsi-Adad II) – Urzig[ur]umaš ditto
Hurbah
Ḫurbaḫ
-1271
King List A: 7. [N] (years) […]
Vrijwel zijn hele regel is verwoest in King List A, behalve het laatste teken. Volgens Grayson kan het [ŠE]Š zijn, “broer”. 33 Hij was dan de broer van Urzigurumash.
Synchronic King List: ditto ditto (Samsi-Adad II) – Harba-[Šipak] ditto
Volgens Weidner staat hier Ḫar-ba-[ši-p]ak, maar later werd alleen ˹Ḫar˺-ba-˹(x)-x˺ gevonden. 34
Hurbah
Op de Synchronic King List zijn slechts delen van zijn naam en die van zijn opvolger, […]ib[…], bewaard gebleven. Maar ze kunnen worden geïdentificeerd met Hurbah en Shipta’ulzi, twee koningen die vermeld worden in Level III respectievelijk II van Tell Muhammad. Deze ruïne ligt in een buitenwijk van Bagdad en bijna 85 kilometer ten noorden van Babylon. 35 Zijn naam in Tell Muhammad is onzeker; het wordt ook gelezen als Ḫurduzum, Ḫurdu[t]um, Ḫurduṣum en Ḫurduḫ. Volgens Brinkman past de naam Shipta’ulzi niet op de paar leesbare resten van de naam in de Synchronic King List, en hij wijst de identificatie daarom af. 36
Een identificatie met Hurbah en Shipta’ulzi past daarentegen goed bij de reconstructie van dit deel van de Kassitische geschiedenis door Frank van Koppen. En ik ga liever voor iets wat bij bronnen uit hun tijd past, dan bij een onzekere lezing uit een veel latere koningslijst.
Hurbah zorgde voor de goden van Eshnunna en gebruikte de “gewichtssteen van Eshnunna”, wat het waarschijnlijk maakt dat hij in Eshnunna regeerde. In Eshunna is niks over hem bekend, want de laatste bekende archieven uit die stad dateren uit de tijd van Hammurabi (1445-1403). Hij bezat dan een groot deel van de regio rond de rivier de Diyala, die uitmondt in de Tigris. 37 Dat zijn opvolger een goede relatie had met Babylon betekent mogelijk dat Hurbah dat niet had. Hij kan dan de anonieme “vijand uit Ešnunna” zijn die vermeld wordt in de tijd van Samsu-ditana (1278-1253). 38
Shipta-ulzi
Šipta-ulzi
1270-(1265/56)
King List A: [8. NN]
Synchronic King List: ditto ditto (Samsi-Adad II) – Tip[takzi] ditto
Volgens Weidner staat hier Ti-ip-ta-[a]k-zi, maar later werd alleen ˹x-ib-x˺-[(x)]-˹x-x˺ gevonden. 39 Tiptakzi is een mogelijke lezing, maar te onduidelijk om zeker te zijn. 26 Zie Hurbah voor de reden om […]ib[…] te identificeren met Shipta-ulzi, de opvolger van Hurbah.
Onder Shipta-ulzi begonnen de schrijvers van Tell Muhammad hun teksten te dateren volgens een tijdperk. Volgens de jaarnamen die ze ook noemen sponsorde Shipta-ulzi dit tijdperk, en had hij een conflict met een of meerdere zonen van Hurbah. Shipta-ulzi wordt als koning vermeld in de jaren 36-41 van dit tijdperk. In de reconstructie van Frans van Koppen is dit dezelfde tijd als de jaren 10-14 van Samsu-ditana (1269-1265), waarin Babylon plotseling handelscontacten ten oosten van de Tigris had; die ontbreken in de decennia hiervoor. De Babylonische kooplieden hadden toen direct toegang tot de markt van Eshnunna. Na jaar 14 verdwijnen deze contacten weer. Als de reconstructie klopt regeerde Shipta-ulzi vanuit Hurbahs hoofdstad. 38
Datering
De naam van het tijdperk uit Tell Muhammad wordt geschreven als MU X.KAM.MA ša KÁ.DINGIR.RAki uš-bu, wat volgens Van Koppen een jaartelling is vanaf het moment dat een leider en zijn volgelingen bij het Babylonische leger kwamen: “Year x after he (or they) took up residence in Babylon”. Een parallel van de jaarnaam is wa-ši-ib KÁ.DINGIR.RAki, “verblijvend in Babylon”, vermeld in teksten uit de tijd van Abi-eshuh (1364-1337) en Ammi-ditana (1336-1300); het gaat over Kassieten die niet op het platteland of in forten verbleven. Als de jaren 36-41 van dit tijdperk ongeveer gelijk zijn aan de jaren 10-14 van Samsu-ditana (1269-1265), begon het tijdperk ongeveer in de jaren 30-33 van Ammi-ditana (1307-1304). 40 Het wordt ook vertaald als het “38th year after Babylon was resettled”. 41 Doordat Van Koppens vertaling een duidelijke context heeft hou ik het bij zijn vertaling.
De kleitabletten uit Tell Muhammad vermelden een maansverduistering. Het eerste kleitablet, gedateerd op dag 10 van maand V, vermeldt de maansverduistering en de ander is gedateerd op maand I van het 38e jaar in het tijdperk. Op een maankalender is dag 10 onmogelijk voor een eclips, dag 14-15 is wel mogelijk. 42 Zowel Banjevic als Gurzadyan denken kennelijk dat dag 10 geen fout was, maar dat de verduistering op die dag 10 in maand V al voorbij was. Banjevic vindt namelijk de verduistering van 26 mei 1506 een goede kandidaat 43 en Gurzadyan die van 16 mei 1459. 44 (De verschillende jaartallen van Banjevic en Gurzadyan laten zien dat de maansverduistering alleen een goede hulp is als de chronologie al tot op een aantal jaar nauwkeurig bekend is.)
Het Babylonische jaar begon rond maart-april, dus maand V begon rond juli-augustus. Tussen 1270-1264 is de enig mogelijke maansverduistering die van 2 augustus 1268. De maan was toen voor 80% verduisterd. Dit jaar begon dan met het verschijnen van de nieuwe maansikkel van 21 april 1268 en maand V met de nieuwe sikkel van 17 augustus, vlak na de verduistering. Jaar 36-41 van het tijdperk worden dan 1270-1265 en jaar 1 is 1305, ofwel jaar 32 van Ammi-ditana. Zoals in de inleiding staat worden de Samḫarû, de laatste van de drie Kassitische immigratiegolven, voor het eerst vermeld in de tijd van Ammi-saduqa (1299-1279) 45.
Agum II
Agum kakrime
(na 1265/0)-(1255)
King List A: [9. NN]
Synchronic King List: ditto ditto (Samsi-Adad II) – [Agum] (II) ditto
Volgens Weidner staat hier A-gu-[u]m, maar later werd alleen ˹x-x-(x)˺ teruggevonden. 39 Zijn bijnaam kakrime kan een wapen zijn (bliksemstraal). 46
Samsi-Adad II regeerde slechts 6 jaar en het is heel onwaarschijnlijk dat hij een tijdgenoot was van 8 Kassitische koningen. De groep begint met een Agum en eindigt met een Agum, dus het is mogelijk dat een van beide Agums, waarschijnlijk kakrime, inderdaad een tijdgenoot was van Samsi-Adad II. 47 Omdat de datering van Samsi-Adad II in mijn chronologie op dit moment (weer) onduidelijk is, is daar nog niets over te zeggen.
Agum bukāšu
Brief VS 16, 24+150 is een kopie van een rapport van de hoofdadministrateur van Sippar-Yaḫrurum aan zijn heer. Hij schreef onder andere over zijn succes tegen een aanval van een groot vijandig leger dat in de buurt verbleef, en gaf het bericht door dat hij gekregen had van diplomaten uit Aleppo. Deze diplomaten verbleven “in de Huizen van Agum” en de boodschap kwam van Agum bukāšu. 48 De brief is geschreven tijdens of kort voor jaar 19 van Samsu-ditana (1260). In jaar 19 eindigt het archief, na een periode van mogelijk een jaar waarin de communicatie tussen Sippar en Babylon vaak onderbroken werd. 49
bukāšu is de hoogste Kassitische militaire rang. 50 De “Huizen van Agum” waren duidelijk een specifieke plaats. Het is waarschijnlijk de plek waar Agum en zijn Kassieten permanent woonden. Agum en zijn mannen waren in Babylonische militaire dienst. 51
Agum kakrime-inscriptie
De enig bekende tekst van Agum kakrime is onderwerp van veel discussie, want de tekst is alleen uit een laterer kopie bekend. Na uitgebreid onderzoek concludeerde Susanne Paulus dat Agum kakrime en zijn inscriptie in deze specifieke periode van de geschiedenis passen. 52
Agum kakrime was “the son of Uršig[urumaš], descen[dant] of Abī-r[attaš], the war[rior], the youthful man, the son of ˹Kaš˺tiljaš (I), fi[rst]-born heir of Agum (I), the great.” 53 Hij noemt zich onder andere “the foundation of his father’s throne, am I. The king of the Kassites and the Akkadians, the king of the wide land of Babylon, who resettled the land of Ešnunna, the widespread people, the king of the land Padan and (Ḫ)alman, the king of the land of the Gutians, a barbarous people, the king, who subdues the four quarters (of the world), the favored of the great godds, am I.” 54 Het opnieuw bevolken van een land was het traditionele gebaar van verzoening na een oorlog. Hij had het land mogelijk veroverd op Shipta-ulzi. 55
Het belangrijkste deel van de tekst is: “When the great [go]ds ordered [wi]th their pure command the return of Marduk, the lord of Esagil [an]d Babylon, Marduk turned his face towards Babylon, […]. [I prayed] [an]d Marduk [heard] my [pra]yer. I planned, paid attention, and to take Marduk (back) I turned his face towards Babylon. I went to assist Marduk, who loves my reign. I asked the king, Šamaš, (with) the help of the lamb of the diviner and I indeed sent to the far-off land, to the land of the Ḫanaens, and they seized the hands of Marduk and Ṣarpanītu and I returned Marduk and Ṣarpanītu, who love my reign, to the Esagil and to Babylon. I indeed returned them to the temple that Šamaš had established in (response to) the extispicy inquiry.” 56
Dat hij het beeld van Marduk terughaalde wordt vaak gekoppeld aan de “Marduk Prophecy”, waarin staat dat het beeld van Marduk naar het land Hatti was gegaan, waar het 24 jaar bleef voordat het terugkeerde naar Babylon, en de val van Babylon in de handen van Mursili I. Agum haalde het afgodsbeeld dan 24 jaar later terug. Maar omdat hij het beeld niet uit Hatti haalde, maar uit Hana, kan het om een andere gebeurtenis gaan. 46
Dat Agum bukāšu zo kort na de vermelding van Shipta-Ulzi voorkomt is voor Van Koppen de reden om hem te identificeren met Agum kakrime, en het beeld van Marduk dat hij terughaalde met het beeld dat naar Hatti verdween. 49 Ik volg hem daarin. Mursili overwon Babylon in 1279. Als de 24 jaar hierover gaan, regeerde Agum in 1255.
Burna-Buriash I
Burna-Buriaš I
(na 1255)
King List A: [10. NN]
Synchronic King List: [Išme]-Dagan II – Burna-[Buriaš] (I) ditto
Ulam-Buriash (?)
Ulam-Buriaš
mogelijk omstreeks 1230
King List A: [11. NN]
Synchronic King List: [Šamši]-Adad (III) ditto – […]
De Babylonische naam in deze regel van de Synchronic King List is volledig verloren gegaan. 57
ABC 20, Chronicle of Early Kings: “Ea-gamil, king of the Sealand, f[led] to Elam. After he had gone, Ulamburaš, brother of Kaštiliaš, the Kassite, mustered his army and conquered the Sealand. He was master of the land.” 58 Op een zwartgroene steen uit Babylon wordt Ula-Burariaš genoemd, koning van het Sealand, zoon van Burna-Burariaš. 59
Van Burna-Buriash (I) zijn twee zonen bekend, Ulam-Buriash en Kashtiliashu (III). In ABC 20 wordt Ulam-Buriash de broer van Kashtiliashu genoemd, wat doet denken dat Kashtiliashu de oudere broer was. Maar als de onzekere lezing van de Synchronic King List als Kashtiliashu, twee regels onder Burna-Buriash, klopt, is het logischer dat Ulam-Buriash de eerste broer was die regeerde. Kashtiliashu werd dan opgevolgd door zijn zoon, Agum III. 60
Een andere mogelijkheid is dat Ulam-Buriash helemaal geen koning van Babylon was. Hij noemt zichzelf “koning van het Sealand”, regeerde tussen zijn broer en diens zoon in en de Chronicle of Early Kings noemt hem “broer van Kaštiliaš” en een “Kassite”. Hij regeerde dan over het Sealand in de tijd van zijn oudere broer Kaštiliašu. 61 De koning die tussen Agum III en Kashtiliashu III in regeerde is dan onbekend.
Kashtiliashu III
Kaštiliašu III
mogelijk omstreeks 1220
King List A: [12. NN]
Synchronic King List: [Aššur-nārā]rī (I) ditto – [Kaštilašu] (III) ditto
De eerste twee tekens voor de naam van de Kassitische koning lijken “kaš-til”. 57
“I am K[aš]tiliašu, Governor of Enlil, son of Burna-Burariaš, grandson of Agum, the humble, who makes Enlil happy. En[lil], my Lord, requested from me to dig the Sumundar waterway. He … The Land of Yamutbal and its troops he entrusted to me. By order of Enlil, my Lord, I dug the Sumundar waterway with a silver spade. I carried the earth in a silver basket. I established everlasting water for Nippur. This spade and basket I placed in the House of Enlil, my Lord.
Whoever effaces my written name and writes his own name, or destroyes (this object) and uses it for another purpose: May Enlil, my Lord, whose command cannot be changed, curse him with a severe curse. May he present his kingship as a gift to another land. May he command the dispersal of his land and the destruction of his people with his important mouth.” 62
Agum III
mogelijk omstreeks 1200
King List A: [13. NN]
Synchronic King List: [Puzur-Aššu]r (III) ditto – [Ulam-Buriaš] ditto
[Enlil]-nasir (I) ditto – [ditto] dittoi
[Nu]r-ili ditto – [ditto] ditto
[Aššur-šadû]ni ditto – [ditto] ditto
Weidner las hier Ulam-Buriash, Brinkman kon niks leesbaars ontdekken. 63 Als Ulam-Buriash inderdaad voor Kashtiliashu III regeerde, en niet na hem, is dit mogelijk de plek van Agum III, de zoon van Kashtiliashu (III).
Agum III
ABC 20, de Chronicle of Early Kings, eindigt met: “Agum, son of Kaštiliaš, mustered his army and marched to the Sealand. He seized Dūr-Enlil (and) destroyed Egalgašešna, Enlil’s temple in Dūr-Enlil.” 58
In Bahrein zijn verschillende kleitabletten gevonden, en een daarvan is gedateerd op jaar 4 van Agum. Dit is waarschijnlijk Agum III, want Agum I regeerde te vroeg, in de tijd van Agum II was zuidelijk Babylonië nog in handen van de eerste dynastie van het Sealand en Agum III marcheerde naar het Sealand. 64
Relatie met Egypte
Toen Thutmose III in jaar 33 (1197/6) oorlog voerde aan de Eufraat, kreeg hij giften, onder andere “lapis lazuli uit Babylon” van het “hoofd van Sangar”. 65 Het was mogelijk Agum III, die contacten had buiten Babylonië.
Kadashman-Sah
Kadašman-Saḫ
mogelijk omstreeks 1190/80
King List A: [14. NN]
Een of meerdere teksten uit Bahrein is gedateerd op zijn regering. Het is niet duidelijk wie eerder was, Kadashman-Sah of degene die hier als zijn opvolger staat, Ur[..]yash. 66
Ur[..]yash
Ur[..]yaš
mogelijk omstreeks 1180/70
King List A: [15. NN]
Een of meerdere teksten uit Bahrein is gedateerd op zijn regering. Het is niet duidelijk wie eerder was, Ur[..]yash of degene die hier als zijn voorganger staat, Kadashman-Sah. 66 Ur…iaš is waarschijnlijk niet Ulam-Buriash. 61
Kara-indash
Kara-indaš
ca.1150 en eerder
King List A: [16. NN]
Hij bouwde in Uruk, aan de Eanna van Inanna. 67 Vanaf hem is de opvolging redelijk zeker, maar omdat er in de eerste generaties nog niet veel bronnen beschikbaar zijn, mist een precieze chronologie.
Relatie met Egypte
Volgens EA 10, een brief van zijn nakomeling Buna-Buriash II: “[Say t]o [Napḫu]rar[ey]a, the king of [Egypt: T]hus Burra-Buriyaš, the king of Karad[uniaš]. (…) From the time of Karaindaš, since the messengers of your ancestors came regularly to my ancestors, up to the present, they (the ancestors) have been friends.” 68
Kara-indash schreef mogelijk met Amenhotep II (1178-1152). In Amenhoteps tijd worden diplomatieke relaties met een “leider van Sangar” genoemd. 69
Relatie met Assyrië
ABC 21, Synchronic History: “Kara-indaš, king of Kard[uniaš], and Aššur-bēl-nišēšu, king of Assyria, between them made a treaty and took an oath together concerning this very boundary.” 70 Dit is de eerste tekst in de kroniek waarin een koningsnaam bewaard is gebleven. Assur-bel-nishesu regeerde ca.1155-1147, dus Kara-indash regerde ca.1150.
ABC 22, Chronicle P: “[…] king of Karanduniaš and [… king of Assyria] between them made [a treaty] (and) together they fixed the boundary. […] he rebuilt … and restored it.” 71 Dit is het oudst bewaarde deel van de kroniek. Hierna staat Kadashman-Harbe I, dus dit gaat mogelijk over Kara-indash.
Relatie met Babylon I (Hammurabi’s dynastie)
Een datering van Kara-indash aan de hand van Hammurabi’s dynastie loopt via de zegels van het koninkrijk Hana, in het oosten van Syrië.
Sommige vroege Kassitische zegels en zegelindrukken hebben eenzelfde soort presentatiescène als op koninklijke zegels uit Hana. De koning staat daar links, met zijn gezicht naar een staande smekende godin aan de rechterkant. Op de zegels uit beide landen draagt de koning een mantel die tot de vloer reikt en open is aan de voorkant, zodat zijn linkerbeen en kilt zichtbaar zijn. Vooral het zegel van Qiš-Addu, koning van Hana, lijkt bijzonder veel op het zegel van de zoon van Kara-indash in Babyon. In tegenstelling tot Qiš-Addu’s zegel, heeft dat van Kara-indash’ zoon een harpe-zwaard in zijn hand, wat betekent dat zijn zegel waarschijnlijk iets later is gemaakt. 72 Qiš-Addu kan dankzij zijn connectie met Mitanni bijna een eeuw na Samsu-ditana van Babyon (1278-1253) worden geplaatst, 73 ofwel omstreeks 1190-1160. Dit is kort voor de tijd van Kara-indash.
Kadashman-Harbe I
Kadašman-Ḫarbe I
ca.1145
King List A: [17. NN]
Hij wordt verschillende keren genoemd, onder andere als vader van Kurigalzu (I). 74 Zijn datering is gebaseerd op de datering van Kara-indash ca.1150, en Kurigalzu I voor 1142.
Kurigalzu I
(voor 1142)-1123
King List A: [18. NN]
Er waren twee koningen die Kurigalzu heetten, en als hun vaders naam er niet bij wordt vermeld is vaak niet duidelijk wie er wordt bedoeld. De eerdere was de zoon van Kadashman-Harbe (I), de latere de zoon van Burna-Buriash (II). 75
Kurigalzu I herbouwde vele van de grote steden in het zuiden van Mesopotamië, die verlaten lagen sinds de tijd van Samsu-iluna (1402-1365). Een tekort aan water, doordat de Euraat van plek veranderde, was waarschijnlijk de reden voor deze verlating. De oplossing was het graven van kanalen van de Eufraat naar het westen toe. Kurigalzu’s voorgangers waren daar al mee bezig. Steden werden naar hen genoemd, Dūr-Agum en Kār-Kaštilijašu. 76
Relatie met Egypte
Zijn zoon, Kadashman-Enlil I, schreef brieven aan Nebmaatre, ofwel Amenhotep III (1142-1105) van Egypte. Uit EA 1, geschreven door Nibmuarea, blijkt dat de niet bij naam genoemde vader van Kadashman-Enlil met Nibmuarea schreef en hem een dochter ten huwelijk gaf. In deze brief wordt ook Nibmuarea’s vader genoemd. 77 Kurigalzu schreef dus ook met Thutmose IV (1152-1142).
Kadashman-Enlil I
Kadašman-Enlil I
1122-1008
King List A: [19. NN]
Teksten van een Kadashman-Enlil komen vooral uit de jaren 1-8, plus een tekst uit jaar 15, dag 18 van maand VII. 78 Uit de periode vanaf Kurigalzu tot en met Kashtiliashu IV worden op kleitabletten vrijwel alle jaartallen genoemd, dus het jaar 15 kan alleen van Kadashman-Enlil I zijn. De tekst lijkt meer op Oud-Babylonisch dan Midden-Babylonisch. Op kleitablet Ni. 11320 uit Nippur worden het eerste jaar van Burr[a-Buriash] en een anoniem jaar 15 genoemd, en met deze redenatie is het waarschijnlijk van Kadashman-Enlil I. Hij regeerde dan niet veel langer. 79
Ook jaar 12 is gevonden. 80
Relatie met Egypte
Hij schreef met Nebmaatre, ofwel Amenhotep III (1142-1105). Vier brieven uit duidelijk deze correspondentie zijn bewaard gebleven in Amarna:
- Nibmuarea, koning van Egypte, schreef brief EA 1 aan Kadašman-Enlil, de koning van Karadun[i]še. Kadashman-Enlil had geklaagd dat hij niet zeker wist of zijn zus, die getrouwd was met Nibmuarea, nog wel leefde. Nibmuarea geeft geen duidelijk antwoord, hij probeert alleen Kadashman-Enlil een schuldgevoel aan te praten over de vraag. 77
- [K]a[d]aš[m]a[n-En]lil, koning van Kara[duniyaš], schreef brief EA 2 aan Mimmuwareya, de koning van Egypte. 81
- [Kad]ašman-Enlil, koning van Karaduniyaš, schreef brief EA 3 aan [Nim]u’wareya, de koning van Egypte. 82
- Ka[dašman-Enlil, de koning van Karadu]niya[š], schreef brief EA 5 aan [Nibmuar]ey[a, koning van Egypte]. 83
Burna-Buriash II
Burna-Buriaš II
1107-1081
King List A: [20. NN]
Teksten van Burna-Buriash zijn gedateerd van jaar 1 tot en met dag 23 in maand I van jaar 27. De jaren 2, 5 en 15 missen, en de jaren 9, 13, 16, 22-23, 26 en 27 komen slechts 1 keer voor. 84 Omdat de laatste 12 jaar volledig aanwezig zijn denk ik dat hij precies 27 jaar regeerde.
In brief EA 9 noemt hij Kurigalzu zijn voorvader 85 en in EA 10 noemt hij Kara-indash ook zo. 86 Uit EA 6: “Sa[y t]o Nimmuwarea, the k[ing of Egypt], my brother: Thus Burra-Buriyaš, the king of [Karaduniyaš], your brother. … Just as previously you and m[y] father were friend[ly] to one another, you and I [should] now [be friendly] t[o one another]. Between us, anythin[g] else whatsover is not even to be ment[ioned].” 87 Op een agaten ring uit Nippur staat de tekst “[Burna-B]uria[sh (…) zoon van Kadashman-En]lil”. Ook uit Nippur komt een blok lapis lazuli, met de resten van drie kolommen van een Sumerische tekst van koning […]riash, oudste zoon van Kadashman-Enlil. Deze zoon kan ook [Shagarakti-Shu]riash zijn, wiens genealogie onbekend is. Shagarakti-Shuriash’ lange naam zou alleen in die plek gepropt moeten worden. 88 Burna-Buriash II was dus een zoon van Kadashman-Enlil en een nakomeling van Kurigalzu en Kara-indash.
Volgens Nabonidus streken vanaf Hammurabi tot de Burna-Buriash die de Ebabbar in Sippar herstelde, 700 jaar. 89
Relatie met Egypte
Verschillende van de Amarnabrieven zijn door hem geschreven. Hij wordt hier meestal Burra-Buriyaš genoemd. De eerste is EA 6, gericht aan Nimmuwarea (of ni-mu-a/wa/ut-re-a/ia), de koning van Egypte. 90 Dit is Nebmaatre, de prenomen van Amenhotep III (1142-1105). Verder schreef hij hij EA 7 aan [Napḫu]rereya, EA 8 aan Napḫu’rure[ya], EA 9 aan Nibḫurrereya, EA 10 aan [Napḫu]rar[ey]a en EA 11 aan Napḫururea. EA 14 tenslotte is een lijst van een flinke hoeveelheid giften van [Napḫuru]rea aan [Burra]-Buriyaš. 91 Dit is Neferkheperure, de prenomen van Akhenaten (1105-1088).
Niet alleen hij, maar ook Kadashman-Enlil I schreef meerdere brieven aan Amenhotep III. In EA 3 berispt Kadashman-Enlil Amenhotep dat hij niet geïnformeerd was over het “grote festival”. Meestal wordt gedacht dat dit festival een van Amenhoteps heb seds was, uit de jaren 30 (1113/2), 34 (1109/8) en 37 (1106/5). Het betekent dat Kadashman-Enlil in jaar 30 nog leefde en Burna-Buriash hem aan het eind van Amenhoteps leven al was opgevolgd. 92
Uit EA 7: “[Say to Napḫu]rureya, Great King, king of Egy[pt, my brother]: Thus Burra-Buriya[š, Great King, kin]g of Karaduniyaš, [your] brot[her.] (…) From the time the messenger of my brother ar[rived here], I have not been well, and so on no occa[sion] has his messenger eaten food and [drunk] spirits [in my com]pany. If you ask […] …, your messenger, he will [tell you that] I have not been well and that, as far as my rec[overy] is concerned, I am [still b]y no means re[stored to health]. [Furthermore], since I was not well and my brother [showed me no] conc[ern], I for my part became an[gry] with my brother, saying, “Has my brother not hea[rd] that I am ill? Why, has he sho[wn] me no concern? Why has he sent no messenger herre and visi[ted me]?” My brother’s messenger addresssed me, s[aying], “(It) is not a place close by so your brother can hear (about you) and send you greetings. The country is far away. Who is going to tell your brother so he can immediately send you greetings? Would your brother hear that you are ill and still not send you his messenger?” I for my part addressed him as follows, saying, “For my brother, a Great King, is there really a faraway country and a close-by one?” He for his part addressed me [as] follows, saying, “Ask your own messenger whether the country is far away and as a result your brother did not hear (about you) and did not send (anyone) to greet you.” Now, since I asked my own messenger and he said to me that the country is far, I was not angry (any longer), I said no [more].” 93
Relatie met Assyrië
Burna-Buriash schreef in EA 9: “Now, as for my Assyrian vassals, I was not the one who sent them to you. Why on their own authority have they come to your country? If you love me, they will conduct no business whatsoever. Send them off to me empty-handed.” 85
Voor de identificatie van deze Assyrische vazal met Assur-uballit I (1102-1068), en de redenen om te denken dat Assur-uballit onafhankelijk werd van Babylonië, zie hier.
Meestal wordt gezegd dat Burna-Buriash hier loog, maar er is bewijs voor een Kassitische aanwezigheid in Hana, het oosten van Syrië. De koningen van Hana en de Kassieten schonken veel land aan hun onderdanen, en gebruikten vrijwel dezelfde termen om de grenzen van dat land aan te geven. Hammurapi van Hana, waarschijnlijk binnen een eeuw voor Tukulti-Ninurta I (1017-982), noemde een kanaal Habur-ibal-bugaš en wijdde een stenen gewicht in de vorm van een eend aan een god, wiens naam gelezen kan worden als Duzugaš. Bugaš is een Kassitisch woord en Duzugaš een Kassitische god. 94
ABC 21, Synchronic Chronicle: “Kara-indaš, king of Kard[uniaš], and Aššur-bēl-nišēšu, king of Assyria, between them made a treaty and took an oath together concerning this very boundary. | Puzur-Aššur, king of Assyria, and Burna-Buriaš, king of Karduniaš, took an oath and fixed this very boundary-line.” De laatste Puzur-Assur op de Assyrische Koningslijst was de achtste koning voor Assur-bel-nisheshu. 95
Kara-hardash
Kara-ḫardaš
1080
King List A: [21. NN]
Hij wordt mogelijk genoemd in een erg beschadigde brief, VAT 11187. De naam [Kara]-ḫardaš wordt soms gerestaureerd in regel 1’, een prinses is vermeld in regel 3’ (“het gaat goed met de prinses”) en Babylonië mogelijk in regel 6’. De prinses is mogelijk de moeder van Kara-ḫardaš. 96
Als hij op de King List A stond zal hij minstens 1 jaar hebben geregeerd.
De twee kronieken
Hij wordt vermeld in twee kronieken, maar onder twee namen. Ook de andere personen in de paar regels over zijn geschiedenis veranderen in de kronieken van naam. Er bestaan een heleboel discussies en theorieën over de namen en wat er precies is gebeurd, maar ik wil het kort houden, omdat het niet heel belangrijk is voor de chronologie. Het enige dat ik ervan mee wil nemen is een datering van Assur-uballit I in 1078. Een vergelijking tussen twee kronieken:
Synchronic History 97 | Chronicle P 98 |
[Kadašman-Ḫa]rbe, son of Kara-indaš, son of Muballiṭat-Šerua – [daughter] of Aššur-uballiṭ, king of Assyria – ordered the overthrow of the Suteans from east to west and annihilated their extensive forces. He reinforced the fortresses in Mount ḪI.ḪI. He dug a well and comfortable settled people in them (the fortresses) to strengthen the guard. | |
At the time of Aššur-uballiṭ, king of Assyria, | Afterwards, |
the Kassite troops rebelled against Kara-ḫardaš, king of Karduniaš, son of Muballiṭat-Šerua – daughter of Aššur-uballiṭ – | the Kassite people rebelled against him |
and killed him. | (and) killed him. |
They appointed Nazi-Bugaš, a Kassite, son of a nobody, as sovereign over them. | They appointed Šuzigaš, a Kassite, son of a nobody, as sovereign over them. |
[Aššur-uballi]ṭ | Aššur-uballiṭ, [king] of Assyria, |
marched to Karduniaš [to av]enge [Kar]a-indaš, [his grands]on. | marched to Karduniaš to avenge Kadašman-Ḫarbe, his daughter’s son. |
He killed [Naz]i-Bugaš, king of Karduniaš. | [He killed] Šuzigaš, the Kassite, |
He appointed [Kur]igalzu ṣiḫru (the younger), | [(and) put Kurigalzu, |
son of Bur˹na˺-Bur˹iaš˺, | son of Ka]dašman-Ḫarbe, |
as sovereign (and) [put] him on his father’s throne. | on [his father’s] throne. |
In beide versies stelde Assur-uballit een Kurigalzu aan als koning van Babylon. Uit andere teksten blijkt dat er twee Kurigalzu’s waren. Nummer I regeerde voor Assur-uballits tijd en is de zoon van Kadashman-Harbe I, nummer II regeerde na Assur-uballits tijd en was de zoon van Burna-Buriash II. 75 Kadashman-Harbe I regeerde waarschijnlijk direct na een koning die Kara-indash heette. 99 Tot er ander bewijs opduikt neem ik daarom aan dat de Synchronic History gelijk heeft over de namen. Burna-Buriahs II is dan de vader van Kara-hardash (of Kara-indash, de Synchronic History geeft hem twee verschillende namen) en Kurigalzu de jongere.
Chronicle P heeft dan een tekst over Kadashman-Harbe I verward met een tekst over de opstand. Dat idee heb ik van Brinkman; volgens hem is het mogelijk dat deze schrijver twee delen uit de geschiedenis door elkaar gehaald heeft: de Babylonische aanval op de Suteeërs en de opstand waarbij Nazi-Bugaš koning werd 100. Dat kan de reden zijn dat de koning in de Synchronic History vermoord werd door het leger, maar in Chronicle P door de mensen. Het is mogelijk dat deze verwarring kon ontstaan als Kadashman-Harbe I werd vermoord door een usuper die echt Shuzigash heette, maar daarvoor ontbreekt bewijs.
Het enige waar ik het nog over wil hebben is Muballitat-Sherua, de dochter van Assur-uballit I. In de Synchronic History is ze de moeder van de vermoorde koning. In de introductie van Chronicle P lijkt de vermoorde koning haar achterkleinzoon: “[Kadashman-Ha]rbe, zoon van Kara-indash, zoon van Muballitat-Sherua”. Daarentegen wou Assur-uballit “de zoon van zijn dochter” wreken, ofwel zijn kleinzoon. Ze was dus getrouwd met degene die in Chronicle P Kara-indash wordt genoemd en was de moeder van de vermoorde koning.
Nazi-Bugash
Nazi-Bugaš
1080
Volgens twee kronieken was hij een usurper, die al snel vermoord werd en vervangen door Kurigalzu II. Voor hem, en de reden dat ik hem niet Shuzigash noem, zie boven, Kara-hardash.
Omdat Assur-uballit meteen naar Babylon marcheerde nadat hij hoorde van de moord op zijn kleinzoon, schat ik Nazi-Bugash’ regering op minder dan een jaar. Hij stond dan mogelijk niet op de King List A, zoals Tukulti-Ninurta I en Kadashman-Enlil A dat ook niet stonden.
Kurigalzu II
Kurigalzu ṣeḫru (de jongere)
1079-1055
King List A: 22. 25 (years) [Kurigalzu] (Het getal werd oorspronkelijk gelezen als 22, maar volgens Brinkman maken de opmaak en de grootte van de spijkerschrifttekens een hoger getal, zoals 25, mogelijk. 101 )
Economische teksten van Kurigalzu zijn bekend vanaf dag 4 in maand I van jaar 1, tot en met dag 9 in maand VIII van jaar 24. 102 Er waren twee Kurigalzu’s, en de meeste van de economische teksten komt waarschijnlijk uit de tijd van nummer II. 103
In veel van zijn teksten noemt hij zijn vader, Burna-Buriash. 104
Relatie met Assyrië
Uit het Tukulti-Ninurta Epic: “He (Tukulti-Ninurta) sent a message [to Kashtili]ash the wicked, the obstinate, the heedless, “[Whereas] formerly you [forswore] what belonged to the time of our forefathers’ hostilities, [now] you face Shamash with false testimony about us. [Enlil-nera]ri, my forefather, king of all peoples, … [… against? Kur]igalzu, (he) pursued the oath of the gods”. 105 De Assyrische koning is niet [Adad-nira]ri, want hij wordt hierna geïntroduceerd. Hier zal Enlil-nirari (1067-1059) bedoeld zijn.
Een koninklijke brief, gevonden in Nippur, was geschreven door Enlil-nirari van Assyrië aan een lokale ambtenaar. 106 Deze brief staat online. Enlil-nirari zal in ieder geval deels gewonnen hebben.
Uit Assyrië komt Ass 6211, een fragment van een tekst: “[he] rebelled … [by the command] of the gods Šamaš, Adad, and [Ištar … he att]acked and the city Al…[… Kur]igalzu, king of [Karduniaš …] I brought about his [defeat … a] second time”. De tekst wordt toegeschreven aan zowel Enlil-nirari als Adad-nirari I. 107
Assyrian Chronicle Fragment I, VAT 13056, noemt Enlil-nirari, koning van Assyri[ë], een oorlog en Kurigalzu, koning van Karduniash (Babylonië). 108
ABC 21, de Synchronic History: “At the time of Enlil-nārāri, king of Assyria, Kurigalzu ṣiḫru (the younger) [(was) the king of Karduniaš]. Enlil-nārāri, king of Assyria, fought with him at Sugagi which (is) on the [Tigri]s. He brought about his defeat, [sla]ughtered his troops (and) carried off his camp. They divided the districts from Šasili (of) Subartu [to] Karduniaš into two (and) fixed the boundary-line.” 109
ABC 22, Chronicle P: Het stuk over Kurigalzu (II) begint met een overwinning op een vijand, wiens naam niet bewaard is gebleven. Hierna overwon hij Ḫurbatila, de koning van Elam, in Dūr-Šulgi. “[He went] to conquer Adad-nārāri (1058-1028), king of Assyria. [He did] battle [against him] at Su-gaga which (is) on the Tigris [(and brought about his defeat)]. He slaughtered his soldiers (and) [captured] his officers.” 110
Nazi-Maruttash
Nazi-Maruttaš
1054-1029
King List A: 23. 26 (years) [Nazi-Maruttaš]
Economische teksten uit zijn regering zijn gedateerd vanaf maand III in jaar 1 tot dag 25? in maand XII van jaar 24. Het gaat om maar liefst 355 teksten. 111
Het tweede deel van zijn naam werd ook geschreven als Murut(t)aš en Marat(t)aš. 112 Hij was de zoon van Kurigalzu II 113 en een kudurru vermeldt zijn voorvader Burna-Buriash. 114
Niet de enige
Nazi-Maruttash regeerde tegelijk met Kadashman-Turgu; zie bij hem voor het bewijs. Het betekent dat ook Kadashman-Enlil A en Kadashman-Enlil II, de voorganger respectievelijk opvolger van Kadashman-Turgu, tegelijk regeerden met Nazi-Maruttash.
Er zijn nog een paar stukjes die waarschijnlijk bij deze puzzel horen:
- Kadashman-Turgu en zijn zoon Kadashman-Enlil II schreven met Hattusili III, de koning van Hatti.
- King List A geeft 6 jaar aan Kudur-Enlil, terwijl hij tot aan het begin van jaar 9 regeerde.
- Ook noemt King List A Kudur-Enlil de zoon van zijn voorganger, maar dat kan niet zijn voorganger op de lijst zijn, Kadashman-Enlil II: deze was nog een kind toen hij koning werd en regeerde slechts 8 jaar.
- Tenslotte wordt in deze periode wordt in Nippur een aantal keer arād šarri “afdalen van de koning”, en elē šarri, “opkomen van de koning” vemeld. De precieze vertaling hiervan is onduidelijk, omdat niet bekend is waar de koning vandaan kwam of naartoe ging. De teksten die dit vermelden zijn gedateerd op jaar 5 en 12 van Nazi-Maruttash, jaar 1, [(x+)]1 en 3 van Kudur-Enlil, en de anonieme jaren 6, 12-13, 15-17, ˹18˺ en 25. Alles is gedateerd rond nieuwjaar, in de maanden XI-I. 115
Als de anonieme arād šarri– en elē šarri-jaren van Nazi-Maruttash waren en hij direct werd opgevolgd door Kudur-Enlil, vallen al deze jaren binnen de periode dat zij twee tegelijk regeerden met Kadashman-Enlil A, Kadashman-Turgu en Kadashman-Enlil II. Jaar 6 van Nazi-Maruttash is namelijk gelijk aan jaar 1 van Kadashman-Turgu. De synchronisatie met Hattusili past alleen als Kudur-Enlils 6 jaar op de King List A geen overschrijffout is, maar hij 3 jaar tegelijk regeerde met Nazi-Maruttash. Kudur-Enlil is dan zijn zoon en niet die van Kadashman-Enlil II. Het is dan Nazi-Maruttash’ enige vermelding uit jaar 25. De datum van arād šarri en elē šarri in jaar 25 is ˹BÁR.ZAG˺.GAR U4.4.KAM, ofwel 4 nisannu (maand I) 116.
Relatie met Assyrië
Uit het Tukulti-Ninurta Epic: “He (Tukulti-Ninurta) sent a message [to Kashtili]ash the wicked, the obstinate, the heedless, “[Whereas] formerly you [forswore] what belonged to the time of our forefathers’ hostilities, [now] you face Shamash with false testimony about us. (…) [… Adad-n]erari, my grandfather, [… … …] Nazimaruttash […] in battle […]”. 105 Adad-nirari I regeerde 1058-1028.
ABC 21, de Synchronic History: “Adad-nārāri, king of Assyria, (and) Nazi-Murutaš, king of Karduniaš (Babylonië), fought with another in KAR.DINGIR.XV.DIŠ (of) Ugarsallu. Adad-nārāri brought about the defeat of Nazi-Murutaš (and) conquered him. He took away from him his camp (and) his standards. As for this very boundary-line, they fixed a division of their confines from Pilasqi which is on the other side of the Tigris (and) Arman (of) Ugarsalli to Lullume.” 117
Ook het Adad-nirari Epic gaat over dit conflict. 118
Kadashman-Enlil A
Kadašman-Enlil A
1050
Hij staat niet in de King List A. Zijn bestaan blijkt uit een kleitablet, en hij kan identiek zijn aan een gelijknamige zoon van Kurigalzu II.
Kleitablet A. 1998 uit Istanbul heeft het over zaken “from the accession year of Kadashman-Enlil to the twelfth year of Kadashman-Turgu, king”. Er is geen reden om te denken dat dit kleitablet een vervalsing is, alles aan en op het kleitablet past in deze tijd. Een cilinderzegel, gemaakt in de tijd van Kurigalzu II en bekend vanaf jaar 4 van Nazi-Maruttash, was van een priester van Enlil, [Be?]lanum, zoon van Kadashman-Enlil en kleinzoon van Kurigalzu, šar kiššati (koning van de wereld). 119
Meer dan het jaar waarin hij koning werd is niet bekend. Hij kan daarom niet voor Nazi-Maruttash hebben geregeerd, want pas vanaf Nazi-Maruttash’ tijd zijn deze jaren bekend voor de Kassieten. 120 Hij regeerde waarschijnlijk niet veel langer, want uit de regering van van (een) koning Kadashman-Enlil komen veel minder kleitabletten dan uit de andere koningen, van Nazi-Maruttash tot en met Kashtiliashu IV. Jaar 1-4 van Kadashman-Enlil heeft al gemiddeld slechts 1,5 tekst per jaar. 121 Tot er meer bewijs opduikt hou ik het voor hem daarom op het jaar waarin hij koning werd en plaats dat in hetzelfde jaar waarin Kadashman-Turgu koning werd, om dat hun regeringen aan elkaar worden gekoppeld.
Kadashman-Turgu
Kadašman-Turgu
1049-1032
King List A: 24. 18 (years) ˹mK˺[a-dašman-Turgu] 122
Teksten uit zijn regering zijn gedateerd op dag 10 van maand III uit jaar 1 tot en met dag 12 van maand VIII uit jaar 17. Daarnaast is er nog de datering dag 5 maand VIII uit het jaar “MU.ÚS.SA”. 123 Dat is mogelijk het laatste jaar van zijn voorganger, toen hij al koning was. 124
Hij was de zoon van Nazi-Maruttash. 125
Tegelijk met Nazi-Maruttash
Van een tekst uit Dūr-Kurigalzu komt deze datering: “Month Ṭebētu (maand X), ninth day, third year (of) Nazu-Maruttaš, fourth year (of) Kadašman-Turgu, king; total: seventh year.” Hier wordt niet de laatste drie jaar van Nazi-Maruttash bedoeld, want “derde jaar” is op dezelfde manier geschreven als andere dateringen uit jaar 3. 126 Ik neem het daarom letterlijk: na de jaren 3, 4 en 5 van Nazi-Maruttash komt 1, 2, 3 en 4 van Kadashman-Turgu.
Relatie met Assyrië
Kadašman-Turgu had volgens VAT 15420 contact met [Adad-ni]rari van Assyrië (1058-1028). Het kleitablet is zo gebroken dat niet eens duidelijk is wat voor contact het was. 127
Relatie met de Hethieten
KBo I 10+KUB 3.72 is een brief van Hattusili III van de Hethieten (ca.1038-1010/05) aan Kadashman-Enlil II, en vermeldt Kadashman-Turgu verschillende keren. 127 Deze brief levert een belangrijke clue voor de datering van Kadashman-Turgu’s dood aan het begin van Hattusili’s regering.
“When your father and I established friendly relations and became affectionate brothers, we did not become brothers for a single day. Did we not establish brotherhood and friendly relations in perpetuity? We [then] set down [an agreement] with one another as follows: “We are mortal. The survivor shall protect the children of the one who goes first to his fate.” Then when your father went to his fate while the gods prepared [longevity for me], I wept for him like a brother.” 128
Verderop in de brief schrijft Hattusili dat Kadashman-Turgu en hij een verbond hadden gesloten, om elkaars vijand aan te vallen en elkaars vriend vriendelijk te behandelen. Toen de koning van Egypte en Hattusili kwaad op elkaar werden was Kadashman-Turgu dan ook direct bereid om zijn legers te sturen. “My enemy who [had escaped] to another country [left] and went to the King of Egypt. When I wrote to him: “[Send me my enemy],” and he did not send me my enemy, [then, because of this, I and the King of] Egypt became angry with one another. Then [I wrote] to your father: “[The King of Egypt] is coming to the aid of my enemy.” [At that time your father] cut off [the messenger of the King of] Egypt.” 129 Deze vijand is Urhi-Teshub, de neef (oomzegger) van Hattusili, die door hem onttroond was en gevlucht was naar Ramses II, de koning van Egypte. 130 Dit was volgens Trevor Bryce kort na het begin van Hattusili’s regering. 131
Kadashman-Enlil II
Kadašman-Enlil II
1031-1024
King List A: 25. N (years) Ka-˹dá š˺-[man-Enlil] 122 Het aantal jaren is mogelijk te lezen als 8-10, 132 en is soms gelezen als ⸢10(+x)⸣. 133
Teksten uit zijn regering beginnen met maand VIII in het jaar waarin hij koning werd, en eindigen met maand I in jaar 8. 78 Ik geef hem daarom 8 jaar. Voor de tekst uit jaar 15, zie Kadashman-Enlil I.
Hij was de zoon van Kadashman-Turgu. 134
Relatie met de Hethieten
Brief KBo 1.10+KUB 3.72 is geschreven door Hattusili III van de Hethieten (ca.1038-1010/05) aan Kadashman-Enlil II. Hattusili schrijft dat Kadashman-Enlils vader, Kadashman-Turgu, hem ooit militaire hulp had aangeboden tegen Egypte. Het is onduidelijk in welk deel van Hattusili’s regering de brief werd geschreven, maar Kadashman-Enlil kreeg de brief niet aan het begin van zijn regering. Hij had namelijk giften gestuurd aan Hattusili, maar volgens Hattusili was de correspondentie met het Hethitische rijk gestopt. 135
Kudur-Enlil
1031-1023
King List A: 26. 6 (years) Kudu[r-Enlil], his [son]
De oudste tekst uit zijn regering is gedateerd op dag 28 (of 29) in maand VIII in het jaar dat hij koning werd, en wordt nog vermeld in maand I van jaar 9. 136 Hij had een korte co-heerschappij met Shagarakti-Shuriash, want Kudur-Enlil wordt nog vermeld op dag 16 in maand II van jaar 9, maar de eerste tekst van Shagarakti-Shuriash is gedateerd op dag 5 in maand I in het jaar dat hij koning werd. 137 Verschillende economische teksten beginnen in jaren van Kudur-Enlil en eindigen met jaren van Sharakti-Shuriash. Eentje noemt achter elkaar de jaren [4+]1, ˹6˺, nog een keer 6, ˹5˺[+3], het jaar waarin Shagarakti-Shuriash koning werd, nog een keer dat jaar en zijn jaren 1, 2, nog een keer 2 en 3. 138
Volgens latere tradities was Kudur-Enlil de zoon van Kadashman-Enlil, en vader van Shagarakti-Shuriash. 139 Dit is de eerste Kassitische koning wiens naam volledig Babylonisch was. Hij wordt zowel Kudur-Enlil als Kudurri-Enlil genoemd, maar in koninklijke teksten alleen Kudur-Enlil. 140
Shagarakti-Shuriash
Šagarakti-Šuriaš
1022-1010
King List A: 27. 13 (years) Šagarakti, his [so]n
De oudste tekst uit zijn regering is gedateerd op dag 5 in maand I, in het jaar dat hij koning werd, en de laatste tekst op dag 21 van maand XII in jaar 12. 141 Hij moet gestorven zijn in de eerste dagen van jaar 13, want de oudste tekst van zijn opvolger, Kashtiliashu IV, is geschreven op dag 3 in maand I in het jaar dat hij koning werd. Andere teksten die opeenvolgende jaren noemen maken duidelijk dat Kashtiliashu koning werd in jaar 13 van Shagarakti-Shuriash. 142
Volgens Nabonidus (556-539) verstreken er vanaf Shagarakti-Shuriash 800 jaar tot aan hemzelf. 143 Het zegel van Shagarakti-Shuriash veranderde volgens teksten op dit zegel van eigenaar, eerst werd het van Tukulti-Ninurta I (1017-982) en 600 jaar later werd het van Sanherib (704-681). 144 600 jaar is een periode die bijna bereikt kan worden door de regeringslengtes van alle koningen op de Assyrische Koningslijst tussen Tukulti-Ninurta en Sanherib bij elkaar op te tellen; zie hier.
Kashtiliashu IV
Kaštiliašu IV
1009-1002
King List A: 28. 8 (years) Kaštil, his son
De oudste tekst uit zijn regering is gedateerd op dag 3 van maand I, in het jaar dat hij koning werd. 145 Zijn laatste dateringen zijn dag 16 van maand X in jaar 7, uit Nippur, en dag 25 van maand V in jaar 8, uit Dur-Kurigalzu. 146
Volgens kleitablet CBS 8729 was hij iets van Shagarakti-Shuriash. Het woord is beschadigd, maar het is waarschijnlijk DUMU (zoon), want de Kassitische koningen noemen zich nooit broer van iemand anders, alleen zoon van. 147
Volgens Bloch werd Kashtiliashu gevangen genomen in de eerste helft van het Assyrische jaar Etil-pī-Aššur, ofwel jaar 13 van Tukulti-Ninurta. 148 Dat jaar begon in mijn chronologie op 24 maart 1005. Gezien Kashtiliashu’s laatste datering was dat in het Babylonische jaar dat begon in 1005, in de zomer.
Later in Tukulti-Ninurta’s tijd werd een jaar Kaštiliašu genoemd. 149 Hij zal de gevangenis hebben overleefd.
Tukulti-Ninurta
Tukultī-Ninurta
1001-995
Hij is de Assyrische koning Tukulti-Ninurta I (1017-982), die Babylon veroverde.
Hij wordt niet vermeld in King List A. Dag 7 van maand XII in het jaar dat hij koning werd, wordt vermeld in Nippur. 20 Zijn 7 jaar komen uit de Synchronic History; zie onder.
“I (Tukultī-Ninurta I) approached Kaštiliašu, king of Karduniaš, to do battle. I brought about the defeat of his army (and) felled his warriors. In the midst of that battle I captured Kaštiliašu, king of the Kassites, (and) trod with my feet upon his lordly neck as though it were a footstool. Bound I brought him as a captive into the presence of Aššur, my lord. (Thus) I became lord of Sumer and Akkad in its entirety (and) fixed the boundary of my land as the Lower Sea in the east.” 150
ABC 21, de Synchronic History: “[… Tukult]i-Ninurta (I) returned to Babylon and brought […] … […] near. He destroyed the wall of Babylon (and) [pu]t the Babylonians to the sword. He took out the property of Esagil and Babylon amid the booty. He removed the great lord Marduk [from] his [dais] and sent (him) to Assyria. He put his governors in Karduniash. For seven years Tukulti-Ninurta controlled Karduniash.” 151
ABC 25, Walker Chronicle: “Tukulti-Ninurta, king of Assyria, took Babylon and Sippar and controlled Karduniaš.”
Enlil-nadin-shumi
Enlil-nādin-šumi
1000
King List A: 29. 1 year, 6 months Enlil-nādin-šumi
Een incomplete datum uit zijn jaar 1 is bekend uit Tell Zubeidi. 152 Zijn opvolger begon in maand VII, dus rekenend met de opgave van de King List A zal Enlil-nadin-shumi in maand I zijn gekroond.
ABC 22, Chronicle P, noemt Enlil-nadin-shumi na Tukulti-Ninurta, maar zegt ook dat de laatste door de inwoners van Karduniash (Babylon) vervangen werd door Adad-shuma-usur. De volgorde van de koningen Adad-shuma-iddina – Adad-shuma-usur – Meli-Shipak is gevonden op een kudurru (zie Wikipedia) uit de tijd van de laatste. Dit samen zal betekenen dat, nadat Kashtiliashu IV verslagen was door Tukulti-Ninurta, de laatste 7 jaar over Babylon heerste, tot Adad-shuma-usur in een opstand op de troon kwam. Teksten in Babylon werden na Tukulti-Ninurta’s troonjaar gedateerd op Enlil-nadin-shumi, Kadashman-Harbe II en Adad-shuma-iddina, die dan vazallen waren. 153
ABC 22, Chronicle P: “[At the time of] Enlil-nadin-shumi, the king, Kidin-Ḫudrudiš, king of Elam, attacked. [He went into] action against Nippur (and) scattered its people. [He de]stroyed Der and Edimgalkalamma, carried off its people, drove (them) away and eliminated the suzerainty of Enlil-nadin-shumi, the king.” 154
Kadashman-Harbe II
Kadašman-Ḫarbe
999-998
King List A: 30. 1 year, 6 months Kadašman-Ḫarbe
Uit zijn tijd komen teksten, gedateerd op dag 11(+) in maand IX van het jaar waarin hij koning werd, tot en met dag 14(+) in maand VI in jaar 1. 155 In één tekst, UET VII 34, staat minstens jaar 1, mogelijk hoger. 156 Hij stierf in de eerste 12 dagen van jaar 2, want de oudste tekst die geschreven is onder Adad-shuma-iddina is gedateerd op dag 13 in maand I in het jaar waarin hij koning werd. 157 Zijn 1 jaar en 6 maand begonnen daarom in maand VII.
Bab 39045 is een kleitablet uit het archief van Itti-Ezida-lummir in Babylon (Pedersén M8), en gedateerd op jaar “10?” van Kadashman-Harbe II. Na een controle bleek dat hier “1” staat, geschreven in een bijzonder schuin schrift. 158
Adad-shuma-iddina
997-992
King List A: 31. 6 (years) Adad-šuma-idd[ina]
Van hem is het jaar waarin hij koning werd bekend, met de datums dag 13 in maand I en dag 6 in maand V. 159 Zijn hoogst gevonden datering is dag 23 van maand III, in jaar 4. 160
ABC 22, Chronicle P: “[At the time of Ad]ad-shuma-iddina, Kidin-Ḫudrudiš returned and attacked Akkad a second time. […] … he destroyed Isin, crossed the Tigris, all of […] … Maradda, [he brought about] a terrible defeat of an extensive people. […] … and with oxen … […] … he removed to waisteland […] …” 161
Adad-shuma-usur
Adad-šuma-uṣur
991-962
King List A: 32. 30 (years) Adad-šuma-uṣur
Acht teksten met een bewaard gebleven datering beginnen met dag 12 in maand (I?) van jaar 3. 162 Jaar 26 is het hoogst gevonden jaar. 163 Voor drie andere jaartallen, zie onder.
Adad-shuma-usur was een tijdgenoot van de Assyrische koningen Tukulti-Ninurta I (1017-982) (Chronicle P), Assur-nirari III (978-973) (ABL 924), Enlil-kudurri-usur (972-968) (Synchronic Chronicle, Walker Chronicle, BM 27796) en Ninurta-apil-Ekur (Synchronic History). 164 Voor de reden om de synchronisatie met Ninurta-apil-Ekur af te wijzen, zie hier.
Volgens een tekst op een bronzen dolk uit Luristan, Iran, was hij de zoon van Kashtiliashu IV. 165
Relatie met Assyrië
ABC 22, Chronicle P: “For seven years Tukulti-Ninurta controlled Karanduniaš (Babylonië). After the Akkadian officers of Karanduniaš had rebelled and put Adad-šuma-uṣur on his father’s throne, Aššur-naṣir-apli, son of Tukulti-Ninurta – who had carried out criminial designs on Bābili (Babylon) – and the officers of Assur (Assyrië) rebelled against him (Tukulti-Ninurta), removed him [from] his throne, shut him up in Kar-Tukulti-Ninurta in a room and killed him.” 166
Assur-nasir-apli is een spellingsvariant van Assur-nadin-apli (982-979). De opstand van deze Akkadische officieren was in een eerdere versie van mijn chronologie de reden dat ik Adad-shuma-usur direct na Tukulti-Ninurta’s 7 jaar in Babylon dateerde, maar dat hoeft niet. Tussen het einde van deze 7 jaar in 995 en de opstand in 982 zit maar liefst 13 jaar. In Babylonië wordt Tukulti-Ninurta tijdens deze 7 jaar slechts één keer genoemd, in het jaar dat hij koning werd; in plaats daarvan worden teksten gedateerd op Enlil-nadin-shumi, Kadashman-Harbe II en Adad-shuma-iddina. Ik dateer Adad-shuma-usur daarom pas na zijn bijna-naamgenoot Adad-shuma-iddina, zoals gebruikelijk is.
ABC 21, Synchronic History: “Enlil-kudur-usur, king of Assyria, (and) [Adad-shuma-usur king of Karduniash,] did battle [with one another]. Enlil-kudur-usur (and) Ada[d-shuma-usur …] were engaged in battle”. 167
ABC 25, Walker Chronicle: “Adad-šuma-usur … restored … and rebuilt the wall of Nippur. … he firmly established. Enlil-kudurri-usur, king of Assyria, … Adad-šuma-usur mustered his troops, attacked, and defeated him. The officers of Assyria seized Enlil-kudurri-usur, their lord, and gave him to Adad-šuma-usur, … the people of Karduniaš who had fled to Assyria surrended to Adad-šuma-usur. Adad-šuma-usur, to conquer Babylon, marched … Somebody, the son of a nobody, whose name is not mentioned, [mogelijk ascended to the throne]. Hearing this unexpected news, Adad-šuma-usur raised a revolt, and, enjoying eternal divine protection, he entered Babylon and he became ruler of the land and established himself on his royal throne.”
Vreemde jaartallen
Een paar teksten uit de tijd van Adad-shuma-usur en zijn opvolgers Meli-Shipak en Marduk-apla-iddina hebben dubbele jaartallen. Een paar voorbeelden:
- MU.6.KAM.3.KAM Adad-šuma-uṣur
- MU.˹7(?).KAM.3.KAM˺ Adad-šuma-uṣur
- MU.9.KAM.3.KAM Adad-šuma-uṣur
- MU.2.KAM.2.KAM˹MA˺ Meli-Šipak
- MU.3.KAM.2.KAM Meli-Šipak
- MU.4.KAM.2.KAM Meli-Šipak
- MU.1.KAM.2.KAM Marduk-apla-iddina
- MU.3.KAM.˹2(?)˺.KAM Marduk-apla-iddina
Wat ermee bedoeld wordt is onbekend. Het wordt geïnterpreteerd als co-heerschappijen, met de betekenis “het vierde jaar (na) jaar 2 (toen) Naam koning (werd)”, “het tweede vierde jaar” ofwel jaar 8, en “jaar 6 in het derde decennium”, ofwel jaar 26. 168 De derde theorie kan worden geschrapt dankzij een archief in Tell Abyaḍ. Hier zijn drie teksten gedateerd, op de jaren 3.KAM.˹2(?)˺.KAM, 6 en 1.KAM.2.KAM van Marduk-apla-iddina. In 1.KAM.2.KAM komen de schrijvers Rīmūt-Baba en Šamaš-nādin-šumi samen voor met de gouverneur van Dur-Kurigalzu, Šamaš-bēl-ilī, maar op de andere twee teksten worden ze vergezeld door bēl pīḫati-ambtenaar Munnabittu. 1.KAM.2.KAM kwam dus voor jaar 6, en de andere twee jaartallen komen uit ongeveer hetzelfde jaar. 169 Ook waren het geen decennia, want 3.KAM is bekend van Meli-Shipak en Marduk-apla-iddina, die beiden geen derde decennium hadden. Kleitablet VAT 13229 uit Babylon noemt achterenvolgens van Marduk-apla-iddina MU.1.KAM en MU.SAG.2.KAM (SAG is het jaar waarin hij koning werd), en de tekst is gedateerd in ˹MU.1.KAM.2.KAM˺. Deze jaren kunnen achter elkaar zijn gekomen. 170
Voor alle drie de regeringen kan het tweede getal zowel een 2 als 3 zijn. 171 Het zullen dus ook geen co-heerschappijen zijn. Wat er precies mee wordt bedoeld blijft onbekend.
Meli-Shipak
Meli-Šipak
961-947
King List A: 33. 15 (years) Meli-Šipak
10 economische teksten zijn gedateerd op zijn regering. De oudste is geschreven op dag 3 in maand VI van het jaar waarin hij koning werd, de jongste op dag 11 in maand I van jaar 12. 172
Zijn naam kan ook Meli-Šiḫu zijn. 173 Hij is de laatste koning uit de dynastie met een Kassitische naam. 174
Het is opvallend dat hij in slechts één document de zoon van Adad-shuma-usur wordt genoemd, en dat zijn zoon Marduk-apla-iddina zich de zoon van Meli-Shipak noemt en nakomeling van Kurigalzu, maar niet van Adad-shuma-usu. Het is onbekend waarom Adad-shuma-usur door hen genegeerd werd. De enige keer dat Meli-Shipak zich de zoon van Kurigalzu noemde is daar waarschijnlijk een gevolg van, en de bedoelde Kurigalzu is dan niet zijn vader, maar een voorvader. 175
Marduk-apla-iddina I
946-934
King List A: 34. 13 (years) Marduk-apla-iddina, his son
Economische teksten uit zijn regering zijn gedateerd vanaf dag 4 in maand XI in jaar 1, tot en met dag 25 in maand II in jaar 6. 176
Hij is waarschijnlijk Marduk-apla-iddina, arassu (zijn dienaar) van koning Meli-Shipak. Deze Marduk-apla-iddina keeg veel land en flinke belastingvrijstellingen, genoeg om te denken dat dit de opvolger van Meli-Shipak is. 177 In verschillende teksten noemt hij zich de zoon van Meli-Shipak 178 en in drie teksten nakomeling van een Kurigalzu. 179
Zababa-shuma-iddina
Zababa-šuma-iddina
933
King List A: 35. 1 year Zababa-šu[ma-iddina]
Vermeld wordt het jaar waarin hij koning werd. 180
Relatie met Assyrië
ABC 21, de Synchronic History: “At the time of Zababa-šuma-iddina, king of [Karduniaš, Ašš]ur-dan, king of Aššur (Assyrië), [went down] to Kardun[iaš. He captured] Zaban, Irriya, Ugarsa[llu (and) … He took] their vast [booty] to As[syria].” 181 Zaban lag ten oosten van de Tigris, maar waar precies is onduidelijk. 182 Hetzelfde geldt voor Irriya. 183 Het land Ugarsallu lag aan de oostelijke oever van de Tigris, ten zuidoosten van de rivier de Kleine Zab, die uitmondt in de Tigris; de stad Ugarsallu lag ergens in die regio. 184
Zababa-shuma-iddina’s tegenstander, Assur-dan, wordt meestal geïdentificeerd met Assur-dan I, de opvolger van Ninurta-apil-Ekur. Dat is een logische gedachte; volgens dezelfde Synchronic History was Zababa-shuma-iddina’s derde voorganger, Adad-shuma-usur, een tijdgenoot van Ninurta-apil-Ekur, de vader van Assur-dan I. Maar zie hier voor de reden om de synchronisatie van Ninurta-apil-Ekur met Adad-shuma-usur af te wijzen. In mijn chronologie komt Assur-dan II in aanmerking, en hij voerde oorlog in het gebied van de steden Zaban, Irriya en Ugarsallu.
Assur-dan II begint zijn annalen met zijn eerste oorlog, uit jaar 1 (934). Na een streep volgt een volgende oorlog, die dus waarschijnlijk plaatsvond in jaar 2 (933): “[… who] from the time of Shalmaneser, king of [Assyria, my forefather], had destroyed [people of Assyria by …] and murder, had sold [all] their [sons (and) daughters]; [by the command of Aššur], my lord, I took prisoners, I inflicted [upon them] a major [defeat], I carried off their booty, possessions, [property, herds, (and)] flocks (and) [brought (them)] to my city [Aššur …] the land Ruqahu, the River Zab of the land […]” 185 Dit is de regio waar Zababa-shuma-iddina onder andere Zaban van Assur-dan verloor. Ruim een halve eeuw na Assur-dan II noemt Assurnasirpal II (883-859) dezelfde regio: “I brought within the boundaries of my land (the territory stretching) (…) from the opposite bank of the Lower Zab (Kleine Zab) to the city Tīl-Bāri which is upstream from the land Zaban, to the cities Tīl-ša-Zabdāni and Tīl-ša-Abtāni, the cities Ḫirimu, Ḫarutu, (which are) fortresses of Karduniaš (Babylonië).” 186
Assurnasirpal II beschrijft een vergelijkbare situatie met Salmaneser. (In mijn chronologie kan dit alleen Salmaneser I (1046-1018) zijn.) Hij had last van Arameeërs, maar in een andere regio: “The cities Sinabu (and) Tīdu – fortresses which Shalmaneser, king of Assyria, a prince who preceded me, had garrisoned on (the border of) the land(s) Nairi (and) which the Aramaeans had captured by force – I repossessed.” 187 Nairi lag ten noorden van Mesopotamië, in de Armeense hooglanden. 188 De vijand die Assur-dan II ten oosten van de Tigris bestreed kan dan een ander zijn geweest.
Enlil-nadin-ahi
Enlil-nādin-aḫi
932-930
King List A: 36. 3 (years) Enlil-nādin-[aḫi]
Zijn naam werd geschreven als Enlil-MU-ŠEŠ, wat betekent dat zijn naam zowel gelezen kan worden als Enlil-nādin-aḫi als Enlil-šuma-uṣur. 189 Omdat hij tegenwoordig meestal Enlil-nadin-shumi wordt genoemd hou ik het daarop, tot er ander bewijs opduikt.
Zijn jaartallen worden vermeld in Babylon en Ur. 190
Volgens een poëtische tekst, over gebeurtenissen aan het eind van de Kassitische dynastie en het begin van de dynastie Isin II, werd Enlil-nadin-ahi afgezet door [Elam]. 191
- Foto van Robert William Rogers[↩]
- Van Koppen (2017), p. 78-79, met p. 47 voor de datering van de eerste Bimatû en p. 54 voor de datering van de eerste Samḫarû-vermelding[↩]
- Van Koppen (2017), p. 68[↩]
- Chen (2020), p. 35, met p. 31-32 voor de transcriptie van de namen[↩]
- Bloch (2023), p. 16[↩]
- Bloch (2012), p. 201[↩]
- Bloch (2023), p. 16. Dat de troepen hongerig waren staat in Bloch (2012), p. 193[↩]
- Bloch (2023), p. 15-16[↩]
- Susanne Paulus, Fraud Forgery, and Fiction: Is There Still Hope for Agum-Kakrime?, in Journal of Cuneiform Studies, Vol. 70 (2018), p. 128, met voetnoot 67[↩]
- Bloch (2023), p. 16. Hier wordt het eerste kleitablet KAJ 103 genoemd, maar het is KAJ 106, zie Bloch (2012), p. 205-206[↩]
- Bloch (2012), p. 203-204[↩]
- Bloch (2012), p. 206-207[↩]
- Bloch (2023), p. 15[↩]
- Bloch (2017), p. 17[↩]
- RIMA 1, p. 265-266[↩]
- Jeremy Goldberg, Dating the Downfall of Kaštiliaš IV and the Domination of Babylonia by Tukulti-Ninurta I (2024), p. 12[↩]
- Bloch (2023), voetnoot 6 op p. 13, de maand ṣippu staat in een kopie van de tekst, zie Bloch (2012), p. 211, volledige tekst in RIMA 1, p. 247[↩]
- Goldberg, op. cit., p. 6-8. Goldberg concludeert op p. 8 dat Kashtliashu gevangen werd genomen in de zomer, omdat Tukulti-Ninuta zegt: “But in the dry season … In what remote places will you trust”. Hij gaat ervanuit dat Tukulti-Ninurta hier voorspelt hoe het af zal lopen. Dat lijkt me niet waarschijnlijk, want na de eerste veldslag werd er haast gemaakt om Kashtiliashu gevangen te nemen. Tukulti-Ninurta’s soldaten zeiden tegen hem: “For how much longer in the future is he to plot evil against us?” Meteen na hun toespraak komt de beslissende veldslag. (Benjamin R. Roster, Before the Muses, An Anthology of Akkadian Literature, Third Edtion (2005), p. 312-313)
Zie Bloch (2012), voetnoot 153 op p. 256-257 voor het probleem dat ontstaat als de gevangenneming rond februari wordt geplaatst, zoals in een eerdere theorie van Bloch. De schrijver van het Epic moet dan een vloed in januari-februari, als de Eufraat soms hoger is door winterregens in noordelijk Syrië en Anatolië, hebben vervangen door een lentevloed. Ik hou het liever bij de enige datering die bekend is, ook al komt dat dan uit een epos.[↩] - Benjamin R. Roster, Before the Muses, An Anthology of Akkadian Literature, Third Edtion (2005), p. 314-315[↩]
- Brinkman (1976), p. 19, 386[↩][↩]
- Brinkman (1976), p. 128[↩]
- Brinkman (1976), p. 127[↩]
- Mesopotamian Chronology of the 2nd Millennium BC, 14. Royal Inscriptions with Special Emphasis on the Agum-kakrime Inscription, p. 183[↩]
- Chen (2020), p. 46[↩]
- Van Koppen (2017), p. 48, met voetnoot 12[↩]
- Brinkman (1976), p. 327[↩][↩]
- ANET, p. 272[↩]
- Brinkman (2017), p. 3-4[↩]
- Van Koppen (2017), p. 52[↩]
- Van Koppen (2017), p. 48[↩]
- Chen (2020), p. 48[↩]
- Brinkman (1976), p. 10, voetnoot 10[↩]
- Brinkman (1976), p. 129[↩]
- Johannes Boese, „Ḫarbašipak“, „Tiptakzi“ und die Chronologie des älteren Kassitenzeit, in Zeitschrift für Assyriologie und Vorderasiatische Archäologie, Bd. 98 (2008), p. 201-202[↩]
- Boese, op. cit., p. 23, en Van Koppen (2017), p. 59, met voetnoot 53[↩]
- J. A. Brinkman, The Seventh and Eighth Kings of the Kassite Dynasty, in NABU 2014/020, p. 31-32[↩]
- Van Koppen (2017), p. 59-60[↩]
- Van Koppen (2017), p. 60[↩][↩]
- Boese, op. cit., p. 201-202[↩][↩]
- Van Koppen (2017), p. 62[↩]
- Boris Banjevic, Ancient Eclipses and Dating the Fall of Babylon, p. 12[↩]
- Banjevic, op. cit., p. 12[↩]
- Banjevic, op. cit., p. 17[↩]
- V. G. Gurzadyan, Astronomy and the Fall of Babylon, in Sky and Telescope (2003), p. 11[↩]
- Van Koppen (2017), p. 54[↩]
- Chen (2020), p. 50[↩][↩]
- Chen (2020), p. 50-51[↩]
- Van Koppen (2017), p. 66. Er zitten een paar onduidelijkheden aan deze brief, die Van Koppen op p. 66-70 uitlegt.[↩]
- Van Koppen (2017), p. 61[↩][↩]
- Van Koppen (2017), p. 49[↩]
- Van Koppen (2017), p. 50[↩]
- Susanne Paulus, Fraud Forgery, and Fiction: Is There Still Hope for Agum-Kakrime?, in Journal of Cuneiform Studies, Vol. 70 (2018), p. 142[↩]
- Paulus, op. cit., p. 125[↩]
- Paulus, op. cit., p. 126[↩]
- Van Koppen (2017), p. 66[↩]
- Paulus, op. cit., p. 131-132[↩]
- Chen (2020), p. 52[↩][↩]
- ABC, p. 156[↩][↩]
- Brinkman (1976), p. 318[↩]
- Kathleen Abraham en Uri Gabbay, Kaštiliašu and the Sumundar Canal: A New Middle Babylonian Royal Inscription, in Zeitschrift für Assyriologie 2013; 103(2), p. 188-189[↩]
- Van Koppen (2017), p. 75[↩][↩]
- Abraham en Gabbay, op. cit., p. 184, 186[↩]
- Chen (2020), p. 52-53[↩]
- D. T. Potts, Elamites and Kassites in the Persian Gulf, in Journal of Near Eastern Studies 65 no. 2 (2006), p. 116[↩]
- Van Koppen (2017), p. 77. Hier staat “lapis of Babylon”, het woord lazuli komt uit Ancient Records, deel II, § 484[↩]
- Abraham en Gabbay, op. cit., voetnoot 15 op p. 188[↩][↩]
- Brinkman (1976), p. 169-171[↩]
- EA 10, in Amarna, p. 19-20[↩]
- Van Koppen (2017), p. 77[↩]
- ABC, p. 158[↩]
- ABC, p. 171[↩]
- Armanda H. Podany, Hana and the Low Chronology, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 73, No. 1 (April 2014), p. 57 en 63, afbeeldingen van de zegels van Qiš-Addu en de zoon van Kara-indash op p. 58, zegels B en K, en p. 59, zegels D, M en N[↩]
- Podany, op. cit., p. 54[↩]
- Brinkman (1976), p. 146-148[↩]
- Brinkman (1976), p. 205[↩][↩]
- Van Koppen (2017), p. 77, met voetnoot 120[↩]
- Amarna, p. 1-2[↩][↩]
- Brinkman (1976), p. 136-139[↩][↩]
- Brinkman (1976), p. 142-143[↩]
- Brinkman (2017), voetnoot 181 op p. 21[↩]
- Amarna, p. 6[↩]
- Amarna, p. 7[↩]
- Amarna, p. 10[↩]
- Brinkman (1976), p. 111-115[↩]
- Amarna, p. 18[↩][↩]
- Amarna, p. 19[↩]
- EA 6, in Amarna, p. 12[↩]
- Amarna, p. 107[↩]
- Brinkman (1976), p. 117, en voetnoot 5 op p. 8[↩]
- Amarna, p. 12[↩]
- Amarna, p. 12, 16, 18, 19, 21 en 27 respectievelijk[↩]
- Elena Devecchi en Jared L. Miller, Hittite-Egyptian Synchronisms and their Consequences for Ancient Near Eastern Chronology, in Egypt and th Near East – the Crossroads (2011), p. 159[↩]
- Amarna, p. 12-13[↩]
- Armanda H. Podany, Hana and the Low Chronology, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 73, No. 1 (April 2014), p. 68, met p. 55 voor de datering van Hammurapi. Haar chronologie is iets langer en tussen Hammurapi’s zoon en Tukulti-Ninurta I zit een gat, dat in mijn chronologie verdwijnt.[↩]
- ABC, p. 158-159, met voetnoot 158[↩]
- Brinkman (1976), p. 166-167, met voetnoot 3 op p. 167-168[↩]
- ABC, p. 159[↩]
- ABC, p. 171-172[↩]
- Brinkman (1976), p. 169[↩]
- Brinkman (1976), p. 146[↩]
- Brinkman (1976), p. 207[↩]
- Brinkman (1976), p. 232-239[↩]
- Brinkman (1976), p. 206[↩]
- Brinkman (1976), p. 116, met voorbeelden op o.a. p. 223-226[↩]
- Benjamin R. Roster, Before the Muses, An Anthology of Akkadian Literature, Third Edtion (2005), p. 304[↩][↩]
- Brinkman (2017), p. 15[↩]
- RIMA 1, p. 119[↩]
- ABC, p. 185[↩]
- ABC, p. 159-160[↩]
- ABC, p. 173-175[↩]
- Brinkman (1976), p. 266-281[↩]
- Brinkman (1976), p. 284-286[↩]
- Brinkman (1976), p. 240-241[↩]
- Brinkman (1976), p. 116[↩]
- Brinkman (1976), p. 411-414[↩]
- Brinkman (1976), p. 412, A.2. Zie Wikipedia voor de identificatie van BARA2.ZAG(.GAR) met nisannu.[↩]
- ABC, p. 160-161[↩]
- Brinkman (1976), p. 282[↩]
- Peter James, A. 1998: A “Green Tiger” or endangered species? in NABU 2020/073, p. 151-157[↩]
- J. A. Brinkman, Istanbul A. 1998, Middle Babylonian Chronology, and the Statistics of the Nippur Archives, in Zeitschrift für Assyriologie und Vorderasiatische Archëologie, Vol. 73 (1983), p. 71, met voetnoten 11 en 13[↩]
- Brinkman (1983), vorige citaat, p. 73[↩]
- Lezing van de naam uit Peter James, A. 1998: A “Green Tiger” or endangered species? in NABU 2020/073, p. 153[↩][↩]
- Brinkman (1976), p. 155-162[↩]
- Brinkman (1976), p. 450[↩]
- Brinkman (1976), p. 283[↩]
- Brinkman (1976), p. 409[↩]
- Brinkman (1976), p. 163[↩][↩]
- Beckman (1996), p. 133[↩]
- Beckman (1996), p. 135[↩]
- Hittites, p. 265[↩]
- Hittites, p. 266[↩]
- Brinkman (1976), voetnoot 24 op p. 142[↩]
- Brinkman (1976), voetnoot 60 op p. 23[↩]
- Brinkman (1976), p. 16, voetnoot 38[↩]
- Elena Devecchi en Jared L. Miller, Hittite-Egyptian Synchronisms and their Consequences for Ancient Near Eastern Chronology, in Egypt and the Near East – the Crossroads (2011), p. 159-160, 163-166[↩]
- Brinkman (1976), p. 191-200, 446[↩]
- Brinkman (2017), voetnoot 232 op p. 26[↩]
- Brinkman (1976), p. 17, 389-390[↩]
- Brinkman (1976), p. 17-18[↩]
- Brinkman (1976), p. 190[↩]
- Brinkman (1976), p. 289-304[↩]
- Brinkman (1976), p. 22, met voetnoot 56[↩]
- Brinkman (1976), voetnoot 5 op p. 8[↩]
- RIMA 1, p. 280-281[↩]
- Brinkman (1976), p. 177-185[↩]
- Jeremy Goldberg, Dating the Downfall of Kaštiliaš IV and the Domination of Babylonia by Tukulti-Ninurta I (2024), p. 33[↩]
- Brinkman (1976), p. 189[↩]
- Bloch (2023), p. 19[↩]
- Bloch (2012), p. 157[↩]
- RIMA 1, onder andere p. 244-245. Het deel “(and) trod with my feet upon his lordly neck as though it were a footstool” staat alleen in deze versie.[↩]
- ABC, p. 175-176[↩]
- Michael Bányai, Das Interregnum von Tukulti-Ninurta I in Babylonien, in NABU 2013/85, p. 141. Bányai ziet dat als bewijs dat het jaar waarin Enlil-nadin-shumi koning werd en jaar 1 hetzelfde jaar waren, maar zoiets heb ik nog nergens gezien. Het is bovendien onlogisch: dag 6 in maand V was nog steeds het jaar waarin Enlil-nadin-shumi koning werd (Brinkman (1976), p. 87).[↩]
- Brinkman (1976), p. 18-20[↩]
- ABC, p. 176-177[↩]
- Brinkman (1976), p. 148[↩]
- Brinkman (1976), p. 149[↩]
- Brinkman (1976), p. 150[↩]
- Peter James, A. 1998: A “Green Tiger” or endangered species? in NABU 2020/073, p. 153, met voetnoot 4 op p. 156[↩]
- Brinkman (1976), p. 87[↩]
- Jeremy Goldberg, Dating the Downfall of Kaštiliaš IV and the Domination of Babylonia by Tukulti-Ninurta I (2024), p. 5[↩]
- ABC, p. 177[↩]
- Brinkman (1976), p. 91-92[↩]
- Brinkman (2017), voetnoot 236 op p. 27[↩]
- Brinkman (1976), p. 29. De Walker Chronicle wordt hier niet vermeld, die staat hieronder, in het stukje Relatie met Assyrië.[↩]
- Brinkman (1976), p. 185[↩]
- ABC, p. 176[↩]
- ABC, p. 161-162[↩]
- Brinkman (1976), p. 410-411[↩]
- Brinkman (1976), voetnoot 54 op p. 410-411[↩]
- Brinkman (2017), p. 22, met voetnoot 192[↩]
- Brinkman (2017), voetnoot 191 op p. 22[↩]
- Brinkman (1976), p. 256[↩]
- Brinkman (1976), voetnoot 10 op p. 10[↩]
- Brinkman (1976), p. 404[↩]
- J. A. Brinkman, Review: Ur: “The Kassite Period and the Period of the Assyrian Kings”, in Orientalia, NOVA SERIES, Vol. 38, No. 2 (1969), p. 326-327[↩]
- Brinkman (1976), p. 249-250[↩]
- Brinkman (1976), p. 247-248[↩]
- Brinkman (1976), p. 257[↩]
- Brinkman (1976), p. 242[↩]
- Brinkman (2017), voetnoot 247 op p. 28[↩]
- ABC, p. 162[↩]
- ABC, p. 265[↩]
- ABC, p. 258[↩]
- ABC, p. 264-265[↩]
- RIMA 2, p. 133[↩]
- RIMA 2, p. 221-222[↩]
- RIMA 2, p. 261[↩]
- M. Salvini, Nairi, Na’iri, in Reallexikon der Assyriologie, Band 09, p. 87[↩]
- Brinkman (1976), p. 122, met voetnoot 1[↩]
- Brinkman (2017), p. 28, met voetnoot 249[↩]
- Brinkman (1976), p. 122-123[↩]