Categorieën
Sumer en Akkad

Isin I

Baksteen uit Isin met een inscriptie van koning Ishme-Dagan 1

Inleiding

Isin was een stad, en in de paar eeuwen voor Hammurabi (1445-1403) ook een koninkrijk, in het zuiden van Mesopotamië. Hier vlakbij lag Larsa, waar in dezelfde eeuwen ook een serie koningen heerste. Eerst had Isin de overmacht. Later werd Larsa de machthebber, en de laatste koning hield zelfs even de macht over heel het zuiden van Mesopotamië.

Isin is net als Larsa een oude stad. Het was al vroeg door Sargon van Akkad (1943-1888(?)) bezet en nam deel aan de “grote opstand” tegen diens kleinzoon Naram-Sin (1863-1808(?)). 2 De regeringsperiodes van de koningen zijn bekend uit de Sumerische Koningslijst, ofwel de SKL. De twee belangrijkste verschillen met de standaardchronologie zijn Ishbi-Erra, die ik eerder ten opzichte van Ur III (1722-1615) dateer, en een co-heerschappij een paar koningen later. De onderstaande koningen staan vooral op mijn blog als link tussen Hammurabi en de dynastie Ur III (1722-1615).

Regeringslengtes

De dynastie van Isin wordt op de SKL samengevat met de woorden: “14 kings; they ruled for 203 years (ms. P5 has instead: 225 years and 6 months).” Isin had geen 14, maar 16 koningen. Ikun-pi-Ishtar en Damiq-ilishu komen alleen alleen voor in manuscript P5 van de SKL en zullen zijn overgeslagen bij het tellen. De regingslengtes van vijf koningen verschilt over deze manusripten, maar deze 203 jaar past alleen als deze 14 koningen deze regeringslengtes hadden:

  • Ishbi-Erra: 33 (niet 32)
  • Shu-ilishu: 10 (niet 20 of 15)
  • Iddin-Dagan: 21 (niet 25)
  • Ishme-Dagan: 20 (niet 18)
  • Lipit-Ishtar 11
  • Ur-Ninurta 28
  • Bur-Sin 21
  • Lipit-Enlil 5
  • Erra-imitti 8 (niet 7)
  • Enlil-bani 24
  • Zambiya 3
  • Iter-pisha 4
  • Ur-dukuga 4
  • Sin-magir 11

Manuscript P5 heeft een totaal van 225 jaar en 6 maand. De schrijver hiervan gaf Ishbi-Erra 32 jaar en Erra-imitti 7 jaar, zodat het totaal van de bovenstaande 14 koningen 201 jaar wordt. Samen met de 23 jaar van Damiq-ilishu en de 6 maand van Ikun-pi-Ishtar, wordt dat 224 jaar en 6 maand. Voor het ene overgebleven jaar is alleen plek in de gebroken regel van Ikun-pi-Ishtar: “Ik[ūn]-pî-Ištar ruled for [1 year] 6 months.”

Helemaal onderaan staat een opsomming van de dynastieën. “A total of 11 (ms. P4+Ha has instead: 16) kings ruled for 159 (ms. P4+Ha has instead: 226) years, once in Isin.” Deze 226 passen als Ishbi-Erra, Erra-imitti en Ikun-pi-Ishtar niet 32 jaar respectievelijk 7 jaar en 6 maand regeerden, maar er 2 extra jaar over hen verdeeld werd. Hoe dat gebeurde is helaas onduidelijk. Voor het verschil tussen 159 en 226, zie Ikun-pi-Ishtar.

Ik ga ervanuit dat Erra-imitti 7 jaar regeerde, omdat dat ene jaar verschil gevolgen heeft voor de datering van jaar 1 van Ishme-Dagan; zie onder. Dat verklaart bovendien waarom de 226 jaar slechts twee jaar extra heeft, en niet drie, voor de drie koningen die mogelijk een jaar extra regeerden. Verder volg ik de jaartallen van de Sumerische Koningslijst, met Ikun-pi-Ishtar voor [1 jaar en] 6 maand en Damiq-ilishu voor 23 jaar.

Ishbi-Erra

Išbi-Erra
1650-1618

SKL: In Isin, Išbi-Erra became king; he ruled for 33 (ms. P5 has instead: 32) years.
MS 1686 3: 33 years Išbi-Erra

Zijn aantal jaren moet 33 zijn. 4 Er zijn 30 jaarnamen bekend, de eerste 3 missen.

In de standaardchronologieën begint Ishbi-Erra’s regering slechts een paar jaar nadat Ibbi-Sin (1638-1615) van Ur III was gekroond. Maar die connectie is onzeker en op basis van dezelfde gegevens is het mogelijk om tot een heel andere conclusie te komen. Deze andere conclusie past de brieven die Ibbi-Sin met hem en een andere onderdaan schreef.

Datering (1) – Ongeveer

In de uitgebreide archieven van Ur III wordt Ishbi-Erra slechts één keer vermeld, op dag 16 van maand VI in jaar 14 van Ibbi-Sin (1625); hij was op dat moment al koning van Isin. 5 Teksten uit zijn eigen tijd zijn een aantal kleitabletten uit Nippur, een incomplete lijst jaarnamen van onbekende herkomst en een ambachtsarchief. Dat laatste is illegaal opgegraven en er wordt aangenomen dat dit uit Isin komt. Hierin wordt Ishbi-Erra vermeld vanaf wat jaar 4 is in de door Van De Mieroop gereconstrueerde volgorde van zijn jaarnamen. Van De Mieroop gaat ervanuit dat dit jaartal iets te betekenen heeft, en synchroniseert jaar 4 met jaar 8 van Ibbi-Sin (1631), de laatste vermelding van Ibbi-Sin in Nippur, vlak bij Isin. Kleitabletten uit het Nippur van deze periode komen uit huizen en de tempel van Inanna. Het tempelarchief heeft dateringen van Ibbi-Sin tot in jaar 7 (1632); jaar 4 en 6 van Isbhi-Erra worden beide één keer vermeld. In de huizen wordt Ibbi-Sins jaar 8 twee keer vermeld, in de maanden II en III. Volgens de correspondentie van de koningen van Ur, bewaard gebleven in Oud-Babylonische kopieën, was Ishbi-Erra’s heerschappij over Nippur toegestaan door de kroon, dus het is mogelijk dat Ibbi-Sins en Ishbi-Erra’s jaarnamen tegelijk gebruikt werden. 6

In het tempelarchief worden Ibbi-Sins eerste 5 jaar elk zo’n 10-20 keer vermeld, net als de laatste 2 jaren van zijn voorganger. Jaar 6 heeft meer dan 60 vermeldingen, en jaar 7 zit weer op het niveau van de eerste 5. 7 Het ambachtsarchief noemt relaties met Uruk, Umma, Larsa en zelfs Ur en Dilmun. 8 Isbhi-Erra schreef aan Ibbi-Sin: “As long as my king is alive, he will exercise kingship over Ur, and (I will do) for him whatever my king might command me to do!” 9 Als je dat samenvoegt lijkt het me logischer dat de slechts 2 teksten uit het tempelarchief uit Ishbi-Erra’s jaren 4 en 6, uiterlijk zijn geschreven in het jaar dat het archief gesloten werd, ofwel uiterlijk in jaar 7 van Ibbi-Sin (1632).

De eerste koning van Larsa was Naplanum, die 21 jaar regeerde. Hij kan worden geïdentificeerd met de Naplanum die in de tijd van Ur III precies 21 jaar wordt vermeld, 1662-1642, en beide periodes zijn naar mijn idee dezelfde; zie hier. Zijn opvolger, Iemsium (1641-1614), is mogelijk de Iemsium is die vermeld wordt in de jaren 16 en 32 van Ishbi-Erra. Deze Iemsium wordt samen genoemd met familie van de koningen van Eshnunna. 10 Jaar 16 was dan op zijn vroegst 1641, en jaar 32 uiterlijk 1614.

Voeg je deze gegevens samen, dan viel jaar 1 Ishbi-Erra in de periode 1656-1645, en jaar 33, zijn laatste, in de periode 1624-1613. In tegenstelling wat meestal wordt gedacht stierf hij dus mogelijk eerder dan Ibbi-Sin (1615). Jaar 4 was tussen 1653-1642, jaar 6 tussen 1651-1640 en jaar 16 tussen 1641-1630. Zijn twee teksten in het tempelarchief van Nippur dateren dan uit de tijd van Ibbi-Sins voorgangers.

Datering (2) – Jaarnamen

Vier jaarnamen maken het mogelijk om Ishbi-Erra tot op het jaar precies te dateren. Alle vier noemen ze oorlogen in steden en gebieden die genoemd worden in de tijd van Ur III.

Jaarnaam 27 is: “Year (Išbi-Erra the king) brought out of Ur, with his strong weapon, the Elamite who was dwelling in its midst”. Meestal wordt gedacht dat Ibbi-Sin toen allang was overleden, maar met de bovenstaande datering was dit ergens tussen 1630-1619. Het is nu mogelijk om deze jaarnaam te synchroniseren met jaarnaam 15 van Ibbi-Sin (1624): “Year in which Nanna the beloved of his heart manifested himself to Ibbi-Sin, the king of Ur”. De verovering van Ur door de Elamieten is door een zonsverduistering namelijk te dateren in 1627; zie hier.

Ishbi-Erra werd opgevolgd door Shu-ilishu. Shu-ilishu’s jaar 2 had twee namen: “Year his seat was made firm in Ur” en “Year Szu-iliszu the king … to Anszan (Anshan, Elam), … for Nanna (de maangod van Ur) erected?” Als de synchronisatie uit de vorige alinea klopt is dit jaar jaar 23 van Ibbi-Sin (1616): “Year the stupid monkey in the foreign land struk(sic) against Ibbi-Sin, the king of Ur”. Deze aap was niet, zoals weleens wordt gedacht, Ishbi-Erra. In de brief van Ibbi-Sin aan zijn gouverneur Puzur-Numušda wordt onderscheid gemaakt tussen Ishbi-Erra en de aap: “Enlil had earlier already come to hate Sumer, appointing a monkey descending from its mountain (home) to the stewardship of the homeland. But now Enlil has handed kingship to a (mere) peddler of exotic spices, one who chases the wind, to Išbi-Erra, who is not even of Sumerian descent.” De aap is waarschijnlijk een Elamiet. 11 Ook in een brief van Ibbi-Sin aan Ishbi-Erra is de aap een ander: “Your (Ishbi-Erra’s) powerful forces were never brought into play, it is because of your self-confidence the monkey has [been allowed to come down] from its mountain!” 12 In een eerdere brief schreef Ishbi-Erra over Ibbi-Sins oorlog tegen Elam. 13

De periode dat Ishbi-Erra zijn macht opbouwde is nu te plaatsen in de eerste jaren van Ibbi-Sin, die in 1636-1635 te maken kreeg met opstanden die niet neergeslagen werden; zie hier. Jaar 4 en 6, die voorkomen in het archief van Ur III in Nippur, zijn nu 1647 en 1645. Jaar 16 van Ishbi-Erra, “Year the armies of Kimasz and Elam were beaten”, 1635, is nu jaar 4 van Ibbi-Sin, “Year Enamgalanna was installed as en-priest of Inanna”. Kimaš had een geschiedenis van oorlogen met Shulgi (1704-1657), maar aan het eind van Shulgi’s regering kwam er vrede. De laatste vermelding van Kimaš is aan het eind van jaar 2 van Ibbi-Sin (1637), toen een boodschapper van Kimaš door Garšana reisde. 14 Ook in jaar 2 van Ibbi-Sin komt de laatste vermelding van Larsa als onderdeel van Ur. 15 Zoals hierboven staat wordt Iemsium, de tweede koning van Larsa, genoemd vanaf jaar 16 van Ishbi-Erra (1635). In datzelfde jaar 16 werden 20 koperen werktuigen, mogelijk wapens, en twintig leren schilden naar Larsa gezonden, uit de werkplaats van Isin. 16

Jaarnaam 8 van Ishbi-Erra, “Year the Amorite city was destroyed”, is nu 1643. Jaarnaam 4 van Shu-Sin, ofwel een jaar eerder en dan 1644, is “Year Szu-Sin the king of Ur built the amurru wall (called) ‘muriq-tidnim / holding back the Tidanum (Amorieten)’”. Jaar 5, 1643, heet “Year after the year Szu-Sin the king of Ur built the amurru wall (called) ‘muriq-tidnum / holding back the Tidanum’”, wat betekent dat hij mogelijk nog niet klaar was met hen. Uit een brief van Šarrum-bāni aan Shu-Sin: “You have sent me as an envoy in order to built the great wall Muriq Tidnim. I am presenting to you (how matters stand). The Mardu (Amorieten) are descending upon the land. You have instructed me to build the wall, to cut off their path (so that) they may not overwhelm the field(s) by a breach between the Tigris and Euphrates.” Een tekst uit maand V van jaar 4 van Shu-Sin, ofwel de tijd van de gebeurtenissen uit jaarnaam 5, noemt de komst van een Amoritische afgezant in Nippur. 17

UET I 292 is een flink beschadigd kleitablet met een lijst met jaarnamen. Aan het begin van kolom 1 zijn bewaard gebleven de jaren 9-13 van Ibbi-Sin (1630-1626). Kolom 2 begint met bí!-ra(?), het laatste woord van Ibbi-Sins laatste jaarnaam (24, 1615), gevolgd door di-bí-dsîn in-sìg, “Ibbi-Sin was omvergeworpen” of “hij wierp Ibbi-Sin omver”. Dit is volgens Edmond Sollberger een formule die zo weggelopen lijkt uit een koningslijst, maar wordt door anderen geïnterpreteerd als een jaarnaam. Direct hierna komen Ishbi-Erra’s jaarnamen 18-24 (1633-1627). Jaarnaam 18 is dan Ishbi-Erra’s eerste die gebruikt werd in Ur. 18 Als de zin over het omverwerpen van Ibbi-Sin een jaarnaam was, is het Ishbi-Erra’s jaar 17 en past dit in de lijst van zijn jaarnamen. De naam van jaar 16 eindigt net als de jaarnaam daarvoor op bí-ra, een enkele keer op bí-in-ra. 19 Hoe dan ook, als Sollberger gelijk heeft is het een interessante vondst. Jaar 18 van Ishbi-Erra is jaar 6 van Ibbi-Sin (1633), en aan het begin van de periode dat zijn jaarnamen verdwenen uit vele plaatsen; zie hier.

Ennirsianna, een dochter of zus van Ibbi-Sin, werd hogepriesters van Inanna vanaf zijn jaar 10 (1629). In een variant op jaarnaam 22 van Ishbi-Erra (1629) leest Sollberger het aantreden beschreven van Ninzianna, hogepriesters van Inanna. De naam Ninzianna is ongebruikelijk; hogepriesteressen van Inanna hadden altijd een naam die begon met En-. 20 Ninzianna kan een variant zijn op Ennirsianna, maar ook een eerdere naam; Ennirsianna’s voorganger, Enmahagalanna, werd uitverkoren als Enuburzianna 21.

Relatie met Shulgi

Ishbi-Erra wordt genoemd in een brief van Shulgi (1704-1657): “Speak to Išbi-Erra, saying (the words of) Šulgi, your king: You make me very happy with the news that you sent me. Who could give me a house-born slave as reliable as you? Who has someone so able entrusted to his lord? … From this day on you are the son who gladdens my heart. You are established (as the guardian) against all of Amurru and Elam; sit as my representative! Sit before them on a throne (set up on) a gold (encrusted) dais, so that you will be the one whom their envoys prostrate themselves. … Now concerning, all that I have written to you, it is urgent, you must not change your allegiance!” 22

Dat Ishbi-Erra en Shulgi tijdgenoten zouden zijn noemt Michalowski absurd. De 600 talenten zilver en 600 talenten goud die Ishbi-Erra kreeg zijn onzinnige hoeveelheden, zelfs in latere tijden. Verschillende delen van de brief kunnen zijn gekopieerd van andere brieven van Ur III’s koningen. 23 Als de situatie uit de brief ongeveer klopt geeft het Ishbi-Erra een troon en een dais, ofwel een eerste stap op weg naar het koningschap, dat slechts 6-7 jaar na Shulgi’s dood begon.

Relatie met Ibbi-Sin (1) – Dienaar

Uit een brief van Ishbi-Erra aan Ibbi-Sin: “Speak to Ibbi-Sin, my king, saying (the words of) Išbi-Erra, your servant: You gave me orders concerning an expedition from Isin to Kazallu to purchase grain. (…) Word having reached me that hostile Amorites had entered your frontier territory (…) My king is troubled by the war with the Elamite, but his own grain rations are rapidly being depleted, so do not release your grip on power, do not rush to be come his servant, and to follow him! There is (enough) grain in my city to provision your palace and all the people for fifteen years, so let the responsibility of guarding the cities of Isin and Nippur be mine! (…) As long as my king is alive, he will exercise kingship over Ur, and (I will do) for him whatever my king might command me to do! Please, I will not neglect (your orders)! By Utu, I will not change my allegiance!” 24

De oorlog tegen Elam kan, door het gebrek aan graan, alleen degene zijn die genoemd wordt in jaarnaam 9 van Ibbi-Sin (1630), en was dus in 1631. 25 Dit is voor jaar 12, de enige keer dat Ishbi-Erra voorkomt in de archieven van Ur III, en toen al koning van Isin wordt genoemd.

Ibbi-Sin schreef terug dat Isbhi-Erra hem afzet met die graanprijs. “Right now Enlil is angry with me, angry with his son Sin (de maangod van Ur), and is handling over Ur to the enemy. The enemy, although not (yet) within it, has mustered (his army), and created disorder in all the foreign lands. But you, according to your statement, had an omen that Enlil reconciled with his son Sin. (…) Guarding Nippur and Isin is your responsibility. It is urgent!” 26

Relatie met Ibbi-Sin (2) – Opstandeling

Volgens Puzur-Numušda, gouverneur van Kazallu, kwam Ibbi-Sin in opstand: “Speak to Ibbi-Sin, my king, saying (the words of) Puzur-Numušda, governor of Kazallu, your servant: The envoy of Išbi-Erra came before me (and said): “My king Išbi-Erra, has sent me to you to you with a message.” He presented the matter as follows: “My master Enlil has promised me stewardship of the homeland. (…) And as for you (Puzur-Numušda), I sall chase out the person you depend on (Ibbi-Sin) from his territory! Isin’s wall I shall rebuild and name it Idil-Pašunu.” It was just as he predicted: He rebuilt Isin’s wall (and) named it Idil-pašunu”. Hierna beschrijft Puzur-Numušda de opstand van Ishbi-Erra, en zijn onmacht om Kazallu te bewaren voor Ibbi-Sin. “Nur-aḫum, the governor of Ešnunna, Šu-Enlil, the governor of Kish, and Puzur-Tutu, the governor of Borsippa, came over to his side.” 27

Verschillende delen van Puzur-Numušda’s brief, en het antwoord dat Ibbi-Sin hem stuurde, plaatsen de brief aan het eind van Ibbi-Sins regering. Hij kon niet meer in zijn hoofdstad terecht. Dat verklaart waarom in Ur geen document is gedateerd op zijn laatste jaar, 24 (1615). 28 Nur-aḫum zal de koning van Eshnunna zijn, uit de tijd nadat Eshnunna onafhankelijk werd. In zijn tijd wordt op twee teksten uit Eshnunna een Šu-Enlil vermeldt, maar zonder titel. 29

De bouw van Isins muur wordt herdacht in jaarnaam 12 van Ishbi-Erra: “Year (Iszbi-Irra) king of his land built the great wall (of Isin called) ‘idil-paszunu / repulsing their faces’”. Dit beschrijft een gebeurtenis uit jaar 11 (1640), kort voordat Ibbi-Sin gekroond werd. Puzur-Numušda beschreef dan een lang proces, dat al begon in de laatste jaren van Ibbi-Sins voorganger, Shu-Sin. Het is dan mogelijk om dit begin te koppelen aan het eerste teken van het verval van Ur III, toen in laatste jaar van Shu-Sin in tegenstelling tot de planning niks was ontvangen van de grens. In Ibbi-Sins eerste 2 jaar kwam er minder belasting binnen uit de oostelijke regio’s. In jaar 3 eindigen de belastinginkomsten van de grens, zoals geregistreerd in Drehem (Puzrish-Dagan). 30

Shu-ilishu

Šu-ilīšu
1617-1608

SKL: Šu-ilišu, the son of Išbi-Erra, ruled for 20 (ms. P5 has instead: 10) (ms. Su1 has instead: 15) years.
MS 1686: 10 years Šu-ilīšu

Zijn tijd moet 10 jaar zijn. 31 Alle 10 jaarnamen zijn bekend.

Zijn tijd, en die van zijn opvolgers Iddin-Dagan en Ishme-Dagan, lijkt heel vredig te zijn geweest. Hun bekende jaarnamen gaan bijna alleen over de goden en tempels van Ur, Nippur, Isin, Uruk en Eridu. Oorlog wordt alleen onder Iddin-Dagan en Ishme-Dagan vermeldt; beiden vroegen in een hymne om goddelijke bijstand om zijn vijanden te verslaan. Een paar brieven tussen hem en zijn generaal, Sîn-illat, gaan over een conflict met Amorieten bij Kakkulatum. 31

Iddin-Dagan

Iddin-Dagān
1607-1587

SKL: Iddin-Dagan, the son of Šu-ilišu, ruled for 21 (ms. Su1 has instead: 25) years.
MS 1686: 21 years Iddin-Dagan

Dit moet 21 jaar zijn. 31 Van hem zijn 14 jaarnamen bekend; volgens de naam van jaar 2 was zijn dochter, Matumniatum, in jaar 1 (1612) getrouwd met de koning van Anshan in westelijk Iran.

Co-heerschappij met Ishme-Dagan

Iddin-Dagans jaartallen (1607-1587) zijn berekend vanaf het begin van de dynastie in 1650 en de koppelingen met Ur III, die van zijn zoon Ishme-Dagan (1607-1588) vanaf het eind van de dynastie in 1447 en verschillende koppelingen met de chronologieën van Larsa en Babylon I, soms tot op het jaar precies. De jaartallen 1650 en 1447 kunnen door de dateringen van Ur III en Babylon I niet veranderd worden. Het betekent dat jaar 1 van zowel Iddin-Dagan als Ishme-Dagan 1607 was, en ze co-heersers waren.

De belangrijkste aanwijzing is hun machtsstrijd met de koningen van Larsa om Nippur. Iddin-Dagan zal Nippur zijn kwijtgeraakt, want zijn verre opvolger Enlil-bani schrijft dat Iddin-Dagan twee grote koperen standbeelden had laten maken, maar ze Nippur niet in kreeg. De veroveraar lijkt Zabaia van Larsa (1594-1586) te zijn; in Maškan-šāpir (Tall Abū Duwāri), 12,8 kilometer ten noordoosten van Nippur, is het begin van een inscriptie van hem gevonden, en gezien de locatie bezat hij ook Nippur. Hierna veroverde Ishme-Dagan Nippur, maar dat was niet in zijn eerste jaren. Zabaia’s opvolger, Gungunum (1585-1559), kreeg Nippur aan het eind van zijn regering in handen; in jaarnaam 19 noemt hij Enlil, de god van Nippur. 32

Zonder co-heerschappij regeerde Iddin-Dagan 1628-1608, en was hij al 14 jaar overleden voordat Zabaia zelfs maar gekroond werd. Fitzgerald vindt het een optie om Zabaia’s regeringslengte op te rekken, 33 maar dat gaat in tegen de Larsa King List, het enige document dat iets zegt over zijn regeringsduur. Volgens een gefragmenteerde brief uit Girsu was Zabaia een teleurstellende onderdaan van Isin: “to Isin […] 120 liters of honey, 120 liters of ghee, 60 liters of ? […] to Isin […] since Zabāia, my lord, assumed the throne this is everything he has given”. 34

Een paar dingen vallen op. Een kleitablet uit de Enunmaḫ in Ur (bij de zigurrat), gedateerd op jaar 14 van Zabaia’s opvolger Gungunum (1572), heeft het zegel van een dienaar van Iddin-Dagan, die zonder co-heerchappij al 35 jaar was overleden. 35 Ishme-Dagan regeerde een jaar korter dan zijn vader en werd opgevolgd door zijn zoon, Lipit-Ishtar. Diens jaar 1 liep gelijk aan het laatste jaar van Iddin-Dagan, wat kan verklaren waarom één versie van de Sumerische Koningslijst Lipit-Ishtar de zoon van Iddin-Dagan noemt. Iddin-Dagan noemde een jaar “Year Iddin-Dagan elevated to office the en-priest of Inanna”, Ishme-Dagan noemde een jaar “Year (Iszme-Dagan) elevated the en-priest of Inanna (to office)”.

Co-heerschappijen zijn in Mesopotamië zeldzaam, maar worden weleens gemist omdat de heersers elkaar compleet negeren in hun teksten. Dat in Kish in de Oud-Babylonische tijd twee koningen tegelijk heersten, Yawium en één uit de Manana-dynastie, blijkt alleen uit wetteksten waarin eden werden gezworen bij hun namen. Sumu-abum van Babylon I heerste samen met zijn zoon Sumu-la-El, wat alleen in een tekst uit Sippar blijkt. 36 Soms zijn ze duidelijker, zoals bij Nur-Adad en Sin-iddinam van Larsa; zie hier.

Ishme-Dagan

Išme-Dagān
1607-1588

SKL: Išme-Dagan, the son of Iddin-Dagan, ruled for (mss. P2, P5 have:) 20 (ms. Mi has instead: 18) years.
MS 1686: 19 years Išme-Dagan

Zijn aantal jaren was 20. 37 Van hem zijn 17 jaarnamen bekend.

Zijn dochter Enanatuma wijdde aan Gungunum van Larsa (1569-1543) de bouw van twee magazijnen, één voor Dagan en de ander voor Utu. 38 Van haar zoon A-ab-ba is een zegelindruk teruggevonden op twee kleitabletten. 39

Lipit-Ishtar

Lipit-Ištar
1587-1577

SKL: Lipit-Eštar, the son of Išme-Dagan (ms. P2 has instead: Iddin-Dagan), ruled for (mss. L1+N1, P2, P5 have:) 11 years.
MS 1686: 11 years Lipit-Ištar

Van alle bekende jaarnamen uit Isin I gaan er slechts drie die over oorlog. De eigenaren van de namen zijn bekend, maar niet de precieze volgorde van hun jaarnamen; daarom hebben ze een letter in plaats van een nummer. Het eerste is jaarnaam I van Lipit-Eshtar: “the year in which Lipit-Ištar repulsed the Amorite”. De twee andere zijn D en E van Erra-imitti, vier koningen later. 40

Een brief van generaal Nanna-kiag̃ aan Lipit-Ishtar, en een van Lipit-Ištar terug aan zijn generaal, gaan over troepen van Gungunum van Larsa (1585-1559) die binnen waren gedrongen op het gebied van Isin. Nanna-kiag̃ schreef: “Atta-mannum has made six hundred troops of Gungunum enter the road-house.” Lipit-Ištar begon zijn brief met: “Because of enemy troops, I, the king, have sent you a letter. Atta-mannum, who pleases his lord, is (?) a better servant to his lord than you! Why is it that you have not been avenging your lord, and not keeping me informed?” Lipit-Ishtar zond hem in alle haast 2000 soldaten die met speren gooien, 2000 boogschutters en 2000 die twee bijlen tegelijk hanteren. 41 Gungunum was een Amoriet, dus hij kan degene zijn die door Lipit-Ishtar volgens zijn jaarnaam werd teruggedreven.

Zijn dochter Enninsunzi werd in jaar 13 van Gungunum (1573) geïnstalleerd als hogepriesters van Nin-gublaga in Ur; zij werd daarvoor geselecteerd in jaar G van haar vader. Omdat de volgorde van haar vaders jaarnamen onduidelijk is kan alleen gezegd worden dat jaar G voor 1573 was. 42

Wetboek

Van hem is een wetboek bekend, dat lijkt op dat van Hammurabbi. 43 In de fragmenten die over zijn gebleven staan onder andere wetten over het huren van een boot, wijngaarden: “If a man gave bare ground to (another) man to set out as an orchard and (the latter) did not complete setting out that bare ground as an orchard, he shall give to the man who set out the orchard the bare ground which he neglected as part of his share.”, diefstal: “If a man cut down a tree in the garden of (another) man, he shall pay one half mina of silver.”, slaven: “If a slave-girl or slave of a man has fled into the heart of the city and it has been confirmed that he (or she) dwelt in the house of (another) man for one month, he shall give slave for slave.”, de verdeling van de erfenis bij een man die twee keer getrouwd was, wat er moest gebeuren als een man een os huurde en het dier gewond raakt.

Lipit-Isthar had grote ambities: “Verily, in accordance with the tr[ue word] of Utu, I caused [Su]mer and Akkad to hold to true justice. Verily, in accordance with the pronouncement of Enlil, I, Lipit-Ishtar, the son of Enlil, abolished enmity and rebellion; made weeping, lamentations and . . tabu; caused righteousness and truth to shine forth; brought well-being to the Sumerians and Akkadians”.

Ur-Ninurta

1576-1549

SKL: Ur-Ninurta (mss. L1+N1, P2 add:) , the son of Iškur (de god Adad) — may he have years of abundance, a good reign, and a sweet life — ruled for (ms. P5 has:) 28 years.
MS 1686: 28 years Ur-Ninurta

Oorlog met Larsa

Het leger van Isin werd volgens jaarnaam 9 van Abi-sare van Larsa, ofwel een gebeurtenis uit jaar 8 (1551), door hem verslagen. Dit zal het leger van Ur-Ninurta zijn.

Ur-Ninurta’s dood, twee jaar na deze oorlog, wordt vermeld in jaarnaam A van Halium van Mananâ, “the year Ur-Ninurta was slain”, en in jaarnaam G van Manabalte’el van Kisurra, “the year Ur-Ninurta was killed”. 44 Zijn opvolger, Bur-Sin, wordt in de zesde maand van jaar 1, ongeveer augustus-september 1548, vermeld in Ur, 45 dat de hoofdstad van Abi-sare genoemd kan worden 46.

Bur-Sin

Būr-Sîn
1548-1528

SKL: Bur-Suen, the son of Ur-Ninurta, ruled for 21 years.
MS 1686: 22 years Būr-Sîn

Er zijn slechts 9 jaarnamen bekend.

Jaarnamen 19-22 van Sumu-El van Larsa (1529-1526) worden niet vermeld in Ur. In plaats daarvan zijn er een cilinderzegel en een zegelafdruk van dienaren van Bur-Sin gevonden. 47

Lipit-Enlil

1527-1523

SKL: Lipit-Enlil, the son of Bur-Suen, ruled for 5 years.
MS 1686: 5 years Lipit-Enlil

Al zijn 5 jaarnamen zijn teruggevonden. Op de eerste na, “Year Lipit-Enlil (became) king”, gaan ze over zijn aanbidding van Enlil.

Erra-imitti

Erra-imittī
1522-1516

SKL: Erra-imitti ruled for 8 (mss. P5, TL have instead: 7) years.
MS 1686: 8 years Erra-imittī

Madeleine Fitzgerald geeft Erra-imitti 7 jaar. 48 7 jaarnamen zijn van hem bekend. Als hij 8 jaar regeerde is één van zijn jaarnamen niet teruggevonden, maar dat is op zich niet vreemd. Uit dit deel van de dynastie komen weinig teksten. Ur-Ninurta moet 28 jaarnamen hebben gehad, maar er zijn er slechts 15 bekend. Bur-Sin en Enlil-bani moeten respectievelijk 21 en 24 jaarnamen hebben gehad, maar van Bur-Sin zijn er slechts 9 teruggevonden en van Enlil-bani 16.

Jaar E heette “the year the wall of Kazallu was destroyed”; jaarnaam 18 van Sumu-la-El (1501) van Babylon was “the year Iahzir-El was driven out of Kazallu”. 49

Twee van zijn jaarnamen zijn “Year in which (Erra-imitti) restored Nippur to its right place” en “Year after the year in which (Erra-imitti) restored Nippur to its right place”. Uit Nippur zijn jaarnamen 24-28 van Sumu-El van Larsa (1524-1520) bekend, maar niet 29 (1519). Wel is daar gevonden jaar 5 van Erra-imitti (1519). 50

Een slecht voorteken

Volgens ABC 20, de Chronicle of Early Kings: “Erra-imitta, the king, installed Enlil-bani, the gardener, as substitute king on his throne (note: Substitute kings were appointed when evil omens predicted the death of a king. Irra-imitti’s sin may have been that he stayed in the palace.). He placed the royal tiara on his head. Erra-imitti [died] in his palace when he sipped a hot broth. Enlil-bani, who occupied the throne, did not give up (and) so was sovereign.”

In de Enuma Anu Enlil worden maansverduisteringen meestal gezien als voorbode van slecht nieuws, zoals de dood van een koning. In 1516, het sterfjaar van Erra-imitti, was er op 16 juni een maansverduistering in Mesopotamië.

Een fragment van een Babylonische kroniek, waarvan het meeste onleesbaar is, heeft: “[E]nlil-bāni, the gardener, in […] Erra-imitta to conquer […]”. 51 Erra-imitti bleef dus niet in het paleis, maar kwam weer terug.

ABC 20 gaat hierna verder over Ilu-shuma van Assyrië. Ilu-shuma stierf in 1626, ofwel ruim een eeuw voor Erra-imitti. Dat is alleen mogelijk als de schrijver de koningen sorteerde op de ouderdom van het koningshuis. Ilu-shuma was een van de eersten van zijn dynastie, Erra-imitti’s dynastie was al voor hem aan de macht.

Ikun-pi-Ishtar

Ikūn-pî-Ištar
1515-1514

(SKL: ms. P5 adds:) Ik[ūn]-pî-Ištar ruled for [1 year and] 6 months. (Zie de inleiding op deze post voor de reconstructie van de 1 jaar, een jaar dat anders nergens meegeteld wordt.)

Volgens de bij zijn voorganger geciteerde kroniek ABC 20 bleef Enlil-bani koning na Erra-imitti’s dood. Hij “did not give up and so he was sovereign.” Hij gaf niet op betekent dat hij (een) tegenstander(s) had, die het niet eens waren met zijn heerschappij. Als die tegenstander Ikun-pi-Ishtar was kan dat verklaren waarom hij zowel genegeerd kon worden in de meeste versies van de Sumerische Koningslijst, als in MS 1686. Enlil was dan [1 jaar en] 6 maanden een betwiste heerser.

Na 159 jaar

Interessant wordt nu het einde van de Sumerische Koningslijst. Op de SKL zijn twee totalen van deze dynastie bewaard gebleven, één direct na de koningen en één helemaal onderaan, in de opsomming van alle dynastieën. Hier staat:

“A total of 11 (ms. P4+Ha has instead: 16) kings ruled for 159 (ms. P4+Ha has instead: 226) years, once in Isin.”

De laatste 67 jaar (226 min 159) zijn die van de laatste vijf koningen, Enlil-bani’s opvolger Zambiya tot en met Damiq-ilishu. Maar deze vijf regeerden samen slechts 45 jaar. De overgebleven 22 jaar moeten begonnen zijn met jaar 3 van Enlil-bani. De eerste 159 jaar passen keurig vanaf het begin van de dynastie onder Ishbi-Erra tot en met jaar 2 van Enlil-bani. Het is daarom mogelijk dat Enlil-bani in de tweede helft van jaar 2 de Sumerische Koningslijst liet bijwerken om, door Ikun-pi-Ishtar te negeren, aan zijn opvolgers te laten merken dat Ikun-pi-Ishtar niet de rechtmatige heerser was, maar hij.

Enlil-bani

Enlil-bāni
1515-1492

SKL: Enlil-bani ruled for 24 years.
MS 1686: 24 years Enlil-bāni

In dateringen uit Nippur werd jaar 19 van Enlil-bani (1497) gevolgd door jaar 8 van Sin-iddinam (1498). 52

“For the goddess Ninlil, queen of the gods (en vrouw van Enlil), Iddin-Dagān, the king, fashioned two great copper statues (but) did not bring them into Nippur. From Iddin-Dagān until Enlil-bāni, the king, for 117 years they stood in Isin. The goddess Ninlil with joy conceived a wish and commanded. Enlil-bāni, mighty king, king of Isin, king of the land of Sumer and Akkad, [be]loved of the god Enlil and the goddess Ninlil, brought the two great [cop]per statues from Isin to Nippur.” 53 Als heel Iddin-Dagans regering werd meegerekend verstreken er tot jaar 1 van Enlil-bani precies 113 jaar. De standbeelden werden dan in jaar 4 door Enlil-bani naar Nippur gebracht. Van Enlil-bani’s bekende 16 jaarnamen, waarvan de volgorde onduidelijk is, is jaarnaam C: “Year Enlil-bani the king, king of Sumer and Akkad, restored Nippur to its right place”.

Enlil-bani noemt in een inscriptie zijn restauratie van de muur van Isin, en vermeldt sinds die tijd geen erenamen meer die te maken hebben met de steden in het zuiden van Babylon, Ur, Eridu en Uruk; alleen de erenaam van Nippur hield hij. Hetzelfde geldt voor zijn opvolgers. Vanaf die tijd hadden ze dus geen macht meer in het zuiden, ook al was dat gebied misschien al 90 jaar eerder verloren gegaan. 54

Zambiya

Zambīia
1491-1489

SKL: Zambiya ruled for 3 years.
MS 1686: 3 years Zabbiya

In Nippur werden jaarnamen uit Larsa gebruikt, vanaf het laatste jaarnaam van Sin-iddinam (1496) tot jaarnaam 4 van Sin-iqisham (1490), waarna een jaarnaam van Zambiya werd gebruikt in de maanden VIII en IX. 55 Zambiya werd al snel verjaagd; jaarnaam 5 van Sin-iqisham (1473) is: “Year Kazallu, the army of the land of Elam, Zambiya the king of Isin and Babylon were smitten by the weapons”; een variant: “Year the land towards Elam was defeated”.

Varianten van jaarnaam 5 van Sin-iqisham van Larsa (1473) zeggen dat hij Zambīa, de koning van Isin, versloeg. 56

Iter-pisha

Īter-pīša
1488-1485

SKL: Iter-piša ruled for 4 years.
MS 1686: 3 years Īter-pīša

Hij moet 4 jaar hebben geregeerd, in plaats van 3, want jaar 4 wordt in ieder geval vermeld in Nippur.  57 Er zijn ook 4 jaarnamen bekend.

Ur-dukuga

1484-1481

SKL: Ur-dul-kuga ruled for 4 years.
MS 1686: 3 years Ur-dukuga

Ook hij regeerde 4 jaar, niet 3; er zijn 4 jaarnamen bekend.

Sin-magir

Sîn-māgir
1480-1470

SKL: Suen-magir ruled for 11 years.
MS 1686: 11 years Sîn-magir

Van hem zijn slechts 3 jaarnamen bekend.

“Nuṭupum, his (Sîn-māgirs) beloved [travelli]ng escort, [mother] of his [first] born”, bouwde een magazijn voor de godin van Kiritab. 58

Rim-Sin I van Larsa (1475-1416) was mogelijk getrouwd met vrouwen uit Isin. Rīm-Sîn-Šala-bāštašu was de dochter van een Sîn-māgir die geen koning wordt genoemd, maar dat zegt niet alles. Sin-iqisham van Larsa (1493-1489) noemde zijn vader Sin-iribam ook geen koning. 59 Sin-iribam van Larsa (1495-1494) had een naam die vaker voorkwam, en ook al werd de koning bedoeld, zo werd hij niet altijd genoemd. 60 Eén van Rim-Sins andere schoonvaders heette Warad-Nanna; een Warad-Nanna, de zoon van Pīqqum, was de koninklijke schrijver van Sin-magirs opvolger Damiq-ilishu. 61 In ieder geval in de tijd van Samsi-Adad I (1461-1429) en Hammurabi (1445-1403) konden koningen beslissen over de huwelijken van de dochters van hun hoge ambtenaren. 62

Vrede werd in deze tijden gesloten tussen koningen, niet tussen landen. Het is dus mogelijk dat Sin-magir vrede sloot met Rim-Sin en zijn dochter uithuwelijkte, en dat Damiq-ilishu daarna vrede sloot met Rim-Sin door, als hij nog geen dochters had die oud genoeg waren, de dochter van een van zijn hoge ambtenaren aan Rim-Sin gaf.

Damiq-ilishu

Damiq-ilīšu
1469-1447

(SKL: ms. P5 adds:) Damiq-ilišu, the son of Suen-magir, ruled for 23 years.
MS 1686: 4 years Damiq-ilīšu. Total, Ur-Namma (1722-1705) to Damiq-ilīšu: <313 years>

In zijn laatste jaren vochten Larsa en Babylon om het grondgebied van Isin. Een uitgebreider verslag hierover staat bij Rim-Sin I van Larsa (1475-1416). Rim-Sin onderwierp Isin volgens jaarnaam 29 (1447) en nam volgens jaarnaam 30 (1446) Isin in, en beëindigde zo de eerste dynastie van Isin. Jaarnamen beschrijven de gebeurtenissen uit het jaar daarvoor, dus het laatste jaar van Damiq-ilishu was 1447.

laatste wijziging: 19 juli 2021
februari 2024: de dynastie ingepast in mijn nieuwe chronologie van Mesopotamië
9 maart 2024: bespreking van UET I 292 toegevoegd, net als de identificatie van Ennirsianna met Ninzianna

  1. CC BY-SA 4.0[]
  2. Fitzgerald (2002), p. 10[]
  3. A List of Reigns of Kings of Ur and Isin, MS 1686, in A. R. George, Sumero-Babylonian King Lists and Date Lists, in Royal Inscriptions and Related Texts, p. 206-207[]
  4. Fitzgerald (2002), p. 158[]
  5. Michalowski (2011), p. 182[]
  6. Michalowski (2011), p. 183-184[]
  7. Bertrand Lafont, La chute des rois d’Ur et la fin des archives dans les grands centres administratifs de leur empire, in Revue d’Asssyriologie et d’archéologie orientale, Vol. 89, No. 1 (1995), p. 9[]
  8. Lafont, op. cit., p. 10, met dank aan ChatGPT voor de vertaling uit het Frans[]
  9. Michalowski (2011), p. 419[]
  10. Fitzgerald (2002), p. 26-27[]
  11. Michalowski (2011), p. 200[]
  12. Michalowski (2011), p. 435[]
  13. Michalowski (2011), p. 418[]
  14. Michalowski (2011), p. 100, 103[]
  15. Fitzgerald (2002), p. 17[]
  16. Fitzgerald (2002), p. 29[]
  17. RIME 3/2, p. 291[]
  18. Edmond Sollberger, Sur la chronologie des rois d’Ur et quelques problèmes connexes, in Archiv für Orientforschung 17 (1954-1956), p. 40-42, met dank aan ChatGPT voor de vertaling uit het Frans. Jaar 15 in deze publicatie, mu gizšu-nir gala8 den-lil dnin-urta!-ra mu-na-dím, is in de huidige reconstructie jaar 18.[]
  19. Marcel Sigrist, Isin Year Names (1988), p. 16[]
  20. Sollberger, op. cit., p. 24-25. Volgens hem is Ishbi-Erra’s jaartal 19, maar zie het op. cit. voor de reden waarom dat tegenwoordig gezien wordt als jaar 22.[]
  21. Sollberger, op. cit., p. 34[]
  22. Michalowski (2011), p. 386-387[]
  23. Michalowski (2011), p. 80-81[]
  24. Michalowski (2011), p. 417-419[]
  25. Michalowski (2011), p. 190-191[]
  26. Michalowski (2011), p. 434-435[]
  27. Michalowski (2011), p. 440-441[]
  28. Michalowski (2011), p. 201. De connectie die Michalowski ziet met de val van Ur aan de Elamieten ligt naar mijn idee anders; zie hier.[]
  29. Michalowski (2011), p. 196-198[]
  30. Michalowski (2011), p. 177-178[]
  31. Fitzgerald (2002), p. 32[][][]
  32. Douglas R. Frayne, New Light on the Reign of Išme-Dagān, in Zeitschrift für Assyriologie und Vorderasiatische Archäologie, 88(1) (1998), p. 26-27, met dank aan Fitzgerald (2002), p. 33[]
  33. Fitzgerald (2002), p. 33[]
  34. Fitzgerald (2002), p. 36-37[]
  35. RIME 4, p. 25[]
  36. Wu Yuhong en Stephanie Dalley, The Origins of the Manana Dynasty at Kish, and the Assyrian King List, in Iraq, Volume 52, January 1990, p. 159-165[]
  37. Fitzgerald (2002), p. 36[]
  38. Fitzgerald (2002), p. 41[]
  39. RIME 4, p. 44-45[]
  40. Fitzgerald (2002), p. 41, 63[]
  41. Fitzgerald (2002), p. 43-44[]
  42. Fitzgerald (2002), p. 40[]
  43. Francis Rue Steele, The Code of Lipit-Ishtar, in American Journal of Archaeology, Vol. 52, No. 3 (Jul. – Sep., 1948), p. 425-450[]
  44. Fitzgerald (2002), p. 55[]
  45. Fitzgerald (2002), p. 50[]
  46. Fitzgerald (2002), p. 48[]
  47. Fitzgerald (2002), p. 70-71[]
  48. Fitzgerald (2002), p. 96[]
  49. Fitzgerald (2002), p. 98[]
  50. Fitzgerald (2002), p. 73[]
  51. ABC, p. 192[]
  52. Fitzgerald (2002), p. 108. Hier staat jaar 7, maar het extra jaar van Sin-iddinam is niet meegerekend; zie bij hem.[]
  53. RIME 4, p. 86[]
  54. Fitzgerald (2002), p. 114[]
  55. Fitzgerald (2002), p. 118[]
  56. Fitzgerald (2002), p. 122[]
  57. Fitzgerald (2002), p. 126[]
  58. RIME 4, p. 99[]
  59. RIME 4, p. 196[]
  60. Fitzgerald (2002), p. 118-119[]
  61. RIME 4, p. 106[]
  62. Nele Ziegler, A Questionable Daughter-in-law, in Journal of Cuneiform Studies, Vol. 51 (1999), p. 55-59[]

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *