Salomo als oude man, toen hij een groot deel van zijn rijk weer was kwijtgeraakt. Een ingekleurde versie van een tekening van Gustave Doré (1866) 1
Inleiding
Salomo (971-931) regeerde over het hele gebied van de Eufraat tot aan Gaza en tot aan Egypte (1 Kon 4:24). Voor een koninkrijk dat ooit begon in ongeveer de huidige Westelijke Jordaanoever is dat een enorm gebied. Meestal wordt geschreven over Salomo’s wijsheid, de tempel die hij bouwde en zjn macht, hier wil ik het hebben over de opbouw en afbraak van zijn rijk.
Salomo raakte namelijk ooit al het “buitenlandse” gebied, alle delen van zijn rijk waar geen Israëlieten woonden, kwijt. Toen hij stierf waren er voor zijn opvolger, Rehabeam (931-914), alleen de twaalf stammen over, waarvan hij er alsnog tien kwijtraakte (1 Kon 12:1, 17-19). In deze post wil ik, aan de hand van mijn op de Bijbel gebaseerde chronologie, laten zien hoe Salomo aan dat rijk kwam en hoe het uit elkaar viel.
Opbouw
Salomo had van David delen van zuidelijk Syrië geërfd, waaronder Damascus (2 Sam 8:6-8) en waarschijnlijk ook Lebo-Hamath (1 Kon 8:65), in Libanon. Maar hij had kennelijk ambities, want toen Egypte het te moeilijk kreeg om haar gebieden in het Midden-Oosten nog langer onder controle te houden en uiteindelijk tenonder ging, sloeg hij toe.
Dynastie XIX eindigde met koningin Tausret (956-951/0), die uiteindelijk Egypte ontvluchtte om te ontkomen aan de Kanaäniet Irsu. Voor 13 jaar (954-941) had Irsu het te zeggen in Egypte. Het was dan ook op zijn vroegst 954 toen Salomo een groot deel van het land van de Filistijnen van Egypte overnam; zie hier.
Daarnaast voerde Salomo oorlog in Syrië. “En het gebeurde na verloop van twintig jaar, waarin Salomo het huis van de HEERE en zijn eigen huis gebouwd had (967-947), … Daarna trok Salomo naar Hamath-Zoba, en hij overwon het. Hij bouwde Thadmor in de woestijn, en al de voorraadsteden die hij bouwde in Hamath.” (2 Kro 8:1, 3) In deze paar verzen wordt over een flink deel gebied gesproken. Hamath ligt in het westen van Syrië, een eind ten noorden van Libanon, en Thadmor (Palmyra) in het midden van Syrië. Salomo’s Syrische gebied was of werd nog groter dan dat; hij heerste uiteindelijk tot en met Tifsah aan de Eufraat (1 Kon 4:24). Tifsah ligt zo’n 130 kilometer ten noorden van Thadmor.
Als laatste is er nog iets te zeggen over de chronologie. Tifsah, en waarschijnlijk ook Thadmor en Hamath, kreeg hij eerder in handen dan het deel van Filistea. In 1 Koningen 4:21 reikte zijn grens wel tot aan de Eufraat, maar nog niet tot in Filistea, maar in vers 24 was het grote deel van Filistea ook van hem. Op dit moment zat Salomo op het toppunt van zijn macht.
Afbraak: het begin
Het begin van de afbraak staat in de Bijbel. Alles ging uiteindelijk mis met Salomo, met zijn macht en rijkdom en aanzien, door afgoderij (1 Kon 11:7-13). Hadad, de kroonprins van Edom die gevlucht was naar Egypte, had plannen tegen hem en vertrok uit Egypte (vers 14-22). Damascus werd ingenomen door de bende van Rezon. “En al de dagen van Salomo was hij (Rezon) tegenstander van Israël, en dat naast het kwaad dat Hadad deed, want hij had een afkeer van Israël en regeerde over Syrië.” (vers 23-25)
Volgens Josephus kreeg Hadad in Edom geen grond aan de voeten door Salomo’s vele garnizoenen daar, en omdat hij zich onveilig voelde ging hij naar Syrië. Daar ontmoette hij Rezon. Ze werden vrienden en werkten sindsdien samen. 2
Afbraak: Tiglath-Pileser I
Nu kunnen we overstappen naar de Assyrische bronnen. Tiglath-Pileser I (959-922) beschrijft twee fases in zijn verovering van Amurru (Syrië). In zijn grote inscriptie uit jaar 5 (955) staat hoe hij de aḫlamû-Arameeërs plunderde van de grens van het land Suḫu tot de stad Karkemis, de Eufraat overstak en zes Arameese steden aan de voet van de berg Bešri veroverde. 3 Karkemis ligt aan de Eufraat, bijna 90 kilometer ten noorden van Tifsah; Tiglath-Pileser kwam dus hoogstens in de buurt van Salomo’s rijk.
Zijn beschrijving van Amurru uit jaar 10 (950) is nog hetzelfde als de vorige. 4. In die tijd boekte hij kennelijk geen vooruitgang in Amurru.
Dat was anders in de inscriptie uit het jaar van Ninuāiiu 5, ofwel jaar 23 6 (937). Hierin beschrijft hij hoe hij, na het kappen van ceders op het Libanongebergte, begon aan de verdere verovering van Amurru. “I continued to the land Amurru (and) conquered the entire land Amurru. I received tribute from the lands Byblos, Sidon, (and) Arvad. I rode in boats of the people of Arvad (and) travelled successfully a distance of three double hours from the city Arvad, an island, to the city Ṣamuru which is in the land Amurru. I killed at sea a nāḫiru, which is called a sea-horse. (…) I have crossed the Euphrates […] times (28 times, in een andere versie 7 ), twice in one year, in pursuit of the aḫlamû-Aramaeans, to the land Ḫatti. I brought about their defeat from the foot of Mount Lebanon, the city Tadmar of the land Amurru, Anat of the land Suḫu, as far as Rapiqu of Karduniaš (Babylonië). I brought their defeat (and) possessions to my city Aššur.” 8
Als Tiglath-Pileser echt in Salomo’s tijd thuishoort, wordt dankzij deze inscriptie het kwaad dat Hadad en Rezon aan Israël toebrachten zichtbaar. Tussen 947, het vroegste jaar waarin Salomo Hamath-Zoba kan hebben veroverd en onder andere in Thadmor flink aan het bouwen sloeg, en 937, het jaar van Tiglath-Pilesers laatst geciteerde inscriptie, moet hij al zijn gebieden in Syrië zijn kwijtgeraakt aan Rezon en Hadad, want Tiglath-Pileser veroverde Salomo’s Syrische gebieden niet op Salomo, maar op de Arameeërs.
Met andere woorden, tussen 947-937 was Salomo’s rijk niet alleen op zijn grootst, maar werd heel zijn gebied in Syrië hem ook weer uit handen genomen door Rezon en Hadad.
Conclusie
Salomo heerste uiteindelijk over Israël en grote delen van Syrië. Zijn Syrische gebieden moet hij zijn kwijtgeraakt, want zijn twee opvolgers in Israël heersten alleen over de twaalf stammen. Als Tiglath-Pileser I gedateerd kan worden zoals ik doe, geeft hij de reden waarom Salomo’s twee opvolgers niet net zo machtig, rijk en aanzienlijk waren als hij.
Het is opvallend dat Tiglath-Pileser in zijn oorlogsverslagen Damascus niet noemt. Hij zal de stad daarom niet hebben veroverd. In dat geval was Hezion, de vader van Tabrimmon en de opa van de Benhadad die in de dagen van Baësa (909/8-886/5) vanuit Damascus over Syrië regeerde (1 Kon 15:16-18), mogelijk de opvolger van Rezon.