Categorieën
Assyrië Koningstijd

Psalm 83 en Tukulti-Ninurta I

Tukulti-Ninurta I, staand en geknield. 1 Tukulti-Ninurta I was een van de machtigste koningen van het Midden-Assyrische rijk, maar wie hoog klimt kan ver vallen.

Inleiding

In Psalm 83 schrijft Asaf, een tijdgenoot van David, hoe Israël bedreigd wordt door maar liefst tien tegenstanders. In een eerdere post schreef ik dat deze psalm niet alleen een deel hoeft te zijn van de eindtijdprofetieën, maar ook een historische kant heeft. De meeste van deze tegenstanders kunnen namelijk geplaatst worden in de tijd voordat Saul het koningschap op zich nam (1 Sam 14:47), in 1031, en dankzij Psalm 79 uiterlijk in 1036/5.

In de eerdere post over Psalm 83 bleek al dat de dreiging van de meeste volken uiteindelijk afgewend was. De enige tegenstander waar toen niks over kon worden gezegd, was Assyrië: “Ook Assyrië heeft zich bij hen aangesloten, zij zijn voor de zonen van Lot (o.a. Moab en Ammon) een sterke arm geweest.” (Psalm 83:9) In deze psalm smeekt Asaf: “Mijn God, maak hen als een werveldistel, als stoppels voor de wind. Zoals vuur een woud verbrandt, zoals de vlam de bergen verzengt, achtervolg hen zó met Uw storm, jaag hun schrik aan met Uw wervelwind.” (vers 14-16) Verwacht kan dus worden dat het bedoelde Assyrische rijk kort daarna instortte, of in ieder geval in verval raakte.

Het Midden-Assyrische rijk

De vermelding van Assyrië in Psalm 83 is een van de oudste vermeldingen van het land in de Bijbel en, voor de standaardchronologie, een van de meest raadselachtige. Assyrië lag in het noorden van Irak, ten westen van de Tigris (Gen 2:14); het land moet kort voor 1035 in de buurt van Israël macht hebben gehad. Dat is eeuwen vroeger dan het volgende contact met Assyrië, in 853, onder Achab (874/3-853). In de standaardchronologie is hier dan ook niks van terug te vinden. Koning Assur-bel-kala (4 mei 2022: regeerde 919-902) was een paar decennia eerder gestorven en Assyrië was in verval. Dat is geen tijd om Israël te bedreigen.

In mijn op de Bijbel gebaseerde chronologie moet Assyrië het met een paar eeuwen minder doen. Deze opmerking van Asaf is daarom een goede reden om te gaan zoeken in Assyrië, naar een koning met macht in de buurt van Israël. Assur-uballit I, een van de eerste koningen sinds het rijk van Samsi-Adad I (1445-1413) ten onder was gegaan waar wat meer van bekend is, schreef twee van de Amarnabrieven 2, waarvan in ieder geval een gericht was aan Akhenaten (1105-1088); de gezochte koning kan alleen na hem hebben geleefd (4 mei 2022: Assur-uballit regeerde 1136-1102). Hij kan dus alleen horen bij het Midden-Assyrische rijk.

Assur-uballit en zijn eerste opvolgers vochten veel tegen de Kassieten, die in deze tijd over Babylon heersten. 3 Langzaam kwamen ze Israëls kant op. Adad-narari I (4 mei 2022: regeerde 1092-1062) vocht tegen de koning van Ḫanigalbat (Mitanni) in het noorden van Syrië 4 en tegen Naḫur, een stad in de buurt van Harran, ook in het noorden van Syrië 5. Salmaneser I (4 mei 2022: regeerde 1080-1052) veroverde Ḫanigalbat tot aan Karkemis, op de westelijke oever van de Eufraat. 6 Diens zoon, Tukulti-Ninurta I (4 mei 2022: regeerde 1051-1016), breidde Assyrië naar het zuiden uit. En dat deed hij ver genoeg om Israël te kunnen bedreigen met een volledige uitroeiing (Ps 83:5). Daarnaast werd Assyrië in zijn tijd een bondgenoot van de zonen van Lot.

Tukulti-Ninurta I

Tukulti-Ninurta’s eerste oorlogen werden in de omgeving van Assyrië en het oosten van Turkije uitgevochten. 7 Hij was de opperheer van de 40 koningen van Nairi en andere landen aan de [Bovenste] Zee, ofwel de Middellandse Zee. 8 Daarna nam hij Kashtiliashu IV, een Kassitische koning van Babylon, gevangen en lijfde heel Mesopotamië bij Assyrië in, zodat zijn grens tot aan de Onderste Zee reikte, ofwel de Perzische Golf. 9 Eén inscriptie vermeldt een hoop landen in Syrië en omgeving die van hem werden. 10 Verdere oorlogsverslagen ontbreken voor zover mij bekend is. Hij moet meer hebben gestreden, want op een gegeven moment noemt hij zich onder andere “koning van Tilmun en Meluḫḫa”. 11

Tilmun, ofwel Dilmun, was in de Midden-Assyrische tijd het oosten van Arabië, een gebied van Bahrain tot en met Koeweit. 12 Assyrië had in deze tijd in ieder geval contact met Failaka, een eilandje in het noorden van Tilmun, voor de kust van Koeweit. 13 Tukulti-Ninurta kan Tilmun dan hebben veroverd toen hij het zuiden van Mesopotamië inlijfde.

Meluhha is niet meteen geplaatst. Er zijn namelijk twee belangrijke meningen; het kan een deel van de Indusbeschaving zijn, maar ook Cusj (Sudan). Sargon II, een latere koning van Assyrië, noemt in zijn inscriptie in Tang-i-Var in Iran namelijk een Šapataka als koning van Meluhha; dit kan alleen Shebitku zijn (712-704), een Cusjitische koning van Egypte. 14 Sargon II, Sanherib en Esarhaddon noemen Meluhha in de buurt van Egypte. 15 Meluhha is daarom een naam voor Cusj, het thuisland van Shebitku’s familie.

Maar Meluhha was ook een naam voor delen van de Indusbeschaving. De Indusbeschaving had veel contact met Mesopotamië, zowel over land als over zee. Wat Mesopotamië volgens kleitabletten importeerde uit Meluhha en de andere landen kan makkelijk worden gevonden in Pakistan en India. De naam kan komen van het Proto-Dravidisch *mēlukku, “hoogte, westelijk”; de elite van de Harappa-steden woonde telkens op een heuvel in het westen van de steden. 16 Daarentegen ging de Indusbeschaving rond 1750 (standaardchronologie, hier 1600/1500) ten onder. Het is daarom mogelijk dat na de ondergang van de Indusbeschaving de naam Meluhha werd gebruikt voor een andere plaats. 17 Cusj lag net als de Indusbeschaving ver bij Mesopotamië vandaan.

De arm van de zonen van Lot

De zonen van Lot zijn niet alleen Moab en Ammon, twee van Israëls buurlanden. Dankzij een opmerking van Bileam over hen (Num 24:17) kunnen ze worden geïdentificeerd met de Suteeërs, een volk waarvan ook stammen woonden in Syrië. Het is vanaf de tijd van Tukulti-Ninurta dat de Suteeërs in Syrië partners werden van Assyrië.

Mannu-kî-Adad was in Tukulti-Ninurta’s tijd de rentmeester van Tell Sabi Abyad, een fort in het noorden van Syrië. Hij ontving een brief over een naderend diner tussen Assyriërs en Suteeërs waarvoor nog niet alles was voorbereid, en de tijd begon te dringen. “Speak to Mannu-kî-Adad, thus says Mudammeq-Aššur (die in dienst stond van grootvizier Aššur-iddin): what is this, that you do not execute any of my commands as I tell you? Why did you not give orders to (your) brewer (to send) a potter to Dunni-Aššur (ten noorden van Tell Sabi Abyad)? Let a written order go out from you to your brewer in Saḫlahu, that he must give beer and tarīḫu-vessels (for) when the Suteans (s[u]-ti-ú) come to have dinner with me. Whom (else) could I ask, who (else) could give it to me? Do send these(?) tablets (with orders) promptly.” 18

Het eten voor het diner was lokaal te vinden, maar het bier en het juiste tafelgerei waren een probleem. Mudammeq-Aššur had om een brouwer en een pottenbakker gevraagd, maar beiden waren niet gearriveerd. Hij werd wanhopig en, omdat er geen tijd meer was om het tafelgerei in Dunni-Aššur te maken, vroeg hij om alleen een brouwer. Deze zou het bier ter plekke brouwen en de tarīḫu-vaten, die niet van het gebruikelijke soort waren, meenemen uit Saḫlalu. Het diner was waarschijnlijk de ontmoetingsplaats tussen afgevaardigden van Assyrië en de Suteeërs. Niet lang hierna sloot Ili-pada, een van de hoogste ambtenaren in Assyrië, een verdrag met Suteeërs. Dit diner lijkt te zeggen dat er al eerder een verdrag bestond. 19

Mudammeq-Aššur stond zoals gezegd in dienst van Aššur-iddin. Aššur-iddin wordt als grootvizier vermeld in de Assyrische jaren die vernoemd zijn naar Aššur-zēra-iddina en Ina-Aššur-šumī-aṣbat 20, waarschijnlijk de jaren 16 en 18 van Tukulti-Ninurta 21. In het jaar Ina-Aššur-šumī-aṣbat worden de Suteeërs nog een keer vermeld, opnieuw zonder dat er ook maar een spoor van dreiging is. Een beschadigde brief uit Dur-Katlimmu (Tell Sheikh Hamad, in het oosten van Syrië): “I have gone to the town Amīmu. Suteans … […] the river Su[bn]a[t] (Sufan Çay) …, and make (even) the tranquil (and) the joyful one move (ḫabīqā)! Send me information (concerning that)!” Door de vorm van het werkwoord ḫabīqā denkt Yigal Bloch dat het hier gaat om een groep, de Suteeërs. 22 Daarnaast is er een connectie met het land van de Bijbel. Een document uit Ḫarbe (Tell Ḫuwēra, noordoostelijk Syrië) vermeldt dat er proviand verstrekt werd aan diplomaten uit Ḫatti en Kanaän; dit is gedateerd op 6 sîn uit het jaar dat vernoemd is naar Enlil-nādin-apli, ofwel mogelijk jaar 23. 23

Ili-pada sloot zijn verdrag in de tijd van Tukulti-Ninurta’s kleinzoon, Assur-nirari III. De Suteeërs lijken bezig te zijn met paarden fokken, en leverden die mogelijk aan de Assyriërs. 24 Alhoewel dat van Assur-nirari een tweede kandiaat lijkt te maken voor het Assyrië uit Psalm 83, is van zijn landsgrenzen nauwelijks iets bekend 25. Zijn macht stelde maar weinig voor; Adad-shuma-usur, de koning van Babylon, beschuldigde hem in een brief van slordigheid, dronkenschap en besluiteloosheid, waardoor het nu verkeerd met hem ging. 26 De enige serieuze kandidaat voor een bondgenootschap tussen Assyrië en de zonen van Lot, waarbij Assyrië machtig genoeg was om in Israëls buurt te komen, is daarom de tijd van Tukulti-Ninurta I.

Tukulti-Ninurta I: Conclusie

Tukulti-Ninurta heerste over zowel Tilmun als Meluhha. Als Tilmun het oostelijke deel van het Arabisch schiereiland was en Meluhha Cusj, kon hij met deze woorden de hele woestijn ten zuiden van Mesopotamië claimen, van Koeweit in het oosten tot Cusj in het westen. Dat is in de buurt van Israël.

Daarnaast werden de Suteeërs in zijn tijd anders behandeld dan andere buitenlanders. Onder andere Elamieten en Kassieten kregen rantsoenen en worden genoemd in werklijsten. De reden voor de behandeling van de Suteeërs is onbekend. Er wordt gedacht dat ze afhankelijk waren van elkaar, Assyrië afhankelijk was van de Suteeërs of alleen geen vijanden waren. Duidelijk wordt het in ieder geval niet van alleen de kleitabletten en inscripties. 27 Het is Psalm 83 die hier een uitleg voor heeft: Assyrië en de Suteeërs besloten samen om Israël uit te roeien. Mogelijk wou Tukulti-Ninurta zijn macht nog verder uitbreiden door Israël te veroveren.

Een derde reden om vanuit Psalm 83 bij Tukulti-Ninurta uit te komen is Asafs gebed om het lot van Israëls tegenstanders: “Mijn God, maak hen als een werveldistel, als stoppels voor de wind. Zoals vuur een woud verbrandt, zoals de vlam de bergen verzengt, achtervolg hen zó met Uw storm, jaag hun schrik aan met Uw wervelwind.” (vers 14-16) Volgens Chronicle P: “After the Akkadian officers of Karduniaš (Babylon) had rebelled and put Adad-šuma-uṣur on his father’s throne, Aššur-naṣir-apli (4 mei 2022: voor hem, zie hier), son of Tukulti-Ninurta – who had carried out criminal designs on Babylon – and the officers of Assyria rebelled against him (Tukulti-Ninurta), removed him [from] his throne, shut him up in Kar-Tukulti-Ninurta in a room and killed him.” (4 mei 2022: Daarnaast kwam in 1027/6 Ninurta-apil-Ekur uit Babylon om koning te worden in Assyrië.)

Van alle koningen van het Midden-Assyrische rijk, de enige periode waarin Psalm 83 kan zijn geschreven, komt alleen Tukulti-Ninurta in aanmerking om de “sterke arm” te zijn die tot steun was van de zonen van Lot (vers 9). Ik plaats zijn grootste macht, van Cusj tot Koeweit en van Syrië tot Iran, daarom in ieder geval rond 1031, de tijd van Psalm 83.

laatste wijziging: 31 maart 2022

  1. By Osama Shukir Muhammed Amin FRCP(Glasg) – Own work, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=92055991[]
  2. EA 15-16, in Amarna, p. 37-39[]
  3. Synchronic Chronicle, Chronicle P[]
  4. RIMA 1, p. 131, 136-137[]
  5. RIMA 1, p. 159-160[]
  6. RIMA 1, p. 183-184[]
  7. RIMA 1, p. 234-237, en vele keren herhaald in andere inscripties op de pagina’s hierna[]
  8. RIMA 1, p. 243, 244[]
  9. RIMA 1, p. 244-245[]
  10. RIME 1, p. 271-274[]
  11. RIMA 1, p. 275[]
  12. Theresa Howard-Carter, Dilmun: At Sea or Not at Sea? A Review Article, in Journal of Cuneiform Studies, Vol. 39, No. 1 (Spring, 1987), p. 116-117[]
  13. Theresa Howard-Carter, Dilmun: At Sea or Not at Sea? A Review Article, in Journal of Cuneiform Studies, Vol. 39, No. 1 (Spring, 1987), p. 111[]
  14. Claus Jurman, The Order of the Kushite Kings According to Sources from the Eastern Delta and Thebes. Or: Shabataka was here first! in Journal of Egyptian History 10 (2017), p. 126[]
  15. D. Potts, The Road to Meluhha, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 41, No. 4 (Oct., 1982), p. 283-287[]
  16. Romila Thapar, A Possible Identification of Meluḫḫa, Dilmun and Makan, in Journal of the Economic and Social History of the Orient, Vol. XVIII, Part 1 (Jan., 1975), p. 1-42[]
  17. D. Potts, The Road to Meluhha, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 41, No. 4 (Oct., 1982), p. 280, en Romila Thapar, A Possible Identification of Meluḫḫa, Dilmun and Makan, in Journal of the Economic and Social History of the Orient, Vol. XVIII, Part 1 (Jan., 1975), p. 38, en John Hansman, A Periplus of Magan and Meluḫḫa, in Bulletin of the School of Oriental and African Studies, Volume 36, Issue 3 (October 1973), p. 554, en I. J. Gelb, Makan and Meluḫḫa in Early Mesopotamian Sources, in Revue d’Assyriologie et d’archéologie orientale, LXIVe Volume No 1 (1970), p. 1, 7-8[]
  18. Tekst T93-3, Frans Wiggermann, Appendix F: Cuneiform texts from Tell Sabi Abyad related to Pottery, in K. Duistermaat, The Pots and Potters of Assyria Technology and Organisation of Production, Ceramic Sequence and Vessel Function at Late Bronze Age Tell sabi Abyad, Syria (2008), p. 379-380[]
  19. Frans Wiggermann, Appendix F: Cuneiform texts from Tell Sabi Abyad related to Pottery, in K. Duistermaat, The Pots and Potters of Assyria Technology and Organisation of Production, Ceramic Sequence and Vessel Function at Late Bronze Age Tell sabi Abyad, Syria (2008), p. 380[]
  20. Bloch (2012), p. 159[]
  21. Bloch (2012), p. 156-157[]
  22. Brief BATSH 4, 3, in Yigal Bloch, Nomads and the Middle Assyrian State Administration: New Interpretation of a Letter from Tell Šēḫ Ḥamad and Some Related Matters, in Private and State in the Ancient Near East, Proceedings of the 58th Rencontre Assyriologique Internationale at Leiden 16-20 July 2012 (2017), p. 122[]
  23. Bloch (2012), p. 227, voetnoot 90[]
  24. Brian Brown, The structure and decline of the Middle Assyrian state: the role of autonomous and non-state actors, in Journal of Cuneiform Sources 65 (2013), p. 111[]
  25. RIMA 1 heeft niks over hem.[]
  26. Geciteerd op Wikipedia, de daar genoemde bron daar kon ik niet vinden, maar is betrouwbaar[]
  27. Brian Brown, The structure and decline of the Middle Assyrian state: the role of autonomous and non-state actors, in Journal of Cuneiform Sources 65 (2013), p. 105[]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *