Categorieën
6. Nieuwe Rijk

Irsu, onderdrukker van Egypte

De naam Irsu, zoals geschreven in de Papyrus Harris I 1

Intro

Deze post vertelt waarom ik dynastie XIX niet direct laat aansluiten op XX. Ik denk namelijk dat tussen hen in de Kanaäniet Irsu de macht had in Egypte. Dat past bij een detail over de grenzen van Salomo’s land (1 Kon 4:24).

Om bij die conclusie te komen begin ik met een heel ander onderwerp: een alternatief exodusverhaal! Het gaat over een groep melaatsen onder leiding van Mozes en Jozef door farao Amenophis uit Egypte werden verdreven. In de eeuwen rond de tijd van Jezus deed dit verhaal de ronde als de ware versie van de exodus. De langste versie van dit alternatief komt bij Manetho vandaan. Dit is door Josephus voor een (groot?) deel overgeschreven in zijn boek Contra Apionem. 2

Josephus identificeert de Israëlitische tijd in Egypte met de Hyksos-overheersing in de Tweede Tussenperiode. Dat klinkt op zich logisch. De Hyksos-koningen kwamen uit de regio Israël-Libanon, verbleven een tijd in Egypte en werden uiteindelijk verdreven. Toch loopt de identificatie mank. De Israëlieten waren slaven, geen overheersers, en moesten van de farao in het land blijven. Hij achtervolgde ze zelfs tot in de Schelfzee om hen terug te halen (Ex 14:28).

Manetho schrijft dat de Hyksos, die door ongetwijfeld Josephus “onze mensen” worden genoemd, met tienduizenden naar Egypte kwamen en de inwoners onderwierpen; daarna vertrokken ze en vestigden zich in Judea, en bouwden Jeruzalem en de tempel die daar is. Daarna citeert Josephus van hem een verhaal over een koning Amenophis en het alternatieve exodusverhaal.

Wie was Amenophis?

Volgens Josephus is Amenophis, degene die de melaatsen uit Egypte verdreef, verzonnen door Manetho. Toch is Amenophis goed te identificeren met een echte koning. De herders (Hyksos) vertrokken naar Jeruzalem 518 jaar voor Amenophis’ tijd; Tethmosis was toen koning. Tethmosis is de naam die Josephus geeft aan Ahmose I (1290-1265).

Na Tethmosis regeerden andere koningen voor 393 jaar, gevolgd door de broers Sethos (Egyptus) en Hermeus (Danaus). Deze 393 is het totaal dat Manetho in Josephus geeft voor alle koningen, inclusief Tethmosis en Sethos. 3 Sethos verdreef zijn broer Hermeus uit Egypte en regeerde 59 jaar, en werd opgevolgd door zijn zoon Rhampses voor 66 jaar. Het is na Rhampses dat de bewuste Amenophis, die hij even verderop Rhampses’ zoon noemt, koning werd.

Sethos en zijn zoon Rhampses zullen niemand anders zijn dan Seti I (1052-1043) en zijn zoon Ramses II (1043-977). Amenophis is zo niemand anders dan Ramses’ zoon Merenptah (977-968). De namen lijken op elkaar, zolang je de r wegdenkt uit Merenptah; de r was in het Laat-Egyptisch veranderd in een glottislag, de stilte in een woord als beamen, tussen de eerste e en de a. 4 Er was geen reden om die r op te schrijven in het Grieks.

De 518 jaar is de optelsom van deze 393 jaar, met Sethos’ 59 jaar en Rhampses’ 66. Manetho’s opgaves kloppen vaak niet; hij voegde vaak een of meerdere decennia aan een regering toe. In deze 518 jaar wordt Sethos bovendien twee keer meegeteld. Een keer in de 393, en een keer daarna. Er is dus helaas niks uit deze getallen te halen.

Dat deze drie koningen redelijk simpel te identificeren zijn was voor mij een reden om te kijken of het alternatieve exodusverhaal iets oplevert voor de Egyptische geschiedenis. In de standaardchronologie wordt het namelijk compleet genegeerd.

Het verhaal van Amenophis

Amenophis wou graag de goden aanschouwen, net als zijn voorganger Orus (Akhenaten). Hij vertelde zijn verlangen aan een naamgenoot, Amenophis de zoon van Papis, een wijs man en waarzegger. Deze naamgenoot adviseerde hem om de melaatsen en alle andere onreinen uit het land te zetten. De koning was hier blij mee en stuurde iedereen die melaats was of een lichaamsgebrek had naar de mijnen aan de oostkant van de Nijl; in totaal 80.000 mensen. Waarzegger Amenophis durfde de koning niet te vertellen dat een bepaalde groep mensen deze verstotelingen zouden helpen, dat ze Egypte zouden veroveren en het 13 jaar in hun macht zouden houden, dus hij schreef het op en pleegde zelfmoord. De koning was troosteloos.

Nadat de onreinen een lange tijd in de mijnen hadden gewerkt besloot koning Amenophis, ondanks wat hij had gelezen van zijn naamgenoot, om de stad Avaris, die nog steeds verlaten lag sinds het vertrek van de herders (de Hyksos; Avaris was hun hoofdstad), aan hen te geven als woning en bescherming. Maar toen de mensen daar woonden ontdekten ze dat ze vanuit daar in opstand konden komen, en stelden uit hun midden Osarsiph, een priester uit Heliopolis, over hen aan. Hij was vernoemd naar Osiris (wsjr, Usir), de god van Heliopolis, maar toen hij was overgelopen noemden zij hem Mozes. Ze beloofden om hem in alles te gehoorzamen.

Osarsiph verbood hen als eerste om de Egyptische goden te vereren, en de goden en heilige dieren te vermoorden en verwoesten. Hij beval hen om muren te bouwen rondom de stad en zich klaar te maken voor een oorlog tegen Amenophis. Hij zond ambassadeurs naar de herders die door Tethmosis (Ahmose I) verdreven waren naar Jeruzalem, om hem te helpen in zijn oorlog. In ruil beloofde Osarsiph hun de stad en het land Avaris terug te geven, en zijn bescherming. De herders waren blij met de boodschap en kwamen met 200.000 soldaten naar Avaris.

Toen koning Amenophis hiervan hoorde was hij eerst in verwarring. Hij gebood zijn onderdanen om de afgodsbeelden en heilige dieren te verstoppen. Hij zond zijn 5 jaar oude zoon Sethos, die ook Ramesses werd genoemd, naar een vriend van hem. Daarna trok hij met 300.000 soldaten ten strijde. Er kwam alleen geen oorlog, want hij bedacht dat het hetzelfde zou zijn als vechten tegen de goden. Daarom ging hij naar Memphis, haalde de Apis-stier en de andere heilige dieren, en nam ze mee naar Ethiopië (Cusj), samen met zijn leger en alle andere Egyptenaren. De koning van Ethiopië ontving hen, omdat hij een plicht had naar Amenophis, en wees hen steden en dorpen aan om in te wonen. Hij gaf hen eten en plaatste zijn leger aan de grens met Egypte om hen te verdedigen.

Onder leiding van Osarsiph hielden de onreinen en bewoners van Jeruzalem huis in Egypte. Ze behandelden de Egyptenaren barbaars, onderwierpen het land, zetten steden en dorpen in brand, eigenden zich de graanschuren toe en waren niet verzadigd tot ze de priesters en profeten dwongen om alle afgodsbeelden te gebruiken om de heilige dieren te roosteren, waarna de priesters en profeten naakt het land uit gezet werden.

Josephus slaat een heel stuk over en vertelt, voor hij Manetho met vuur tegenspreekt, hoe het afliep. In het voorspelde 13e jaar keerde Amenophis terug uit Ethiopië met een groot leger, en zijn zoon Ahampses kwam met een ander leger. Samen streden ze tegen de herders en de “vervuilde mensen”, versloegen hen en doodden een groot aantal van hen, en achtervolgden en vermoordden hen tot aan de grenzen van Syrië.

Varianten op dit verhaal

Josephus geeft twee andere versies van deze geschiedenis. Hieronder staan alleen de belangrijkste verschillen met Manetho.

Variant een is geschreven door Chaeremon van Alexandrië. 5 Volgens hem was het Phritiphantes, een heilige schrijver, die Amenophis aanraadde om alle zieken uit Egypte te verdrijven. Hun leiders waren Moses en Joseph, schrijvers uit Pelusium, wiens oorspronkelijke Egyptische namen Tisithen (Mozes) en Peteseph (Jozef) waren. Ze sloten vriendschap met de 380.000 die daar door Amenophis waren achtergelaten en streden tegen Egypte. Amenophis kon niet tegen hen op en vluchtte naar Ethiopië. Hij liet zijn vrouw achter, die verborgen in zekere spelonken een zoon kreeg, Messene. Toen Messene opgegroeid was achtervolgde hij de ongeveer 200.000 Joden naar Syrië en haalde zijn vader Amenophis uit Ethiopië.

De tweede variant komt van ene Lysimachus. 6 Volgens Lysimachus leefden de Joden, die melaats en schurfterig waren, in de tijd van Bocchoris (Bakenranef, 717-712). Hij liet ze niet als slaven werken, maar verdronk de melaatsen en stuurde de rest naar de woestijn, waar ze aan hun lot werden overgelaten. Daar nam Moses over hen de leiding. Hij bracht hen via een land waar ze de bewoners mishandelden en de tempels verbrandden, naar Judea, waar ze een stad bouwden en daar gingen wonen, Hierosyla. Later werd de stad Hierosolyma (Jeruzalem) genoemd, en zijzelf Hierosolymites.

Wat kan je hiermee?

Dit verhaal heeft niks te maken met Mozes en de exodus. Het heeft nauwelijks overeenkomsten met Mozes’ verslag. De grootste overeenkomst is nog dat zowel Osarsiph als Jozefs schoonvader priester waren in Heliopolis, het Bijbelse On (Gen 41:45). De naam Osarsiph heeft mogelijk wel met Jozef te maken.

Met de Egyptische namen is daarentegen wel wat te beginnen. Daaruit blijkt dat het verhaal, hoe nauwkeurig het misschien ook door Josephus van Manetho is gekopieerd, toch iets is veranderd sinds het ontstond.

  • Amenophis is niet alleen Grieks voor Merenptah, maar ook voor Amenhotep. In de tijd van Amenhotep III (1142-1105) leefde Amenhotep de zoon van Hapu, een architect, priester en schrijver. Hij zal raadgever Amenophis de zoon van Papis zijn geweest.
  • De 5-jarige zoon van koning Amenophis die aan het begin van de oorlog werd weggestuurd, heet zowel Sethos als Ramesses. Seti II (968-962), de zoon en opvolger van Merenptah, werd door Manetho mogelijk Ramesses genoemd.
  • Ahampses was de zoon van koning Amenophis die meestreed tegen de herders en onreinen. Zijn naam lijkt op Amenmesse (967-962/1), zoals de naam van Amenophis’ vader, Rhampses, op die van Merenptahs vader lijkt, Ramses II, die Rapsaces heette volgens Africanus en Rampses volgens Eusebius. Cheremons Menesse lijkt nog beter op Amenmesse.

Dat de koning van Cusj een verplichting had aan Amenophis, is uit te leggen. De koningen van het Nieuwe Rijk heersten over Cusj, waar ze een onderkoning hadden neergezet. Deze werd de “koningszoon van Cusj” genoemd.

Voor een onbetrouwbaar verhaal zijn dit wel veel historische details die een plek hebben in deze tijd. Ik zou het aannemen voor waargebeurd, of minstens waarschijnlijk, als er geen probleem mee was: het verblijf in Cusj. Merenptah verkaste niet. In zijn regering werden oorlogen gevoerd en was er vrede. Als hij naar Cusj was gegaan hadden de door hem overwonnen Libiërs, die vermeld worden op de Israël Stela, alle kans om Egypte te plunderen.

Tausret

Het is daarom fijn dat Amenhotep zoon van Hapu bijna anderhalve eeuw voor Merenptah leefde. Het zou dus kunnen dat Manetho de echte namen van de hoofdrolspelers verborgen heeft gehouden en vervangen door beide Amenophissen, zodat Josephus gelijk heeft over dat Amenophis een verzinsel is van Manetho. Een van Josephus’ argumenten daarvoor is dat Manetho nergens noemt hoe lang Amenophis regeerde, zoals bij andere koningen wel. 7 Dat is inderdaad opvallend. Dat geeft de ruimte om beide Amenophissen met iemand anders te identificeren, met een van Merenptahs opvolgers en diens adviseur. Dat kan bijvoorbeeld gebeurd zijn als in Manetho’s bron vanaf de naam Amenophis ineens overgegaan werd op farao, waarmee alleen de op dat moment levende koning mee werd bedoeld.

De eerste drie opvolgers, Seti II, Amenmesse en Siptah, gingen niet in ballingschap, want zij heersten tot hun dood in Egypte. Het is hun opvolgster, Tausret, die mogelijk afgebeeld wordt in een oorlogsscène die niet kan zijn uitgevochten in Azië. In de tijd van Salomo (971-931) was er vrede van de (grens)rivier van Egypte tot de Eufraat (1 Kon 4:24). Op een ostrakon uit de tijd van de Ramsessiden, mogelijk uit dynastie XX, staan twee mensen afgebeeld in strijdwagens met een paard. De linker is een vrouw met de kleren en kroon van een Egyptische koningin; de rechter is een man, zijn gezicht is helaas niet bewaard gebleven. Ze schieten met pijl en boog naar elkaar. Eronder staan scènes van mannen in man-tot-mangevechten. 8

Na Tausret begon Setnakht (941-937) dynastie XX, maar dat ging niet zonder strijd; een zekere Irsu stond aan het hoofd van de chaos. Pas toen Setnakht optrad als redder kwam er weer orde in Egypte.

Irsu is mogelijk niet zijn naam, omdat de Egyptenaren hun tegenstanders bijna nooit bij naam noemden; het betekent dan “he who made himself”. 9 Maar de naam Irsu naam komt vaker voor in Egypte, en is als Arsw bekend uit Ugarit. 10 Als Irsu wel zijn naam was is hij een van de weinige uitzonderingen op de regel. Irsu lijkt op Osarsiph.

Als iemand in aanmerking komt om koning Amenophis te zijn, is het Siptah. Tijdens zijn regering werd kanselier Bay, een van zijn regenten, in 958 geëxecuteerd als “de grote vijand Bay”; Amenophis stierf ook voordat de herders naar Egypte werden gehaald.

Degene die naar Cusj verkaste is dan Tausret. Zij was Siptahs andere regent en toen hij overleed werd zij koning. Ze zette zijn regering voort, wat een reden kan zijn gweest om haar en Siptah onder dezelfde naam te plaatsen.

Setnakhts kant van het verhaal

Setnakhts kant van het verhaal is in twee versies bewaard gebleven. De eerste staat op zijn Elephantine Stela 11, de tweede staat beschreven in de grote Papyrus Harris I. Deze dateert de tijd van Ramses IV (906-900) en beschrijft naast de daden van Ramses III (937-906), ook de opkomst van de dynastie.

Voor Setnakht koning werd was het land volgens de Elephantine Stela “in turmoil, Egypt had fallen into neglect of God”. De Papyrus Harris I schrijft iets uitgebreider 12: “The land of Egypt was overthrown from without, and every man was (˹thrown˺ out) of his right; they had no chief mouth for many years formerly until other times. The land of Egypt was in the hands of chiefs and of rulers of towns; one slew his neighbour, great and small. Other times having come after it, with empty years, Irsu, a certain Syrian (Kharu, een Kanaäniet) was with them as chief. He set the whole land tributary before him together; he united his companions and plundered their possessions. They made the gods like men, and no offerings were presented in the temples.”

Midden in deze chaos verscheen Setnakht op het toneel. Volgens de Elephantine Stela: “The troublemakers before him, after his fear had taken their hearts, they fled away like flocks of small birds with a falcon behind him; leaving behind the silver, gold and […] Egypt. They had those paid to the Asiatics of the leaders of Egypt to attract them as combatants. Their plans failed and their promises were stranded”. Volgens de Papyrus Harris I 13: “he set in order the entire land, which had been rebellious; he slew the rebels who were in the land of Egypt; he cleansed the great throne of Egypt; he was Ruler, L.P.H., of the Two Lands, on the throne of Atum. He gave ˹ready faces, which had been turned away (or turned back)˺. Each man knew his brother who had been walled in. He established the temples in possession of divine offerings, to offer to the gods according their customary stipulations.”

De Elephantine Stela: “Year 2, second month of Shomu, day 10, there were no opponents against His Majesty in any country, their masters came to say to His Majesty: ‘Your heart is joyful, Lord of this country! That what God foretold happened! Your enemies, they are no longer on earth. There is no power of an army or charoits except that of your father Seth!’ … All the temples are open and offerings are prepared to enter the warehouses.”

Over Setnakhts relaas

Meestal wordt de chaos die Setnakht in Egypte beëindigde beschouwd als overdreven, en wordt zijn tijd direct aangesloten op die van Tausret. Er wordt zelfs afgevraagd of het gaat over gebeurtenissen uit zijn tijd of dat het nog een nasleep is van de anti-Aziatische gevoelens onder Ahmose I.

Maar wat als het waar was, er echt een tijd van chaos was in Egypte en er voor een tijd geen farao was? Na de dood van Merenptah was het behoorlijk onrustig. Seti II en Amenmesse streden met elkaar, en onder Siptah werd “de grote vijand”, kanselier en regent Bay, geëxecuteerd; die bijnaam kreeg hij vast niet zomaar. Na de (mogelijke) strijd van Tausret tegen een tegenstander viel Egypte in verval. Dit zijn dan de “lege jaren” zonder koning.

Er zijn behoorlijk wat overeenkomsten tussen de versies van Setnakht en Ramses IV, en Manetho’s verhaal over Amenophis, meer dan je kan verwachten van een verzonnen verhaal:

  • Egypte werd overwonnen van binnenuit.
  • Volgens Manetho waren de overheersers de Hyksos uit Jeruzalem, volgens Ramses IV de Kharu (Kanaäniet) Irsu.
    Salomo (971-931) zette de overgebleven Kanaänieten in Israël aan het werk voor zijn vele bouwprojecten (1 Kon 9:15, 20-21). In de tijd van Tausret en Setnakht woonden er dus Kanaänieten (Kharu) in Jeruzalem en is het mogelijk dat een groep ontsnapte naar Egypte. Het was voor de Israëlieten al geen pretje om onder Salomo te werken (1 Kon 12:3-4), en dan waren zij alleen de opzichters van de Kanaänitische slaven (1 Kon 9:22-23). Voor de Kanaänieten zal een stad waar ze vrij konden wonen moeilijk af te slaan zijn.
  • De leider van de onreinen en hun helpers was Osarsiph, volgens Ramses IV Irsu. Beide namen hebben -rs- in het midden.
    Op het eerste gezicht spreekt hun afkomst een identificatie tegen. Osarsiph was een priester uit Heliopolis, een onreine, en Irsu een Kharu. Daarentegen noemt Manetho alle bewoners van Egypte Egyptenaren. Zelfs koning Siptah, naar mijn idee Amenophis, was een Kharu van zijn moeders kant. Osarsiphs familie kan ook Kharu zijn geweest.
  • De onderdrukkers hadden troepen gehuurd. Volgens Manetho met de belofte van een stad, volgens Setnakht met onder andere zilver en goud.
  • De onreinen hadden hun hulptroepen Avaris beloofd, maar die konden zich daar niet permanent vestigden. Setnakht schreef over de onderdrukkers: “Their plans failed and their promises were stranded.”
  • De herders en onreinen behandelden de Egyptenaren op een barbaarse manier; onder Irsu werden de rechten van iedereen afgenomen.
  • In de tempels werd niet meer geofferd.
  • Na een aantal jaren kwam een Egyptenaar die hen in één oorlog bestreed en versloeg.
  • Deze Egyptenaar was of werd een koning.
  • De veroorzakers van de chaos vluchtten, volgens Manetho naar Jeruzalem.
  • Volgens Manetho voorspelde Amenophis dat Egypte na 13 jaar bevrijd zou zijn van de onreinen. Toen Setnakht zijn tegenstanders versloeg werd hem gezegd: “That what God foretold happened!”

Het verhaal over Amenophis kan dus prima naast Setnakhts verslag en de Papyrus Harris I worden gelegd. De enige vraag die overblijft is hoeveel van dit alles propaganda was om de dynastie in een beter daglicht te zetten 9, maar alle drie de versies van deze gebeurtenissen passen bij in ieder geval de officiële versie van de geschiedenis.

Chronologie

Als deze conclusie klopt is het voor de chronologie fijn om de gebeurtenissen te kunnen dateren. Ramses IV houdt de periode van de onderdrukking op “vele jaren” die “lege jaren” waren. Alleen Manetho noemt drie keer de periode 13 jaar voor de onderdrukking.

Setnakht heerste minstens drie volledige jaar, want van hem is jaar 4 bekend. Hij stierf op I shemu 25, 5 januari 937, dus hij kwam uiterlijk I shemu 25, 4 januari 940, op de troon. Het meest logische is daarom om zijn kroning in 941 te plaatsen. 13 jaar voor 941 brengt ons naar 954 voor het jaar waarin Irsu, ofwel Osarsiph, de macht greep in Egypte.

Tausret, wiens regering te dateren is aan de hand van een datum van nieuwe maan, regeerde na II shemu 29 in jaar 8, ofwel 10 februari 954 nog minstens een paar jaar. Dit is de datum die vermeld wordt op een van de funderingsstenen van haar dodentempel in Thebe. Deze tempel werd afgemaakt, of minstens bijna afgemaakt, en mogelijk al gedeeltelijk door haar opvolger verwoest 14. Als Eratosthenes geloofd mag worden eindigde haar regering tussen 26 mei 951 en 29 mei 950. Ondanks dat geeft Manetho haar slechts 7 jaar, waarin hij de regering van Siptah meerekent. Zijn kopiïsten rondden niet altijd logisch af; de 4 jaar en 1 maand voor Horemheb werd bijvoorbeeld 5 jaar. Er zit dus wat flexibiliteit in haar eindjaar. Als uitersten kan je het begin van jaar 6 en het eind van jaar 7 nemen, I peret 2 en I peret 1, 18 augustus 956 en 17 augustus 954.

Het is hierom dat ik tot de volgende reconstructie kom.

In 954 grijpt Irsu, met de hulp van de Kanaänieten uit Jeruzalem, vanuit Avaris de macht in de Delta. Hij gaat tekeer tegen de Egyptenaren, werpt hun steden omver en legt de Egyptische godsdienst plat. Tausret zal niet werkeloos hebben toegekeken. In deze tijd zal ze zoals afgebeeld op de ostrakon hebben gestreden.

In 951/0 krijgt Irsu ook Opper-Egypte in handen, en verwoest Tausrets pas afgemaakte of bijna afgemaakte dodentempel. Zij vlucht naar Cusj.

In 941, na 13 jaar verwoestingen en alles wat voor de Egyptenaren chaos betekende, komt Setnakht op uit Cusj. Hij verslaat Irsu, die met zijn kameraden terug naar Jeruzalem vlucht, en wordt koning in Avaris (Pi-Ramesse). Op dat moment begint dynastie XX.

De vijf steden van de Filistijnen 15

Salomo’s grenzen

Als de bovenstaande reconstructie klopt, verklaart dat een detail uit de Bijbel dat anders niet precies in mijn chronologie past.

“Salomo heerste over alle koninkrijken van de rivier de Eufraat tot het land van de Filistijnen en tot aan de grens van Egypte. Zij brachten geschenken en dienden Salomo al de dagen van zijn leven. (…) Want hij heerste over al het land aan deze zijde van de rivier (de Eufraat), vanaf Tifsah tot aan Gaza, over alle koningen aan deze zijde van de rivier, en hij had vrede aan al zijn zijden, van rondom.” (1 Kon 4:21, 24) Tussen deze twee verzen gebeurde er vanalles. Gaza is namelijk de zuidelijkste stad van de Filistijnse pentapolis; zie de kaart. Als in vers 21 zijn grens nog tot de pentapolis reikte, en in vers 24 tot aan Gaza, kreeg hij in de tussentijd het Filistijnse gebied tot aan Gaza in handen.

Wat belangrijk voor het verhaal over Amenophis is dat in vers 21 het land van de Filistijnen gescheiden wordt van Egypte. Omdat de Filistijnen in de periode van Samgar tot en met David te identificeren zijn met het Egypte van dynastieën XVIII en XIX, botst dat hier. XVIII en XIX heersten namelijk over Filistea. In Salomo’s regering moet er daarom een periode zijn geweest waarin Egypte haar macht in het Midden-Oosten verloor.

Vana het midden van Ramses II’s regering (1043-977) tot de tijd van Ramses III (937-906), dus inclusief de periode waarin Salomo regeerde, schrijven de Egyptenaren maar weinig over activteiten in Israël. Merenptah (977-968) had een garnizoen in het centrale heuvelland, waarschijnlijk in Liftah bij Jeruzalem, maar hoe lang en waarvoor is onbekend, maar na zijn Israël Stela bleef de Egyptische macht in het Midden-Oosten beperkt tot Filistea. Tot de tijd van Ramses III is er geen bewijs voor Egyptische oorlogen in Israël. 16 Salomo kan dus het grootste deel van Filistea in handen hebben gekregen.

Conclusie

Deze reconstructie past bij verschillende andere onderwerpen.

Salomo had vrede “aan al zijn zijden, van rondom.” (1 Kon 4:24) In Egypte en de Aziatische delen van hun rijk heerste vrede, vanaf de tijd van Merenptah (977-968) tot jaar 8 van Setnakhts opvolger, Ramses III (930/29). 17 Irsu hield alleen huis in Egypte.

Als de jaren van Irsu’s heerschappij over Egypte niet worden meegerekend moet jaar 8 van Ramses III naar het verleden worden geschoven, en voerde hij oorlog voordat Salomo’s vrede was afgelopen. Zonder de 13 jaar van Irsu wordt het bovendien moeilijk om een nauwkeurige chronologie op te stellen, die er in het onderzoek van Peter James en anderen dan ook nog steeds niet is. 18

Wat minstens net zo belangrijk is, is dat in deze reconstructie alle nieuwemaansdagen passen die bekend zijn uit dynastieën XX en het eind van XIX.

Tegelijk geeft deze reconstructie een reden waarom juist dit verhaal met de Israëlieten werd geassocieerd. De herders kwamen uit Jeruzalem, waar ze door Salomo aan het werk waren gezet (1 Kon 9:15, 20-21). Door de latere vlucht van de Kanaänieten terug naar Jeruzalem kwamen ze terug in de herendienst, maar waren ze wel in veiligheid bij een machtige koning.

Als laatste geeft het een aanwijzing voor het bestaan van de koningin van Sjeba.

laatste wijziging: 24 november 2022

  1. By Iry-Hor – Own work, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=67258839[]
  2. Flavius Josephus, Against Apion, 1.26-31[]
  3. Flavius Josephus, Against Apion, 1.15-16[]
  4. Matthew J. Adams, Manetho’s Twenty-third Dynasty and the Legitimization of Kushite Rule over Egypt, in Antiguo Oriente, Volumen 9, Volumen en honor de Alicia Daneri Rodrigo con motivo de su retiro (2011), p. 38[]
  5. Flavius Josephus, Against Apion, 1.32-33[]
  6. Flavius Josephus, Against Apion, 1.34-35[]
  7. Flavius Josephus, Against Apion, 1.26[]
  8. Callender (2004), p. 103-104[]
  9. James (2015), p. 248[][]
  10. William A. Ward, Comparative Studies in Egyptian and Ugaritic, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 20, No. 1 (Jan., 1961), p. 32-33[]
  11. van Gils (2014), ongenummerde pagina’s[]
  12. Ancient Records, deel IV, § 398[]
  13. Ancient Records, deel IV, § 399[]
  14. Richard H. Wilkinson, History of the Temple, in The Temple of Tausret, The University of Arizona Egyptian Expedition Tausret Temple Project, 2004-2011 (2011), p. 167[]
  15. Door Cush – Eigen werk, CC0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=14613766[]
  16. James (2015), p. 246-247[]
  17. Garth Gilmour en Kenneth A. Kitchen, Pharaoh Sety II and Egyptian Political Relations with Canaan at the End of the Late Bronze Age, in Israel Exploration Journal, Volume 62 (2012), Number 1, p. 11[]
  18. Ronald Waffenfels, Shishak and Shoshenq: A Disambiguation, in Journal of the American Oriental Society, 139.2 (2019), p. 495, en het schema op p. 497[]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *