Categorieën
Assyrië Koningstijd

Tiglath-Pileser I ontmoette Salomo

Tekening van Salomo’s paleis 1

Inleiding

“Zo werd koning Salomo (971-931), wat rijkdom en wijsheid betrof, aanzienlijker dan alle koningen van de aarde. En alle koningen van de aarde zochten Salomo op, om zijn wijsheid te horen, die God hem in zijn hart had gegeven.” (2 Kro 9:22-23) Een van hen was de koningin van Sjeba. Ondanks dat ze wel wat luxe gewend was (2 Kro 9:9), keek ze haar ogen uit naar zijn wijsheid, paleis en dienaren (vers 3-4). Als dat geldt voor haar, kan dat ook gelden voor de andere koningen die Salomo opzochten.

Een van deze koningen is mogelijk Tiglath-Pileser I van Assyrië (959-922). Toen Salomo’s tempel en paleis al af waren bouwde hij een eigen tempel en paleis, die volgens zijn beschrijving op verschillende punten overeenkomen met de tempel en het paleis van Salomo. Als Tiglath-Pileser Salomo opzocht kan hij die elementen van hem hebben afgekeken.

Ik weet niet veel van bouwstijlen, dus de overeenkomsten tussen de gebouwen van Salomo en die van Tiglath-Pileser hoeven alleen te betekenen dat deze elementen toen in de mode waren. Maar volgens Oded Lipschits staan de Assyrische heersers erom bekend om artistieke en bouwkundige elementen uit het buitenland op te nemen in de Assyrische traditie. 2 Het wordt daarom interessant dat er meer overeenkomsten zijn. Tiglath-Pileser voegde aan het standaardformaat van koninklijke Assyrische incripties een aantal elementen toe, die varianten zijn van de Bijbelse beschrijvingen van Salomo’s rijk.

Geschenken

“En de hele wereld zocht Salomo op, om zijn wijsheid te horen, die God hem in zijn hart had gegeven. Ieder van hen bracht zijn geschenk mee … jaar op jaar het toegezegde geschenk.” (1 Kon 10:24-25)

Stratum (bewoningslaag) VIIA in Megiddo hoort in mijn chronologie bij de tijd van Salomo; zie hier. In de tijd van dit stratum werd er veel gehandeld werd, onder andere met Assyrië. 3 De eigenaar van het paleis uit dit stratum was bijzonder rijk, rijk genoeg om Salomo te zijn. Hij bezet onder andere een enorme hoeveelheden ivoren stukken; deze zijn gemaakt met een combinatie van onder andere Assyrische stijlen. 4

De inscriptie

In een lange inscriptie, die begint met het ophemelen van Tiglath-Pileser en zijn oorlogsverslagen, vertelt hij uitgebreid over de bouw. De inscriptie is gedateerd in het jaar van [Ta]klak-ana-Aššur. 5 Dit is jaar 24 6, ofwel 936, wat na de 20 jaar is die Salomo nodig had voor het bouwen van zijn tempel en paleis (2 Kro 8:1), 967-947. Als ze inderdaad tijdgenoten waren is het dus mogelijk dat Tiglath-Pileser de kunst van hem afkeek.

Dit is niet het enige bouwproject waar Tiglath-Pileser veel aandacht aan besteedde. Hij beschrijft onder andere de muur van Ninevé, het paleis dat zijn vader, Assur-resha-ishi I, had gemaakt maar niet afgemaakt, en een tuin voor zichzelf waar hij zelfs een kanaal naartoe liet graven. 7 Hij heeft ook een erg uitgebreid verslag van zijn oorlogen in zijn eerste vijf jaar. 8

Cederhout en bijzondere stenen

De eerste overeenkomst is het cederhout. Net als Salomo kapte Tiglath-Pileser cederhout op de Libanon om er de tempel en het paleis mee te versieren. “With cedar and beams, which by the command of the gods Aššur and Anu, the great gods, my lords – (after) I had marched to Mount Lebanon – I had cut down, carried off, (and) installed (those) excellent beams in the temple of the gods Anu and Adad, the great gods, my lords: with the remains of the cedar I constructed the house of those šaḫūru from top to bottom. I entirely surrounded it with basalt slabs. … (Thus) I constructed, completed, (and) decorated this palace in a splendid fashion with cedar and terebinth.”

  • “En hij (Salomo) bouwde het huis van het Woud van de Libanon, … met vier rijen van cederhouten pilaren, en cederhouten balken op de pilaren. Verder was het bedekt met cederhout vanboven op de steunberen … Verder maakte hij (Salomo) de voorhal voor de troon, waar hij rechtsprak, de rechtszaal, die van vloer tot vloer met cederhout bedekt was. … Dit alles was van kostbare stenen gemaakt, gehouwen steen” (1 Kon 7:2-3, 7, 9).

Twee beelden

“I made replicas in basalt of a nāḫiru, which is called a sea-horse (and) which by the command of the gods Ninurta and Nergal, the great gods, my lords, I had killed with a harpoon of my own making in the [(Great)] Sea [of the land] Amurru, (and) of a live burḫiš which was brought from the mountain/land Lumaš […] on the other side of the land Ḫabḫu. I stationed (them) on the right and left at my [royal entrance].”

  • “Deze (Salomo’s) troon had zes treden en er was een voetbank van goud aan de troon bevestigd; en aan beide zijden naar de zitplaats toe zaten leuningen, en bij die leuningen stonden twee leeuwen.” (2 Kro 9:18)

Fragmenten van deze beelden zijn gevonden tijdens de opgraving van de paleisingang. Assur-bel-kala, Tiglath-Pilesers zoon, ging door met het maken van dit soort beelden, want een van de dieren heeft zijn naam geïnscribeerd. 9 In Assyrië bestond geen traditie rondom het plaatsen van dierenbeelden. Tiglath-Pileser begon daarmee, mogelijk mee om zijn macht te laten zien. De dieren waren namelijk onbekend in Assyrië. Dieren waren dan ook een uitstekende gift voor een koning die regeerde op plekken waar ze niet voorkwamen. 10

Inwijding

In tegenstelling tot Salomo weidde Tiglath-Pileser niet zijn tempel in, maar zijn paleis. Dat deed hij op de manier zoals tempels werden gewijd. Dit was volgens hem bijzonder voor een paleis, en als hij inderdaad regeerde toen Salomo zijn tempel inwijdde, is het een extra parallel. Hij noemt het paleis dat van de god Assur, omdat de Assyrische koningen hem zagen als koning en zichzelf als zijn vice-regent.

“This cedar palace I built with understanding and skill (and) called it Egallugalšarrakurkurra, ‘Palace of the King of All [Lands]’. I [made it fitting] for my royal residence for eternity. As the former palaces – into which princes who preceeded me … (as) those palaces were not consecrated or designated as divine residences … this cedar palace, first/one year, palace of the god Aššur, my lord, and the great gods […] eternity, sacrifices were made before them (although) this palace was [not] consecrated or designated as a divine [residence] – the king and his […] dwell therein.”

  • “Aan zijn eigen huis heeft Salomo echter dertien jaar gebouwd, en hij voltooide zijn hele huis.” (1 Kon 7:1) “De koning nu, en heel Israël met hem, bracht offers voor het aangezicht van de HEERE. Salomo bracht een dankoffer dat hij aan de HEERE offerde: tweeëntwintigduizend runderen en honderdtwintigduizend schapen. Zo wijdden de koning en alle Israëlieten het huis van de HEERE in.” (1 Kon 8:62-63)

Inscripties

De koninklijke inscripties van Assyrië hadden een opbouw die slechts langzaam veranderde. Tiglath-Pileser begon een nieuwe fase, door verschillende nieuwe elementen toe te voegen, die werden meestal opgepikt door zijn opvolgers. Ze doen denken aan verschillende delen van de beschrijving van Salomo’s rijk, rijkdom en macht.

“After I had gained complete dominion over the enemies of the god Aššur, I rebuilt (and) completed the dilapidated (portions of) the temple of the Assyrian Ištar, my mistress, the temple of the god Amurru, the temple of the god Bel-labira, the temple of the Ten Gods, the temples of the gods of my city Aššur. I put in place the entrances to their temples (and) brought the great gods, my lords, inside. (Thus) did I please their divinity. I rebuilt (and) completed the palaces, the royal residences of the great towns in the (various) districts of my entire land which since the time of my forefathers during hard years had been abandoned and had fallen into ruin and decay. I repaired the weakened fortifications of my land.” 11 Het bouwen van paleizen en forten door het land heen wordt ook vermeld door Assur-dan II (934-912), Adad-nirari II (911-891), Tukulti-Ninurta II (890-884) en Assurnasirpal II (883-859). 12

  • Salomo bouwde niet alleen een tempel voor God: “Toen bouwde Salomo een offerhoogte voor Kamos, de afschuwelijke afgod van de Moabieten, op de berg die voor Jeruzalem ligt, en voor Molech, de afschuwelijke afgod van de Ammonieten. Zo deed hij voor al zijn uitheemse vrouwen, die hun afgoden reukoffers en salchtoffers brachten.” (1 Kon 11:7-8)
  • “Salomo heeft toen Gezer herbouwd, en ook Laag-Beth-Horon, Baälath en Tamor (Thadmor) in de woestijn, in dat land, al de voorraadsteden die Salomo had, de wagensteden, de ruitersteden, al wat hij maar verlangde te bouwen, in Jeruzalem, op de Libanon en in heel het land van zijn heerschappij.” (1 Kon 9:17-19)

“I caused plows to be hitched up all over Assyria and (thereby) piled up more grain than my forefathers.” 11 Dit wordt ook vermeld door Assur-dan II, Adad-nirari II en Tukulti-Ninurta II. 13

  • “Het voedsel van Salomo voor één dag was: dertig kor (voetnoot van de HSV: Een kor is vermoedelijk tussen de 200 en 450 liter.) meelbloem en zestig kor meel,” (1 Kon 4:22)

“I formed herds of horses, oxen, (and) asses from the booty I took when I gained dominion over lands with the support of the god Aššur, my lord. In addition I got control of (and) formed herds of naiālu-deer, aialu-deer, gazelles, (and) ibex which the gods Aššur and Ninurta, the gods who loved me, had given me in the course of the hunt in high mountain ranges. I numbered them like flocks of sheep.” 11 Ook Assur-bel-kala (919-902), Adad-nirari II en Assurnasirpal II verzamelden kudden wilde dieren. 14

  • “Eens in de drie jaar liep de Tarsisvloot binnen, beladen met goud, zilver, ivoor, apen en pauwen.” (1 Kon 10:22)

“I sacrificed yearly to the god Aššur, my lord, the young born to them as voluntary offerings together with my pure sacrifices.” 11

  • “Salomo bracht driemaal per jaar brandoffers en dankoffers op het altaar dat hij voor de HEERE had gebouwd en ook bracht hij er reukoffers, namelijk op het altaar dat voor het aangezicht van de HEERE stond, toen hij het huis voltooid had.” (1 Kon 9:25)

“I took cedar, box-tree, Kanish oak from the lands over which I had gained dominion – such trees which none among previous kings, my forefathers, had ever planted – and I planted (them) in the orchards of my land. I took rare orchard fruit which is not found in my land (and therewith) filled the orchards of Assyria.” 15 Het importeren en planten van exotische bomen wordt ook genoemd door Assurnasirpal II. 14

  • “… de ceders maakte hij (Salomo) zo talrijk als de wilde vijgenbomen die in het Laagland voorkomen.” (1 Kon 10:27)

“I had in harness for the forces of my land more chariots and teams of horses than ever before.” 15 Deze claim wordt herhaald door Assur-dan II, Adad-nirari II en Tukulti-Ninurta II. 14

  • “Salomo had ook veertigduizend paardenstallen voor zijn wagens, en twaalfduizend ruiters.” (1 Kon 4:26)
  • “Verder verzamelde Salomo strijdwagens en ruiters. Hij had veertienhonderd strijdwagens en twaalfduizend ruiters. Hij bracht ze onder in de wagensteden en bij de koning in Jeruzalem.” (1 Kon 10:26)

“To Assyria I added land and to its people I added people. I brought contentment to my people (and) provided them with a secure abode.” 15 Dit werd herhaald door Tukulti-Ninurta II en Assurnasirpal II. 14

  • “Juda en Israël waren met velen, zo talrijk als het zand dat aan de zee is. Zij aten en dronken en waren blij. … En Juda en Israël woonden onbezorgd, ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom, van Dan tot Berseba, al de dagen van Salomo.” (1 Kon 4:20, 25)
    (In de tussenliggende verzen 21 en 24 worden Salomo’s grenzen genoemd, en in 24 zijn ze groter dan in 21; zie hier.)

laatste wijziging: 28 november 2022

  1. By Fontana, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=30230284 []
  2. Oded Lipschits, The Origin and Date of the Volute Capitals from the Levant academia.edu/890754, in The Fire Signals of Lachish (2011), p. 222 []
  3. James (2015), p. 245 []
  4. James (2015), p. 243 []
  5. RIMA 2, p. 44-45 []
  6. Jeffers (2017), p. 156 []
  7. RIMA 2, p. 54-55 []
  8. RIMA 2, p. 14-25 []
  9. RIMA 2, p. 39 []
  10. Steven Marcus Lundström, The Hunt is on again! Tiglath-pileser I’s and Aššur-bel-kala’s nāḫirū-Sculptures in Assur, in Stories of Long Ago. Festschrift für Michael Roaf. Alter Orient und Altes Testament 397 (2012), p. 335, met voetnoot 55 []
  11. RIMA 2, p. 26 [] [] [] []
  12. RIMA 2, p. 7 []
  13. RIMA 2, p. 7-8 []
  14. RIMA 2, p. 8 [] [] [] []
  15. RIMA 2, p. 27 [] [] []

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *