Het eerste duidelijke contact tussen Assyrië en Egypte: een brief van Assur-uballit I (1136-1102) aan Akhenaten (1105-1088)
Inleiding
Een aantal Assyrische koningen schrijft dat ze tegen Musri of de Musru streden. Waar Musri lag is niet helemaal duidelijk. Het wordt geïdentificeerd met Egypte, wat in het Assyrisch Muṣri, Muṣur en Muṣuri is, maar ook geplaatst in het zuidoosten van Turkije. Op de Black Obelisk van Salmaneser III daarentegen wordt het tribuut van de koning van Muṣri vermeld, bestaande onder andere uit “camels whose backs are two humped, a river-ox (hippopotamus), an antelope and monkeys”. Dankzij de dieren kan je de conclusie trekken dat Muṣri Egypte was. 1
Ik neem aan dat Musri Egypte is, want in een ingekorte chronologie van Assyrië kunnen alle vermeldingen van Musri worden toegeschreven aan Egypte. Sommige zijn helaas nogal onduidelijk, maar dat is vaker zo in deze oude periodes.
Assur-uballit I
Volgens zijn achterkleinzoon Adad-nirari I (1092-1062) vocht Assur-uballit I (1136-1102) tegen Musri: “Aššur-uballiṭ, strong king, whose priesthood was outstanding in awesome Ekur and the well-being of his sovereignty was established as far away as the mountains, subduer of the land Muṣru (KURmu-uṣ-ri), disperser of the hordes of the extensive land of the Šubaru, extender of borders and boundaries”. 2 “Musru” is hetzelfde geschreven als Musri in de inscriptie van Salmaneser I. 3
Als Musri ook hier Egypte is, is dat opvallend, omdat Assur-uballit juist op een vriendelijke manier contact zocht met Egypte. Uit brief EA 15: “Say to the king of E[gypt]: Thus Aššur-ubal[liṭ, the king of As]syria. … Up until now, my predecessors have not written; today I write you. [I] send you a beautiful chariot, 2 horses, [and] 1 date-stone of genuine lapis lazuli, as your greeting-gift.” 4 In brief EA 16 schrijft hij: “When I saw your [me]ss[en]gers, I was very happy”, in de hoop om veel goud los te peuteren van de farao voor het paleis dat hij bouwde. 5
Blijkens de andere brieven die Akhenaten (1105-1088) ontving, ditmaal van zijn onderdanen, was hij meestal degene die contact zocht; hij herinnerde zijn onderdanen eraan dat ze het gebied veilig moesten houden. 6 Als het gaat over Egyptische oorlogen zijn de brieven rustig; er wordt slechts gesproken over één Egyptisch leger dat naar het noorden zou trekken, maar de interpretatie van de vermeldingen van dit leger verschillen. 7 In de tijd van de brieven lijkt ook om een andere reden niet de goede tijd te zijn voor een oorlog tussen Assyrië en Egypte. Toen Burnaburiash van Karduniaš (Babylon) ontdekte dat zijn Assyrische onderdanen met de farao schreven, was hij daar niet blij mee. “If you (de farao) love me, they will conduct no business whatsoever. Sent them off empty-handed.” 8 Dit is de enige andere vermelding van Assyrië in deze brieven. 9 Als de oorlog echt was, wordt het zoeken naar een manier om de vrede te omzeilen. Had de farao toegegeven aan Burnaburiash, waarna Assur-uballit kwaad werd en Egypte aanviel? Volgens zowel de Synchronic Chronicle als Chronicle P werd Assur-uballit machtig genoeg om in te grijpen toen de situatie in Babylon hem niet beviel. Of is de vermelding van Musri gewoon opschepperij van Adad-nirari, zoals hij opschept in de rest van de inscriptie, en is het alleen een verwijzing naar Assur-uballits schrijven met Egypte?
De enige mogelijkheid dat Assur-uballit toch tegen Egypte vocht, zie ik in een vanuit Egypte onuitlegbare vermelding van Naharin – ofwel Mitanni, het Hanigalbat uit de Assyrische bronnen. Amenhotep III (1142-1105) wordt voor zover bekend slechts één keer afgebeeld terwijl hij oorlog voerde, en volgens de tekst van de stela was dat in Naharin; hij zou het hebben onderworpen. Maar in Amenhoteps tijd was er geen oorlog tussen Egypte en Mitanni. De landen waren zelfs vrienden. 10 Amenhotep trouwde in jaar 10 (1133/2) met Gilukhipa, een dochter van Shuttarna van Mitanni, en later met Tadukhipa, dochter van Tushratta van Mitanni. 11 Ondanks dat schrijft Abdi-Heba in Amarnabrief EA 288 aan farao: “The strong hand (arm) of the king took the land of Naḫrima (Mitanni)”. 12 Als hier iets van waar is, is het mogelijk om deze strijd te combineren met een korte plaatsnamenlijst. Hierin noemt Amenhotep mktš (onbekend), kpn (Gubla, ofwel Byblos), qrqmš (Karkemis), ỉśr (Assyrië) en ỉpttn (zie hier). 13 Amenhotep vocht dan in Mitanni tegen een ander – en als Assur-uballit op dat moment daar was kan hij die tegenstander zijn.
Salmaneser I
Salmaneser I (1080-1052) noemde zich “onderwerper van Muṣri”. 3 Hij was een co-heerser van zijn vader, Adad-nirari I (1092-1062), maar Musri vond ik in geen van de bekende inscripties van Adad-nirari. Alhoewel ze niet in elke oorlog samen vochten kan de vermelding daarom komen uit Salmanesers laatste 10 jaar (1061-1052).
Als het gaat om verdediging had Akhenaten (1105-1088), in tegenstelling tot wat altijd gedacht werd, het goed voor elkaar. Hij liet de verschillende partijen in westelijk Azië – Mitanni, de Hethieten, Assyrië, Amurru (Syrië) – met elkaar strijden, zodat Mitanni werd uitgeschakeld en Amurru ontstond. Amurru, dat zo tussen Egypte en de Hethieten in kwam te liggen, was een van Akhenatens verdedigingswerken tegen de Hethieten. Het enige zwakke punt in de verdediging was Kadesh, vlak buiten de noordelijke grens van Libanon; het lang aan de rand van Amurru. 14 Van Tutankhamun (1082-1073) is alleen een oorlog bekend tegen de Hethieten, in Kadesh. 15 Hij ontving het tribuut van “het verschrikkelijke Retjenu” (Syrië-Israël), waaronder dat van “the chiefs of Retenu the Upper, who knew not Egypt since the time of the god, are craving peace from his majesty.” 16 Assyrië wordt niet bij naam genoemd. Horemheb (1068-1054) vocht volgens zijn plaatsnamenlijsten van Naharin (Mitanni) aan de Eufraat tot Kadesh. 17 Maar alles wat van Horemhebs oorlogen bekend is, komt waarschijnlijk uit Tutankhamuns tijd, want Horemheb was zijn generaal. 18 Voor Horemheb blijft dan geen enkele oorlog over binnen zijn regering. Seti I (1052-1043) daarentegen heroverde Israël en in ieder geval delen van Syrië. 19
Als Seti I het Aziatische deel van het Egyptische rijk moest heroveren, was Egypte het ooit kwijtgeraakt. Salmaneser droeg daar daar, in zijn laatste 10 jaar, in ieder geval gedeeltelijk aan bij door een deel van Syrië te onderwerpen. Dat past uitstekend. Hij had namelijk in zijn eerste decennium al Hanigalbat veroverd, op de grens tussen Turkije en Syrië.
Tukulti-Ninurta I
In de tijd van Tukulti-Ninurta (1051-1016) stuurde een niet bij naam genoemde koning van Egypte zijn ambassadeur, Milku-rāmu uit Sidon, naar Assyrië. In het Assyrische jaar van Ninuāyu, ofwel jaar 19 20 (1033), gaf (grootvizier) Salmānu-mušabši opdracht aan de gouverneur van Harbe om eten klaar te maken voor Milku-rāmu. Egypte was niet de enige land dat toen een ambassadeur stuurde; dit had waarschijnlijk te maken met Tukulti-Ninurta’s recente verovering van Babylon. 21
In deze tijd regeerde Ramses II (1043-977). 1033 is aan het begin van zijn tweede decennium, en in dat decennium was hij vooral bezig met oorlog voeren in Israël. 22 Het enige wat ik over hem kon vinden dat relevant is voor deze post is een paper van M. B. Rowton, die schrijft dat de groeiende macht van Assyrië een mogelijke reden was voor het vredesverdrag tussen Ramses en Hattusili III van Hatti. 23 Dit verdrag is getekend op I peret 21 in jaar 21 24, ofwel 23 september 1023, tien jaar nadat de Egyptische diplomaat naar Tukulti-Ninurta ging.
Dur-Katlimmu, het huidige Tell Sheikh Hamad, is een Assyrische stad in het oosten van Syrië. In de tijd van Salmaneser I (1080-1052)-Tukulti Ninurta I (1051-1016) was hier contact met Egypte. In Building P in de citadel zijn 35 zegelingen gevonden uit Egypte, gemaakt met 5 scarabeeën uit de periode eind dynastie XVIII tot XX. Eén van hen, met twee staande goden, is nauwkeuriger te dateren op Seti I (1052-1043)-Ramses II (1043-977). 25
Tiglath-Pileser I
Musri werd ook verslagen door Tiglath-Pileser I (959-922). Uit een lange inscriptie uit jaar 5 (955) 26: “The god Aššur, the lord, commanded me to conquer the land Muṣri and I took the way between Mounts Elamuni, Tala, and Ḫarusa. I conquered all the land Muṣri and laid low their warriors. I burnt, razed, (and) destroyed their cities. The troops of the Qumānu came to the aid of the land Muṣri. I fought with them in the mountains, (and) brought about their defeat. I confined them to one city, the city Arinu which is at the foot of Mount Aisa. They submitted to me (and) I spared that city. I imposed upon them hostages, tribute, (and) impost.” 27
Een andere, gezien Tiglath-Pilesers lange regering helaas niet gedateerde, inscriptie vermeldt een zending van de šar māt Muṣ[ri], de koning van Egypte. In een voetnoot verwijst Jaume Llop-Raduà naar de vermeldingen van Egypte in RIMA 2, inscriptie 4 van Tiglath-Pileser, regels 27-40 en 73-79, maar op die plekken wordt Egypte niet genoemd. 28 Ondanks dat las hij in RIMA kennelijk Egypte en is er dus reden om ook het veroverde Musri met Egypte te identificeren.
Qumanu is een bergland ten noorden en oosten van Alqosh in het noorden van Irak. 29 Waar Arina lag is onduidelijk 30, net als als de berg Aisa 31. De berg Elamuni is mogelijk Elama uit de landen van de Nairi 32, dat weer in het Armeense Hoogland lag 33, maar als Musri Egypte is lag dat nogal ver naar het noorden. Musri kan in het noorden of oosten van Syrië hebben gelegen, wat in de buurt van de Qumanu is.
In Tiglath-Pilesers tijd gebeurde er vanalles in Egypte. Dynastie XIX eindigde met koningin Tausret (956-951/0), die uiteindelijk Egypte ontvluchtte om te ontkomen aan de Kanaäniet Irsu. Voor 13 jaar (954-941) had Irsu het te zeggen in Egypte. Daarna werd hij verdreven door Setnakht (941-937). Diens zoon Ramses III (937-906) breidde Egypte weer uit naar het noorden. Voor de bronnen van Ramses III’s veroveringen in het midden en oosten van Turkije tussen de jaren 12-15 (926-923), zie onder.
Tiglath-Pileser veroverde Musri in jaar 5 (955). Dit is keurig in de tijd dat Egypte haar gebieden in het Midden-Oosten kwijtraakte. Later in zijn regering raakte hij een groot deel van zijn westelijke veroveringen kwijt aan de Arameeërs en vluchtten de Assyriërs die door hen aangevallen werden, naar het oosten. 34 Dat geeft Ramses III de mogelijkheid om tussen 926-923 zijn gebied naar het noorden uit te breiden zonder daarbij Assyrië tegen te komen. De koning van Egypte die iets naar Tiglath-Pileser zond kan Ramses zijn, wat dan aan het eind van Tiglath-Pilesers regering is.
Assur-bel-kala en Assur-dan II tegen Ramses III
Assur-bel-kala (919-902) en Assur-dan II (934-912) vochten allebei tegen Musri. Musri wordt genoemd tussen hun gevechten tegen de Arameeërs door, dus het zal in Syrië of daar in de buurt hebben gelegen.
De inscriptie van Assur-dan II is helaas beschadigd: “[…] reached the land of the Musru (KURmu-us-ra-a-ia) […]. I destroyed, ravaged, (and) [burnt] their cities. I brought forth [their booty without] number (and) carried (it) [to my city Ašš]ur.” 35 Assur-bel-kala veroverde in het jaar van Aššur-rêm-nišēšu de stad “the city Tur[…]tu of the land Muṣri” en “uprooted the troops of the land Muṣri.” Ook ontving hij toen giften van de koning van Musri, die gezien de eerdere oorlogen mogelijk een tribuut waren. 36 Waar in Assur-bel-kala’s tijd het jaar van Aššur-rêm-nišēšu thuishoort is onbekend, maar hij noemt de Babylonische maanden ayyaru en simanu, wat doet denken dat het op zijn vroegst jaar 9 (911) was.
In deze tijd regeerde Ramses III (937-906), die volgens zijn plaatsnamenlijst oorlog voerde in noordelijk Syrië tot en met zuidelijk Turkije, en mogelijk ook op Cyprus. 37 In de minder strenge beoordeling van deze plaatsnamenlijst van Donald Redford, voerde hij oorlog vanaf Israël tot het midden van Turkije en mogelijk ook tot het meer Van. Deze namenlijst kan worden gedateerd tussen de jaren 12-15 (926-923) en nummer 53 vermeldt T-r-tỉw (Tjertau), ofwel Zu-lu-te in het Amanusgebergte. Opvallend aan de lijst is dat de grote plaatsen aan de kust, die een paar jaar daarvoor waren aangevallen door de Zeevolken, worden genegeerd. In scènes in Medinet Habu worden verschillende oorlogen tegen Hethitische en Aziatische vijanden uitgebeeld. Meestal wordt gedacht dat deze Aziatische oorlogen alleen kopieën zijn van oorlogsverslagen van andere farao’s, maar dat past niet bij de beschikbare gegevens. 38
Als de lijst en scènes van Ramses geen kopieën zijn gaan ze over een kortdurende bezetting, die door Assur-dan II en Assur-bel-kala werd beëindigd. Tjertau is dan het Tur[…]tu dat Assur-bel-kala veroverde. Adad-nirari II (911-891), de opvolger van Assur-dan II, noemt in zijn bewaard gebleven oorlogsverslagen Musri dan ook niet. 39
laatste wijziging:
18 januari 2023: toevoeging van de verwijzing naar Mitanni in EA 288
6 juli 2023: toegevoegd bij Tukulti-Ninurta I de Egyptische zegelingen uit Dur-Katlimmu
- H. Tadmor, Que and Muṣri, in Israel Exploration Journal, Vol. 11, No. 3 (1961), p. 143-150[↩]
- RIMA 1, p. 132[↩]
- RIMA 2, p. 206[↩][↩]
- Amarna, p. 38[↩]
- Amarna, p. 38-39[↩]
- Amarna, p. xxx-xxxi[↩]
- Amarna, p. xxxiii, met voetnoot 118[↩]
- EA 9, in Amarna, p. 18[↩]
- Amarna, p. 388[↩]
- Patrick van Gils, The victory stela of Amenhotep III, history or symbolism, in Kmt 25,4 (2014), p. 3, 7[↩]
- Royal Families, p. 154, 157[↩]
- Amarna, p. 331[↩]
- Simons (1937), p. 133, lijst IX/f[↩]
- John Coleman Darnell en Colleen Manassa, Tutankhamun’s Armies, Battle and Conquest during Ancient Egypt’s Late 18th Dynasty (2007), p. 170-171[↩]
- John Coleman Darnell en Colleen Manassa, Tutankhamun’s Armies, Battle and Conquest during Ancient Egypt’s Late 18th Dynasty (2007), p. 179-181[↩]
- Ancient Records, deel II, §.1030-1032[↩]
- Simons (1937), p. 134-136[↩]
- John Coleman Darnell en Colleen Manassa, Tutankhamun’s Armies, Battle and Conquest during Ancient Egypt’s Late 18th Dynasty (2007), p. 182[↩]
- John Coleman Darnell en Colleen Manassa, Tutankhamun’s Armies, Battle and Conquest during Ancient Egypt’s Late 18th Dynasty (2007), p. 176[↩]
- Bloch (2012), p. 157[↩]
- Jaume Llop-Raduà, Foreign Kings in the Middle Assyrian Archival Documentation, in Understanding Hegemonic Practices of the Early Assyrian Empire, Essays Dedicated to Frans Wiggerman (2015), p. 255-256[↩]
- K. A. Kitchen, Some New Light on the Asiatic Wars of Ramesses II, in The Journal of Egyptian Archaeology, 50 (1964), p. 68-69[↩]
- M. B. Rowton, The Background of the Treaty between Ramesses II and Hattušiliš III, in Journal of Cuneiform Studies, Vol. 13, No. 1 (1959), p. 1-11[↩]
- Ancient Records, deel III, § 370[↩]
- Stephan J. Seidlmayer, Zu den ägyptischen Siegelabdrücken aus dem Gebäude P, hoofdstuk 7 in deel 1 van Die Zitadelle von Dur-Katlimmu in mittel- und neuassyrischer Zeit (2021), samengevat hier aan het eind van punt 5 en door Robert Porter hier en hier[↩]
- RIMA 2, p. 25[↩]
- RIME 2, p. 23[↩]
- Jaume Llop-Raduà, Foreign Kings in the Middle Assyrian Archival Documentation, in Understanding Hegemonic Practices of the Early Assyrian Empire, Essays Dedicated to Frans Wiggerman (2015), p. 263, met voetnoot 83[↩]
- K. Radner, Qumānu, in Reallexikon der Assyriologie, Band 11, p. 206[↩]
- E. Forrer, Arinna 3, in Reallexikon der Assyriologie, Band 1, p. 149[↩]
- Erich Ebeling, Aisa, in Reallexikon der Assyriologie, Band 1, p. 60[↩]
- Eckhard Unger, Elama, in Reallexikon der Assyriologie, Band 2, p. 354[↩]
- M. Salvini, Nairi, Na’iri, in Reallexikon der Assyriologie, Band 9, p. 87[↩]
- L. D. Levine, Kirruri, Kirriuri (Ḫabr(i)uri?), in Reallexikon der Assyriologie, Band 5, p. 606[↩]
- RIMA 2, p. 134[↩]
- RIMA 2, p. 101-104, 98[↩]
- Dan’el Kahn, The Historical Background of a Topographical List of Ramesses III, in Rich and Great, Studies in Honour of Anthony J. Spalinger on the Occasion of his 70th Feast of Thoth (2016), p. 163-164[↩]
- Culture and History of the Ancient Near East, Volume 91, Donald B. Redford, The Medinet Habu Records of the Foreign Wars of Ramesses III (2018), p. 134-150[↩]
- RIMA 2, p. 143-157[↩]