Stela van Adad-nirari I (1092-1062), een van de bekendere koningen uit deze periode 1
Inleiding
Assur-uballit I erfde van zijn vader een klein Assyrië dat een onderdaan was van Babylon, maar had grote ambities die hij in ieder geval gedeeltelijk wist te verwezelijken. Uiteindelijk bepaalde hij wie er over Babylon zou heersen. Zijn regering is het effectieve begin van het Midden-Assyrische rijk.
Assur-uballits opvolgers breidden hun gebied langzaam uit. Uiteindelijk strekte het rijk zich uit van Syrië tot en met het westen van Iran, van het oosten van Turkije tot de woestijnen ten oosten van Jordanië. Ook Babylon hoorde daarbij. Maar hoogmoed komt voor de val: Tukulti-Ninurta I, de machtigste nakomeling van Assur-uballit in zijn eeuw, kreeg te maken met opstanden in zowel Babylon als Assyrië. Hij werd door een van zijn zonen opgesloten in de nieuwe hoofdstad die hij zelf had laten bouwen en vermoord.
Chronologie
De Midden-Assyrische kalender bestond uit 12 maanden, die begonnen met de dag na nieuwe maan waarop de eerste maansikkel zichtbaar was. Omdat zo’n jaar slechts 354 dagen telt, in plaats van de 365 van het zonnejaar, verschoof het jaar langzaam door de tijd. In 33 zonnejaren verstreken dan ook 34 Assyrische jaren. Ik heb daarom in het overzicht hieronder niet alleen jaartallen gegeven, maar de datums opgeschreven waarop hun eerste en laatste regeringsjaren begonnen.
Die datums kunnen 1-2 dagen afwijken van de dag waarop de Assyriërs hun jaar begonnen, want vroeger waren ze niet heel precies met het signaleren van de eerste maansikkel.
Assur-uballit I
Aššur-uballiṭ I
Jaar 1 begon op 4 maart 1136
Jaar 36 begon op 16 februari 1102
AKL, Khorsabad: (73) Aššur-uballiṭ, son of Erība-Adad, 36 years he ruled.
AKL, SDAS: (73) Aššur-uballiṭ, son of Erība-Adad, 3[6 years he ruled].
AKL, Nassouhi: (73) [Ašš]ur-uballiṭ, son of Erība-⸢Adad⸣, [for x years] he ruled.
KAV 9 is een fragment van waarschijnlijk een synchronische lijst met Assyrische en Babylonische koningen, voor de verandering met hun regeringslengtes erbij. Het is erg laat geschreven, op het fragment staan onder andere Babylonische koningen uit de 7e eeuw v.Chr.. Geen van de namen in de Assyrische kolom zijn bewaard gebleven. Wel zijn er regeringslengtes bewaard gebleven, en die passen het beste bij de koningen op deze pagina. 2: [Assur-uballit] 35
Zijn vader Eriba-Adad I regeerde 1163-1137.
Relatie met Egypte
Hij schreef twee bewaard gebleven brieven aan Akhenaten (1105-1088). Uit brief EA 15: “Say to the king of E[gypt]: Thus Aššur-ubal[liṭ, the king of As]syria. … Up until now, my predecessors have not written; today I write you. [I] send you a beautiful chariot, 2 horses, [and] 1 date-stone of genuine lapis lazuli, as your greeting-gift.” 3
Uit brief EA 16: “S[ay] to (naam niet goed leesbaar, volgens een voetnoot mogelijk n[a-a]p-ḫu-[r]i-i-x, mogelijk Neferkheperure, Akhenatens prenomen) [… Great King], king of Egypt, my brother: thus Aššur-uballiṭ, king of [Assy]ria, Great King, your brother. … When I saw your [me]ss[en]gers, I was very happy. … Is such a present that of a Great King? Gold in your country is dirt; one simply gathers it up. Why are you so sparing of it? I am engaged in building a new palace. Send me as much gold as is needed for its adornment. When Aššur-nadin-aḫḫe (na 1225-1203), my ancestor, wrote to Egypt, 20 talents of gold were sent to him. [W]hen the king of Ḫanigalbat (Mitanni) [wr]ote to your father in Egy[pt], [h]e sent 20 talents of gold to him. … you sent me […] of gold, and it is not enough [f]or the pay of my messengers on the journey to and back. … Why should messengers be made to stay constantly out in the sun and so die in the sun? If staying out in the sun means profit for the king, then let him (a messenger) stay out and let him die right there in the sun, (but) for the king himself there must be a profit. Or other[wi]se, why should they [d]ie in the sun? As to the messengers we have exch[anged] . . . do they keep [my] messengers alive? They are made to die in the sun!” 4
Ondanks dat was Assur-uballit kennelijk een vazal van Babylon, of in ieder geval beschouwde de koning van Babylon Assyrië als zijn onderdaan. Burna-Buriash, de koning van Babylon, schreef namelijk aan Akhenaten: “Say to Nibḫurrereya (Neferkheperure, Akhenatens prenomen), the king of Egy[pt, my brother]: Thus Burra-Buriyaš, the king of Kard[un]iyaš, your brother. … Now, as for my Assyrian vassals, I was not the one who sent them to you. Why on their own authority have they come to your country? If you love me, they will conduct no business whatsoever. Send them off to me empty-handed.” 5
In sommige alternatieve chronologieën worden Assur-uballits brieven aan Egypte niet in dezelfde tijd als de rest van het archief gedateerd, maar onder Thutmose III of IV. Toch blijkt uit onderzoek van Sharon Love dat EA 16 door de overeenkomsten met de rest van de internationale correspondentie uitstekend in dezelfde tijd past. 6
Oorlog met Egypte
Volgens zijn achterkleinzoon, Adad-nirari I, onderwierp Assur-uballit het land Musri (Egypte). Voor een mogelijkheid dat hij tegen Amenhotep III (1142-1105) vocht, zie hier.
Enlil-nirari
Enlil-nārārī
Jaar 1 begon op 6 februari 1101
Jaar 10 begon op 30 oktober 1093
AKL, Khorsabad: (74) Enlil-nārārī, son of Aššur-uballiṭ, ruled 10 years. 7
AKL, SDAS: (74) Enlil-nārārī, son of Aššur-uballiṭ, [ruled] 10 [years].
AKL, Nassouhi: (74) [Enlil]-nārārī, son of ⸢Aššur-uballiṭ⸣, [for x years he ruled].
KAV 9: [Enlil-nirari] 10
Arik-den-ili
Arik-dīn-ili
Jaar 1 begon op 20 oktober 1092
Jaar 12 begon op 21 juni 1081
AKL, Khorsabad: (75) Arik-dīn-ili, son of Enlil-nārārī, ruled 12 years.
AKL, SDAS: (75) Arik-dīn-ili, son of Enli-nārārī, [ruled] 12 y[ears].
AKL, Nassouhi: (75) [Arik-dīn-ili, son of Enlil-nārārī, for x years] he ruled.
KAV 9: [Arik-den-ili] 12
Adad-nirari I
Adad-nārārī
Jaar 1 begon op 20 oktober 1092
Jaar 32 begon op 17 november 1062
AKL, Khorsabad: (76) Adad-nārārī, brother, of Arik-dīn-ili, 32 years he ruled.
AKL, SDAS: (76) Adad-nārārī, brother, of Arik-dīn-ili, [ruled 32 years].
AKL, Nassouhi: (76) [Adad-nārār]ī, son of Arik-dīn-ili, [for x years] he ruled.
KAV 9: [Adad-nirari x+]13
Hij wordt in twee versies de broer van Arik-den-ili genoemd, maar in de Nassouhi-versie is hij, zoals in onder andere zijn eigen inscripties 8 en een inscriptie van Adad-nirari II 9, de zoon van Arik-den-ili. Mijn idee is dat hij de broer van Arik-den-ili kon worden genoemd als ze na de dood van Enlil-nirari tegelijk begonnen met regeren. Familierelaties werden soms gebruikt voor de relatie tussen twee koningen; Assur-uballit I noemt in EA 16 Assur-nadin-ahhe (mogelijk I, na 1225-1203) zijn voorvader 10, terwijl hij in zijn lijst van 6 generaties aan voorouders geen van beide Assur-nadin-ahhes noemt 11.
Daar is een tweede aanwijzing voor. In het Tukulti-Ninurta Epic, een verhaal dat rondom Tukulti-Ninurta’s verovering van Babylon werd geschreven, noemt Tukulti-Ninurta Enlil-nerari zijn a-lid ba-nu a-bi-ia, wat in de context “my great-grandfather” moet betekenen, want twee regels verder noemt hij Adad-nerari zijn ba-nu a-bi-ia, “the progenitor of my father”. Arik-den-ili wordt hier genegeerd. Yigal Bloch noemt dit als een voorbeeld van het manipuleren van koninklijke genealogieën. 12 Maar als het waar is kan Arik-den-ili worden genegeerd, wat weer kan als ook Adad-nirari Enlil-nerari direct opgevolgde.
Salmaneser I
Salmānu-ašared I
Jaar 1 begon op 11 juni 1080
Jaar 30 begon op 31 juli 1052
AKL, Khorsabad: (77) Salmānu-ašared, son of Adad-nārārī, ruled 30 years.
AKL, SDAS: (77) Salmānu-ašared, son of Adad-nārārī, [ruled] 30 years.
AKL, Nassouhi: (77) [Salm]ānu-ašared, son of Adad-[nārārī, for x year]s he ruled.
KAV 9: [Salmaneser I x+]10
Voor de aanwijzingen uit zijn oorlogsverslagen dat hij een co-heerer was van Adad-nirari I, zie hier.
Hij schreef een van de Distanzangaben. Hij telde alle koningen die voor hem hadden geregeerd op, tot de tijd van Samsi-Adad I (1445-1413). Dat is allemaal prima na te tellen, dus hij moet na alle voorgaande koningen op de AKL hebben geregeerd.
De oogst
Volgens kleitablet KAJ 81 leende iemand gerst, om de periode tot de volgende oogst door te komen, omdat de gerst die de lener nog had op het land stond. De lening werd aangegaan op 21 abu-šarrāni (maand XI) in het jaar van Aššur-mušabši (jaar 4 of 5, beide jaren werden naar een Aššur-mušabši genoemd). 13 Dit is, afhankelijk van het jaar, 20 maart 1076 of 10 maart 1075, keurig voor de oogst in mei-juni.
Eenzelfde lening werd op kleitablet TR 3015 aangegaan op 23 qarrātu (maand II) in het jaar van Qibi-Aššur, de zoon van Šamaš-aḫa-iddina, ofwel jaar 6. In de chronologie van Joshua Jeffers moest deze lening terugbetaald worden aan het begin van juni. Dat is vrij laat voor zo’n lening; gerst werd meestal geoogst in mei/juni. Het is mogelijk dat dit jaar net als het volgende jaar, waarvoor zie de vorige paragraaf, erg droog was. Dat past bij de lening; de schuldenaar had dan net voor de oogst geen gerst meer en moest lenen om te kunnen blijven eten. Hij leende twee emāru gerst en beloofde vier arbeiders te sturen voor de oogst. Dit zijn de kleinste hoeveelheden gerst en arbeiders in alle bekende leendocumenten. 14 23 qarrātu in jaar 6 is 8 juni 1075.
Volgens BATSH 9: 95 werd op [x+]5 muḫur-ilāni (maand X) in het jaar van Aššur-nādin-šumē, waarschijnlijk jaar 7 (1074), begonnen met zaaien. Dit gebeurde meestal in november of december, maar in drogere jaren werd er ook wel pas in januari gezaaid. Ook volgens een ander kleitablet, BATSH 9: 67, werd er begonnen met zaaien op 5 muḫur-ilāni; het vermeldt dat er weinig opbrengst was dat jaar. 15 5 muḫur-ilāni is 2 januari 1074. Daarentegen plaatst Yigal Bloch het jaar van Aššur-nādin-šumē in jaar 8. 16 5 muḫur-ilāni was toen 22 december 1073.
Een derde lening werd in KAJ 62 aangegaan op 26 ṣippu (maand I) in het jaar van Aššur-ālik-pāni, ofwel jaar 9. 13 Dit is 10 april 1072.
BATSH 18: 12 is gedateerd op 29 ša-kēnāte (maand IX) in het jaar van Mušallim-Aššur, ofwel jaar 10, en vermeldt 63 boeren met hun families. Deze lijst had waarschijnlijk te maken met de landbouw. BATSH 9: 69, van dezelfde dag, vermeldt rantsoenen gerst voor arbeiders. Het kan betekenen dat deze lijst nodig was om duidelijk te krijgen hoeveel gerstzaad er nodig was zodat de boeren hun werk konden doen. 17 29 ša-kēnāte is in jaar 10 24 december 1071.
YBC 12860 vermeldt een lening van gerst om de periode tot de komende oogst door te komen, en is gedateerd op 15 kuzallu (maand V) in het jaar van Nabi’u-bēla-uṣur, ofwel jaar 26. 13 Dit is 23 januari 1055.
De drie kleitabletten BATSH 18: 28, 29 en 30 vermelden de levering van gerstzaden om te worden gezaaid. Alle drie zijn ze gedateerd op 7 kalmartu (maand III) in het jaar van Usāt-Marduk, ofwel jaar 27. In de chronologie van Joshua Jeffers is dit in november, aan het begin van het zaaiseizoen, wat kan gebeuren als de late oktoberregens al genoeg waren om de grond voor te bereiden voor het zaaien. 18 In mijn chronologie is dit 5 november 1055.
Relatie met Egypte
Hij noemde zich “onderwerper van Muṣri” 19, ofwel Egypte. Dat is mogelijk in mijn chronologie, want aan het eind van Salmanesers regering raakte Egypte al haar gebieden in Azië kwijt. Seti I (1052-1043) moest Israël, Libanon en Syrië zelfs opnieuw veroveren. Voor de uitgebreidere versie hiervan, zie hier.
Tukulti-Ninurta I
Tukultī-Ninurta I
Jaar 1 begon op 20 juli 1051
Jaar 37 begon op 24 juni 1016
AKL, Khorsabad: (78) Tukultī-Ninurta, son of Salmānu-ašared, ruled [3]7 years.
AKL, SDAS: (78) Tukultī-Ninurta, son of Salmānu-ašared, [ruled] 37 years.
AKL, Nassouhi: (78) T[uku]ltī-Ninurta, son of Sal[mānu-ašared, for x year]s he ruled.
KAV 9: [Tukulti-Ninurta x+]7
Hij liet een nieuwe hoofdstad bouwen, Kar-Tukulti-Ninurta. 20
De oogst
Volgens kleitablet TR 3014 leende iemand op 8 ša-kēnāte (maand IX) in het jaar van Mušallim-Adad, ofwel jaar 3 van Tukulti-Ninurta I, gerst om de periode tot de gersteoogst in mei-juni door te komen. 13 Dit is 26 februari 1048, ruim voor de oogst.
Verschillende kleitabletten uit de correspondentie tussen Sîn-mudammeq en grootvizier Aššur-iddin gaan over de oogst. De voor de chronologie relevante brieven zijn allen gedateerd in het jaar van Ina-Aššur-šumī-aṣbat, ofwel jaar 18 van Tukulti-Ninurta. 21
In kleitablet BATSH 4: 2 schrijft Sîn-mudammeq op 20 sîn (maand IV): “That which my lord wrote me: “Why did the people of Waššakani not go after them (gevluchte soldaten uit Karkemis)?” Locusts ate their harvest. After they ate the chickpeas, nobody (remained) in the city!” Deze sprinkhaan is waarschijnlijk de Marokkaanse. In tegenstelling tot de woestijnsprinkhaan komt deze alleen lokaal voor; verderop in de brief staat dat de oogst in Ter[qa] werd voorbereid, en in BATSH 4: 3, dat slechts twee weken later werd geschreven (zie onder), staat dat de oogst in Ḫāna niet getroffen was door de sprinkhanen. De Marokkaanse sprinkhaan komt per jaar maar in slechts één generatie, die in de tweede helft van april en het begin van mei de gewassen kaalvreet. Ook was er nog niet geoogst, zoals het rond midden mei wel het geval zou zijn. 22 20 sîn in jaar 18 is 5 mei 1034.
In BATSH 4: 3, gedateerd op 5 kuzallu (maand V), reageert Sîn-mudammeq op Aššur-iddins vraag naar de vlasoogst. “I have written in regards to the flax of the city of the land Ḫāna. (Some)one has made a report: “Locusts have not eaten (it).” (I asked:) “W[h]y is it not harvested?” He wrote me: “It is not ripe.”” Vlas werd geoogst in de lente, en was waarschijnlijk gelijktijdig met de gersteoogst, maar ging iets langer door. De vlasoogst was dan aan het begin van juni. Dat het nog niet rijp was plaatst de brief in de tweede helft van mei. 23 5 kuzallu in jaar 18 is 19 mei 1034.
Op 22 kuzallu (maand V) schreef Sîn-mudammeq BATSH 4: 4. “I shall go to the city of … [tod]ay. They should rema[in] for five days, (and) they should carry in the [h]ay. [I] have heard (that) the enemy (is) in the mounta[ins]. (It is reported:) “He (the enemy) is descend[ing] on the banks of the [S]ubn[at] and Sarū’a Rivers. He is burning the hay!” Due to th[is] (report), I shall set out (for there). Previously, my lord wro[te to me]: “T[ake] the road to Saḫlālu [(…)] and Dunni-Aššur. Send a report.” No one should go out from here. They have not (yet) harvested. They should now plant millet and sesame. Last year – at this time and (literally: then) later – no one filled his hand.” Hooi lag waarschijnlijk te drogen op het veld na de gersteoogst, waarna het verzameld werd en gebruikt als veevoer. Tegelijk moest in andere regio’s de oogst nog beginnen. Gierst en sesam werden meestal geplant nadat de gersteoogst voorbij was, midden juni, en geoogst in de herfst. Dit allemaal samen plaatst de brief in de eerste helft van juni. De oogst was dan soms klaar, soms nog bezig, maar waarschijnlijk wel snel over, en half juni is de tijd dat de gierst en sesam geplant moesten worden. 24 22 kuzallu in jaar 18 is 5 juni 1034.
Van BATSH 4: 6 tenslotte is het begin beschadigd, waar stond wie de zender en ontvanger waren, maar de brief is waarschijnlijk ook van Sîn-mudammeq. Op 27 allānātu (maand VI) schreef hij: “There are ten talents of flax that they harvested this year. After there is no flax (left), should one attend to the walls and the enclosure of the textiles, or shall we do (it)? The days are cooling off again, (and) it may not be fitting to wash (the flax). I await the report of my lord. Let the lord write me in order to organize, so that they can knot and weave. As long as the days are good, they shall wash.” De geoogste vlas werd op dit moment geroot (het “wassen”, de vlasstengels liggen in water tot bacteriën de kern opeten en de vezels vrijkomen). Dit vraagt om een hete, vochtige omgeving, wat verklaart waarom de schrijver schrijft dat de onverwachte kou het werk kan hinderen. De vlasoogst was voorbij aan het eind van juni, en er was tijd nodig om het te drogen en ontzaden; het roten was waarschijnlijk begin juli. 25 27 allānātu in jaar 18 is 10 juli 1034.
Psalm 83 en een dark age
Tukulti-Ninurta kan de enige koning van het Assyrië zijn dat genoemd wordt in Psalm 83, wat hem een tijdgenoot maakt van Saul (1052-1011). Deze psalm is, dankzij de lange en specifieke lijst van Israëls vijanden die daarin staat, rond of kort voor 1031 te plaatsen. De conclusie die daaruit te trekken is, is dat Tukulti-Ninurta rond 1031 op het hoogtepunt van zijn macht zat, en het verval van zijn koninkrijk rond 1031 of kort daarna begon.
Aan het eind van de psalm volgt Asafs gebed om het lot van Israëls tegenstanders: “Mijn God, maak hen als een werveldistel, als stoppels voor de wind. Zoals vuur een woud verbrandt, zoals de vlam de bergen verzengt, achtervolg hen zó met Uw storm, jaag hun schrik aan met Uw wervelwind.” (vers 14-16) Na de verovering van Babylon eindigen Tukulti-Ninurta’s oorlogsverslagen. Kort hierna, in 1027/6, greep Ninurta-apil-Ekur naar de macht en nog geen tien jaar later kwam een van Tukulti-Ninurta’s zonen in opstand. Hij werd door zijn zoon opgesloten in Kar-Tukulti-Ninurta en uiteindelijk vermoord.
Heel Tukulti-Ninurta’s rijk kwam uiteindelijk ten val. Zijn eerste opvolger is nog bekend, de andere twee zijn meer schaduwen. Volgens A. Kirk Grayson: “Since the reign of Tukultī-Ninurta I the fall in Assyria’s fortunes has been reflected in the dramatic dearth of royal inscriptions. With the accession of Aššur-rēša-iši I (976) Assyria begain to recover politically and economically and the number of royal texts at our disposal increases.” 26 Tiglath-Pileser I (959-922) heeft het over de “hard years” van zijn voorvaderen, waarin de paleizen in de belangrijkste Assyrische steden ruïnes geworden waren. 27
In Hana
Hana was een oud land in het noorden van Syrië, waar de laatste decennia bij opgravingen verschillende kleitabletten zijn gevonden. De koningen die op deze kleitabletten worden genoemd zijn een belangrijke aanwijzing voor een korte chronologie van het oude Midden-Oosten – met dank aan hen kan een hele eeuw uit de middenversie van de standaardchronologie worden geschrapt.
Het belangrijkste hiervan voor Assyrië is de vermelding van Tukulti-Ninurta in Hana, in een contract waarin land werd verkocht. Hij wordt hier vermeld na minstens zeven generaties koningen van Hana, die Armanda Podany schat op 140-175 jaar (ca.1215/1180-1040), na twee generaties met vijf koningen, die ze schat op 50 jaar (ca.1265/1230-1215/1180), die weer worden vermeld na Samsu-ditana (1278-1253) en Ammi-saduqa (1299-1279) van Babylon. 28
Relatie met Egypte
In jaar 19 (1033) ontving Tukulti-Ninurta een Egyptische diplomaat. Voor de consequenties daarvan voor mijn chronologie, en de Egyptische zegelingen uit Tukulti-Ninurta’s stijd in Dur-Katlimmu die te dateren zijn op ongeveer Ramses II (1043-977), zie hier.
Assur-nadin-apli
Aššur-nādin-apli
Jaar 1 begon op 24 juni 1016
Jaar 4 begon op 21 mei 1013
AKL, Khorsabad: Tukultī-Ninurta was alive(?), (79) Aššur-nādin-apli, his son, sized the throne (and) 3 years he ruled.
AKL, SDAS: Tukultī-Ninurta was alive(?), (79) Aššur-nāṣir-apli, his son, sized the throne (and) ruled 3 years.
AKL, Nassouhi: [Tukul]tī-Ninurta was alive(?), (79) [Aššur-]nādin-apli, his son, seized the throne (and) 4 years [he ruled].
De Nassouhi-lijst is veruit de oudste van de drie en waar er verschillen zijn met de andere twee lijsten, klinkt de Nassouhi-lijst betrouwbaarder. Ik neem daarom 4 jaar aan voor Assur-nadin-apli. Toch is uit Distanzangabe 2 en Angabe 3 de conclusie te trekken dat hij slechts 3 jaar regeerde. Als deze Angaben gelijk hebben, en de drie versies van de AKL samen één verhaal vertellen vanuit meerdere perspectieven, zie ik maar een mogelijkheid: Assur-nadin-apli greep naar de macht 1 jaar voordat zijn vader werd vermoord. De andere 3 jaar kwamen na de moord.
Zijn naam
Er zijn bronnen die Tukulti-Ninurta’s opvolger Assur-nasir-apli noemen, terwijl andere bronnen hem Assur-nadin-apli noemen. Het is mogelijk dat Tukulti-Ninurta twee opvolgers had, elk met een van beide namen. 29 Maar dat is niet per se nodig.
De naam van de opvolger is in de SDAS-versie van de AKL geschreven als mAš-šur-PAP-IBILA en mAš-šur-PAP-A, wat beide gelezen werd als Assur-nasir-apli, terwijl de andere versies mAš-šur-SUM-IBILA hebben, ofwel Assur-nadin-apli. Uit onderzoek van Olaf Pedersén bleek dat in Tukulti-Ninurta’s tijd in Assyrië PAP en A niet alleen staan voor naṣāru (beschermen) en aplu (erfgenaam), maar ook voor nadānu (geven) en aḫu (broer). De opvolger van Tukulti-Ninurta heette dan ook Assur-nadin-apli. Dat wil niet zeggen dat latere lezers de naam niet konden verwarren met Assur-nasir-apli. In Chronicle P heet de opvolger dan ook mAN.ŠÁR-na-ṣir-A, ofwel Assur-nasir-apli. 30
Assur-nirari III
Aššur-nārārī III
Jaar 1 begon op 10 mei 1012
Jaar 6 begon op 18 maart 1007
AKL, Khorsabad: (80) Aššur-nārārī, son of Aššur-nādin-apli, 6 years he ruled.
AKL, SDAS: (80) Aššur-nārārī, son of Aššur-nāṣir-apli, ruled 6 years.
AKL, Nassouhi: (80) Aššur-nārārī, son of Aššur-nādin-apli, for 6 years he ruled.
Voor het verschil in zijn vaders naam, zie bij zijn voorganger.
De oogst
Kleitablet KAJ 101 dateert van 8 ša-kēnāte (maand IX) in het jaar van Aššur-nērārī (jaar 1 van Assur-nirari III), en meldt dat een zekere Aššur-apla-iddina gerst leende, zodat hij en zijn huishouden te eten hadden tot aan de komende oogst. Hij zou dit terugbetalen ind e vorm van gerst en arbeiders voor de oogst die 5 maanden later zou komen, dus rond 8 qarrātu (maand II) in het volgende jaar. Gerst werd meestal in mei-juni geoogst. 31 8 qarrātu in jaar 2 van Assur-nirari is 5 juni 1010, keurig tijdens de oogst.
Enlil-kudurri-usur
Enlil-kudurrī-uṣur
Jaar 1 begon op 13 juni 1015
Jaar 5 begon op 30 april 1011
AKL, Khorsabad: (81) Enlil-kudurrī-uṣur, son of Tukultī-Ninurta, 5 years he ruled.
AKL, SDAS: (81) Enlil-kudurrī-uṣur, son of Tukultī-Ninurta, ruled 5 years.
AKL, Nassouhi: (81) Enlil-kudirrī-uṣur, son of Tukultī-[Ninurta], for 6 years he ruled. 32
Volgens ABC 21, de Synchronic Chronicle, was hij een tijdgenoot van Ninurta-apil-Ekur (1026-1014). Hij kan daarom alleen net als Assur-nadin-apli zijn vader zijn opgevolgd.
laatste wijzigingen:
21 juni 2023: toegevoegd alinea over Assur-uballit I als tijdgenoot van Thutmose III of IV
6 juli 2023: toegevoegd bij Tukulti-Ninurta I de zin over de zegelingen uit Dur-Katlimmu
2 februari 2024: datering van Hana’s koningen hersteld naar wat Podany echt schreef: 140-175 jaar, niet alleen 140 jaar
- Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=340017[↩]
- Bloch (2012), p. 24, voetnoot 52, zie hier voor alle bewaard gebleven Assyrische regeringslengtes op KAV 9[↩]
- Amarna, p. 38[↩]
- Amarna, p. 38-39[↩]
- EA 9, Amarna, p. 18[↩]
- Sharon R. Love, Parlance, Politics and Personality: Responses to Insults in the International Amarna Letters, in Conversations with the Biblical World, Vol. XXXVII (2017), p. 23, uitwerking in de latere pagina’s[↩]
- De RIAo-vertaling van deze lijst heeft voor Enlil-nirari 36 jaar. Dat kan niet kloppen, dat is het aantal jaren van zijn vader.[↩]
- RIMA 1, p. 132, 143[↩]
- RIMA 2, p. 144[↩]
- Amarna, p. 39[↩]
- RIMA 1, p. 108-109[↩]
- Bloch (2012), p. 268, voetnoot 176[↩]
- Jeffers (2017), p. 182-183[↩][↩][↩][↩]
- Jeffers (2017), p. 182-183, met voetnoot 97[↩]
- Jeffers (2017), p. 171-172[↩]
- Bloch (2012), p. 93[↩]
- Jeffers (2017), p 176-177[↩]
- Jeffers (2017), p. 172-173[↩]
- RIMA 2, p. 132, 206[↩]
- RIMA 1, p. 270[↩]
- Jeffers (2017), p. 163[↩]
- Jeffers (2017), p. 163-164[↩]
- Jeffers (2017), p. 164-1644[↩]
- Jeffers (2017), p. 166-167[↩]
- Jeffers (2017), p. 167-168[↩]
- RIMA 1, p. 309[↩]
- RIMA 2, p. 26[↩]
- Armanda H. Podany, Hana and the Low Chronology, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 73, No. 1 (April 2014), p. 54-55, 65-66, 70[↩]
- Graham Hagens, The Assyrian King Kist and Chronology: a Critique, in Orientalia, NOVA SERIES, Vol. 74, No. 1 (2005), p. 38-39[↩]
- Bloch (2012), p. 14, voetnoot 28[↩]
- Jeffers (2017), p. 173-174[↩]
- De RIAo-vertaling heeft hier 6 jaar. Maar een andere lezing van de Nassouhi-lijst heeft 5 jaar voor hem (Bloch (2012), p. 313, en Graham Hagens, The Assyrian King Kist and Chronology: a Critique, in Orientalia, NOVA SERIES, Vol. 74, No. 1 (2005), p. 37). De RIAo-vertaling zal wel een typfout zijn, 6 is het aantal van zijn voorganger.[↩]