Categorieën
Sumer en Akkad

Ur III

De ruïnes van Ur, met op de achtergrond de Zigurrat van Ur. Deze is gebouwd door Ur-Namma, de eerste koning van Ur III. 1

Inleiding

De derde dynastie van Ur bevat een van de best gedocumenteerde periodes in de vroege geschiedenis van Mesopotamië. Er zijn zo’n 50.000 kleitabletten uit deze tijd bewaard gebleven, over zo ongeveer elk deel van de activiteiten van het rijk. 2 Ondanks dat is de chronologie van deze periode redelijk omstreden. De standaardchronologie krijgt niet alle puzzelstukjes uitgelegd. Ik hoop in deze post te laten zien dat in een op de Bijbel gebaseerde chronologie wel alle puzzelstukjes op hun plek kunnen vallen, en redelijk makkelijk ook.

Er zijn twee manieren om Ur III te dateren. Als eerste zijn er 7 maansverduisteringen bekend. Het grote voordeel hiervan is dat de precieze maand en een omschriijving van de verduistering worden vermeld; het grote nadeel dat ze geen specifieke koningen of regeringsjaren noemen. Wel zijn ze gekoppeld aan belangrijke gebeurtenissen, die kort daarna plaatsvonden, zodat de zoektocht meestal beperkt kan worden tot een paar jaar.

Als tweede bestaat een lijst met 228 maanden waarvan de lengte precies bekend is. Dat klinkt misschien niet indrukwekkend, maar in deze tijd werd een maankalender gebruikt, en daarbij zijn maanden net iets vaker 30 dagen lang in plaats van 29 dagen. Het begin van de maand hangt namelijk af van de zichtbaarheid van de eerste sikkel, wat vanaf de aarde dat niet altijd duidelijk is. In Laat-Babylonische economische teksten was slechts 67% van de maanden van 30 dagen dat ook echt. In alle 5000 mogelijkheden tussen 2214 en 1810, de tijd waar de standaardchronologie deze 228 maanden laat beginnen, hebben de beste opties er 83-89 fout. 3 Helaas kan ik de lijst, Huber verwijst naar een van zijn artikelen 4 maar daar staat ze niet in, nergens vinden. Er zijn kennelijk weinig mensen in geïnteresseerd, en dat is niet vreemd. In plaats daarvan heb ik een paper gevonden met een groot aantal schrikkelmaanden uit deze periode. Daarmee kan de rijkskalender van Ur worden gereconstrueerd en gekeken worden of ze bij de maansverduistering past.

(27 december 2021: De lijst met maandlengtes is gevonden! 5 Het blijken maandlengtes uit de kalenders van Drehem en Umma te zijn, en hoe die kalenders gesynchroniseerd moeten worden met de rijkskalender van Ur en de andere kalenders in deze periode, is zo’n complex onderwerp (zie hier) dat ik het in ieder geval voorlopig laat rusten.)

Een eerste datering van Ur III

Een eerste datering van Ur III is de makkelijkste. Het begint in de tijd van de eerste koningen van Larsa, wat toen een onderdeel was van Ur III en later van Isin I.

De eerste koningen van Larsa, Naplanum (1662-1642) en Iemsium (1641-1614), worden behalve in de Larsa King List nergens koning genoemd. Volgens een brief uit Girsu, een stad ten oosten van Larsa, was Larsa in de tijd van Zabaia (1578-1570) onderdeel van het rijk van Isin I. Het is daarom mogelijk om Iemsium te identificeren met de Amoriet Iemsium, die in de tijd van Ishbi-Erra van Isin I (-1623) een vat zuivere olie en een leren tas ontving. Deze Iemsium had een hoge status; hij wordt samen genoemd met de schoonvader en zwager van koningen van Eshnunna, een stad ten noorden van Babylon. 6

Als dit de Iemsium van de Larsa King List is, is het mogelijk om Naplanum te identificeren met de Amoriet Naplanum uit de Ur III-periode. Koning Naplanum regeerde 21 jaar; de Ur III-Naplanum wordt precies 21 jaar vermeld, van jaar 43 van Shulgi tot en met jaar 6 van Shu-Sin. 7 Voor wie meer op dit blog heeft gelezen is het vast geen verrassing dat dit naar mijn idee geen toeval kan zijn. De schrijver van de Larsa King List zal begonnen zijn met een belangrijk iemand, of met een volksgenoot. De lijst eindigt namelijk met een andere Amoriet, Samsu-iluna van Babylon (1386-1349). In de standaardchronologie wordt Naplanum, als hij identiek is met de Ur III-Naplanum, eerst 21 jaar vermeld, om later nog 21 jaar te regeren in Larsa. Maar als beide periodes van 21 jaar dezelfde zijn is het heel makkelijk om de 5 koningen van Ur III te dateren:

  • Ur-Namma, 18 jaar – 1722-1705
  • Shulgi, 48 jaar – 1704-1657
    Jaar 43 is gelijk aan het eerste van Naplanum, 1662.
  • Amar-Sin, 9 jaar – 1656-1648
  • Shu-Sin, 9 jaar – 1647-1639
    Jaar 6 is het laatste van Naplanum, 1642.
  • Ibbi-Sin, 24 jaar – 1638-1615

Aan deze makkelijke chronologie zitten een paar haken en ogen. Er moeten maansverduisteringen bij passen en twee of misschien drie zonsverduisteringen, en de bekende schrikkelmaanden moeten een logische kalender opleveren. Een ander belangrijk punt is Ishbi-Erra, de eerste koning van Isin I. Als de makkelijke chronologie klopt regeerde hij al vanaf jaar 2 van Amar-Sin, terwijl hij eerst een trouwe dienaar was van Ibbi-Sin, en pas als koning in opstand kwam toen Ibbi-Sin al regeerde.

Maansverduisteringen

De bron van deze maansverduisteringen is de Enuma Anu Enlil, een serie kleitabletten die astrologie en astronomie met elkaar vermengt. Aan de hand van serieuze observaties werden voorspellingen gedaan voor belangrijke gebeurtenissen. Helaas bestaat de originele tekst niet meer, en moeten we het doen met kopieën van kopieën, die sinds ze onder het zand verdwenen regelmatig beschadigd zijn.

Van kleitablet 20: “If an eclipse occurs on [the 14th day] of Ajaru (maand II, april/mei) and the god, in his eclipse, becomes dark on the side north above, [and] clears on [the side so]uth below; The east wind (blows, and) the first watch [until (its) ris]ing(?) … is visible with the sun. [Observe this ec]lipse, (that of) the god who, [in] his eclipse became dark on the side north above, and cleared on the side south below, and bear in mind the east wind. […] there will be famine; the land [will have] riches. The prediction is given for Ur: In Ur, Mars will [rise (?) …]. […] Mars; there will be abundance; [The king(?)] of Ur’s reign will end.” 8 Huber noemt Mars niet of het zichtbaar zijn met the zon, en kon geen passende eclips vinden. 9

In tegenstelling tot de andere keren dat het einde van een regering werd voorspeld, wordt hier niks gezegd over een opvolger. In het sterfjaar van Ibbi-Sin, de laatste koning van Ur III, was er op 3 april 1615 een volledige maansverduistering. Deze begon rond middernacht; dat is in de eerste wacht 9. Volgens Stellarium kwam Mars bijna meteen na zonsondergang op; Mars was nog zichtbaar met de laatste zonnegloed. Zoals in het plaatje hieronder te zien is begon de verduistering met de noordelijke helft van de maan, en werd als eerste de zuidelijke helft weer zichtbaar.

Voor een reden waarom dit jaar in februari zou zijn begonnen, in plaats van in maart of april, zie onder.

Van kleitablet 21: “If an eclipse occurs on the 14th day of Arahsamna (maand VIII, oktober/november), and it begins in the north and clears in the south, var[iant: …]; it begins in the middle watch and clears in the morning watch, variant: when it (i.e. the sun) rises. You observe this eclipse and [bear in mind the north]. The prediction is given for the king of the world: either the king will die, or a large army will fall, or a large army will revolt.” De term “king of the world” verwijst in de Enuma Anu Enlil naar Ur, zie de tweede maansverduistering hieronder, maar volgens Huber kan ook Akkad bedoeld worden. 10

Huber gaat ervanuit dat deze maansverduistering alleen de dood van de koning kan betekenen. Maar in geen van de bovengenoemde overlijdensjaren (1705, 1657, 1648, 1639, 1615) past deze eclips, en een opstand van een groot leger is ook een van de mogelijkheden. Ibbi-Sin kreeg daarmee te maken. Uit een brief van Puzur-Numušda, de gouverneur van Kazallu, blijkt dat koning Ishbi-Erra delen van Ibbi-Sins rijk had veroverd en dat de gouverneurs van Eshnunna, Kish en Borsippa zich bij hem hadden aangesloten. “Išbi-Erra goes everywhere at the head of the troops.” 11 Dit is een groot leger dat in opstand kwam. De brief is helaas niet gedateerd. In een brief die eerder zal zijn gestuurd schreef Ibbi-Sin aan zijn onderdaan Isbhi-Erra over een aanval van de Amorieten 12; deze zal voor jaar 16 (1623) geschreven zijn, want volgens Ibbi-Sins jaarnaam 17 onderwierpen de Amorieten zich aan hem.

In heel Ibbi-Sins regering is slechts één maansverduistering die hierbij past. Op 17 november 1636, rond kwart over drie ’s nachts, begon de verduistering, die eindigde met zonsopkomst. Zoals in het plaatje hieronder staat werd eerst het noorden van de maan verduisterd, en kwam het zuiden van de maan als eerste weer tevoorschijn. Dit is de 14e dag op de maankalender. Als dit inderdaad de bedoelde maansverduistering is en de “koning van de wereld” de koning van Ur is, zal Ishbi-Erra kort, mogelijk heel kort, daarna in opstand zijn gekomen. Een mogelijke bevestiging van deze invulling van deze profetie staat hieronder, in de bespreking van Isbhi-Erra’s aandeel in deze chronologie.

Van kleitablet 20: “If an eclipse occurs on the 14th day of Simānu (maand III, mei-juni), and the god in his eclipse becomes dark on the side east above, and clears on the side west below. … (The eclipse) “pulls out” (issuh) the first watch and touches the middle watch (so Recension A; B has: “equalizes” (imšul) the first watch). … The king of Ur, his son will wrong him, and the son who wronged his father, Šamaš (zonnegod) will catch him. He will die in the mourning place of his father. The son of the king who was not named for the kingship will seize the throne.” Huber schrijft hierbij dat de vertaling van issuh en imšul verre van zeker is. 13

Deze maansverduistering bleef eerst een raadsel voor me, want hij past niet bij een gewone maand III. Pas toen ik de schrikkelmaanden bekeek ontdekte ik dat Shulgi in jaar 47 een schrikkelmaand meer toevoegde dan nodig was om nieuwjaar in hetzelfde deel van het jaar te houden. De maansverduistering kan nu alleen die van 14 juli 1657 zijn. De maan werd toen donker vanuit het oosten (onder, niet boven) en weer helder aan de westkant, onder. Het begon in de eerste wacht en eindigde in de middenwacht, zoals volgens Recension A. Huber accepteert ergens een maansverduistering die op drie punten afwijkt 13, dus ik ga voor deze. Er zijn bovendien meer fouten in de Enuma Anu Enlil dan er varianten zijn overgebleven. 14

De vermoorde koning is daarom, net als in de standaardchronologie, Shulgi. ABC 20, de Chronicle of Early Kings, zegt over hem: “But he had criminal tendencies and took away the property of Esagil (de tempel van Marduk in Babylon) and Babylon as booty. Bel caused … to consume his body … killed him.” Wat er precies gebeurde is door de lacuna helaas onduidelijk, maar de vermoorde zal niet Bel zijn geweest, en de enige andere persoon die belangrijk was in de zin is Shulgi. Shulgi stierf aan het eind van maand X of het begin van XI. 15

Kleitablet 21: “If an eclipse occurs on the 14th day of Addaru, and it begins in the south and clears in the north; it begins in the evening watch and clears in the morning watch. You observe this eclipse and bear in mind the south. The prediction is given for the king of the world: The destruction of Ur. […… will be] destroyed, variant: an order to destroy its city walls will be given. While the barley is being heaped up, the devastation of the city and its environs (will occur).” 13

De verwoesting van Ur doet denken aan de regering van Ibbi-Sin, de laatste koning van Ur III, en jaar 27 van Isbhi-Erra, die een Elamiet verdreef uit Ur. De enige verduistering uit Ibbi-Sins regering die past is degene van 12 maart 1632, een aantal jaar voordat Isbhi-Erra de Elamiet verdreef. Deze begon in de avondwacht in het zuiden en eindigde in de ochtendwacht in het noorden, en past bij de bekende schrikkelmaanden; zie de tabel hieronder. Ur, of minstens de muur van Ur, moet na die dag zijn verwoest.

De consequenties van deze profetie op de chronologie zijn alleen te bespreken als Ishbi-Erra’s aandeel in de chronologie is besproken; zie onder. Ik hoop daar te laten zien dat de bedoelde maansverduistering inderdaad die uit 1632 kan zijn.

Voor twee maansverduisteringen uit de tijd van Utu-hegal van Uruk V, die tegelijk regeerde met Ur-Namma, de eerste koning van Ur III, zie Uruk V.

De zevende en laatste maansverduistering van Ur III past in Shulgi’s regering; zie deze post.

Zonsverduisteringen

In de tijd van Ur III zijn twee en mogelijk drie zonsverduisteringen bekend. Een daarvan kwam precies 14 dagen na de zevende maansverduistering; opnieuw, zie deze post. Bij de verwoesting van Ur was er een zonsverduistering, waarvoor zie onder, net als bij de dood van een priesteres die de dochter was van een koning, mogelijk van Shulgi; opnieuw, zie onder.

Alle drie de zonsverduisteringen passen in de chronologie. Van de zonsverduistering bij het overlijden van de priesteres is bovendien de maand op de maankalender bekend, die past in combinatie met de schrikkelmaanden.

Schrikkelmaanden

Dit is een lijst met datums die veel mensen vast graag overslaan, maar ik word er blij van. Het bewijst dat het aantal schrikkelmaanden tussen jaar 45 van Shulgi en jaar 6 van Ibbi-Sin precies genoeg is om de vijf maansverduisteringen die ik in deze jaren plaats, in de goede maanden te houden. In Shulgi’s tijd begon het jaar steeds in maart/april, maar door de extra schrikkelmaand die hij in jaar 47 toevoegde en door zijn opvolgers niet werd gecorrigeerd, begon het jaar voortaan rond april.

In de tabel hieronder zijn schrikkelmaanden de nummers XIII. De enige uitzondering op deze kalender is XIb, een extra maand XI in jaar 3 van Amar-Sin. Een jaar met een * is er een waaruit geen schrikkelmaand bekend is. Als je kijkt naar de jaren eromheen waren ze er waarschijnlijk ook niet, want de kalender loopt rustig door. De andere jaren hebben, als er geen schrikkelmaand genoemd wordt, die ook niet gehad. Alleen voor jaar 40 van Shulgi is dat onzeker. Dit is slechts één kalender van de vele in Sumer en Akkad; elke stadstaat had zijn eigen, met eigen schrikkelmaanden en meestal eigen maandnamen, en de kalenderhervormingen van Shulgi, Amar-Sin en Shu-Sin werden niet altijd gevolgd. 16 Als je even verkeerd kijkt zit je daarom meteen fout. Ik had dan ook eerst de schrikkelmaand in jaar 4 van Amar-Sin meegerekend bij de rijkskalender, maar deze schrikkelmaand gaf hij alleen aan Puzriš-Dagan, niet aan de rest van het land. 17 De schrikkelmaand in jaar 3 van Ibbi-Sin hoorde bij de andere steden, voor zover bekend niet in de rijkskalender van Ur. 18 Als beide schrikkelmaanden wel meegerekend worden viel nieuwjaarsdag in jaar 9 van Ibbi-Sin maar liefst op 1 juli!

De periode vanaf jaar 9 van Ibbi-Sin is een reconstructie, gebaseerd op de gebeurtenissen rondom de verwoesting van Ur en de magere gegevens over de laatste jaren van Ibbi-Sin; zie onder. Uit die tijd zijn er geen schrikkelmaanden bekend.

Ishbi-Erra en Ur III

Als het gaat om de maansverduisteringen en schrikkelmaanden is er veel te zeggen voor de makkelijke chronologie. Het zorgt alleen voor een ander probleem. Isbhi-Erra, de eerste koning van Isin, zal tussen 1636-1625 koning zijn geworden; hij wordt in het uitgebreide archief van Ur als koning genoemd, in jaar 14 van Ibbi-Sin (1625) 19, en was eerst een trouwe onderdaan van Ibbi-Sin. Als de maansverduistering van november 1636 de goede is, en gaat over een groot leger dat in opstand zou komen en dat Ishbi-Erra’s grote leger is, regeerde hij ook op dat moment nog niet. Volgens de Sumerische Koningslijst heerste hij 33 jaar; maar zijn opvolger Shu-ilishu werd al gekroond in 1622.

Met 1636 meegerekend regeerde Ishbi-Erra maximaal 14 jaar. In deze tijd had hij 33 jaarnamen – meer dan 2 per jaar. Dat is bijzonder veel. Shu-ilishu regeerde 10 jaar en van hem zijn ook slechts 10 jaarnamen bekend.

Toch is een korte regering voor Isbhi-Erra mogelijk. Zijn jaarnamen kunnen namelijk op dezelfde manier worden bekeken als die van Zimri-Lim, een koning van Mari uit de tijd van Hammurabi (1429-1387). Van Zimri-Lim zijn 36 jaarnamen bekend 20, maar door vergelijkingen met Hammurabi wordt duidelijk dat Zimri-Lim slechts 11-17 jaar regeerde. Hij kan langere, volledigere, jaarnamen hebben gehad, waarvan verschillende gedeeltes geselecteerd werden voor verschillende dateringen. Van de 33 jaarnamen zijn er 6 “jaar na (naam van het vorige jaar)”-namen; deze kunnen worden genegeerd. 21 Dat blijkt uit het archief van koopman Ur-dNusku uit Nippur, waar onder andere twee teksten uit jaar 9 van Shu-Sin zijn gevonden. De tekst uit maand 11 heeft de gewone jaarnaam, maar die uit maand 12 heeft een us2-sa (jaar na)-jaarnaam als opvolger van het jaar daarvoor. 22 De eerste jaarnaam kan gebruikt zijn in het eerste deel van zijn regering, tussen de maansverduistering en het begin van 1635, toen hij een nieuwe naam kan hebben uitgezocht. Daarnaast kan hij net als Zimri-Lim meerdere keren per jaar een nieuwe naam hebben gekozen. 23 Dat gebeurde soms, maar voor zover bekend nooit zo vaak als bij Zimri-Lim. In ieder geval Warad-Sin van Larsa (1471-1460) wisselde in maand VI van jaar 3 van jaarnaam. 24 Ook Shu-ilushu had 2 verschillende namen voor jaar 2. Een andere mogelijkheid is dat er verschillende jaarnamen naast elkaar werden gebruikt; in de eerste 9 maand van Zimri-Lims regering waren er volgens één reconstructie maar liefst 4 jaarnamen. 25

In tegenstelling tot Zimri-Lim is van Ishbi-Erra in de standaardchronologie niet bekend dat hij veel korter dan 33 jaar moet hebben geregeerd. In mijn makkelijke chronologie is dat, met dank aan Naplanum, de maansverduisteringen en schrikkelmaanden, wel zo. Ishbi-Erra kwam net als Zimri-Lim uit Mari. Ibbi-Sin noemt hem na de opstand in een brief: “a (mere) peddler of exotic spices … Išbi-Erra, who is not even of Sumerian seed … Išbi-Erra, the man of Mari”. 26 Het kan een gebruik uit Mari zijn geweest om twee keer per jaar een nieuwe jaarnaam te bedenken, een gewoonte die Isbhi-Erra volhield als koning van Isin. En net als bij Warad-Sin, die dankzij de extra jaarnaam volgens een jaarnaamlijst 13 jaar regeerde in plaats van 12 27, kunnen al Isbhi-Erra’s 33 jaarnamen als volledige jaren zijn geteld door een opvolger die de Sumerische Koningslijst bijwerkte, zoals de gewoonte was in Sumer en Akkad.

Ishbi-Erra’s jaarnamen verdeel ik daarom als volgt:

  • het jaar waarin hij koning werd (1636): jaarnaam 1
  • jaar 1 (1635): jaarnamen 2-3
  • jaar 2 (1634): jaarnamen 4-6
  • jaar 3 (1633): jaarnamen 7-8
  • jaar 4 (1632): jaarnamen 9-11
  • jaar 5 (1631): jaarnamen 12-13
  • jaar 6 (1630): jaarnamen 14-16
  • jaar 7 (1629): jaarnamen 17-18
  • jaar 8 (1628): jaarnamen 19-20
  • jaar 9 (1627): jaarnamen 21-23
  • jaar 10 (1626): jaarnamen 24-25
  • jaar 11 (1625): jaarnamen 26-27
  • jaar 12 (1624): jaarnamen 28-30
  • jaar 13 (1623): jaarnamen 31-32
  • Jaar 1 van Shu-ilishu (1622): jaarnaam 33, een “Tweede jaar na”, wat tegelijk gebruikt kan zijn met jaar 1 van Shu-ilishu. Dat is mogelijk, want manuscript P5 van de Sumerische Koningslijst, die verder voor Isin altijd betrouwbaar is, geeft Ishbi-Erra 32 jaar, in plaats van 33.
    Jaarnamen werden soms genegeerd voor een “jaar na”-jaren. Het eerste jaar van een nieuwe koning heette altijd mu (koningsnaam) lugal, ofwel jaar koningsnaam koning, maar het jaar 1 van zowel Amar-Sin als Shu-Sin werd door sommige schrijvers geregistreerd als us2-sa (jaar na)-jaren. 28

De archieven en de opstand

Als Isbhi-Erra slechts 13 volledige jaren regeerde valt er iets op zijn plek: de verstoring van de archieven in de grote steden van Sumer en Akkad.

Kleitableten van Ibbi-Sin uit het archief van de Inanna-tempel in Nippur eindigen met maand V in jaar 7 (1632); dit archief heeft ook twee teksten uit de jaren 4 en 6 van Isbhi-Erra (1634). Een ander archief uit Nippur heeft nog teksten uit jaar 8 van Ibbi-Sin (1631). Een archief uit Ur heeft kleitabletten uit jaren 1-8 (1638-1631), vooral tussen 5-8, en een ander archief vooral uit jaar 14 (1625), met sommige uit jaar 15-16 (1624-1623). Waar je ook kijkt, er is een verstoring van de archieven aan het eind van Ibbi-Sins jaar 2 of 3 (1637-1636), en aan het eind van jaar 7 en 8 (1632-1631). 29 De archieven van de grote steden eindigen allemaal al vroeg onder Ibbi-Sin. Ze noemen hem al niet meer na jaar 4 (Drehem, 1635), 5 (Umma, 1634), 6 (Girsu, 1633) en 8 (Nippur, 1631). Daarna wordt Ibbi-Sin alleen nog vermeld op kleitabletten uit Ur. Maar ook daar zijn uit de jaren 10 (1629) en 24 (1615) helemaal geen teksten bewaard gebleven. 30

De verstoring aan het eind van jaar 2-3 (1637-1636) kan verklaard worden als Isbhi-Erra toen in opstand kwam, na de maansverduistering van november 1636, en land van zijn vroegere koning veroverde. De twee kleitabletten van Ishbi-Erra uit Nippur kunnen verklaard worden als hij vredig begon als koning. Ibbi-Sin lijkt in die jaren niet in de buurt te zijn; Puzur-Numušda, de gouverneur van Kazallu, moest hem schrijven dat Ishbi-Erra begonnen was met veroveren: “It was just as he (Ishbi-Erra) had predicted: He rebuilt Isin’s wall (and) named it Idil-pašunu; he took over Nippur, appointed his own guard over it, and arrested Nig̃dugani, the chief temple administrator of Nippur.” 11

Het enige probleem hiermee is het archief van de Inanna-tempel in Nippur, waar twee keer gedateerd is op Isbhi-Erra’s jaren, terwijl Ibbi-Sin toen nog regeerde. Jaar 6 heet “Year a bed for Inanna was made”; het is daarom mogelijk dat Isbhi-Erra in jaar 4 ook iets naar de tempel stuurde, wat te maken heeft met een gift voor de godin.

De vergelijking van de jaarnamen van Isbhi-Erra met die van Ibbi-Sin levert een interessante volgorde van de gebeurtenissen op. De onderstaande datering van de jaarnamen is die waarin de gebeurtenissen plaats zullen hebben gevonden, niet die van de jaren die naar de gebeurtenissen zijn genoemd. Jaar 14 van Ibbi-Sin (1625), het jaar waaruit in verhouding tot de rest bijzonder veel kleitabletten komen, loopt nu gelijk met het halve jaar, begin 1625, waarin Ishbi-Erra een Elamiet verdreef uit Ur. Minstens vanaf toen deelden Ishbi-Erra en Ibbi-Sin de macht over Ur. Dat is een prima jaar om de handel te hervatten en nieuwe contracten op te stellen.

Ishbi-Erra
4 (tweede helft 1635): Year Girtab was destroyed


8 (eerste helft 1633): Year the Amorite city was destroyed
12 (tweede helft 1632): Year (Išbi-Erra) king of his land built the great wall (of Isin) called ‘Idil-pašunu / repulsing their faces’
14 (tweede helft 1631): Year (the fortification called) ‘Dur-libur-Išbi-Erra’ was built

16 (eerste helft 1630): Year the armies of Kimaš and Elam were beaten








27 (eerste helft 1625): Year (Išbi-Erra the king) brought out of Ur, with his strong weapon, the Elamite who was dwelling in its midst
30 (eerste helft 1624): Year thrones for Nanna and Ningal (de vrouw van Nanna) were made
32 (eerste helft 1623): Year after (vorig jaar)
33 (tweede helft 1623): Second year after (voorvorig jaar)
Shu-ilishu
1 (1623): Year Šu-ilišu (became) king
2a (1622): Year his seat was made firm in Ur
2b (1622): Year Šu-ilišu the king … to Anšan, … for Nanna erected?
3 (1621): Year Šu-ilišu made a great emblem for Nanna

Ibbi-Sin

6 (1634): Year Ibbi-Sin the king of Ur built for Nippur and Ur their great walls
7 (1633): Year after the year the great city wall of Nippur was built
8 (1632): Second year after the year the great city wall (of Nippur) was built

9 (1631): Year Ibbi-Sin the king of Ur went with massive power to Hunhuri, the bolt to the land of Anšan (in Elam) and like …


12 (1628): Year Ibbi-Sin the king of Ur made for Nanna (de maangod van Ur) his divine throne
13 (1627): Year after the year Ibbi-Sin the king of Ur made for Nanna his divine throne
14 (1626): Year Ibbi-Sin the king of Ur overwhelmed Susa, Adamdun and Awan like a storm, subdued them in a single day and seized the lords of their people
15 (1625): Year in which Nanna the beloved of his heart manifested himself to Ibbi-Sin, the king of Ur
16 (1624): Year Ibbi-Sin the king of Ur made for Nanna the ’the royal ornament of heaven’
17 (1623) Year the Amorites, the powerful south wind who, from the remote past, have not known cities, submitted to Ibbi-Sin the king of Ur


18 (1622): Year Ibbi-Sin the king of Ur built the holy Ešutum / Eginabtum for Ninlil and Inanna

19 (1621): Year after the year Ibbi-Sin the king of Ur built the holy Ešutum / Eginabtum for Ninlil and Inanna
20 (1620): Year Enlil covered foreign lands with his splendour for Ibbi-Sin the king of Ur

Een gevolg hiervan is dat Ibbi-Sin pas stierf onder Shu-ilishu. Dat is redelijk simpel te verklaren. Toen Isbhi-Erra nog een trouwe dienaar was van Ibbi-Sin, schreef hij aan Ibbi-Sin: “As long as my king is alive, he will exercise kingship over Ur, and (I will do) for him whatever my king might command me to do!” 31 Isbhi-Erra zal zich aan zijn woord hebben gehouden, en Shu-ilishu kan dat hebben voortgezet. Het kan bovendien verklaren waarom Shu-ilishu een jaar “Year his seat was made firm in Ur” noemde. Dat klinkt namelijk niet alsof het soepel verliep.

Ergens in deze periode bevrijdde Ilu-shuma van Assyrië (-1610) de Akkadiërs en hun kinderen, van de moerassen van Ur en Nippur tot aan Assur. Met Ishbi-Erra lijkt weinig te spotten, en Ibbi-Sin verloor links en rechts vanalles, dus de meest logische conclusie is dat Ilu-shuma ook ergens een rol speelde in de afbraak van Ur III. Dat was denkelijk voordat Ibbi-Sin een onderdaan werd van Ishbi-Erra (1625).

De verwoesting van Ur

Zoals hierboven uitgelegd was de maansverduistering waardoor de verwoesting van Ur, of minstens van de muren van Ur, voorspeld kon worden, naar mijn idee die van 1632. Als je dat combineert met de bovenstaande tabel vol jaarnamen rolt er een interessant scenario uit, dat een paar dingen verklaart.

Deze voorspelling kwam niet meteen uit; in Ur lopen de archieven door tot in jaar 8 (1631). Jaar 9 (1630) is nauwelijks bekend uit Ur en jaar 10 (1629) wordt zelfs helemaal niet vermeld. 30 Maar vanaf het midden van jaar 6 tot minstens in jaar 9 was er een tekort aan graan. 32 In de standaardchronologie is de reden van deze verstoring onbekend. Als Ishbi-Erra inderdaad in 1625 een Elamiet uit Ur verdreef, en niet pas aan het eind van Ibbi-Sins regering, komt deze verstoring door de inval van de Elamieten. Hierover zijn twee klaagliederen geschreven. In The lament for Urim, de Sumerische naam van Ur, staat: “The storm (de vijand) ordered by Enlil (god van onder andere stormen) in hate, the storm which wears away the Land, covered Urim like a garment, was spread out over it like linen.” Dat de vijand eerst het land wegsleet en daarna pas Ur overspoelde, is ook het beeld van de archieven: Ur en Nippur zijn de enige steden die nog kleitabletten hebben uit jaar 8 (1631). Daarna worden Ibbi-Sins jaarnamen alleen nog in Ur gebruikt.

In 1631 voerde Ibbi-Sin oorlog in Elam. Of hij inderdaad overwon is de vraag, want jaarnamen werden bedacht door de koning en dienden onder andere om de koninklijke propaganda tot in de uithoeken van het rijk te laten komen. Ze beschreven dus alleen de officiële geschiedenis. 33 Als je kijkt naar de archieven van Ur en Nippur zal hij de strijd hebben verloren, waarna de Elamiet door kon dringen tot het hart van Ibbi-Sins rijk.

Het andere klaaglied, The lament for Sumer and Urim, heeft meer details. Nadat de vijand had huisgehouden in Sumer en, als laatste stad, Ur had overwonnen: “Urim, like a great charging wild bull, bowed its neck to the ground.” Dit kan jaar 10 (1629) zijn, het jaar waar de archieven van Ur over zwijgen. Toch was Ibbi-Sin niet volledig verslagen. Volgens de naam van jaar 11 werd hij in jaar 10 in ieder geval erkend in Eridu, 12 kilometer ten zuidwesten van Ur: “Year the šita-priest who prays piously for Ibbi-Sin was chosen by means of the omens as en-priest of Enki in Eridu”.

“What did Enlil, who decides the fates, then do? Again he sent down the Elamites, the enemy, from the mountains.” In 1628 had Ibbi-Sin weer de macht over Ur, hij bouwde toen een troon voor de maangod Nanna, maar de Elamieten kwamen terug. Bij deze tweede Elamitische inval werd Ur, zoals voorspeld, verwoest. “He (Enlil) afflicted the city with dissatisfaction and treachery. In Urim, which was like a solitary reed, there was not even fear. Its people, like fish being grabbed in a pond, sought to escape. (…) The king who used to eat marvellous food grabbed at a mere ration. As the day grew dark, the eye of the sun was eclipsing, the people experienced hunger.” Een aantal zinnen later werd Ur ingenomen. Volgens de voorspelling bij de maansverduistering van 1632: “While the barley is being heaped up, the devastation of the city and its environs (will occur).” Gerst wordt in Irak geoogst van april tot en met juni. Tussen 1629, het mogelijke jaar van Urs eerste nederlaag, en 1625, toen Ishbi-Erra de Elamiet uit Ur verdreef, was er een zonsverduistering in de tijd van de gersteoogst. Op 29 mei 1627, om ongeveer kwart over 4 ’s middags, was de zon voor 54 seconden 87,5% verduisterd in Ur.

“They (de inwoners van Ur) sought counsel with each other, they searched for clarification: “Alas, what can we say about it? What more can we add to it? How long until we are finished off by this catastrophe? Inside Urim there is death, outside it there is death. Inside it we are to be finished off by famine. Outside it we are to be finished off by Elamite weapons. In Urim the enemy oppresses us, oh, we are finished.”” Volgens Isbhi-Erra’s jaarnaam was de Elamiet “dwelling in its (Urs) midst”. Het kwam uiteindelijk weer goed met Ur: “Urim shall be rebuilt in splendour, the people shall bow down to you (Nanna). There is to be bounty at its base, there is to be grain.”

Het einde van Ibbi-Sin

Er is nog een ding om af te ronden in deze lange chronologische discussie: het einde van Ibbi-Sins regering. Wat gebeurde er na de verwoesting van Ur met hem?

Volgens The lament for Sumer and Urim was een van de gevolgen van de verwoesting van Ur “that its shepherd, in his own palace, should be captured by the enemy, that Ibbi-Suen should be taken to the land Elam in fetters, that from Mount Zabu on the edge of the sea to the borders of Ancan (Anshan, in Elam), like a swallow that has flown from its house, he should never return to his city”. Bij de eerste aanval van Elam “Ibbi-Suen was sitting in anguish in the palace, all alone. In E-namtila, his place of delight, he wept bitterly.” Bij de tweede inval van Elam wordt zijn naam niet genoend, maar “The king who used to eat marvellous food grabbed at a mere ration” kan alleen hij zijn; Isbhi-Erra kreeg Ur pas in 1625 in handen.

Ibbi-Sin zou niet terugkeren naar zijn stad, maar in Ur bleef men dateren aan de hand van zijn jaarnamen – en de enige die die jaarnamen kon vaststellen, was de koning. Volgens die jaarnamen versloeg Ibbi-Sin Elam al in 1626, een jaar na de verwoesting uit Ur. Aan de andere kant overdrijft The Lament for Sumer and Urim, als in dichterlijke vrijheid: “The destroyed city, the great wall, the walls with broken battlements”. Ur was niet volledig verwoest, er bleven continu mensen wonen. Ibbi-Sin kan ontsnapt zijn uit Elam om niet op eigen kracht terug te keren naar de stad waaruit hij was verdreven, want het was niet Ibbi-Sin die de Elamiet uiteindelijk uit Ur verdreef. Dat deed Ishbi-Erra in 1625.

Jaar 15 (1624) is het jaar met de meeste kleitabletten van heel Ibbi-Sins regering. Als alle bovenstaande reconstructie klopt had Ishbi-Erra het jaar daarvoor de Elamiet verdreven uit Ur; jaar 15 is dan een uitstekende tijd om weer orde op zaken te stellen. Zoals Ishbi-Erra ooit had beloofd bleef Ibbi-Sin aan als koning van Ur. In jaar 16 (1623) lag het aantal kleitabletten weer op het niveau van zijn eerste jaren, maar in jaar 17 (1622) is dat al een stuk minder, en vanaf jaar 18 (1621) is het niveau hetzelfde als dat uit de tijd van de Elamiet. 30

Het verschil tussen 1623 en 1622 is de dood van Ishbi-Erra. In de tweede helft van 1623 was Shu-ilishu hem opgevolgd; een van de namen van zijn jaar 2 (1621) is “Year his seat was made firm in Ur”. Als je dat combineert met de aantallen kleitabletten betekent het dat hij in jaar 1, ofwel in 1622, Ibbi-Sin van de grootste macht beroofde. De andere naam van jaar 2 en die van jaar 3 laten Shu-ilishu’s aanbidding van Nanna zien, de maangod van Ur, ongetwijfeld een teken van zijn macht daar. Als dit klopt kan dat verklaren waarom minstens tot en met jaar 9 van Ibbi-Sin (1630) het jaar begon rond april, maar in jaar 24 (1615) het volgens de geïdentificeerde maansverduistering al in februari: hij kon geen schrikkelmaanden meer afgekondigen.

Conclusie

Aan het eind van een wel heel lange inleiding op de koningen van Ur III, kom ik tot de conclusie dat de chronologie die dankzij Naplanum zo makkelijk is uitgezet aan het begin van deze inleiding ondersteund wordt door de schrikkelmaanden, zeven maansverduisteringen, twee en mogelijk drie zonsverduisteringen en een gedateerde opkomst van de planeet Mars. Ook het laatst mogelijke obstakel, Isbhi-Erra, staat dat niet in de weg. Het resultaat is bovendien beter dan in ieder geval de hoge versie van de standaardchronologie; Huber baseert die chronologie op slechts vier maansverduisteringen 34. Zowel de midden- als ultra-lage versies dateren Ur III aan de hand van twee maansverduisteringen, die vlak voor Shulgi’s dood en die voor de val van Ur. 35 Alle drie zeggen ze niks over de schrikkelmaanden of de andere verduisteirngen. Naar mijn idee is dat wat boven aan deze post begon als een makkelijke chronologie dan ook de juiste.

De kans dat een chronologie die van te voren al tot op het jaar precies geplaatst is zoals hier dankzij Naplanum, bevestigd kan worden door één maansverduistering, is volgens Huber minder dan 5%. 36 Dat spreekt heel erg in het voordeel van de Bijbel, waar mijn chronologie op is gebaseerd.

Ur-Namma

1722-1705

De Ur III-versie van de Sumerische Koningslijst 37: Ur-Namma, 18 jaar
Sumerische Koningslijst (SKL): In Urim, Ur-Namma became king; he ruled for 18 years.
MS 1686 38: 18 years Ur-Namma (was) king

Zijn naam kan zowel als Ur-Namma en Ur-Nanama gelezen worden. Hier is gekozen voor Ur-Namma, omdat het een gebruikelijke lezing is. 39

Zijn schoonvader was Utu-hegal van Uruk V (1712-1706).

Volgens een verhaal raakte hij gewond in een veldslag en werd naar zijn bed in zijn paleis gebracht, maar daar is hij gestorven, in de kracht van zijn leven.

Shulgi

Šulgi
1704-1657

Ur III-versie van de SKL: Invocation of Šulgi, wishing him a long life. Dit is het einde van deze lijst, die zal zijn geschreven in zijn regering.
SKL: Šulgi, the son of Ur-Namma, ruled for 46 (mss. Su3+Su4, TL have instead: 48) (ms. P5 has instead: 58) years.
MS 1686: 48 years Šulgi (was) king

Volgens zijn grootvizier Aradmu heerste hij “from the sea of Dilmun land (Perzische Golf) to the brackish waters at the foot of the Amorite Highlands (in Syrië), to the borders of Simurum in the land of Sibur (ten noorden van Assyrië)”. 40

Hij was heel tevreden over zijn dienaar Isbhi-Erra. Het is mogelijk dat dit Isbhi-Erra is, de latere koning van Isin I (1635-1623).

Voor de maan- en bijbehorende zonsverduistering uit 1659 die de door Shulgi veroorzaakte val van Babylon inluidden, zie deze post.

Ziekte en overlijden

Uit een Assyrisch astrologisch rapport: “If there is an eclipse in Nisan (maand I, maart/april) on the 28th day: the king of that land will fall ill but recover; in his stead, a daughter of the king, an entu-priestess, will die.” Als dit gaat over een echte gebeurtenis uit de tijd van Ur III of Akkad, zoals Huber vermoedt, komen er slechts twee priesteressen in aanmerking. Dit zijn de onbekende voorgangster van Sargons dochter Enheduanna, die aan het eind van haar vaders regering (1943-1888) stierf, en Ennirzianna, die werd opgevolgd in jaar 43 (1662) van Shulgi. 41

Op 27 april 1662 was er een zonsverduistering in Ur:

Dit is volgens de reconstructie van de kalender hierboven aan het eind van maand I.

Hier is een extra controle bij. Zoals wel vaker heeft Huber niet de volledige gegevens overgenomen. Na de voorspelde dood van de priesteres is de voorspelling niet af: “in the same year, hostility – variant – the attack of an enemy will take place, the country will be convulsed and [gather in the fortress; dow]nfall of the army – variant – there will be downfall of the foreign army.” 42 Jaarnaam 44 van Shulgi gaat over een overwinning uit het jaar daarvoor: “Year Simurrum and Lullubum were destroyed for the ninth time.”

Amar-Sin

Amar-Sîn
1656-1648

SKL: Amar-Suena, the son of Šulgi, ruled for 9 (ms. Su3+Su4 has instead: 25) years.
MS 1686: 9 years Amar-Suen
MS 1915 43 noemt al zijn 9 jaarnamen.

Een slechtbewaarde en korte brief: “Speak to Amar-Sin, saying (the words) of Šulgi, your king: In the matter of the . . . field, concerning which that letter was dispatched: By your righteous birth you are of royal seed! Why have you not . . . the decisions concerning the field? . . .” 44

ABC 19, Weidner Chronicle: Amar-Sin, changed the offerings of large oxen and sheep of the Akitu festival in Esagila (de tempel van Marduk in Babylon). It was foretold that he would die from goring by an ox, but he died from the “bite” of his shoe.

Shu-Sin

Šu-Sîn
1647-1639

SKL: Šu-Suen, the son of Amar-Suena, ruled for 9 (ms. P5 has instead: 7) (ms. Su1 has instead: 20 + X) (ms. Su3+Su4 has instead: 16) years.
MS 1686: 9 years Šu-Suen
MS 1915 noemt al zijn 9 jaarnamen.

ABC 19, Weidner Chronicle: “Šu-Sin made Esagila like the constellations for this well-being BROKEN (hier was het kleitablet waarvan gekopieerd werd beschadigd) what Šulgi did, his sin, his son Ibbi-Sin. BROKEN a former king who proceeded […]” Hierna eindigt de kroniek met een boodschap aan Sumu-la-El van Babylon (1517-1482), in wiens tijd het origineel kennelijk is geschreven. “Tablet of Marduk-etir, son of Etir-[…]-haya, devotee of Nabû. To be returned in case of loss.”

Ibbi-Sin

Ibbi-Sîn
1638-1615

SKL: Ibbi-Suen, the son of Šu-Suen, ruled for 24 (mss. P5, Su1 have instead: 25) (ms. Su3+Su4 has instead: 15) (ms. TL has instead: 23 (?)) years.
MS 1686: 24 years Ibbi-Suen
MS 1915 eindigt met zijn eerste 3 jaarnamen.

Vanaf het midden van jaar 6 tot minstens in jaar 9 was er een tekort aan graan. 32

Ibbi-Sin verloor al vroeg in zijn regering delen van zijn rijk. Archieven in Lagaš-Girsu eindigen compleet in jaar 6 (1633), en beginnen pas weer tijdens Gungunum van Larsa (1569-1543). 45

Totaal

SKL: 4 kings; they ruled for 108 years (mss. J, P5, Su1, Su3+Su4 have instead: 5 kings; they ruled for (ms. P5 has:) 117 (ms. Su1 has instead: 120 + X) (ms. Su3+Su4 has instead: 123) years). Then Urim was defeated (ms. P5 has instead: Then the reign of Urim was abolished). (ms. Su3+Su4 adds:) The very foundation of Sumer was torn out (?). The kingship was taken to Isin.

De 108 jaar is de enige goede periode. De rest zal komen door alle varianten in de regeringsjaren.

laatste wijzigingen:
22 februari 2023: toegevoegd vergelijking met de midden- en ultra-lage versies van de standaardchronologie

  1. By M.Lubinski from Iraq,USA. – Flickr, CC BY-SA 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=3065765[]
  2. Magnus Widell, Reconstructing the Early History of the Ur III State: Some Methodological Considerations of the Use of Year Formulae, in Journal of Ancient Civilizations 17 (2002), p. 100[]
  3. Peter J. Huber, Astronomical Dating of Ur III and Akkad, in Archiv für Orientforschung, Bd. 46/47 (1999/2000), p. p. 53[]
  4. Peter J. Huber (1987b), Astronomical Evidence for the Long and against the Middle and Short Chronologies, in High, Middle or Low? Acts of an International Colloquium on Absolute Chronology[]
  5. Peter J. Huber, Third Millennium BC Chronology and Clock-Time Correction, Cuneiform Digital Library Preprints, Number 22.0 (2021), p. 11-18[]
  6. Fitzgerald (2002), p. 26-27[]
  7. Fitzgerald (2002), p. 23, 26, 165-167[]
  8. Boris Banjevic, Ancient Eclipses and Dating the Fall of Babylon, p. 7[]
  9. Peter J. Huber, Astronomical Dating of Ur III and Akkad, in Archiv für Orientforschung, Bd. 46/47 (1999/2000), p. 61[][]
  10. Peter J. Huber, Astronomical Dating of Ur III and Akkad, in Archiv für Orientforschung, Bd. 46/47 (1999/2000), p. 61-62[]
  11. Michalowski (2011), p. 440-441[][]
  12. Michalowski (2011), p. 435[]
  13. Peter J. Huber, Astronomical Dating of Ur III and Akkad, in Archiv für Orientforschung, Bd. 46/47 (1999/2000), p. 60[][][]
  14. Peter J. Huber, Astronomical Dating of Ur III and Akkad, in Archiv für Orientforschung, Bd. 46/47 (1999/2000), p. 62[]
  15. Peter J. Huber, Astronomy and Ancient Chronology, in Akkadica 119-120 (2000), p. 159-176, in de pdf p. 12[]
  16. Wu Yuhong, The Calendar Synchronization and Intercalary Months in the Umma, Puzriš-Dagan, Nippur, Lagash and Ur During Ur III Period, in Journal of Ancient Civilizations 17 (2002), p. 1-21[]
  17. Wu Yuhong, The Calendar Synchronization and Intercalary Months in the Umma, Puzriš-Dagan, Nippur, Lagash and Ur During Ur III Period, in Journal of Ancient Civilizations 17 (2002), p. 9, 11[]
  18. Wu Yuhong, The Calendar Synchronization and Intercalary Months in the Umma, Puzriš-Dagan, Nippur, Lagash and Ur During Ur III Period, in Journal of Ancient Civilizations 17 (2002), p. 21[]
  19. Michalowski (2011), p. 182[]
  20. Diego A. Barreya Fracaroli, The Chronology of Zimri-Lim’s Reign, A Report, in Aula Orientalis 29 (2011), p. 186[]
  21. W. Röllig, Zur Datierung Zimri-Lims, in XVe Rencontre Assyriologique Internationale. La civilisation de Mari (1967), p. 97-102[]
  22. Magnus Widell, Reconstructing the Early History of the Ur III State: Some Methodological Considerations of the Use of Year Formulae, in Journal of Ancient Civilizations 17 (2002), p. 107[]
  23. Rafał Koliński, The Fate of Yasmaḫ-Addu, the King of Mari, in Fortune and Misfortune in the Ancient Near East, Proceedings of the 60th Rencontre Assyriologique Internationale at Warsaw, 21-25 July 2014 (2017), p. 221-236[]
  24. Kathleen Abraham, New Evidence for Warad-Sîn’s mu-malgium-basig (‘The destruction of Malgium’) Year Name, in Revue d’Assyriologie et d’archéologie orientale, Vol. 102 (2008), p. 27-38[]
  25. Diego A. Barreya Fracaroli, The Chronology of Zimri-Lim’s Reign, A Report, in Aula Orientalis 29 (2011), p. 196-198[]
  26. Michalowski (2011), p. 464, 474[]
  27. Fitzgerald (2002), p. 133[]
  28. Magnus Widell, Reconstructing the Early History of the Ur III State: Some Methodological Considerations of the Use of Year Formulae, in Journal of Ancient Civilizations 17 (2002), p. 107-108[]
  29. Michalowski (2011), p. 183-184[]
  30. Bertrand Lafont, La chute des rois d’Ur et la fin des archives dans les grands centres administratifs de leur empire, in Revue d’Asssyriologie et d’archéologie orientale, Vol. 89, No. 1 (1995), p. 5[][][]
  31. Michalowski (2011), p. 419[]
  32. Michalowski (2011), p. 174[][]
  33. Magnus Widell, Reconstructing the Early History of the Ur III State: Some Methodological Considerations of the Use of Year Formulae, in Journal of Ancient Civilizations 17 (2002), p. 111[]
  34. Peter J. Huber, Third Millennium BC Chronology and Clock-Time Correction, in Cuneiform Digital Library Reprints (2021), p. 5[]
  35. Amnon Ben-Tor, Hazor and Chronology, in Ägypten und Levante / Egypt and the Levant 14 (2004), p. 47[]
  36. Peter J. Huber, Astronomical Dating of Ur III and Akkad, in Archiv für Orientforschung, Bd. 46/47 (1999/2000), p. 56[]
  37. Steinkeller (2003), p. 267-292[]
  38. A List of Reigns of Kings of Ur and Isin, MS 1686, in A. R. George, Sumero-Babylonian King Lists and Date Lists, in Royal Inscriptions and Related Texts, p. 206-207[]
  39. Esther Flückiger-Hawker, Urnamma of Ur in Sumerian Literary Tradition (1999), p. 8-9[]
  40. Michalowski (2011), p. 294[]
  41. Peter J. Huber, Astronomical Dating of Ur III and Akkad, in Archiv für Orientforschung, Bd. 46/47 (1999/2000), p. 65[]
  42. Jeanette C. Fincke, The Seventh Tablet of the rikis gerri series of enūma anu enlil, in Journal of Cuneiform Studies, Vol. 66 (2014), p. 141[]
  43. A List of Year Names of Kings of Ur, MS 1915, in A. R. George, Sumero-Babylonian King Lists and Date Lists, in Royal Inscriptions and Related Texts, p. 207-208[]
  44. Michalowski (2011), p. 396-397[]
  45. Fitzgerald (2002), p. 18[]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *