Het koninkrijk van de koningen in deze post lag vooral rondom de stad Assur. Het was Samsi-Adad, wiens hoofdstad Shubat-Enlil was, die het uitbreidde tot dit. 1 Zijn opvolgers raakten het in slechts 11 jaar voor het grootste deel weer kwijt.
Inleiding
De eersten van de onderstaande koningen waren niet de machtigste. Vaak zijn ze alleen bekend van inscripties uit Assur, de hoofdstad van Assyrië, en een paar komen zelfs alleen voor op de Assyrische Koningslijst, ofwel de AKL. Hun onderdanen handelden in Turkije, maar pas Ilu-shuma (-1626) is de eerste koning van wie bekend is dat hij zijn leger buiten Assyrië leidde. Vanaf die tijd is Assyrië niet meer weg te slaan.
In deze tijd noemden de heersers van Assyrië zich nog geen koning, maar vice-regent van hun oppergod, Assur. Zoals Erishum I (1625-1586) het uitlegde: “Aššur (is) king, Erišum (is) vice-regent.” 2
De regeringslengtes van de koningen voor Samsi-Adad I of waren al niet meer bekend toen de AKL werd geschreven, of zijn beschadigd op alle drie de overgebleven versies. Wel kunnen een aantal regeringslengtes worden gereconstrueerd dankzij het onderzoek van Gojko Barjamovic, Thomas Hertel en Mogens Trolle Larsen 3 naar de REL, de Revised Eponym List. In Assyrië kreeg elk jaar de naam van degene die dat jaar de limmu was; juist van deze vroege tijd zijn limmulijsten bekend over een periode van ruim 250 jaar. Ze zijn gevonden in Kültepe (het oude Kaniš), in het midden van Turkije. Daar woonden toen Assyrische handelaren waarvan vele archieven bewaard zijn gebleven. Deze REL-lijst is tot op het jaar precies te dateren dankzij een zonsverduistering, waarvoor zie Naram-Sin, en doordat REL 197, het sterfjaar van Samsi-Adad I, jaar 17 van Hammurabi was; zie onder.
Ititi
Van een stenen plaquette, gevonden in de tempel van Ištar in Aššur: “Ititi, the ruler, son of Ininlaba, dedicated (this object) from the booty of Gasur to the goddess Ištar.” De namen Ititi, Ininlaba en Aššur komen voor in Oud-Akkadische teksten uit Gasur, de Oud-Akkadische naam van Nuzi, een stad in het noorden van Irak. Er zijn overeenkomsten tussen deze inscriptie en inscripties van Rimush (1887-1879(?)). 4
Azuzu
Op een koperen speerpunt die gevonden is in de tempel van Ishtar in Assur, staat: “Man-ištūšu (1878-1864(?)), king of Kish; Azuzu, his servant, dedicated (this spear) to the god Be’al-SI.SI.” 5
Sulilu
(voor 1663)
AKL, Khorsabad: (27) Sulilu, son of Aminu.
AKL, SDAS: (27) Sulilu, son of Aminu.
Aminu staat direct voor hem op de AKL. Dit is de eerste, en zeker niet de laatste, keer dat de genealogie van deze lijst niet klopt. Een zegel dat gebruikt is op verschillende kleitabletten en enveloppen, die gevonden zijn in Kültepe, heeft namelijk de tekst: “Aššur is king, Ṣilulu is vice-regent of Aššur, son of Dakiki, herald of the city Aššur, [your/his servant].” Dit zegel werd later hergebruikt door een anderer Ṣilulu, zoon van Uku. 6
Volgens Adad-nirari III (810-783) begon met Sulili een nieuw koninkrijk, 7 alhoewel hij dat kan hebben geschreven op basis van de AKL. 8
Kikkiya
(voor 1662)
AKL, Khorsabad: (28) [Ki]kkiya
AKL, SDAS: (28) [K]ikkiya
Kikkia wordt door de latere koning Assur-rim-nisheshu (1169-1162) genoemd als een van zijn eerste voorvaderen, nog voor Ikunum. 9
Akiya
(voor 1661)
AKL, Khorsabad: (29) Akiya
AKL, SDAS: (29) Akiya
Van hem is verder niets bekend.
Sulilu en zijn opvolgers Kikkiya en Akiya hebben heel andere namen dan Puzur-Assur I en zijn opvolgers, die direct na hen op de AKL staan. Het is daarom mogelijk dat Zarriqum, die niet op de AKL staat, tussen hen in regeerde.
Zarriqum
(1661)-(1651)
Zarriqum staat niet op de AKL. In de altaarkamer van de Oud-Assyrische tempel van Ishtar in Assur is zijn enig bekende tekst gevonden: “The temple of the goddess Bēlat-ekallim, his mistress, for the life of Amar-Sîn, the strong man, king of Ur and king of the four quarters, has Zarriqum, governor of Aššur, his (Amar-Sîn’s) servant, for his (own) life built.” 10 Het woordt achter gouverneur is šakkanakkum, wat in Ur III-tijden gebruikt werd voor koning in Syrië en noordelijk Mesopotamië. 11
In Sumer wordt hij Zarriq genoemd, man (lu2) van Assur; lu2 was in Ur III-tijden de titel van buitenlandse heersers, van Syrië tot Iran. Hij wordt vermeld vanaf dag 29 in maand IX in jaar 44 van Shulgi van Ur III, 7 december 1661, tot en met [25] XII in jaar 5 van Amar-Sin, 21 maart 1651. Hij is niet dezelfde persoon als gouverneur Zarriq van Susa, want dat was een tijdgenoot. Hij erkende Ur III als opperheer; als za-ri2-iq ensi2 a-širki (Zarriq, gouverneur van A-shir) reisde hij naar Sumer, mogelijk in jaar 5 van Amar-Sin. 12
Toen Shu-Sin van Ur III (1647-1639) Simanum en Habura aanviel, twee steden in de buurt van Assur, noemde hij Assur niet. In Simanum werd gerebelleerd tegen de lokale dynastie die banden onderhield met Ur III; in Assur lijkt zoiets niet te zijn gebeurd. 13 Shu-Sin zal in jaar 2 (1646) zijn aangevallen, want jaar 3 heet “Year Šu-Sin the king of Ur destroyed Simanum”. In Shu-Sins tijd had ook Ninevé een eigen koning. Tiš-atal reisde van Ninevé naar Sumer om te zweren dat hij een loyaal vazal was van Shu-Sin. 14
Zarriqums plaats tijdens of voor Sulilu’s dynastie is onbekend. Het is mogelijk dat hij de dynastie heeft onderbroken en bewust uit de AKL is geweerd, omdat hij zich onderwierp aan Ur III. Ik heb hem er nu buiten geplaatst, omdat
Puzur-Assur I
Puzur-Aššur I
voor 1636
AKL, Khorsabad: (30) [Puzu]r-Aššur
AKL, SDAS: (30) [Puz]ur-Aššur
Hij is alleen bekend uit inscripties als vader van Salim-ahum en wordt nog als voorvader genoemd door Ikunum.
Shalim-ahum
Šalim-aḫum
voor 1635
AKL, Khorsabad: (31) Šalim-aḫum
AKL, SDAS: (31) Šalim-aḫum
Een steenblok dat gevonden is de oudste fundering van de tempel van Assur in Assur, heeft de tekst: “Šalim-aḫum, vice-regent of Aššur, son of Puzur-Aššur, vice-regent of Aššur”. 15
Ilu-shuma
Ilu-šūma
(1635)-1626
AKL, Khorsabad: (32) [Ilu-š]ūma
AKL, SDAS: (32) [Ilu-šū]ma
AKL: Total of 6 kings, [who occur? on?] brick, whose eponymies are unknown(?). Deze regel is in alle drie de versies beschadigd. Het betekent dat de duur van hun regeringen niet meer bekend was toen de AKL werd geschreven.
Er is een mogelijkheid dat de duur van Ilu-shuma’s regering in de tijd van Tukulti-Ninurta I, een veel latere koning van Assyrië, nog bekend was, maar dat is te weerleggen.
Ilu-shuma is de eerste koning die van meer dan 10 vondsten bekend is. Hij bouwde een gevel en nieuwe muur in Assur, en toen twee bronnen ontsprongen op de berg Abiḫ leidde hij het water door twee poorten zijn stad in. 16 Ilu-shuma, vice-regent van Assur, wordt als voorvader genoemd door Adad-nirari I (1092-1062) 17, Salmaneser I (1080-1052) 18 en Tukulti-Ninurta I (1051-1016) 19. Puzur-Assur II, die 8 jaar regeerde, wordt een stuk minder vermeld; zie onder. Ilu-shuma zal daarom langer hebben geregeerd, ik schat minstens 10 jaar, ofwel in ieder geval vanaf 1635.
In ABC 20, Chronicle of Early Kings, staat over hem: “Ilu-šu[m]ma was king of Assyria at the time of Suabu.” Hij wordt genoemd na Enlil-bani van Isin (1499-1476), wat alleen kan als de Chronicle alle dynasties afging in de volgorde waarin ze de grootste macht hadden, en voor Hammurabi (1445-1403). Wie Suabu was is niet bekend, maar hij kan niet de weleens genoemde Sumu-abum van Babylon (1542/33-1529/0) zijn geweest. Deze heerste bijna een eeuw later.
De val van Akkad
Uit de Oud-Assyrische tempel van Ishtar in Assur komt de tekst: “Ilu-šumma, vice-regent of Aššur, beloved of the god Aššur and the goddess Ištar, [son of Ša]lim-aḫum, vice-regent of Aššur, built the temple for the goddess Ištar, his mistress, for his life. He established the freedom of the Akkadians.” 20 In een andere tekst, waarvan 15 kopieën teruggevonden zijn, wat veel is voor deze tijd, wordt die laatste zin verder uitgelegd: “Ilu-šumma, vice-regent of Aššur … son of Šalim-aḫum, vice-regent of Aššur: Šalim-aḫum, vice-regent of Aššur, (was) the son of Puzur-Aššur, vice-regent of Aššur … I established the freedom of the Akkadians and their children. I purified their copper. I established their freedom from the border of the marshes and Ur and Nippur, Awal, and Kismar, Dēr of the god Ištaran, as far as the city (Aššur).” 21
Samsi-Adad I (1461-1429) zal deze tekst hebben gelezen en geïnterpreteerd als de val van het Akkadische rijk. Hij schreef namelijk dat de tempel Emenue in Ninevé, die gebouwd was door Manishtushu van Akkad (1878-1864(?)), een zoon van Sargon (1943-1888(?)), vervallen was geraakt: “The temple which none of the kings who preceded me from the fall of Akkad until my sovereignty, until the capture of Nurrugu – seven generations have passed – had rebuilt”. Daarom herbouwde hij de tempel. 22 Ilu-shuma leefde zeven generaties voor hem.
Als dit klopt regeerden de laatste koningen van Akkad, van wie nauwelijks iets bekend is, tegelijkertijd met de grote dynastie Ur III. Dudu van Akkad beroofde dan Girsu toen Shulgi (1704-1657) over Girsu regeerde, zonder dat uit Shulgi’s correspondentie ook maar iets blijkt over een vijandige inval. Dus of dit is een fout in mijn berekenignen, of Samsi-Adad had ongelijk en Ilu-shuma bevrijdde alleen de Akkadiërs van een andere koning. Hij schreef tenslotte niet dat hij een land versloeg. Hij kan de Akkadiërs hebben bevrijd van Ibbi-Sin (1638-1615), de laatste koning van Ur III, die na zijn eerste 9 jaar alleen nog de stad Ur over had. In dat geval viel Ilu-shuma mogelijk aan in 1632 of 1631; zie hier.
Erishum I
Erišum I
1625-1586
AKL, Khorsabad: (33) [Er]išum, son of Ilu-šūma, [whose eponymie]s? (are known?), ruled 40 years.
AKL, SDAS: (33) [Eriš]um, son of Ilu-šūma, [whose eponymies? (are known?), ruled 4]0 years.
AKL, Nassouhi: (33) ⸢Erišum⸣, [son of Ilu-šūma, whose ep]onym[ies are known(?), ruled for 40 years]
REL: Erišum I, 40 jaar (REL 1-40)
“Erišum, vice-regent of Aššur, son of Ilu-šumma, vice-regent of Aššur; Ilu-šumma (was) the son of Šalim-aḫum, vice-regent of Aššur; Šalim-aḫum (was) the son of Puzur-Aššur, vice-regent of Aššur” bouwde de tempel van Adad in Assur. 23
Salmaneser I noemt zijn voorvader Erishum, vice-regent van Assur, als degene die de vervallen geraakte Eḫursagkurkurra, de tempel van Assur die gebouwd was door Ushpia, had hersteld. 185 jaar later was de tempel weer vervallen en werd hij hersteld door Samsi-Adad (I). 24 Ushpia was een van de eerste koningen van Assyrië.
Ikunum
Ikūnum
1585-1571
AKL, Khorsabad: (34) [Ikūn]um, son of Erišum, [x years] he ruled.
AKL, SDAS: (34) [Ikūnum, son of] Erišum, [x years he rul]ed.
AKL, Nassouhi: (34] [I]kūn[um, son of Erišum, for x years he r]ul⸢ed⸣. (Op dit kleitablet is tussen hem en Samsi-Adad I 1 regel minder dan dat er koningen waren. Het kleitablet is te gebroken om erachter te komen wie er is overgeslagen.)
REL: Ikūnum, 15 jaar (REL 41-55)
“Ikūnum, vice-regent of the god Aššur, son of Erišum, vice-regent of the god Aššur” bouwde verder aan de tempel van Adad, die zijn vader had gemaakt. 25 In een van zijn teksten duikt zijn zoon Aššur-imittī op. 26
Zijn volledige, helaas erg beschadigde, genealogie is: “[Ikūnum, vice-regent of Aššur, son of] E[rišum, vice-regent of Aššur]; Er[išum, (was) the son of Ilu-šumma], vice-regent of [Aššur]; [Ilu-šumma (was) the son of Š]alim-a[ḫum, vice-regent of Aššur]; Šalim-a[ḫum (was) the son of Puzur-Aššu]r, vice-regent [of Aššur]”. 27 Hij wordt door Assur-rim-nisheshu (1169-1162) genoemd als een van zijn voorvaderen, tussen Kikkia en Sargon (I) in. 9
Sargon I
Šarru-kīn I
1570-1531
AKL, Khorsabad: (35) [Šarru-kīn], son of Ikūnum, [x ye]ars he ruled.
AKL, SDAS: (35) [Šarru-kīn, son of] Ikūnum, [x years he rul]ed.
REL: Šarru-kēn, 40 jaar (REL 56-95)
Indrukken van zijn zegel zijn gevonden in Kültepe, hierop stond de tekst: “Divine Sargon, vice-regent of the god Aššur, son of Ikūnum, vice-regent of the god Aššur.” 28 Hij wordt genoemd door Assur-rim-nisheshu (1169-1162) 9, Adad-nirari I (1092-1062) 17 en Salmaneser I (1080-1052) 18.
Puzur-Assur II
Puzur-Aššur II
1530-1523
AKL, Khorsabad: (36) Puzur-Aššur, son of [Šarru-kīn], [x] years he ruled.
AKL, SDAS: (36) [Puzur-Aššur, son of Šarru-k]īn, [x years he rul]ed.
AKL, Nassouhi: [… x+]4 years he ruled.
REL: Puzur-Aššur II, 8 jaar (REL 96-103)
Ook hij wordt genoemd door Assur-rim-nisheshu (1169-1162) als een van zijn voorvaderen. 9 Verder is over hem weinig bekend.
Naram-Sin
Narām-Sîn
1522-(1479 of 1469)
AKL, Khorsabad: (37) Narām-Sîn, sun of Puzur-Aššur, [x] years he ruled.
AKL, Nassouhi: (37) [Narām-Sîn, son of Puzur-Aššur], he ruled 4(+x) years.
REL: Narām-Suen, minimaal 34 jaar (REL 104-137). De 20 jaarnamen daarna (REL 138-157) horen bij hem en Erišum II, maar het is onduidelijk waar de scheidslijn ligt.
Zijn regeringslengte eindigde op een 4. 29 Hij zal daarom 34, 44 of 54 jaar hebben geregeerd, ofwel tot in 1489, 1479 of 1469. Van die opties kan 1489 worden geschrapt. Volgens de Mari Eponym Chronicle (MEC) B, regel 8: “In (the eponym of) Šarrum-Adad … the king, Šamši-Adad, entered the house of his father.” 30 Het jaar Šarrum-Adad is 24 jaar voordat Samsi-Adad koning werd van Assur, ofwel 1485. Volgens de AKL regeerde Samsi-Adad al in de tijd van Naram-Sin; Naram-Sin moet dus na 1485 zijn gestorven.
Zonsverduistering
In de Mari Eponym Chronicle (MEC) A wordt in de regel die volgt op het jaar REL 126 een zonsverduistering gemeld, maar zoals met wel meer belangrijke bronnen is juist deze regel beschadigd. Een reconstructie is:
23’[i-na] ⸢Da-di?!⸣-a LUGAL dUTU-ši–dIŠKUR wa-li-id;
24’[i-na Puzur-Ištar n]a-ah-du-ur dUTU;
25’[i-ba-ši-ma m]u-ut A-mi-nim.
Hier staat dat in het jaar dat genoemd was naar ⸢Dādi⸣ya koning Samsi-Adad (I) werd geboren, en [in het jaar Puzur-Ištar] was er een zonsverduistering en stierf Aminu. De reconstructie van de tweede jaarnaam is gebaseerd op REL 126-127, want het jaar REL 126 was genoemd naar Dādiya, maar door de beschadiging in de tweede regel is het mogelijk om alle gebeurtenissen – Samsi-Adads geboorte, zonsverduistering en Aminu’s dood – in REL 126 te plaatsen. De zonsverduistering kan dus zowel in REL 126 als REL 127 zijn geweest. 31 Zoals bij Samsi-Adad I zal blijken is REL 197 het jaar 1429. REL 126 en 127 zijn dan 1500 en 1499.
In de vermelding van de zonsverduistering wordt het woord na’dur (verduistering) gebruikt, in plaats van het gebruikelijke namtalû (eclips). De eclips hoeft dan niet volledig te zijn geweest. 32 De enige zonsverduistering in het Midden-Oosten in de jaren 1500-1498, die van 17 december 1499 ofwel in REL 197, is inderdaad onvolledig.
De eclips kan zowel in Mari als in Assur zijn gezien. 33 In Mari was de zon voor 25,901% verduisterd en in Assur voor 31,205%. Dat is bijzonder weinig. Meestal worden verduisteringen van minder dan 95% gemist door iemand die met het blote oog kijkt, behalve als ze vlak bij de horizon gebeuren. Een gedeeltelijke verduistering kan alleen gezien zijn als er wolken of stofstormen waren, zodat iemand toch zonder oogschade op te lopen naar de zon kon kijken. 34 Die percentages kunnen soms wat omlaag. De Angelsaksische Kroniek noemt de zonsverduisteringen van 15 februari 538 en 20 juni 540 n.Chr.. Er staat niet bij waar gekeken werd, maar in Engeland was de zon het meest verduisterd op het Isle of Wight, 60,6% respectievelijk 58,6%. De eclips van 17 december 1499 was volgens Stellarium direct bij zonsopkomst. Een plotseling verduisterd begin van de dag valt zeker op. Dus ondanks het lage verduisteringspercentage durf ik deze eclips wel aan.
Erishum II
Erišum II
(1478 of 1468)-1462
AKL, Khorsabad: (38) Erišum, son of Narām-Sîn, [x] years he ruled.
AKL, SDAS: (38) [Erišum, son of Narām-Sîn, x years he ruled.]
AKL, Nassouhi: [… x years] he ruled.
REL: Erišum II, de laatste 7 jaar voor Samsi-Adad I (REL 158-164) zijn in ieder geval van hem. Het is onbekend welk deel van REL 138-157 van hem is.
Samsi-Adad I
Šamšī-Adad I
1461-1429
AKL, Khorsabad: (39) Šamšī-Addu, son of Ilā-kabkabī, at the time of Narām-Sîn, went [to Karduni]aš. In te eponymy of Ibnî-Adad, [Samsī]-Addu from Karduniaš [came up (to) Ekallāte] (and) he sized (it). [3 years in Ekallāte] he resided. [In the eponymy of Atamar-Ištar,] Samšī-Addu [from Ekallāte c]ame up. [Erišum, son of Narām-Sîn, h]e deposed from the throne, he seized the throne (and) 33 years he ruled.
AKL, SDAS: (39) [Šamši-Addu, son of Ilā-kabkabī, at the time of Narām-Sîn, he went to Karduniaš. In the eponymy of Ibnî-Adad, Šamši-Addu from Karduniaš came up] he seized Ekallāte 3 years in Ekallāte he resided. In the eponymy of Atamar-Ištar, Šamši-Addu came up from Ekallāte. Erišum, son of Narām-Sîn, he deposed from the throne, he sized the throne (and) 33 years he ruled.
AKL, Nassouhi: (39) [Šamši-Addu, son of Ilā]-kabkabī, [at the time of Narām-]Sîn [went to Karduni]aš [from Ka]rduni[aš Šamši-Addu from Kard]uni[aš …]
REL: Šamšī-Adad I (Assur), 33 jaar (REL 165-197). Hij werd geboren in REL 126 (1500).
De twee jaarnamen uit de AKL zijn onbekend, maar mogelijk corrupte versies van twee jaarnamen van Erishum II; zie hier. Dat verklaart waarom volgens twee van de Assyrische Distanzangaben er na Erishum I 126 jaar verstreken tot Samsi-Adad I, maar volgens de REL dat er maar 124 waren. Als dat klopt werden de laatste 2 jaar dubbel geteld: voor Erishum tot het jaar van zijn dood en voor Samsi-Adad vanaf het eerste volledige jaar dat hij Erishums opperheer was.
Volgens de Mari Eponym Chronicle (MEC) B, regel 8: “In (the eponym of) Šarrum-Adad … the king, Šamši-Adad, entered the house of his father.” 30 Het jaar Šarrum-Adad is 24 jaar voordat Samsi-Adad koning werd van Assur, ofwel 1485.
Datering
De puzzel om Samsi-Adad tot op het jaar precies te dateren begint bij Zimri-Lim van Mari, een tijdgenoot van Hammurabi (1445-1403) van Babylon. De connectie tussen de laatste twee is zeker. Zimri-Lims jaar dat Throne of Dagan heet is jaar 30 van Hammurabi (1416); tijdens het jaar Throne of Dagan vochten troepen uit Mari namelijk mee tijdens de Babylonische overwinning op Larsa. 35
Volgens Dominique Charpin en Nele Ziegler was Throne of Dagan jaar 12 van Zimri-Lim. Zijn eerste drie maand, de tijd tussen zijn troonsbestijging en het daaropvolgende nieuwjaar, toen jaar 1 begon, viel volgens hen binnen het Assyrische jaar dat tegenwoordig bekend staat als REL 198. Het is in het voorgaande jaar, aan het eind van REL 197, dat Samsi-Adad stierf. Dit is in de laatste maanden van een jaar op de huidige kalender, want de Oud-Assyrische kalender begon rond de winterzonnewende. Dit is anders dan de Babylonische kalender, waar het jaar begon rond maart-april. De uitkomst van deze puzzel is dat Samsi-Adad stierf in jaar 18 van Hammurabi (1428), om precies te zijn in de laatste maanden van ons jaar (1428). 36 Volgens Rafał Koliński zit dit anders. 37 Door een paar dateringen uit het archief van Mari trekt hij de conclusie dat de eerste maanden van Zimri-Lim niet in REL 198 vielen, maar in 199. De Oud-Assyrische kalender loopt drie maanden voor op de Oud-Babylonische, dus dit plaatst Samsi-Adads dood, aan het eind van REL 197, ofwel in jaar 17 van Hammurabi (1429). Samsi-Adad regeerde dan 1461-1429.
Ishme-Dagan I
Išme-Dagan I
1428-1389
AKL, Khorsabad: (40) Išme-Dagān, son of Šamšī-Addu, 40 years he ruled.
AKL, SDAS: (40) Išme-Dagan, son of Šamši-Addu, ruled 50 years.
REL: Išme-Dagan I, onbekend, mogelijk de 40 jaar van de AKL (REL 198-237)
Grayson (1969) las zowel op de Khorsabad- als SDAS-versie 40 jaar voor hem. 38 Zelfs een regering van 40 jaar is nogal lang voor de beschikbare gegevens; zie onder. Ik ga daarom uit van 40 jaar.
Samsi-Adad I verdeelde zijn rijk tussen zijn twee zonen, Yamsaḫ-Adad en Ishme-Dagan I. Zij waren duidelijk niet van zijn kaliber: Yamsaḫ-Adad was na anderhalf jaar al van de troon van Mari gestoten 39 en van Ishme-Dagan is weinig bekend. Hij liet wel een indruk achter, want de torens die hij bouwde in Assur worden nog vermeld door Enlil-nasir I (1251-1239). 40
Volgens Julian Reade regeerde Ishme-Dagan mogelijk eerst in Ekallatum, een stad bij Assur, toen zijn vader nog leefde. Volgens brieven uit Mari was hij nog ongeveer 11 jaar na zijn vaders dood een onafhankelijke koning. 41 Toen Hammurabi Larsa belegerde gebruikte hij een kleine stad in de buurt, Dildaba, als kamp. Hier ontving hij onder andere boodschappers van Ishme-Dagan van Assyrië. 42 Dit was in 1416. Als Reade gelijk heeft regeerde Ishme-Dagan 29 jaar samen met zijn vader (1441-1413). Aan de andere kant begon in Assyrië na die 11 jaar een periode waaruit wel heel weinig bekend is, wat pas echt eindigde met Assur-uballit I (1136-1102). Ishme-Dagan kan, als hij na 11 jaar (1428-1418) bijna al zijn gebied was kwijtgeraakt, nog 29 jaar (1417-1389) in deze donkere periode hebben geregeerd. Daar is genoeg ruimte voor in de REL-lijsten. Als het bovenstaande idee klopt dat Samsi-Adad al 2 jaar over Assyrië heerste voordat zijn 33 jaar van de AKL begonnen, is het bovendien niet logisch om Ishme-Dagans eerste jaren wel mee te rekenen op de AKL.
Relatie met Egypte
Salitis (ca.1402-1384), de eerste koning van dynastie XV, voelde zich volgens Manetho zo bedreigd door het sterker wordende Assyrië dat hij de oostelijke grenzen van Egypte verdedigde. Het is mogelijk dat Ishme-Dagan na het verlies van zijn grootste macht later probeerde om zijn vaders rijk weer op te bouwen, maar daar niks van bewaard is gebleven. Hoe dan ook wordt een daadwerkelijke aanval van Assyrië niet genoemd in Manetho’s overgebleven fragmenten.
Mut-Ashkur
Mut-Aškur
1388-1388/84
In de AKL wordt Ishme-Dagan opgevolgd door de verder onbekende Assur-dugul, maar VAT 9812, een fragment van een andere Assyrische koningslijst, geeft hem twee andere opvolgers voor het kleitablet afbreekt: [Mut]-Aškur en Rimu[…]. Dit fragment noemt helaas geen regeringsjaren.
Mut-Aškur, de zoon van Išme-Dagan, wordt vermeld in een brief (ARM II.40) waarin hij verloofd is of wordt met de dochter van Zaziya, de heerser van Turukki 43, een land in het westen van Iran. Mut-Aškur leidde in zijn vaders tijd het leger. 44 Als koning wordt hij voor zover mij bekend is alleen op VAT 9812 genoemd.
Rimu[sh]
Rimu[š]
1387/83-1383
Hij heette mogelijk Rimush. 45
Rimu[sh] is alleen bekend van VAT 9812. De volgende naam in deze lijst is Kidin-Ninua, een vroege koning in de uitgebreide lijst met voorgangers van Assur-uballit I. Toch maakt de inscriptie van Puzur-Sin duidelijk dat er nog een koning was, Asinu, die op geen enkele versie van de AKL staat. Het is daarom mogelijk om tussen Rimu[sh] en Puzur-Sin een koning van de Assyriërs toe te voegen die ook niet bekend is van de AKL: Muti-Chursjana.
Volgens het beschadigde kleitablet VAT 9812 werd Rimu[sh] niet opgevolgd door een familielid, maar door Kidin-Ninua. Kidin-Ninua is volgens de AKL juist de 14e koning na Ishme-Dagan I. Als het VAT 9812 gelijk heeft stierf Rimu[sh] dus in hetzelfde jaar als Kidin-Ninua’s voorganger, Lullaya. Dankzij het verschil tussen de Oud-Assyrische kalender en de Midden-Assyrische, die geen schrikkelmaanden had waardoor nieuwjaarsdag langzaamaan door het zonnejaar heen wandelde, is te berekenen dat jaar 1 van Kidin-Ninua 1382 was en Lullaya en Rimu[sh] in 1383 zijn gestorven; zie hier.
Muti-Chursjana
1382-1361/54
Zijn jaartallen zijn gebaseerd op zijn identificatie met Cusjan Risjataïm, de eerste onderdrukker van Israël in het Beloofde Land (1369-1361) en waarschijnlijk een Amoriet, net als Samsi-Adad I’s dynastie. Muti-Chursjana werd in 1376 verslagen door Samsu-iluna (1402-1365) van Babylon. Hij staat in deze lijst omdat Josephus schreef dat Cusjan Risjataïm koning van de Assyriërs was. Met zijn Amoritische naam is dat alleen mogelijk in Samsi-Adads dynastie. Omdat er ruimte is voor een extra koning in de dynastie neem ik aan dat Josephus gelijk heeft. Hij heerste dan voor minder dan een decennia over een gebied vanaf de Eufraat tot en met Israël.
Jaar 1 kan op zijn vroegst 1386 zijn geweest, omdat Ishme-Dagan I in 1389 stierf en minstens twee opvolgers had. Omdat Rimu[sh] in 1383 stierf kan Muti-Chursjana hem rechtstreeks zijn opgevolgd. Jaar 1 was dan 1382. Voor zijn dood in uiterlijk 1354 is teruggerekend vanaf Puzur-Sin.
Asinu
Asīnu
1360/53
Hij was een kleinzoon, of een verdere afstammeling, van Samsi-Adad I. Hij is alleen bekend uit de inscriptie van Puzur-Sin; zie onder.
Familie
Door Puzur-Sins opmerking dat Asinu een kleinzoon, of verdere afstammeling, was van Samsi-Adad I, is het mogelijk om wat te speculeren over de relatie tussen deze laatste koningen van deze dynastie.
Samsi-Addu had twee zonen, Yasmah-Addu en Ishme-Dagan, een oudste met een Amoritische naam en een jongere met een Akkadische naam. 46 Als Rimu[…] inderdaad Rimush heette is zijn naam Akkadisch. 47 Hij kan dan een jongere broer zijn van Mut-Ashkur met zijn Amoritische naam, zodat hun vader Ishme-Dagan dat patroon voortzette. Muti-Chursjana kan met zijn Amoritische naam de oudste zoon van Rimush zijn. Als Asinu’s naam inderdaad Oud-Babylonisch is 48, een taal die afstamt van het Akkadisch, was hij tenslotte een jongere broer van Muti-Chursjana.
Puzur-Sin
Puzur-Sîn
1359/52-1352
Hij is alleen bekend van zijn inscriptie: “When Puzur-Sîn, vice-regent of the god Aššur, son of Aššur-bēl-šamê, destroyed the evil of Asīnum, offspring of Šamšī-[Adad] who was … of the city Aššur, and instituted proper rule for the city Aššur; (at that time) [I (Puzur-Sîn) removed] … a foreign plague, not of the flesh of [the city] Aššur. … I … destroyed that improper thing which he had worked on, (namely) the wall and palace of Šamšī-Adad his grandfather (who was) a foreign plague, not of the flesh of the city Aššur”. 49 De woorden achter “grandfather” zijn abu abišu, wat ook een verdere voorvader kan betekenen. 48
1352
Tukulti-Ninurta I, een koning van Assyrië aan het eind van de elfde eeuw, schreef dat er 720 jaar verstreken waren sinds Ilu-shuma. Dat is allemaal na te tellen, op 37 jaar na, die overblijven. Een logisch gevolg is dat Ilu-shuma werd meegerekend en de lengte van zijn heerschappij nog bekend was in Tukulti-Ninurta’s tijd. Dat is alleen onmogelijk als de eerste versie van de AKL, waar staat dat de duur van Ilu-shuma’s tijd onbekend is, in de tijd van Tukulti-Ninurta’s voorvader Assur-uballit I is geschreven; daar zijn goede argumenten voor 50.
Er is één duidelijke plek waar de overgebleven jaren thuis kunnen horen: bij de opvolgers van Ishme-Dagan I. De REL-lijst loopt na hem namelijk nog 18 jaar door (1388-1371), waarna nog 4 en mogelijk zelfs 12 jaarnamen bekend zijn (1370-1367/1359). 51 De laatst bekende opvolger van Samsi-Adad I, voor zover bekend Puzur-Sin, stierf dan in 1352.
laatste wijziging: 10 februari 2022
5-6 februari 2024: aangepast aan mijn nieuwe chronologie van Hammurabi’s dynastie. Samsi-Adad I’s datering in deze post gezet, waar hij hoort.
13 februari 2024: Ilu-shuma viel Ibbi-Sin van Ur III mogelijk aan in 1632 of 1631
28 juni 2024: bron gevonden voor Ishme-Dagans (kennelijk laatste) vermelding
- CC BY-SA 3.0[↩]
- RIMA 1, p. 21[↩]
- Barjamovic, Hertel en Larsen (2012), p. 91-97[↩]
- RIMA 1, p. 7[↩]
- RIMA 1, p. 8[↩]
- RIMA 1, p. 12-13[↩]
- RIMA 3, p. 302[↩]
- Bernard Newgrosh, The Chronology of Ancient Assyria Re-assessed, in Journal of the Ancient Chronology Forum, vol. 8 (199), p. 83[↩]
- RIMA 1, p. 101[↩][↩][↩][↩]
- RIMA 1, p. 9[↩]
- Piotr Michałowski, Aššur during the Ur III Period, in Here & There, Across the Ancient Near East, Studies in Honour of Krystyna Łyczkowska (2009), p. 154[↩]
- Piotr Michałowski, Aššur during the Ur III Period, in Here & There, Across the Ancient Near East, Studies in Honour of Krystyna Łyczkowska (2009), p. 149-158[↩]
- Piotr Michałowski, Aššur during the Ur III Period, in Here & There, Across the Ancient Near East, Studies in Honour of Krystyna Łyczkowska (2009), p. 155[↩]
- Piotr Michałowski, Aššur during the Ur III Period, in Here & There, Across the Ancient Near East, Studies in Honour of Krystyna Łyczkowska (2009), p. 153[↩]
- RIMA 1, p. 14[↩]
- RIMA 1, p. 17[↩]
- RIMA 1, p. 150[↩][↩]
- RIMA 1, p. 195[↩][↩]
- RIMA 1, p. 254, 257, 258, 261[↩]
- RIMA 1, p. 15[↩]
- RIMA 1, p. 16-18[↩]
- RIMA 1, p. 51-53[↩]
- RIMA 1, p. 37[↩]
- RIMA 1, p. 185[↩]
- RIMA 1, p. 41[↩]
- RIMA 1, p. 42[↩]
- RIMA 1, p. 43[↩]
- RIMA 1, p. 46[↩]
- Gojko Barjamovic, Thomas Hertel en Mogens Trolle Larsen, Ups and Downs at Kanesh. Chronology, History and Society in the Old Assyrian Period (2012), p. 26[↩]
- Luis Robert Siddall, The Genealogy of Adad-nirari III, the Identity of the Ila-kabkabis of the Assyrian King List and the Status of the ‘Legitimisation’ Hypothesis, in Orientalia, NOVA SERIES, Vol. 76, No. 4 (2007), p. 374[↩][↩]
- Barjamovic, Hertel en Larsen (2012), p. 32-33, voetnoot 104[↩]
- Barjamovic, Hertel en Larsen (2012), p. 33, met voetnoot 106[↩]
- Boris Banjevic, Ancient Eclipses and Dating the Fall of Babylon, p. 8[↩]
- Teije de Jong, Astronomical Fine-tuning of the Chronology of the Hammurabi Age, in Jaarbericht “Ex Oriente Lux” 44 (2012/2013), p. 157, met voetnoot 17[↩]
- Diego Barreyra Fracaroli, The Chronology of Zimri-Lim’s Reign, A Report, in Aula Orientalis 29 (2011), p. 187, met voetnoot 7[↩]
- Barjamovic, Hertel en Larsen (2012), p. 24-25[↩]
- Rafał Koliński, The Fate of Yasmaḫ-Addu, the King of Mari, in Fortune and Misfortune in the Ancient Near East, Proceedings of the 60th Rencontre Assyriologique Internationale at Warsaw, 21-25 July 2014 (2017), p. 221-236[↩]
- Jonathan Valk, The Origins of the Assyrian King List, in Journal of Ancient Near Eastern History 2019; 6(1), p. 3, voetnoot 9[↩]
- Rafał Koliński, The Fate of Yasmaḫ-Addu, the King of Mari, in Fortune and Misfortune in the Ancient Near East, Proceedings of the 60th Rencontre Assyriologique Internationale at Warsaw, 21-25 July 2014 (2017), p. 227[↩]
- RIMA 1, p. 95[↩]
- Julian Reade, Assyrian King-Lists, the Royal Tombs of Ur, and Indus Origins, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 60, No. 1 (Jan., 2001), p. 5[↩]
- Marc Van De Mieroop, The Reign of Rim-Sin, in Revue d’assyriologie et d’archéologie orientale 87 (1993), p. 60[↩]
- Stephanie Page, The Tablets from Tell al-Rimah 1967: A Preliminary Report, in Iraq, Volume 30, Issue 1 (March 1968), p. 89[↩]
- Barry J. Beitzel, Išme-Dagan’s Military Actions in the Jezirah: A Geographical Study, in Iraq, Vol. 46, No. 1 (Spring, 1984), p. 36[↩]
- Jonathan Valk, The Origins of the Assyrian King List, in Journal of Ancient Near Eastern History 2019; 6(1), p. 8[↩]
- Rients de Boer, Amorites in the Early Old Babylonian Period, Ph.D. Leiden University 2014, p. 35[↩]
- I. J. Gelb, Old Akkadian Writing and Grammar, Second edition, revised and enlarged (1961), p. 143-144[↩]
- Julian Reade, Assyrian King-Lists, the Royal Tombs of Ur, and Indus Origins, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 60, No. 1 (Jan., 2001), p. 6[↩][↩]
- RIMA 1, p. 77-78[↩]
- Jonathan Valk, The Origins of the Assyrian King List, in Journal of Ancient Near Eastern History 2019; 6(1), p. 10-15[↩]
- Gojko Barjamovic, Thomas Hertel en Mogens Trolle Larsen, Ups and Downs at Kanesh. Chronology, History and Society in the Old Assyrian Period (2012), p. 96-97, 22-23[↩]