Categorieën
5. Tweede Tussenperiode

Avaris

Ruïne van een huis uit het oudste opgegraven deel van Avaris, met plattegrond 1

Inleiding

Avaris was een grote stad in het oosten van de Delta. Het werd gebouwd door de Israëlieten, er woonden onder andere Kanaänieten en voor een tijd was het zelfs de grootste stad van Egypte. Het werd gesticht aan het begin van dynastie XII en pas verlaten onder dynastie XVIII, is een van de weinige plekken in Egypte die een overzicht geven van de Tweede Tussenperiode en heeft vele connecties met sites in de Levant. Het is dus ook een test voor mijn en elke chronologie van Egypte.

De uitkomst van die test is dat mijn huidige chronologie van de Tweede Tussenperiode het niet overleeft. Een nieuwe chronologie opstellen is een flinke puzzel, want het resultaat moet passen bij zowel de archeologie en wat uit niet-archeologische bronnen bekend is van Avaris. Door de vele links met de Levant moet het bovendien passen bij wat de Bijbel zegt over deze periode. De posts over dynastieën XIII, XIV en XV zullen nog gewijzigd worden naar de nieuwe situatie. Om alvast vooruit te lopen op de resultaten staan in deze post mijn nieuwe dateringen van de hier belangrijke koningen.

(juni 2023: Sinds het schrijven van deze post zijn mijn dateringen van XIII’s koningen iets gewijzigd. Dat is hieronder inmiddels gecorrigeerd.)

Chronologie

De ruïnes van Avaris, het huidige Tell el-Dab‘a, zijn door de archeologen opgedeeld in verschillende strata, ofwel fases. Na elke zoveel tijd was er genoeg veranderd aan de stad om te spreken van een nieuw stratum. Voor deze post eindig ik met stratum C/2, aan het begin van XVIII en dus na het eind van de Tweede Tussenperiode, maar de geschiedenis loopt door na een hiaat in de bewoning. Manfred Bietak, de vorige hoofdarcheoloog van Avaris, identificeerde de latere ruines met de havenstad Peru-nefer en, in dynastie XIX, het zuidelijke deel van Ramses II’s nieuwe hoofdstad, Pi-Ramesse. 2 Dat de identificatie met Peru-nefer ook tegengesproken wordt 3 is daarom niet belangrijk voor deze post. Wel geeft het aan hoe ingewikkeld het is om Avaris te dateren.

Als het gaat om chronologie zijn er onder historici twee kampen. De lage ontstond onder leiding van Bietak, de gemiddeld 120 jaar hogere chronologie door C14-dateringen in zowel Avaris als de Levant. 4 C14-datering levert jaartallen op die niet passen bij de meeste chronologieën die gebaseerd zijn van de Bijbel, waaronder de mijne. Het enige wat ik er daarom van meeneem is de volgorde van verschillende koninkrijken en strata, want deze klopt duidelijk. 5 Door het grote verschil bestaan er flinke en soms zelfs felle discussies over elkaars argumenten. Maar rekening houdend met het idee dat C14-dateringen alleen iets zeggen over de volgorde, hebben beide kampen goede punten:

  • De lage chronologie laat de strata van Avaris passen bij de archeologie van Egypte, de hoge C14-chronologie bij die van de Levant.
  • Bietaks datering van stratum K als de tijd van Senusret III en strata E/1-D/3 als de tijd van Khyan passen niet bij de C14-dateringen. Uit Bietaks eigen argumenten zijn andere conclusies te trekken, conclusies die hij in het geval van stratum K eerder aanvoerde als bewijs. Daarentegen identificeert hij terecht D/2 met het Avaris dat in handen viel van Ahmose I, want D/2 werd net als het Avaris van Ahmose op grote schaal verlaten.
  • C14-dateringen plaatsen de uitbarsting van de vulkaan Thera in C/2. In de lage chronologie is dit decennia na Ahmoses tijd, in de hoge juist weer decennia voor zijn tijd. Door de identificatie van D/2 als het Avaris dat veroverd werd door Ahmose ben ik het eens met de lage chronologie.
  • C14-dateringen plaatsen stratum G/4 niet aan het eind van dynastie XII, zoals volgens de lage chronologie, maar iets na het midden van XII. Dat levert archeologische matches op met Aphek en Tel Nami in het noorden van Israël, en met Tell el-Burak, Sidon en Byblos in Libanon. In deze plaatsen zijn of Egyptisch aardewerk gevonden, of aardewerk dat ook uit Avaris bekend is.
  • Uit deze matches volgt dat de cultuur van de Midden-Bronstijd uit noordelijk Israël en Libanon Avaris ongeveer een stratum later bereikte. Dat verklaart de anders twee verschillende dateringen van Hazor, ook in het noorden van Israël. Het verschil geldt weer niet voor Askelon in zuidelijk Israël.
    Volgens C14-dateringen van de Midden-Bronstijd IIB begon deze omstreeks 1850. 6 In Avaris is 1850 in C14-termen ongeveer de tijd van stratum G/1-3 (ca.1440-1410), 7 ofwel een stratum eerder dan stratum F (ca.1410-1390), waarin pas de archeologische overgang naar de Midden-Bronstijd IIB te merken is.
    Dat de Midden-Bronstijd in Avaris later begon dan in het noorden van Israël en Libanon is niet alleen mijn conclusie. David Aston kwam op basis van Cypriotisch aardewerk tot een verschil van 20-30 jaar 8 en Susan Cohen, op basis van de archeologie van Askelon, Aphek en Tel Ifshar en C14-dateringen van Tel Ifshar en Tell el-Burak, tot maar liefst 50-100 jaar 9.
    Ook op Cyprus, een eiland dat veel kleiner is dan Nederland, bestaat zo’n verschil. Ontwikkelingen in de materiële cultuur van het noordwesten van het eiland bereikten het oosten pas later. 10 In het kleine landbouwersdorp Tell el-Hayyat in Jordanië, vlak bij de Jordaan, is Phase 3 de transitie tussen de Midden-Bronstijd IIA/B. Deze transitie is in Avaris stratum F. C14-dateringen plaatsen Phase 3 daarentegen iets later dan stratum F. 11

Dit samen zorgt dat niet alleen de archeologie van Egypte en de Levant bij die van Avaris past, maar ook bij de weinige nog bestaande teksten over Avaris en wat de Bijbel zegt over de regio in deze periode. Stratum N/2-3, het oudste deel van Avaris, kan nu geïdentificeerd worden met de stad Raämses die de Israëlieten moesten bouwen (Ex 1:11) onder Amenemhat I, kort na 1586/5.

Tijdens de Midden-Bronstijd II verdwijnt het verschil in dateringen en uiteindelijk loopt Avaris zelfs iets voor op Kanaän. De transitie van de Midden-Bronstijd IIB naar IIC kwam tegelijk met het begin van stratum D/3 (ca.1325). In C14-termen is dit ongeveer 1750-1700, en in Tel Kabri in het noorden van Israël kwam die transitie volgens C14 rond 1700. 12

De duur van een stratum

Volgens Bietak duurde een stratum in Avaris zo’n 30 jaar. Dat berekende hij door de periode van K, volgens hem de late XII, tot en met D/2, volgens hem het eind van XV, wat in de standaardchronologie samen zo’n 270 jaar is, te delen door het aantal strata in deze periode. Volgens hem staat dit voor een generatie. Veel gebouwen werden namelijk na zo’n periode vernieuwd of verbouwd; andere bleven twee of drie strata lang hetzelfde. Omdat de precieze verbouwtijd uiteraard verschilt per gebouw, is elk stratum een aparte fase in de geschiedenis van de belangrijkste gebouwen. 13 Volgens Irene Forstner-Müller, de huidige hoofdarcheoloog van Avaris, zijn die 30 jaar per stratum gebaseerd op een schatting dat gebouwen uit lemen bakstenen ongeveer zo lang goed bleven in de Delta. 14

De duur van een stratum is dus afhankelijk van de gekozen chronologie. Laten we dezelfde berekening los op mijn versie, dan duurt een stratum korter dan deze 30 jaar. Tussen het begin van N/2-3 in ca.1585 en de val van Avaris aan het eind van D/2 in ca.1276, verstreken ca.309 jaar en 15 strata. Dit is een gemiddelde van 20,6 jaar per stratum. Dat is hieronder meestal afgerond op 20 jaar. 20 jaar is volgens de uitgebreide stambomen uit de Derde Tussenperiode de lengte van een Egyptische generatie in een belangrijke familie, en blijkens genealogieën die teruggaan tot de tijd van Seti I en van Ramses II geldt een iets hoger gemiddelde voor minder belangrijke families.

Het beste voorbeeld van de resultaten van deze chronologie is Amenemhat III (1468-1420):

  • Zijn naam staat op een kruik uit Tomb I in Byblos, waarvan de materiële cultuur degene is van stratum E/3 in Avaris (ca.1390-1370). Doordat die cultuur Avaris zoals gezegd ongeveer een stratum later bereikte kan de kruik een gift van Amenemhat zijn, zoals altijd werd gedacht, maar alleen in zijn laatste jaren.
  • Hij begon met regeren in de tijd van stratum H (ca.1480-1460), waarin een zir (grote voorraadkruik) is gevonden van een type dat gebruikt werd rond zijn tijd en het begin van de Tweede Tussenperiode.
  • Uit stratum F (ca.1410-1390) komt een cilinderzegel van Amenemhat. In de standaardchronologie werd deze meer dan 150 jaar na zijn dood achtergelaten.
  • Volgens een uitgebreid onderzoek van Andrew P. komen scarabeeën van Amenemhat in Kanaän voor vanaf de late Middden-Bronstijd IIA. In Avaris is G/1-3 (ca.1440-1410) het laatste stratum uit de Midden-Bronstijd IIA, wat betekent dat dezelfde fase in Kanaän de tijd van het voorgaande stratum G/4 was (ca.1460-1440), ofwel in de eerste helft van zijn regering.

Stratum N/2-3
ca.1585-1565

Amenemhat I

Strata N/2-3 en N1 zijn alleen bekend uit opgravingsgebied F/I. Het aardewerk hier dateert voor het belangrijkste deel uit het eerste begin van dynastie XII, in plaats van zoals eerder werd gedacht uit de Eerste Tussenperiode. Ernst Czerny ontdekte hierin linken naar dynastie XI en dacht dat het eerste deel, N/2-3, van voor XII dateerde. 15 Als het gaat om aardewerk ligt de scheiding tussen dynastieën XI en XII in de tijd van Amenemhat I, de eerste koning van XII. 16 Omdat de Bijbel de bouw van Avaris plaatst in de tijd van Amenemhat I neem ik aan dat Avaris helemaal aan het begin van zijn regering werd gesticht, toen XI nog bestond.

Granieten steenblok uit Avaris met de naam Amenemhat I 17

Er zijn een paar extra argumenten om Amenemhat I en zijn tijd aan Avaris te koppelen. Niet alleen het aardewerk plaatst stratum N/2-3 rond zijn tijd, een paar scarabeeën en albasten vazen bevestigen dit. 1 De tempel die gebouwd werd in stratum K was waarschijnlijk een ka-huis of herdenkingstempel voor hem; hij wordt hier meerdere keren genoemd. In het heiligdom zijn twee delen van koninklijke standbeelden gevonden. Namen ontbreken, maar door de kenmerken, zoals de positie van de vuist en de houding, kunnen de beelden gedateerd worden op Amenemhat I (1590-1561) of zijn zoon Senusret I (1570-1525). Mogelijk stonden ze in een eerdere tempel in Avaris. 18 In de tempel zijn mogelijk hergebruikte steenblokken uit Amenemhat I’s tijd verwerkt, mogelijk uit Avaris. 19 Een offertafel uit de zuilengalerij in de tempel lijkt op exemplaren uit het Oude Rijk en een van Mentuhotep II (1647-1596), 20 niet lang voor Amenemhats troonsbestijging.

Een herdenkingstempel stond meestal bij het graf van de heerser die herdacht werd, maar ook op plekken waar hij iets bijzonders had gedaan. In het geval van Amenemhat I en Avaris kunnen dat de Muren-van-de-Heerser zijn, die gebouwd werden om de Aziaten buiten Egypte te houden. 21 Als een begin van Avaris uit Amenemhat I’s tijd kwam hoort het bijna zeker bij deze Muren-van-de-Heerser. Tot op dit moment is er geen bewijs gevonden van een fort in dit gebied. 22 Avaris werd uiteindelijk minstens 250 m2 groot en lang niet alles is opgegraven; het is dus niet verwonderlijk dat een mogelijk eerdere tempel en de Muren-van-de-Heerser nog niet gevonden zijn. Ondanks dat is er een duidelijke aanwijzing dat Avaris ooit een deel was van deze Muren. Josephus heeft een eigen versie van Exodus 1:11, het vers waarin staat Raämses (Avaris) door de Israëlieten is gebouwd. Volgens hem moesten ze kanalen graven, stadsmuren en wallen, zodat de rivier in bedwang werd gehouden. 23 De Muren-van-de-Heerser bestonden waarschijnlijk uit een combinatie van moerassen, meren, kanalen en muren. 24

De slavernij begon kort na 1586/5; het eerste deel van Avaris werd dan ca.1585 gebouwd.

De bewoners

De huizen van stratum N/2-3 waren klein, 27 m2, en aan elkaar gebouwd in rijen van 12. Volgens Bietak: “The limited size of housing and of the narrow streets which were only 5 cubits (c. 2.60 m) wide are signs of minimal provision of accomodation which comes close to an extreme of exploitation of Crown subjects with very low levels of quality of life.” 25 De bewoners waren voornamelijk boeren en hielden schapen, geiten en varkens. Ook aten ze vis. Er zijn fragmenten gevonden van kookpotten, dus er was waarschijnlijk contact met de lokale nomaden, die hier kwamen wonen in de Eerste Tussenperiode. Een paar stukken aardwerk komen uit Opper-Egypte. 26

De kleinte van de huizen doet denken dat de Israëlieten of andere slaven hier kwamen wonen. Daarentegen aten de bewoners varkens. En alhoewel dit pas kort na de exodus werd verboden (Lev 11:7), is het opvallend dat de Israëlieten zowel tijdens de aankomst in Egypte (Gen 46:32) als bij de exodus (Ex 12:32) geen varkens hadden.

Stratum N/1
ca.1565-1545

Na een tijd werden de oorspronkelijke huizen opgegeven; nieuwe huizen verrezen er recht bovenop. Deze waren veel groter en alhoewel ze niet meer identiek waren, bleven de straten en grenzen van de huizenblokken bestaan. Deze nieuwere huizen zijn flink verwoest door latere bouwactiviteiten. 1

Volgens het overzicht van de strata werd N/1 uiteindelijk verlaten, waarna er op deze plek pas weer mensen woonden in stratum H.

Stratum M
ca.1545-1540

De geschiedenis tussen N/1 en H is in te vullen dankzij de opgravingen bij het huidige ‘Ezbet Rushdi. Het dorp dat hier ontstond begon met het lokale stratum f, ofwel het algemene stratum M. Het terrein werd geëgaliseerd, een laag van ongeveer 5 centimeter modder gelegd en een muur gebouwd van minstens 2,7 meter dik, in de richting oost-west, mogelijk om het gebied te beschermen tegen de jaarlijkse overstroming van de Nijl. Deze muur stond waarschijnlijk maar kort. In het hele gebied is geen aardewerk gevonden van oudere types dan dat uit het volgende stratum. Ook uit de kuilen die werden opgevuld bij het egaliseren kwam geen ouder materiaal. Alhoewel het egaliseren eerder kan zijn gebeurd, hoort de muur duidelijk direct voor stratum e. 27

Het aardewerk uit het volgende stratum, e, is een stap verder ontwikkeld dan dat uit stratum N in Area F/I. Het betekent dat strata f en e op N/1 volgen. 28 Ik sluit het daarom op N/1 aan en geef het, omdat de muur er slechts kort stond, 5 jaar.

Stratum L
ca.1540-1520

Stratum e bij ‘Ezbet Rushdi – ca.1540-1525

Na de verwijdering van de muur ontstond er een dorp, ofwel het lokale stratum e. De huizen werden non-stop verbouwd en herbouwd. Ze gingen duidelijk niet lang mee. Bij elke verbouwing rees het grondniveau iets, zodat het dorp aan het eind van het stratum zo’n 60 centimeter hoger stond. Dit bijzondere patroon kan veroorzaakt zijn door de Nijlvloed, die het dorp onder water zette en grote schade aanrichtte. 29

Het aardewerk uit ‘Ezbet Rushdi is, ondanks vele overeenkomsten, iets jonger dan dat in Lisht uit de late jaren van Senusret I (1570-1525). Sommige types uit ‘Ezbet Rushdi zijn meer ontwikkeld. 30 Een van deze vergelijkingen is te maken met de tombe van Ankhty, uit het piramidecomplex van Senusret. 31 Ankhty’s begrafenis kan, door de locatie van haar graf en het aardewerk, worden gedateerd tussen jaar 10 (1561/0) en het midden van zijn regering (ca.1548/7). 32 In stratum e zijn weinig scarabeeën en zegels gevonden, maar hun datering past bij dat van de andere materialen. 33 Tegelijk is er weinig ontwikkeling te zien in het aardewerk, wat iets zegt over hoe lang het dorp bestond. In latere tijden werden ontwikkelingen in Avaris zichtbaar na, in Bietaks schema, zo’n 30 jaar. Stratum e was daarom minimaal 4, maximaal dan 30 jaar bewoond. 34 4 jaar is erg onwaarschijnlijk door de hoeveelheid aardewerk. Eén overstroming om de paar jaar is wel een mogelijkheid. 35 Ik schat stratum e daarom op 15 jaar.

Koning Weni

Steen met de naam Weni 36

Voor de waterafvoer uit stratum e/1-2, in de laatste helft van e, zijn stenen met reliëfs en inscripties hergebruikt. Op een van deze stenen staat een cartouche met daarin de naam Wnj. 37 Weni is verder onbekend; het reliëf komt uit het late Oude Rijk of daarna. 38

Weni is mogelijk een van de koningen uit dynastie VIII (1556-1530) wiens nomen onbekend is.

Stratum d bij ‘Ezbet Rushdi – ca.1525-1520

In het overzicht wordt d net als e bij L gerekend. Stratum d bestaat uit een aantal muren, die op stratum e liggen. De functie ervan is onduidelijk. De ruimtes tussen de muren zijn nooit veranderd en er is niks gevonden van commerciële activiteiten. Het lijkt slechts een kortdurend stratum te zijn. Mogelijk was het een ondergrond om het terrein te verhogen en glad te maken voor de in het volgende stratum gebouwde tempel. 39

Ik ga ervanuit dat stratum d alleen een ondergrond is voor de tempel uit het volgende stratum en hou het daarom op 5 jaar.

Stratum K
ca.1520-1500

De tempelruïne bij ‘Ezbet Rushdi in 1996 n.Chr. 40

De tempel en Senusret III

Het algemene stratum K is c bij ‘Ezbet Rushdi. In deze tijd werd boven op het dorp een tempel gebouwd, waar een stela is gevonden met de datering jaar 5 van Senusret III (1483/2). Bietak koppelt dit jaartal aan stratum c en dat past niet in Höflmayers hoge chronologie van de C14-dateringen. Dit jaartal wordt daarom zowel (erg) fel verdedigd als terzijde geschoven. Het interessante is dat juist Bietak de tempel ooit eerder dateerde.

De tekst van de stela is: “Year 5, month 2, shemu season, under the Majesty of (namen van Senusret III), the land (cubits) belonging to the Estate of Amenemhet, justified, belonging to R3-w3ty, which are on the waters of this town, and which are north of the Estate of Ḫtty in R3-w3ty: 26 cubits.” 41 Deze maat is te lezen als 2600 el2, maar de tempel was 45 x 45 el, ofwel 2025 el2. 42 Het is onduidelijk of de stela wel bij het bouwen van de tempel is gemaakt. Door een paar kenmerken, waaronder het ontbreken van de cartouche, is het mogelijk dat de stela pas gemaakt werd in de Tweede Tussenperiode. 43 Deze stela hoeft daarom niks te maken te hebben met de bouw. Het zegt alleen dat de tempel in Senusrets tijd nog in gebruik was. 44 Bietak rekent bij die 45 x 45 el nog een strook van 3 el rondom mee, zodat het totaal 2601 el2 wordt. Volgens hem koopt men in Egypte met een stuk grond ook de helft van de daarnaast liggende straat. 45 De schrijfwijze past bij Senusrets tijd en komt het aardewerk in de tempel uit de tweede helft van dynastie XII. De bouwstijl van de tempel past het beste rond zijn tijd en de tempel lijkt, naar onderzoek van Ernst Czerny, het meest op een tempel van deze Senusret in Abydos South. 46

De tekst gaat alleen over het land van de tempel. Er staat geen woord over de bouw en dat is precies volgens verwachting. De tempel bestond namelijk al onder Senusret II (1496-1477): op het hier gevonden priesterstandbeeld van Seshen-Sa-Hathor wordt Senusret II vermeld met ‘nḫ d.t, “moge hij eeuwig leven”. II leefde dus nog op dit moment. In de tekst van dit beeld wordt deze tempel genoemd en Amenemhat I, die hier waarschijnlijk werd vereerd, dus er is geen twijfel over waar dit beeld vandaan komt. 45 Een eerdere datering van de tempel past bij de andere beelden die er gevonden zijn. Op de twee koninklijke beelden na (waarvoor zie N/2-3) kunnen ze worden gedateerd op de eerste helft van dynastie XIII (ca.1445-eerste helft 14e eeuw) (Imeny), Senusret II (1496-1477) tot de eerste helft van XIII (TD 8576), de decennia tot aan de tijd van Khendjer (ca.1396-1392) (TD 8574) en Senusret II (Anch-Hor). 47 Door de vondsten uit de tempel kan deze zelfs iets eerder dan Senusret II zijn gebouwd. 48

Dat de paar beelden zowel voor als na Senusret III’s tijd te dateren zijn en de stela past bij de Tweede Tussenperiode, is interessant. Na de sloop van de tempel werden er huizen overheen gebouwd, waarvan de kelders tot in de tempel reikten. Uit deze kelders komt aardewerk dat ook in het algemene stratum G/1-3 (ca.1440-1410) gevonden is. 49 Tijdens G/1-3 werd aardewerk gebruikt dat meestal wordt toegeschreven aan de tijd van dynastie XIII (ca.1445). 50 Als de tempel aan het begin van G/1-3 gesloopt dreigde te worden, hoeft pas op dat moment uit protest een decreet van Senusret III uitgehakt zijn in de stela. Dat verklaart zowel de Tweede Tussenperiode-kenmerken van de stela als het aardewerk uit de tweede helft van dynastie XII in stratum c.

Stratum I
ca.1500-1480

Stratum b bij ‘Ezbet Rushdi, ofwel het algemene stratum I, bestaat uit renovaties aan gebouwen uit stratum c en een uitbreiding van het dorp. Het aardewerk is van een latere fase dan dat uit c. Stratum b is zeer ongelijkmatig gevonden. De westelijke muur om het dorp, die nog dateerde uit stratum e, werd vernieuwd en in het zuiden werd een nieuwe muur gebouwd. Alle andere bouwprojecten uit stratum b hebben te maken met de economie. Ze kunnen worden verdeeld in twee reeksen, b/2 en b/1, waar veel muren al in b/1 werden vervangen. 51 Het stratum was afgelopen voor G/1-3 begon (ca.1440), want het aardewerk in kuilen die werden gegraven in latere (hogere) bewoningslagen is dateerbaar vanaf dat punt. 52

Een manier om stratum b uit ‘Ezbeth Rushdi aan te laten sluiten op de strata uit de andere opgravingsgebieden, zijn de veelvuldig gevonden drinkkommen met een ronde bodem. Op de afmetingen van deze kommen is een berekening los te laten, waar een indexcijfer uit komt, dat gaandeweg de geschiedenis steeds kleiner wordt. Door deze indexen is b/1, het eerste uit ‘Ezbet Rushdi met een gemiddelde index die kleiner is dan 200, geplaatst als tijdgenoot van het algemene stratum H en is b/2, met een gemiddelde index van boven de 200, een eerder, losstaand stratum, I. 53 Het is mogelijk dat dat niet klopt. De index daalt in ‘Ezbet Rushdi veel langzamer dan in de rest van Avaris, en ook met andere soorten veelvoorkomend aardewerk gaat deze vergelijking mank. 54 Ander Egyptisch aardewerk uit strata c en b is vergelijkbaar met dat uit stratum d/2 in Area F/I, ofwel het algemene stratum H. 55 Een fragment Levantine Painted-aardewerk, waarvan niet duidelijk is of het uit b of c komt, is opnieuw vergelijkbaar met Levantine Painted-fragmenten uit d/2 in Area F/I en zelfs met het daaropvolgende d/1, ofwel het algemene stratum G/4. 31 Hoe dan ook is stratum H apart gedateerd van I en sluiten beide toch op elkaar aan.

Stratum H
ca.1480-1460

In stratum H is zo’n 80-82% van het aardewerk afkomstig uit de late dynastie XII; een deel van het aardewerk bestaat uit voorlopers van types uit XIII. De andere 18-20% zijn van types uit de Levant en Syrië. Ook werd er aardewerk geïmporteerd uit zuidelijk Israël. 56 Dynastie III begon in ca.1445, dus kort na startum H.

Uit stratum H of eerder, dat is niet duidelijk, komt een grote voorraadkruik van een type dat door aardewerkdeskundigen meestal zir wordt genoemd. Deze zir is van een type uit ongeveer de tijd van Amenemhat III (1468-1420) en het begin van XIII (ca.1445-). 57

Uit stratum H komt een groot aantal drinkkommen met een ronde bodem. Uit de maten van deze kommen is een index te bereken die gaandeweg de geschiedenis steeds lager wordt, waarvoor zie stratum I. Bietak vergeleek de index van de kommen uit H met die uit complex 6 in Dahshur, uit de tijd van Amenemhat III (1468-1420), waarvan de index hoger is dan die uit H, en kwam daarom tot de conclusie dat complex 6 eerder bestond. 58 Deze index heeft alleen niet de door hem gewenste chronologische betekenis. De indexen verschillen in dezelfde tijd per regio en zelfs per site. De index zegt dus alleen iets over de stratigrafie van de plaats waar ze gevonden zijn. 59 Ook zijn de complexen niet precies te dateren; 6 is gedateerd op ca.1825/1800-1760. 60 Dit is in de standaardchronologie niet alleen de tijd van Amenemhat III, maar ook van het eerste deel van dynastie XIII.

Kanaänieten

Stratum H is de tijd van de exodus (1446) en het eerste waarin de cultuur uit Kanaän en Libanon in grote hoeveelheden zichtbaar is in de archeologie. Ook werd er gehandeld met zuidelijk Israël. Uit een paar Bijbelverzen blijkt daarnaast dat de Israëlieten in Egypte al Kanaänieten tegenkwamen. Voor de details, zie hier.

Aphek en Tel Ifshar

Gebaseerd op het Levantine Painted-aardewerk begon stratum H in de tijd dat dit type aardewerk volledig ontwikkeld was, ofwel in Phase 2 van Aphek. 61 Ander aardewerk plaatst Phase 2 daarentegen in de tijd van het hierop volgende stratum G/4. H is dan logischerwijs een tijdgenoot van Phase 1. 62

Een verdere connectie met H loopt, via opnieuw aardewerk, van Aphek naar Tel Ifshar. Phase A in Tel Ifshar kan worden gedateerd op Phases 1-2 in Aphek en Phase B in de tijd van Phase 2. 63 Verwacht kan dus worden dat de overvang tussen Phases A en B rond het begin van G/4, dus omstreeks 1460-1450, plaatsvond. Maar volgens het Egyptische aardewerk uit A en B kwam die overgang in de tijd van Amenemhat II (1528-1490) – Senusret II (1496-1477) – Senusret III (1487-1449). 64 In de hier op volgende Phase C in Tel Ifshar werd een Egyptische Marl A3-kruik gevonden uit de eerste helft van XII, ofwel uit de periode tot het laatste jaar van Senusret III (1449). 65 Het verschil tussen de overgang van Phases A naar B en de overeenkomende periodes van Avaris is ongeveer een stratum.

Dat kan worden onderbouwd dankzij de archeologie van Sidon. Zoals hierboven staat is Phase B in Tel Ifshar de tijd van Phase 2 in Aphek. Uit beide Phases komen Levantine Painted-kruiken die vergelijkbaar zijn met een kruik uit Burial 16 uit Phase 1 in Sidon. 66 In Burial 12 zijn gevonden een eendenbekbijl en aardewerk uit het begin van de Midden-Bronstijd IIA, net als drie relatief kleine scarabeeën die goed vergelijkbaar zijn met die uit Abu Ghâlib, in de westelijke Nijldelta. 67 De scarabeeën en zegelingen uit Abu Ghalib worden zowel gedateerd op eind dynastie XI (-1577)-begin XII (1590-), net als spullen uit de tombes daar, als alleen op begin XII, op basis van het aardewerk. Ook een cylinderzegel van Senusret II (1496-1477) komt hiervandaan. 68 Een Marl A2-kruik uit Phase 2, of mogelijk uit het latere deel van Phase 1, is gemaakt in de tijd tussen tussen Senusret I (1570-1525) en Senusret III (1487-1449). 69 Phase 1 in Sidon eindigde dus in de eerste helft van de 15e eeuw, de tijd van de overgang tussen Phases A en B in Tel Ifshar.

Stratum G/4
ca.1460-1440

In G/4 werd in tombe F/I-1/19 no. 1 in de paleistuin een serpentijnstenen beeldje gevonden. Dit is door de stijl gedateerd op dynastie XIII. 70 Deze stijl begon onder Senusret III (1487-1449) en duurde tot in XIII, maar heeft een aantal kenmerken, waaronder de positie van de armen naast het lichaam terwijl beide handen iets vasthouden, die alleen onder XIII voorkwamen. 71 Dynastie XIII begon ca.1445.

Naast aardewerk uit de late XII is in G/4 ook aardewerk uit XIII gevonden. Bierkruiken zijn van een tussentype dat alleen voorkomt in dit stratum. Ook Marl C (fabric II-c) heeft een verandering van XII naar XIII. Sommige amforae komen volgens de neutronenactiveringsanalyse uit Libanon en Syrië. 72 Het aardewerk uit XII komt weinig voor. 73 Uit tombe F/I-m/18, T. 3 in G/4 komt een scarabee van amethist. Deze kan met dank aan andere scarabeeën van amethist zowel gedateerd worden op laat XII als XIII. Dit is de tombe van [ḥḳ3 n (?)R]tnw di-sbk-m-ḥ3t, [Chief of R]etjenu Disobekemhat. 74

Het beeld met het paddenstoelenkapsel 75

Uit de kapel van tombe F/I-p/19 no. 1 kwamen fragmenten van een enorm standbeeld, ongeveer twee keer levensgroot, van een belangrijke Aziaat met een rood paddenstoelvormig kapsel. Dit beeld was bewust verwoest. Zo’n beeld is ondenkbaar in de tijd van XII; pas onder XIII werkten Aziaten zich op tot hoge posities. 76

Een bijl uit tombe F/I-o/19 no. 8 uit het vorige stratum H is van een type dat ook opduikt in G/4. De best gedateerde bijl van dit type komt uit de Tomb of the Lord of the Goats in Ebla, waar ook een scepter werd gevonden van koning Hotepibre, ofwel Qemau Siharnedjheritef uit dynastie XIII. 70 Qemau Siharnedjheritef regeerde waarschijnlijk tot ca.1435, dus slechts kort na het eind van dit stratum.

De twaalf stammen van Israël

In stratum G/4 is een afdruk van een cilinderzegel gevonden waarop symbolen staan voor of de twaalf stammen van Israël, of de Kanaänitische god Baäl-Zefon. Voor de details, zie hier.

Askelon

Op basis van aardewerk dat afkomstig is uit de Levant en Cyprus waren strata H (ca.1480-1460) en G/4 in Avaris tijdgenoten van Phase 14 in Askelon, en was stratum G/1-3 (ca.1440-1410) een tijdgenoot van Phase 13 in Askelon. 77 Vier fragmenten van Egyptisch aardewerk uit Phase 14 in Askelon zijn van types die in Avaris voorkomen in strata G/4 en G/3. 78 Phase 14 was dus een tijdgenoot van G/4 en eindigde rond het begin van G/1-3, omstreeeks 1440.

Uit Phase 14 komen 44 zegelindrukken die volgens Bietak uit zowel de late dynastie XII komen als uit de Sobekhotep-groep aan koningen in XIII. Hij heeft het vooral over de zegelingen 1a, 2, 3a en 8 uit een publicatie van Daphna Ben-Tor en Lanny Bell. 79 Dit is een probleem voor mijn chronologie: de eerste heerser van de Sobekhotep-groep was Sekhemre Sewadjtawy Sobekhotep, die ca.1390-1386 regeerde. Dat scheelt 50 jaar met het eind van Phase 14. De oplossing hiervoor ligt naar mijn idee bij de grenzen van de Sobekhotep-groep.

Zegelingen uit de late dynastie XII en de complete XIII kunnen op de Sobekhotep-groep na niet van elkaar worden onderscheiden. Deze groep is maar weinig gevonden in Askelon; Ben-Tor verwijst naar slechts twee zegelingen, gemaakt met dezelfde scarabee. 80 Ook Bietak heeft het, zoals gezegd, over slechts vier (andere) zegelingen. Koninklijke scarabeeën uit XIII zijn vrijwel alleen bekend voor deze groep. 81 Ook een scarabee van Wegaf, volgens de Turin Canon de eerste koning van XIII en dan te dateren op ca.1445-1443, en één van Khendjer (ca.1396-1392) horen erbij. 82 Sommige zegelingen uit Askelon pleiten voor een vroege datering van de zegelingen uit de Sobekhotep-groep die hier gevonden zijn. Een paar komen namelijk uit Phase 13 en zegeling 35 uit Phase 12, en ook deze horen bij het late Middenrijk. 83 Phase 12 is, gebaseeerd op opnieuw het aardewerk, de tijd van strata F (ca.1410-1390) en E/3 (ca.1390-1370) in Avaris. 84 De overgang tussen beide strata is ca.1390, ofwel de tijd van Sekhemre Sewadjtawy Sobekhotep. Het is dus mogelijk dat de Sobekhotep-groep aan zegelingen al ontstond aan het begin van dynastie XIII, ofwel in de tijd van stratum G/4 en Phase 14.

17 maart 2024: Daphna Ben-Tor dateert de scarabeeën uit Askelon op eind XII-begin XIII, 85 waardoor het probleem van de datering verdwijnt.

Tell el-Burak

In Tell el-Burak, een ruïne zo’n 9 kilometer ten zuiden van Sidon, is een groot gebouw van lemen bakstenen gevonden. Het was maar een korte tijd in gebruik voor het verlaten werd. Het aardewerk is gedateerd op de Midden-Bronstijd IIA, sommige types op MB IIA/B. Een bepaald type aardewerk dat ridged-neck pithoi wordt genoemd, komt ook voor in de Moat Deposit in Askelon, ofwel Phase 14 dat zoals hierboven staat eindigde omstreeks 1440, en stratum G/1-3 in Avaris (ca.1440-1415). 86 De MB IIA/B is in Avaris de tijd van stratum F (ca.1410-1390). Alleen gebaseerd op de datering van Avaris lijkt het grote gebouw in Tell el-Burak bewoond te zijn omstreeks 1450/40-1410.

Tell el-Burak kan dankzij C14 gedateerd worden op omstreeks 1900 en het eerste kwart van de 19e eeuw. Dit is niet de verwachte tijd van G/1-3, maar het oudere G/4 (ca.1460-1440). Alleen met de maximale C14-dateringen is er een match tussen Tell el-Burak en G/1-3. 87 Het verschil is dus, net als het hieronder genoemde Tel Nami en het hierboven genoemde Tel Ifshar, een stratum in Avaris.

Tel Nami

Tel Nami is een kleine plaats aan de kust van Israël, iets ten zuiden van de Karmel. Dankzij een vuurzee die de tweede fase van Area D verwoestte bleef een flinke hoeveelheid aardewerk bewaard, wat het interessant maakt voor de chronologie van Avaris.

Het aardewerk uit Area D is hetzelfde als dat uit Phase 3 in Aphek. 88 Phase 3 is blijkens het aardewerk in Avaris ongeveer de tijd van stratum G/1-3 (ca.1440-1410). 89 Voor deze synchronisatie is meer bewijs. Phase 3 in Aphek kan dankzij opnieuw aardewerk worden gesynchroniseerd met Phases E-H in Tel Ifshar; 90 in de tijd van deze Phases en van Area D in Tel Nami breikte het eerste Midden-Cypriotische aardewerk de Levantijnse kusten. Het is ook gevonden in Askelon, vanaf Phase 14 (dat zoals hierboven staat omstreeks 1440 eindigde), en in Avaris is Cypriotische invloed op het aardewerk te zien vanaf stratum G/4 (ca.1460-1440). Echt Cypriotisch aardewerk is aanwezig vanaf G/1-3 (ca.1440-1410). 91 Twee kruikjes van het Tell el-Yahudiyeh-aardewerk uit Area D in Tel Nami zijn vergelijkbaar met dit soort aardewerk uit stratum F in Avaris (ca.1410-1390). 92 Op basis van deze vondsten is Area D in Tel Nami te dateren op omstreeks 1450-1410 en de komst van het Midden-Cypriotische aardewerk op omstreeks 1450/40.

Een Egyptische zegeling uit Tel Nami, kennelijk het enige buiten het aardewerk om dat te dateren is, komt daarentegen uit de tijd van Senusret II (1496-1477)-Senusret III (1487-1449), en niet zoals eerder werd gedacht uit de tijd van Amenemhat III (1468-1420). 93 Dit is de tijd van stratum H (ca.1480-1460) en het eerste deel van G/4 (ca.1460-1440). Het is een stratum eerder dan verwacht. Dit past bij de volgende C14-dateringen. Area D werd bewoond vanaf het eind van de 20e eeuw tot de vuurzee in de eerste helft van de 19e eeuw. 94 De genoemde fases in Tel Ifshar zijn te dateren op het midden van de 19e eeuw, 92 stratum G/4 in de late 20e eeuw en G/1-3 in de eerste helft van de 19e eeuw 91 en stratum F in de tweede helft van de 19e eeuw 90. Hieruit blijkt dus dat Area D bewoond werd tijdens strata G/4 en G/1-3 en niet op 1450-1410 te dateren is, maar op 1470-1440, en de komst van het Midden-Cypriotische aardewerk op 1470/1460 uitkomt. De conclusie is dat het Levantijnse aardewerk, net als bij het hierboven besproken Tel Ifshar, Avaris een stratum later bereikte.

Dat Area D in Tel Nami op 1470-1440 te dateren is, blijkt uit een ander type aardewerk, het relatief zeldzame Levantine Painted. In tegenstelling tot het meeste aardewerk levert dit geen verschillen op met Avaris. Uit de periode dat Area D bewoond was 95 komen verschillende scherven hiervan die uit ongeveer dezelfde tijd komen. Er zijn parallellen met:

  • stratum H (ca.1480-1460) in Avaris, 96
  • Phase B in Tel Ifshar, 97, dat begon omstreeks 1490-1470,
  • Phase 2 in Aphek, 98 dat hetzelfde aardewerk heeft als G/4 (ca.1460-1440), 89
  • en Phases 1 en 2 in Sidon, waaronder een uit Burial 24 in Phase 2. 99 Burial 24 is van een kind, die in een zir werd begraven uit ongeveer de tijd van Amenemhat III (1468-1420) en het begin van XIII (ca.1445-). Een parallel van deze zir komt uit Avaris, uit stratum H of eerder; dat is niet duidelijk. 57

Sidon

Uit H, of omdat de vindplaats niet bij een duidelijk stratum hoort mogelijk een ouder stratum, komt een Egyptische voorraadkruik, van een type dat meestal zir wordt genoemd door aardewerkdeskundigen. Vergelijkbare zirs komen uit ongeveer de tijd van Amenemhat III (1468-1420) en het begin van dynastie XIII. Eenzelfde zir werd in Sidon gebruikt om, in wat tegenwoordig Burial 24 in Phase 2 heet, een kind te begraven. 57

Via een netwerk van archeologische sites is een connectie te leggen met een later stratum in Avaris. In dit graf lag ook Levantine Painted-aardewerk, waarvan een kom met een parallel in Megiddo, uit Gerstenbliths phase 3. 100 Deze phase 3 hoort gezien het aardewerk bij de midden-late Midden-Bronstijd IIA en was dus een tijdgenoot van Phase 3 in Aphek (een tijdgenoot van Area D in Tel Nami, omstreeks 1470-1440) en Phases 14-13 in Askelon (de overgang tussen beide was omstreeks 1440). 101 Beiden plaatsen Phase 3 in Aphek in ieder geval omstreeks 1450-1440. Maar Phase 3 was, dankzij opnieuw het aardewerk, een tijdgenoot van stratum G/1-3 in Avaris (ca.1440-1410) en het daar op volgende Phase 4 van stratum F (ca.1410-1390). 102 Het verschil in dateringen tussen Avaris en de Levant is opnieuw ongeveer een stratum in Avaris.

Stratum G/1-3
ca.1440-1410

Stratum G/1-3 duurde langer dan gebruikelijk. 103 Ik schat het daarom op 30 jaar.

Uit stratum G/1-2 komt een scarabee met een lotus op de achterkant. 104 Scarabeeën met lotussen zijn door Olga Tufnell gedateerd op de tijd van Neferhotep I (ca.1386-1375); ze deed dat op basis van twee van zulke scarabeeën, een van Neferhoteps zoon Sihathor en een van broer Khaneferre Sobekhotep. 105 G/1-2 is de latere tijd van dit stratum, dat ruim twee decennia voor Neferhoteps regering eindigde. Met zo weinig mogelijkheden om dit type scarabee te dateren is dit oké.

Nadat de dodencultus in Dahshur eindigde, ergens na Amenemhat III (1468-1420) en het begin van dynastie XIII (ca.1445-), en ook een tweede kolonisatie werd opgegeven, werd het afvalmateriaal gedumpt in complex 7. Hier zijn drinkkommen gevonden die, na een berekening, dezelfde index hebben als de drinkkommen van dit type in stratum G/1-3 in Avaris. 106 Deze indexen hebben alleen niet de door Bietak gewenste chronologische betekenis. Ze verschillen in dezelfde tijd per regio en zelfs per site. De index zegt dus alleen iets over de stratigrafie van de plaats waar ze gevonden zijn. 59 Maar voor complex no. 7 is die overeenkomst er wel, want het type Piriform 1a van het Tell el-Yahudiya-aardewerk lag in zowel stratum G/1-3 als complex 7. 107 In stratum F was Piriform 1a al vervangen door 1b. 108 De dodencultus werd kennelijk al vroeg na Amenemhat III’s dood beëindigd.

Epidemie

In een deel van Avaris werden aan het eind van dit stratum de doden slechts 20-40 centimeter diep begraven, zonder een vast patroon, zoals gebruikelijk was. Ze lagen niet zoals normaal, maar uitgestrekt; het lijkt een massagraf. In tegenstelling tot de andere graven kregen deze doden nauwelijks offers. Het lijkt het resultaat van een epidemie. 109

Kanaänieten en Israël

In stratum G/1-3 en het daar op volgende F groeide de Kanaänitische bevolking van Avaris. Voor een mogelijke connectie met de horzels die God voor de Israëlieten uit zou zenden om de Kanaänieten te verdrijven, zie hier.

Voor de handel in dit stratum met zuidelijk Israël, zie hier.

Zegel van Amenyseneb, burgemeester van Avaris. Het is gevonden in een afvalkuil met aardewerk uit het midden van dynastie XIII. Dit is de enige vermelding van de naam Avaris in alles wat is opgegraven. 110

Stratum F
ca.1410-1390

Qua aardewerk verschilde stratum F weinig met het vorige, want het grootste deel was nog steeds dat van dynastie XIII. Een deel bleef geïmporteerd worden uit zuidelijk Israël. Dit stratum is die van de Midden-Bronstijd IIA/B. 111 De zeldzame importen uit noordelijk Syrië komen niet meer voor in het volgende stratum. 112

Een cilinderzegel van Amenemhat III (1468-1420) is gevonden met aardewerk uit de tijd van stratum F. In de algemene geaccepteerde chronologie is dit meer dan 150 jaar na zijn dood. 113 In mijn chronologie is het slechts kort na zijn dood achtergelaten.

Een scarabee van de plaatsvervangend schatbewaarder ‘3m, wat “de Aziaat” betekent, is gevonden in tombe A/II-1/12 no. 5. Hier lag een Aziaat met wapens uit de Midden-Bronstijd IIA en 5 of 6 ezelsoffers bij de ingang – het hoogste aantal ezelsoffers dat ooit gevonden is bij een graf uit de Midden-Bronstijd. De scarabee kan van de begravene zijn. Normaal gesproken is dat onwaarschijnlijk, want de plaatsvervangend schatbewaarder deed dienst in de hoofdstad. Volgens Bietak: “In the small kingdom of Neḥesy or his successors centered at the capital of Avaris, however, the carrier of that rank would have only provincial importance and of course would have resided in Avaris (Tell el-Dab‘a).” Het zegel kan gedateerd worden op dynastie XIII (ca.1445-1292) of XIV (uiterlijk 1474-1290). 114

Nehesy

In stratum F werd de belangrijkste tempel in Avaris gebouwd, Temple III. Uit het gebied van dit complex, in kuilen die gegraven werden tijdens strata B en A/2, komen twee fragmenten van verschillende kalkstenen deurposten met de namen van koning Aasehre Nehesy. Omdat beide fragmenten van Nehesy waren is het onwaarschijnlijk dat ze ergens anders vandaan komen en het enige monumentale gebouw in dit gebied was Temple III. Bietak denkt daarom dat Nehesy Temple III bouwde. 114 Nehesy wordt hier vermeld als Aa[…]re Nehesy en Neh[esy].  115

Het is niet zeker of deze fragmenten wel uit deze tempel komen, en zo ja, bij welke bouwfase ze horen. De tempel bleef in gebruik tot en met stratum E/3 en werd ook toen nog uitgebouwd. 116 Een ander probleem is dat Nehesy’s scarabeeën volgens Ward het beste bij het midden van de Hyksos-periode passen. 117 Dat laatste hoeft niet beslissend te zijn, want in Edfu bleken zegelingen van dynastieën XIII en XV, die op basis van de stijlen een eeuw uit elkaar lagen, tegelijk gebruikt te worden met aardewerk uit de tijd van XIII. 118 Het enige wat dus met zekerheid gezegd kan worden is dat Nehesy voor stratum B leefde. Toch past een plaatsing van Nehesy in stratum F bij de datering van zijn waarschijnlijke vader en voorganger 119, Maaibre Sheshi. In het fort Uronarti, in Cusj, werd een zegelafdruk van Maaibre gevonden uit de periode vlak voordat het fort voor het eerst werd verlaten. Hier lagen ook zegelindrukken van Horus Khabau (ca.1412-1408) en Horus Djedkheperu (ca.1408-1404), twee koningen uit het eerste deel van XIII. 120 Zij regeerden rond het begin van stratum F. Als Sheshi kort daarna stierf kan Nehesy, ondanks de onduidelijkheid, toch de tempel hebben gebouwd.

Israël

Voor de archeologische connectie van stratum F met het Hazor van Ibni-Addu dat in Mari wordt vermeld en uiteindelijk verbrandde, en het Hazor van Jabin dat door Jozua werd verbrand, zie hier.

Voor de groter wordende invloed van de Kanaänieten in dit stratum, zie hier, en voor de handel in dit stratum met zuidelijk Israël, zie hier.

Stratum E/3
ca.1390-1370

Stratum E/3 heeft nog hetzelfde aardewerk als F. Het grootste verschil is dat sommige types niet meer voorkomen. 112

Uit E/3 komt een scarabee met de naam Sobekhotep. De naam is niet goed geschreven; het eerste deel staat achterstevoren. Hierom, en om het nbw-teken op de achtergrond, dateert Bietak dit op de tweede helft van XIII. De naam staat niet in een cartouche. 121 Dat laatste hoeft in deze periode niet te betekenen dat hij geen koning was, want hetzelfde geldt voor één van Khyans (ca.1381-1345) zegelingen. 122 Rond deze periode regeerden van de Sobekhoteps Sekhemre Sewadjtawy (ca.1390-1386), Khaneferre (ca.1375-1366), Merhotepre (ca.1366-1365), Khaankhre (ca.1365-1360) en Khahotepre (ca.1360-1356).

Kerma

Uit Tumulus X in Kerma in Cusj komen 22 scarabeeën van types uit dynastie XV. Sommige hebben anra-tekens, die onbekend zijn op koninklijke scarabeeën tot de tijd van Maaibre Sheshi. Een andere scarabee noemt schatbewaarder Har. 123 Har kan, door het uiterlijk van zijn scarabeeën, gedateerd worden op de tijd van Sheshi. 124 Alhoewel dit niet alles zegt, scarabeeën werden soms nog generaties lang gebruikt 125, komt uit Tumulus X ook een kruikje met vergelijkbare exemplaren in stratum F/E/3 in Avaris. Twee andere kruikjes zijn van types uit strata E/3 en E/2. In ieder geval E/2 was dus de tijd van de Hyksos en E/3 mogelijk ook. 126

Voor de datering van Sheshi rond het begin van stratum F, zie Nehesy.

Een laatste aanwijzing voor de datering van Tumulus X is een daar gevonden onderkant van een standbeeld van Sekhemre Khutawy. 127 Uit de tijd voor E/3 komen twee Sekhemre Khutawy’s, Horus Khabau (ca.1412-1408), een tijdgenoot van Sheshi, en Amenemhat Sobekhotep (1401-ca.1396).

Salitis

Dynastie XV begon met Salitis (ca.1402-1384). Volgens Manetho regeerde hij in Memphis en ontving tribuut uit heel Egypte. “In the Saïte nome he found a city very favourably situated on the east of the Bubastite branch of the Nile, and called Auaris after an ancient religious tradition. This place he rebuilt and fortified with massive walls, planting there a garrison of as many as 240,000 heavy-armed men to guard his frontier. Here he would come in summer-time, partly to serve out rations and pay his troops, partly to train them carefully in manoeuvres and so strike terror into foreign tribes. After reigning for 19 years, Salitis died”. 128

Salitis herbouwde Avaris, wat zal betekenen dat met zijn aankomst een nieuw stratum begon. In mijn chronologie is E/3 het allereerste stratum dat bij de Hyksos-tijd kan horen. Ik kan niets vinden over eventuele muren en andere versterkingen van Avaris, maar het was een stad van soldaten. Dat gold voor zowel strata H, G/4, G/1-3 en F 129 als later. Kamose, de laatste koning van dynastie XVII en broer van Ahmose I (1290-1265), roofde “ontelbare bronzen strijdbijlen” uit Avaris. 130

Byblos

Uit Tomb I in Byblos komt een kruik met de naam van Amenemhat III (1468-1420), en uit Tomb II komt een kist van obsidiaan met de naam van Amenemhat IV (1425-1416). Dankzij de vele andere grafgoederen die bewaard zijn gebleven, blijkt dat de materiële cultuur van Tomb I dezelfde is als die van stratum E/3 in Avaris, en de cultuur van Tomb II dezelfde als die van strata E/3-E/2. Uit Tomb I komt ook een scarabee van koningsdochter Nbw-m-Jwnt; zij is mogelijk de koningsdochter van die naam die bekend is van een scarabee uit het midden van dynastie XIII. In de lage chronologie van Avaris kwam E/3 een lange tijd na de Amenemhats en waren de spullen met hun namen geen giften van de Amenemhats, zoals altijd werd gedacht, maar waarschijnlijk gestolen uit Egypte. 131

In mijn chronologie kwam E/3 een stratum na de Amenemhats en is ongeveer het midden van dynastie XIII, de tijd van prinses Nbw-m-Jwnt. Zolang de materiële cultuur van de Levant Avaris gemiddeld een stratum later bereikte, wat blijkt uit de archeologie van onder andere Tel Ifshar en Tel Nami, kunnen beide koningen worden gedateerd op een voorgaand stratum. De grafgoederen zijn dan toch giften van de Amenemhats aan de heersers van Byblos.

Uit Tombs I-III gezamenlijk komt weinig Egyptisch aardewerk. Drie kommen en één zir kunnen worden gedateerd op het late Middenrijk, ofwel de tijd tot en met Merneferre Ay (ca.1346-1323); vergelijkbare kommen zijn gevonden in Avaris in strata H (ca.1480-1460) tot en met F (ca.1410-1390). Van de tweede zir zijn vergelijkbare exemplaren gevonden in Egypte, onder andere in Avaris, uit de late Hyksos-periode en de vroege dynastie XVIII (1290-). 132 Voor de tweede zir verwijst Ben-Tor naar afbeelding 5 in figuur 9 in Bietak 1991; deze komt uit de tweede helft van de Hyksos-periode (ca.1339-1276). 133 De datering van de kommen past bij Amenemhat III en IV. Ik kon niet vinden of de tweede zir uit Tomb III komt, Ben-Tors bron daarvoor kan ik niet inzien, maar Tomb III en IV zijn later dan I en II 134.

Israël

Voor de handel uit dit stratum met zuidelijk Israël, zie hier.

Stratum E/2
ca.1370-1345

Zoals gezegd in de inleiding duurde een stratum gemiddeld 20 jaar, wat de lengte van een Egyptische generatie is. Uit stambomen die teruggaan tot Seti I en Ramses II blijkt dat de gemiddelde generatielengte over meerdere eeuwen iets hoger is dan 20 jaar. Ik schat daarom E/2, dat midden tussen strata ligt die al 20 jaar duurden, op 25 jaar.

In dit stratum duiken de eerste types aardewerk op die geassocieerd worden met de Hyksos. 135 Ook komen de eerste scarabeeën voor met het rdy-R‘-motief; dit komt alleen voor in de eerste helft van de Hyksosperiode en kort daarvoor. 114

Voor aanwijzingen uit Kerma in Cusj dat E/2 de tijd van de Hyksos was, zie Kerma.

Khyan

Zegelingen van Khyan (ca.1381-1345) zijn in Avaris gevonden vanaf de transitie E/2-E/1, dus omstreeks 1355-1345, tot en met D/2. Helaas lag geen van alle in een originele context. Deze zegelingen geven daarom alleen een uiterste periode voor zijn kroning. 136 Ook volgens Bietak geven dateerbare voorwerpen met een koninklijke naam alleen de laatste periode waarin de koning geregeerd kan hebben. 125

In Edfu, in Opper-Egypte, zijn Khyans zegelingen samen gevonden met die van Khaneferre Sobekhotep (ca.1375-1366). Het aardewerk bij deze zegelingen past in het traditionele schema alleen bij Khaneferres tijd. 118 Ook volgens C14-datering leefden beide koningen in dezelfde tijd. 137 Ik neem daarom aan dat Khyan en Khaneferre echt tijdgenoten van elkaar waren. (Een extra reden in mijn achterhoofd is dat de chronologie van Egypte naar mijn mening in bijvoorbeeld de versie van Wikipedia honderden jaren te lang is, en dit een reden geeft om weer een eeuw in te korten. Toch is het fijn om het bevestigd te zien.)

In area F/II in Avaris zijn zegelingen van Sekhemre Sewadjtawy Sobekhotep (ca.1390-1386) en Neferhotep I (ca.1386-1375) uit dynastie XIII gevonden in een afvaldump, samen met een grote hoeveelheid aardewerk uit de Hyksos-periode. 138 In dit stratum lagen ook zegelingen van Khyan. Het afval kwam uit het lokale stratum c of jonger; dit is, afhankelijk van de archeoloog, het hoofdstratum D/3, E/1-D/3 of de latere Hyksostijd. 139 De zegelingen van de eerste twee komen uit een afvaldump en het is dus helaas niet duidelijk of ze tijdgenoten waren, maar de zegelingen van Edfu maken het een interessante vondst. 140

Deze ontdekking is controversieel, omdat Khyan meestal zo’n 100 jaar na Khaneferre wordt gedateerd. Er zijn dan ook argumenten tegen de conclusie dat zij tijdgenoten waren, in dit geval door Bietak. 141 Daar is wat tegen in te brengen:

  • Bietak neemt nauwelijks de tijd om naar Manetho’s weergave van XV te kijken en schuift hem, door de verschillende versies waarin de lijst overgeleverd is, meteen af als onbetrouwbaar. Hij kijkt alleen naar Josephus’ versie, waar Khyan (Apachnan) drie koningen voor zijn zoon Yinassi (Iannas) voorkomt. Uit alle verschillende versies is daarentegen één oorspronkelijke lijst samen te stellen die alle verschillen verklaart. Iannas komt hierin direct na Apachnan, die aan het begin van XV blijft staan zoals uit de archeologie van Edfu blijkt. Voor de details, zie hier.
  • Bietaks conclusie dat een datering op basis van aardewerk “niet overtuigend” is, is interessant. Verder heeft hij namelijk het volste vertrouwen in deze dateringsmethode. Hij baseert zelfs zijn hele chronologie van de Midden-Bronstijd in de Levant op overeenkomsten in het daar gevonden aardewerk met dat uit Avaris, waaronder vondsten uit Askelon, waar Egyptische zegelingen zijn chronologie bevestigen. 142 Ook interessant is dat hij de verschillende strata van Avaris dateert aan de hand van het daar gevonden aardewerk, maar de details die leidden tot zijn conclusies heeft hij, in tegenstelling tot wat met het aardewerk bij Khyans en Khaneferres zegelingen is gebeurd, nooit gepubliceerd. 143 Dit punt neem ik daarom niet van hem aan.
  • De paar scherven aardewerk die hij dateert op XVII kunnen vroege exemplaren zijn en wegen niet op tegen het grootste deel van het aardewerk, dat zoals gezegd een datering rond Khaneferres tijd oplevert. De scherven uit XVII passen juist goed bij mijn ingekorte chronologie. Als XVII zo’n 40 jaar duurde – Ryholt schat XVII op zo’n 31 jaar 144, maar aan zijn lijst kunnen een paar koningen worden toegevoegd 145 – begon ze rond 1330, slechts een paar decennia na Khaneferre en Khyan. De scherven uit XVII zijn dan vroege exemplaren en niet voor niets slechts een paar, tegenover het grote geheel uit Khaneferres tijd.
  • De ontdekking uit Edfu gooit de huidige “vastgestelde” volgorde van scarabeeën overhoop, want de designs die in XV werden gebruikt komen daarin altijd pas na de designs uit XIII. Dit is geen argument, want ondanks al het onderzoek dat naar de scarabeeën is gedaan, is die volgorde alleen een moderne reconstructie en niet de praktijk van meer dan 3000 jaar geleden.
  • Bietak schuift de C14-datering die Khaneferre en Khyan in dezelfde tijd plaatst af op een stuk oud, hergebruikt hout. Deze C14-datering van Khyan is namelijk 100 jaar eerder dan hij verwacht. Zijn volledige chronologie van Avaris daarentegen is telkens ongeveer 120 jaar later dan met C14 kan worden verwacht 146 en past bij de C14-datering die hij eenvoudig opzij schuift.
  • Het laatste argument is dat Khyans zegelingen zijn gevonden met aardewerk uit de tijd van XIII, terwijl zijn zegelingen in Avaris in strata met aardewerk uit XV lagen. Maar geen van Khyans zegelingen in Avaris komt uit hun oorspronkelijke context. Koninklijke zegelingen komen in het algemeen vaak voor in latere periodes en contexten, en kunnen helaas niet altijd gebruikt worden om die koning te dateren. 136 Ook in Avaris zijn Khyans zegelingen gevonden met zegelingen uit het late Middenrijk en de Tweede Tussenperiode. 147
    In mijn chronologie regeerde Khyan al aan het eind van stratum E/3 (ca.1390-1370). In die tijd werd in Avaris nog het aardewerk uit dynastie XIII gebruikt 112 en dan is het niet vreemd dat deze types aardewerk, en niet die wat meestal worden geassocieerd met XV, bij zijn zegelingen in Edfu is gevonden.

Ik zie dus geen redenen om Khyan niet als tijdgenoot van Khaneferre te zien.

Israël

Voor de plotselinge bevolkingsgroei tussen strata E/2 en E/1, en de mogelijkheid dat deze bewoners in ieder geval gedeeltelijk verdreven werden door de Israëlieten toen zij de Kanaänieten in hun land onderwierpen aan herendiensten, zie hier.

Stratum E/1
ca.1345-1325

Uit dit stratum komen verschillende scarabeeën met patronen uit de Hyksostijd. 148 Uit Tomb A/II-n/15 no. 1 komen scarabeeën met de naam van Senusret I (1570-1525). Het bovenste deel van deze tombe is helaas verwoest door landbouw uit de laatste eeuwen, dus de tombe kan ook bij D/3 horen, maar het aardewerk en de wapens komen niet later voor dan D/1. 149 De meeste scarabeeën met koningsnamen als Senusret I werden waarschijnlijk pas later gemaakt. Ze horen thuis in dynastie XV; de hierop staande versie van de k3-hiëroglief komt voor de Hyksosperiode nauwelijks voor. Dat geldt ook voor het design bij de vleugels, dat al niet meer bij het begin van de Hyksosperiode past. 150

Israël

Voor de handel uit dit stratum met zuidelijk Israël, zie hier.

Stratum D/3
ca.1325-1305

Uit D/3 komen twee bronzen platen van koning Neferhotep. Deze zijn bewust vernield met hamers en spijkers. 151 Dat zegt niet veel, want welke Neferhotep hier bedoeld wordt is niet gezegd. Het is mogelijk dat dit de door Ryholt genoemde twee deksels van kruiken uit D/3 zijn, waar de naam Neferhotep zonder prenomen op staat. Deze deksels waren gewijd aan Montu en Osiris-Khentamentiu, heer van Abydos, wat betekent dat ze mogelijk uit Thebe komen, waar Montu en Osiris werden aanbeden. Het gaat hier dan mogelijk om Neferhotep III uit dynastie XVI. 152

Uit opgravingsgebied A/V, tussen twee muren van strata D/3 en D/2, komt een scarabee van “de zoon van Re Shenshek”. Deze koning is verder onbekend. 149

Israël

Voor de handel uit dit stratum met zuidelijk Israël, zie hier.

Stratum D/2
ca.1305-1275

D/2 duurde langer dan gemiddeld. 153 Ik geef het daarom 30 jaar.

De val van Avaris

Net als Bietak identificeer ik D/2 met het Avaris dat ca.1276 door Ahmose I op de Hyksos werd veroverd. Daar heeft hij goede punten voor.

Manetho schreef dat Thummosis (Ahmose) Avaris belegerde, maar uit wanhoop een verdrag sloot zodat alle bewoners Egypte ongehinderd konden verlaten. Er wordt niks gezegd over een verwoesting. 154 D/2, het laatste stratum waarin nog Kanaänieten met hun cultuur in Avaris woonden, werd grotendeels pas verwoest door diepe funderingen uit dynastie XIX en de Late Periode. Er is geen bewijs van een verovering, zoals een lading lijken van gesneuvelde soldaten. Uit de latere strata komt alleen uit D/1, binnen de muren van de tempel van Seth, bewijs van de Hyksos. Dat past uitstekend bij wat Manetho schreef over hun vreedzame vertrek. Wel zijn de tombes flink geplunderd. 155 Dat laatste is geen bewijs voor een verovering, want tombes uit bijvoorbeeld strata H en G/4, die tijdens D/2 allang onder latere stadsdelen lagen, zijn ook flink geplunderd 156. De scarabeeën uit D/2 horen nog bij de Hyksos-periode. Geen enkele scarabee kan gedateerd worden op dynastie XVIII. 151 De Hyksos begroeven hun doden binnen hun huizen, en dat stopt plotseling aan het eind van D/2. 157 Er is dus alle reden om de verlating van D/2 te koppelen aan het einde van de Hyksos-tijd in Avaris, en daarmee met de verovering van de stad door Ahmose.

In de hoge chronologie van Avaris is D/2 alleen als verlaten te beschouwen doordat alle ruïnes van de belangrijkste stadsdelen boven dit niveau kaalgehaald zijn. 158 Dat geldt voor het stadscentrum in R/I en het centrum in F/I, maar de (noord)oostelijke delen A/I-V werden na een duidelijk hiaat onderdeel van de door Ramses II (1043-977) gestichte hoofdstad, Pi-Ramesse. Alleen het paleisdistrict, H/I-VI, bleef direct na D/2 nog bewoond. 159 Ook R/IV, met huizen en graven bij de haven, lag verlaten tussen het eind van de Tweede Tussenperiode en de bouw van Pi-Ramesse. 160

Na de val van Avaris was vertrokken de Aziatische bewoners van de oostelijke Delta niet allemaal naar de zuidelijke Levant, zoals meestal wordt gedacht. De bewoners kunnen door Ahmose verdeeld zijn over Egypte. Als het paleisdistrict, dat na de val bewoond bleef, de uit teksten bekende havenstad Peru-nefer is, werden hier Kanaänitische goden aanbeden, zoals Baäl-Zefon, Astarte en Qudshu, cultussen die uit Avaris lijken te komen. Binnen de tempelmuren van Seth bleef het Hyksos-aardewerk, dat bestond uit tussenvormen uit het Midden-Oosten en Egypte, nog een tijd in gebruik. Ook zijn daar scarabeeën gevonden met dezelfde symbolen en rugvormen. 161

Babylon

Uit een put die gedempt werd tijdens stratum D/2 komt een fragment van een kleitablet. Het fragment is slechts 2 x 1,1 x 1,1 centimeter, maar door de kwaliteit en de manier van schrijven is te concluderen dat dit fragment uit zuidelijk Mesopotamië komt, uit de tijd van Hammurabi (1445-1403)’s opvolgers. De schrijfwijze, een cursief en heel klein geschreven steno, lijkt in Sippar vooral gebruikt te zijn in de late tijd van Ammi-saduqa (1299-1279) en in de tijd van Samsu-ditana (1278-1253), de laatste koningen van de dynastie. 162 In de put lag ook aardewerk uit het midden- en de late Hyksos-periode. 163

Internationale correspondentie werd waarschijnlijk na 20-40 jaar weggegooid. 164 De brief werd dan omstreeks 1260-1210 weggegooid, wat later is dan verwacht. Het zijn daarentegen schattingen. Het is mogelijk dat de brief van Ammi-saduqa was en werd weggegooid toen er contact was gelegd met zijn opvolger, of dat ze een slachtoffer is van de verovering van Avaris aan het eind van D/2. Ahmose had niks te maken met de correspondentie van zijn tegenstander en kon de brief direct hebben weggegooid.

Stratum D/1
ca.1275-1255

In vergelijking met het Griekse aardewerk dat ook in Kom Rabi‘a (Memphis) werd gevonden, past stratum e/1.1 in ‘Ezbet Helmi, ofwel het tweede deel van het algemene stratum D/1, in de tijd van Ahmose I (1290-1265). 165 Perla Fuscaldo identificieert D/2 door het aardewerk als het laatste Hyksos-stratum, en D/1 en C/3 als de eerste strata van XVIII. 166

Tijdens D/1 werd Avaris voor zover bekend alleen bewoond in het paleisdistrict. Hier stond een groot complex van voorraadgebouwen en ronde silo’s. Er waren stallen en er was plek voor graan; dit alles was omringd door een muur. Het was een flinke tijd in gebruik, want de silo’s werden maar liefst vier keer in ere hersteld. 167 In het tweede deel van D/1 werd een aantal jonge mannen begraven in Avaris. Verschillende van hen hadden wonden, dus er wordt gedacht dat ze gesneuveld waren. Waar of wat is onduidelijk. Na een bestudering van hun skeletten bleken het in ieder geval geen Cusjieten te zijn. 168

In de periode voor de oorlog die leidde tot de val van Avaris was Egypte weliswaar verdeeld tussen XV en XVII, maar stonden beide delen op goede voet met elkaar. Volgens een stela van Kamose, de laatste heerser van XVII en de broer van Ahmose I: “Behold, it is Asiatic water as far as Cusae, and they have pulled out their tongues that they might speak all together, we are at ease in our (part of) Egypt. Elephantine is strong, and the middle (of the land) is with us as far as Cusae. The sleekest of their fields are plowed for us, and our cattle are pastured in the Delta. Emmer is sent for our pigs.” 169 Dit alles zal niet geëindigd zijn na de val van Avaris. Het is dus mogelijk dat de opslagplaatsen uit D/1 bedoeld waren om graan en vee naar het zuiden te transporteren, maar dat is een gok van mij.

Stratum C/3
ca.1255-1225

C/3 duurde langer dan gebruikelijk. 158 Ik geef het daarom 30 jaar.

In stratum C/3 zijn scarabeeën van Ahmose I (1290-1265) en Amenhotep I (1265-1244) gevonden, in een woongedeelte dat tegen het paleis aan stond. Voor de bouw van dit paleis werd een Hyksos-muur gedeeltelijk gesloopt, dus het paleis kwam na de Hyksosperiode. In vergelijking met het Griekse aardewerk dat ook in Kom Rabi‘a (Memphis) werd gevonden past stratum C/3 in de tijd van Amenhotep I. Een Egyptische Marl D-amfora heeft mogelijk te maken met de wijnproductie hier, en betekent dan dat C/3 uit de tijd na de val van Avaris dateert. 170

Een deel van het Egyptische aardewerk uit C/3 is van dezelfde stijl als dat uit de tijd van Hatshepsut (1228-1208) en Thutmose III (1229-1175), zoals vooral gevonden is in graven met zijn scarabeeën of zegelingen. Het kan al eerder zijn gemaakt, in de tijd van Thutmose I (1244-1232). 171

Kerma

In zowel strata d als c in ‘Ezbet Helmi, ofwel de algmene strata C/3 en C/2, is aardewerk uit Kerma, in Cusj, gevonden. Thutmose I (1244-1232) veroverde Kerma en het is mogelijk dat dit aardewerk daarvoor naar Ezbet Helmi werd gebracht. In vergelijking met het Griekse aardewerk dat ook in Kom Rabi‘a werd gevonden past stratum c (C/2) in de tijd van Thutmose I. 172

Stratum C/2
ca.1225-1195

C/2 duurde langer dan gebruikelijk. 158 Ik geef het daarom 30 jaar.

Het aardewerk uit C/2 hoort net als dat van C/3 bij een kennelijk niet precies gedefinieerde “Thutmosid period”. 173

Uit C/2 komen scarabeeën van Ahmose I (1290-1265), zijn vrouw Ahmose-Nefertari, Amenhotep I (1265-1244), Thutmose I (1244-1232), Thutmose III (1229-1175) en Amenhotep II (1178-1152). 174 Deze scarabeeën komen uit een werkplaats die gebouwd was op Palace F in C/2; de werkplaats was dus later dan het stratum. 175 Het is mogelijk dat de, enige, scarabee van Amenhotep II hier pas later belandde. 158

De uitbarsting van Thera

Thera (Santorini) is een eiland in de Egeïsche Zee. In de tijd van de laatste hier besproken strata van Avaris was er een enorme vulkaanuitbarsting, waarvan puimsteen is gevonden in heel het oostelijke Middellandse Zee-gebied. Het puimsteen komt voor vanaf stratum C/2. C14-dateringen plaatsen de uitbarsting, C/2 en het puimsteen uit Tell el-‘Ajjul in de huidige Gazastrook in dezelfde tijd.

Puimsteen van de uitbarsting komt in Avaris voor vanaf stratum C/2 (ca.1225-1195). 176 Het is gevonden in secundaire contexten, zoals werkplaatsen. 177 C/2 is met C14 te dateren op de laatste decennia voor 1600, eventueel iets later. 178 In Tell el-‘Ajjul, dat mogelijk het Saruhen uit de Egyptische teksten en de Bijbel is, komt het puimsteen van Thera voor vanaf de vroege fase van H5. Thera zal daarom op zijn vroegst in H6 zijn uitgebarsten. C14-dateringen plaatsen H6 omstreeks 1600, plusminus een paar decennia, en de latere fase van H5 tegen het midden van de 16e eeuw. 179 De uitbarsting van Thera is, met dank aan vele C14-dateringen, te plaatsen in 1640-1600 180 of, volgens een datering uit 2022, in 1606-1589 181. Een jaartal rond 1610-1600 is zowel de tijd van C/2 als H6.

Dit past bij een type aardewerk uit Cyprus dat tegenwoordig White Slip I wordt genoemd. Een kom hiervan is gevonden op Thera, in de puimsteenlaag van de uitbarsting, en het komt in Tell el-‘Ajjul voor vanaf H5. 182 White Slip I komt in Avaris voor vanaf C/3. 8

De enig mogelijke tekst over Thera’s uitbarsting is Ahmoses Tempest Stela. Volgens deze stela werd Egypte getroffen door een gigantische storm, die in heel het land overstromingen veroorzaakte en tombes, tempels en piramides verwoestte. Dit is geen metafoor voor de Hyksos-verheersing, zoals wel wordt gedacht, maar een goede beschrijving van de gevolgen van Thera’s uitbarsting. 183 Ahmose regeerde daar te vroeg voor; hij stierf tijdens stratum D/1 (ca.1275-1255). De stela kan daarom gaan over een van de twee eerdere vulkaanuitbarstingen in de regio, in C14-termen rond 1653 en 1628/7 184.

laatste wijzigingen:
15 april 2023: toegevoegd Ryholts opmerking over de naam Neferhotep in stratum D/3
21-22 juni 2023: het stuk over Khyans datering uitgebreid
8 januari 2024: toevoeging van Amenemhat III’s zegel bij stratum F
24 januari 2024: toegevoegd C14-datering van Tel Kabri
6 februari 2024: bespreking van de brief uit Babylon uit stratum D/2 gewijzigd n.a.v. mijn nieuwe chronologie van Babylon
17 maart 2024: toevoeging Egyptisch aardewerk uit Byblos
18 maart 2024: toegevoegd het punt over Amenemhat III’s scarabeeën in Kanaän
20 april 2024: toegevoegd C14-dateringen van het begin van de Midden-Bronstijd IIB

  1. Ernst Czerny, The orthogonal planned settlement of the early Middle Kingdo (F/I, stratum e)[][][]
  2. Bietak (2013), p. 78[]
  3. Irene Forstner-Müller, Avaris, its harbours and the Perunefer problem, in Egyptian Archaeology 45 (2014), p. 32-35[]
  4. Hölfmayer (2015), p. 272[]
  5. Uwe Zerbst en Peter van der Veen, Does Radiocarbon Provide the Answer?, in Solomon and Shishak: BICANE Colloquium (Cambridge 2011) (2015), p. 215-217[]
  6. Katharina Streit, A Maximalist Interpretation of the Execration Texts – Archaeological and Historical Implications of a High Chronology, in Journal of Ancient Egyptian Interconnections 13 (2017), p. 62[]
  7. Walter Kutschera, Manfred Bietak, Eva Maria Wild, Christopher Bronk Ramsey, Michael Dee, Robin Golser, Karin Kopetzky, Peter Stadler, Peter Steier, Ursula Thanheiser en Franz Weninger, The Chronology of Tell el-Daba: A Crucial Meeting Point of 14C Dating, Archaeology, and Egyptology in the 2nd Millennium BC, in Radiocarbon 54(3-4) (2013), p. 418[]
  8. David A. Aston, How Early (and How Late) Can Khyan Really Be, An Essay Based on >Conventional Archaeological Methods<, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 25[][]
  9. Susan Cohen, Synchronisms and Significance: Reevaluating Interconnections Between Middle Kingdom Egypt and the Southern Levant, in Journal of Ancient Egyptian Interconnections 4:3 (2012), p. 2-4[]
  10. Sturt W. Manning, Felix Höflmayer, Nadine Moeller, Michael W. Dee, Christopher Bronk Ramsey, Dominik Fleitmann, Thomas Higham, Walter Kutschera en Eva Maria Wild, Dating the Thera (Santorini) eruption: archaeological and scientific evidence supporting a high chronology, in Antiquity, Volume 88, Issue 324 (2014), p. 1175[]
  11. Felix Höflmayer en Sturt W. Manning, A Synchronized Early Middle Bronze Age Chronology for Egypt, the Levant, and Mesopotamia, in Journal of Near Eastern Studies Vol. 81.1 (April 2022), p. 11[]
  12. Felix Höflmayer, Assaf Yasur-Landau, Eric H. Cline, Michael W. Dee, Brita Lorentzen en Simone Riehl, New Radiocarbon Dates from Tel Kabri Support a High Middle Bronze Age Chronology, in Radiocarbon, Vol. 58, Nr. 3 (2016), p. 611[]
  13. Bietak (1991), p. 49, en Bietak (2013), p. 81, en Manfred Bietak, The End of the High Chronology in the Aegean and the Levant? Recent Discussions about the Chronology of the Middle and the Late Bronze Ages in the Eastern Mediterranean, Part II, in Bibliotheca Orientalis LXXVII/3/4 (2021), kolom 34[]
  14. Forstner-Müller en Reali (2018), p. 119[]
  15. Tine Bagh, Tell el-Dabca XXIII, Levantine Painted Ware From Egypt and the Levant (2013), p. 40-41[]
  16. Arnold (1992), p. 56-57[]
  17. By David Schmid, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=38800803[]
  18. Ernst Czerny, Tell el Dab`a XXII – “Der Mund der beiden Wege”, Die Siedlung und der Tempelbezirk des Mittleren Reiches von Ezbet Ruschdi (2015), Die Funde, p. 435-439[]
  19. Czerny, Die Funde, op. cit., p. 422[]
  20. Czerny, Die Funde, op. cit., p. 378[]
  21. Czerny, Die Funde, op. cit., p. 425, 427[]
  22. Ernst Czerny, Tell el Dab`a XXII – “Der Mund der beiden Wege”, Die Siedlung und der Tempelbezirk des Mittleren Reiches von Ezbet Ruschdi (2015), English Abstract, p. 472[]
  23. Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 2.9.1[]
  24. Jozef Hudec, Miroslav Černý, Emil Fulajtár, Khaled Fareed en Mustafa Nour el-Din, Discoveries on Fortifications at Tell el-Retaba, in Asian and African Studies, Volume 27, Number 1 (2018), p. 27-32[]
  25. Bietak (2010a), p. 17[]
  26. Bietak (1991), p. 31[]
  27. Ernst Czerny, Tell el Dab`a XXII – “Der Mund der beiden Wege”, Die Siedlung und der Tempelbezirk des Mittleren Reiches von Ezbet Ruschdi (2015), Das Areal R/I, p. 29-30[]
  28. Bagh (2013), op. cit., p. 41[]
  29. Czerny, Das Areal R/I, op. cit., p. 31-33[]
  30. Czerny, English Abstract, op. cit., p. 471[]
  31. Bagh (2013), op. cit., p. 45[][]
  32. Arnold (1992), p. 54[]
  33. Czerny, English Abstract, op. cit., p. 472[]
  34. Czerny, English Abstract, op. cit., p. 470[]
  35. Ernst Czerny, Tell el Dab`a XXII – “Der Mund der beiden Wege”, Die Siedlung und der Tempelbezirk des Mittleren Reiches von Ezbet Ruschdi (2015), Résumé, p. 443[]
  36. Bietak, Dorner, Bagh, Czerny en Bartosek, op. cit., p. 36[]
  37. Bietak, Dorner, Bagh, Czerny en Bartosek, op. cit., p. 36, met p. 38 voor de datering van de waterafvoer[]
  38. Czerny, Die Funde, op. cit., p. 419[]
  39. Czerny, Das Areal R/I, op. cit., p. 78, 80[]
  40. Bietak, Dorner, Bagh, Czerny en Bartosek, op. cit., p. 30[]
  41. Manfred Bietak, Josef Dorner, Tine Bagh, Ernst Czerny en Johann Bartosek, Der Tempel und die Siedlung des Mittleren Reiches bei ‘Ezbet Ruschdi: Grabungsvorbericht 1996, in Ägypten und Levante / Egypt and the Levant, Vol. 8 (1998), p. 18[]
  42. Höflmayer (2018), p. 158[]
  43. Höflmayer (2015), p. 284[]
  44. Höflmayer (2018), p. 159[]
  45. Bietak, Dorner, Bagh, Czerny en Bartosek, op. cit., p. 18[][]
  46. Manfred Bietak, The End of the High Chronology in the Aegean and the Levant? Recent Discussions about the Chronology of the Middle and the Late Bronze Ages in the Eastern Mediterranean, Part II, in Bibliotheca Orientalis LXXVII/3/4 (2021), kolom 32-33, met voetnoot 49[]
  47. Czerny, Das Areal R/I, op. cit., p. 164[]
  48. Czerny, Das Areal R/I, op. cit., p. 85[]
  49. Bietak, Dorner, Bagh, Czerny en Bartosek, op. cit., p. 19[]
  50. Bietak (1984), p. 38, 39[]
  51. Czerny, Das Areal R/I, op. cit., p. 160-161[]
  52. Czerny, Das Real R/I, op. cit., p. 165[]
  53. Czerny, Die Funde, op. cit., p. 265[]
  54. Czerny, Die Funde, op. cit., p. 263-264[]
  55. Bagh (2013), op. cit., p. 41-42[]
  56. Bietak (1991), p. 32-33[]
  57. Bettina Bader, Irene Forstner-Müller, Karin Kopetzky en Claude Doumet-Serhal, An Egyptian Jar from Sidon in is Egyptian Context. Some Fresh Evidence, in Archaeology & History in the Lebanon 29 (Spring 2009), p. 79-83[][][]
  58. Bietak (1984), p. 480, en Bietak (1991), p. 49, en Bietak (2013), p. 97[]
  59. Natasha D. Ayers, Pottery from the Late Middle Kingdom through the Second Intermediate Period at Tell Edfu, The Broader Archaeological Context of the Khyan Sealings, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 59[][]
  60. Weinstein (1992), p. 32[]
  61. Weinstein (1992), p. 29[]
  62. Bietak (2013), p. 92[]
  63. Ezra S. Marcus, Yosef Porath en Samuel M. Paley, The Early Middle Bronze Age IIa Phases at Tel Ifshar and their External Relations, in Ägypten und Levante / Egypt and the Levant 18 (2008), p. 229-231, 235-237[]
  64. Ezra S. Marcus, Yosef Porath, Robert Schiestl, Anne Seiler en Samuel M. Paley, The Middle Kingdom Egyptian Pottery from Middle Bronze Age IIa Tel Ifshar, in Ägypten und Levante / Egypt and the Levant 18 (2008), p. 213[]
  65. Höflmayer (2015), p. 280[]
  66. Bagh (2013), op. cit., p. 112-113, met p. 227 voor de datering van kruik 40c uit Tel Ifshar en p. 224 voor de datering van kruik 38a uit Aphek[]
  67. Bagh (2013), op. cit., p. 111[]
  68. Tine Bagh, Early Middle Kingdom Seals and Sealings from Abu Ghâlib in the Western Nile Delta – Observations, in Scarabs of the Second Millennium BC from Egypt, Nubia, Crete and the Levant: Chronological and Historical Implications (2004), p. 13-25[]
  69. Irene Forstner-Müller en Karin Kopetzky, An Upper Egyptian Import at Sidon, in Archaology & History in the Lebanon, Issue 24 (Winter 2006), p. 60[]
  70. Bietak (1991), p. 49[][]
  71. Bietak (1991), p. 63, voetnoot 26[]
  72. Bietak (1991), p. 36[]
  73. Bietak (1991), p. 50[]
  74. Bagh (2013), op. cit., p. 54[]
  75. By Khruner, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=91818853[]
  76. Bietak (1991), p. 49-50[]
  77. Manfred Bietak, Karin Kopetzky, Lawrence E. Stager en Ross Voss, Synchronisation of Stratigraphies: Ashkelon and Tell el-Dab‘a, in Egypt and the Levant 18 (2008), p. 49-50[]
  78. Lawrence C. Stager en Ross J. Voss, Egyptian Pottery Found in Middle Bronze Age Ashkelon, in Ashkelon 6, The Middle Bronze Age Ramparts and Gates of the North Slope and Later Fortifications (2018), p. 238-239[]
  79. Manfred Bietak, The End of the High Chronology in the Aegean and the Levant? Recent Discussions about the Chronology of the Middle and the Late Bronze Ages in the Eastern Mediterranean, Part II, in Bibliotheca Orientalis LXXVII/3/4 (2021), kolom 34, 37-38[]
  80. Daphna Ben-Tor, Evidence for Middle Bronze Age Chronology and Synchronisms in the Levant: A Response to Höflmayer et al. 2016, in Bulletin of the Amerian Schools of Oriental Resarch 379 (2018), p. 46-49[]
  81. Ryholt (1997), p. 34[]
  82. Julien Siesse, L’identité du fondateur de la 13e dynastie : Amenemhat-Sobekhotep ou Ougaf? in Sésostris III et la fin du Moyen Empire, Cripel 31 (2016-2017), p. 167[]
  83. Ben-Tor en Bell, op. cit., p. 378[]
  84. Manfred Bietak, Karin Kopetzky, Lawrence E. Stager en Ross Voss, Synchronisation of Stratigraphies: Ashkelon and Tell el-Dab‘a, in Egypt and the Levant 18 (2008), p. 52-53[]
  85. Daphna Ben-Tor, Chapter 14: Two Scarabs from an Early Middle Bronze Age Tomb, in Two Bronze Age Cemeteries in the Qirya Quarter of Tel Aviv (2022), p. 144[]
  86. Höflmayer (2015), p. 274-275[]
  87. Höflmayer (2015), p. 275-277, en Felix Höflmayer, Jens Kamlah, Hélène Sader, Michael W. Dee, Walter Kutschera, Eva Maria Wild en Simone Riehl, New Evidence for Middle Bronze Age Chronology and Synchronisms in the Levant: Radiocarbon Dates from Tell el-Burak, Tell el-Dab‘a, and Tel Ifshar Compared, in Bulletin of the American Schools of Oriental Research 375 (2016), p. 60[]
  88. Felix Hölfmayer, Tel Nami, Cyprus, and Egypt: Radiocarbon Dates and Early Middle Bronze Age Chronology, in Palestine Exploration Quarterly 154(1), Januari 2021, p. 3[]
  89. Bietak (2013), p. 91-92[][]
  90. Hölfmayer (2021), op. cit., p. 10[][]
  91. Höflmayer (2021), op. cit., p. 13[][]
  92. Höflmayer (2021), op. cit., p. 10[][]
  93. Höflmayer (2021), op. cit., p. 8-10[]
  94. Hölfmayer (2021), op. cit., p. 6-8[]
  95. Casey Sharp en Michal Artzy, Nami’s Middle Bronze Age Suburb: The Coastal Settlement at Site 104-106, in Palestine Exploration Quarterly 149(4) (2017), p 11-13[]
  96. Bagh (2013), op. cit., p. 92, scherf 51d, p. 161 voor de datering van de parallel op stratum d/2 in Area F/I, ofwel stratum H[]
  97. Bagh (2013), op. cit., p. 92, scherf 51d, p. 266 voor de datering van de parallel[]
  98. Bagh (2013), op. cit., p. 93, scherf 51f, p. 227 voor de datering van de parallel[]
  99. Bagh (2013), op. cit., p. 92-93, scherven 51d en 51e en 51a, p. 266, 268 respectievelijk 266 voor de dateringen van de parallellen[]
  100. Bagh (2013), op. cit., p. 114, met p. 232 voor de datering van de kom in Megiddo[]
  101. David Ilan en Ezra Marcus, Chapter 1.2, Middle Bronze Age IIA, in The Ancient Pottery of Israel and Its Neighbors from the Middle Bronze Age though the Late Bronze Age, Volume 3 (2019), p. 10[]
  102. Bietak (2013), p. 91[]
  103. Bietak (2013), p. 81, en David A. Aston, How Early (and How Late) Can Khyan Really Be, An Essay Based on >Conventional Archaeological Methods<, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 19[]
  104. Bietak (1984), p. 478, met voetnoot 2[]
  105. James M. Weinstein, Egyptian Relations with Palestine in the Middle Kingdom, in Bulletin of the American Schoons of Oriental Research 217 (Feb., 1975), p. 10[]
  106. Bietak (1984), p. 480[]
  107. Bietak (1991), p. 51, en Bietak (1984), p. 482[]
  108. Bietak (2013), p. 87[]
  109. Bietak (1991), p. 38[]
  110. Ernst Czerny, cEzbet Rushdi, temple and settlement of the Middle Kingdom (R/I, str. a – f)[]
  111. Bietak (1991), p. 39[]
  112. Bietak (1991), p. 40[][][]
  113. Ryholt (2012), p. 124[]
  114. Bietak (1991), p. 51[][][]
  115. Manfred Bietak, Zum Königreich des ‘3-sḥ-R‘ Neḥesi, in Studien zur Altägyptischen Kultur, Band 11 – 1984, p. 59-75[]
  116. Weinstein (1992), p. 30[]
  117. Weinstein (1992), p. 31[]
  118. Natasha D. Ayers, Pottery from the Late Middle Kingdom through the Second Intermediate Period at Tell Edfu, The Broader Archaeological Context of the Khyan Sealings, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 77-78[][]
  119. Ryholt (2012), p. 110[]
  120. Ryholt (2012), p. 113[]
  121. Bietak (1984), p. 478, en Bietak (1991), p. 51-52[]
  122. Forstner-Muller en Reali (2018), p. 100[]
  123. Bietak (1984), p. 475, 479[]
  124. Ryholt (1997), p. 60[]
  125. Bietak (1984), p. 474[][]
  126. Bietak (1984), p. 479, en Bietak (1991), p. 51-52[]
  127. Bietak (1984), p. 475[]
  128. Flavius Josephus, Against Apion, 1.14[]
  129. Bietak (1991), p. 33, 36, 38, 39[]
  130. Bietak (2010a), p. 13[]
  131. Karin Kopetzky, Tell el-Dabca and Byblos: New Chronological Evidence, in Ägypten und Levante / Egypt and the Levant XXVIII (2018), p. 309-358[]
  132. Daphna Ben-Tor, Scarabs of MIddle Bronze Age Rulers of Byblos, in Bilder as Quellen / Images as Sources, Studies on ancient Near Eastern artefacts and the Bible inspired by the work of Othmar Keel (2007), p. 182-183, met voetnoot 27[]
  133. Bietak (1991), p. 37[]
  134. Kitchen (1967), p. 40-41[]
  135. Bietak (1991), p. 41[]
  136. Forstner-Müller en Reali (2018), p. 118[][]
  137. Nadine Moeller en Irene Forstner-Müller, Introduction, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 9-10[]
  138. David A. Aston, How Early (and How Late) Can Khyan Really Be, An Essay Based on >Conventional Archaeological Methods<, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 18[]
  139. Felix Höflmayer, An Early Date for Khyan and Its Implications for Eastern Mediterranean Chronologies, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 146-147[]
  140. Felix Höflmayer, An Early Date for Khyan and Its Implications for Eastern Mediterranean Chronologies, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 156[]
  141. Manfred Bietak, The End of the High Chronology in the Aegean and the Levant? Recent Discussions about the Chronology of the Middle and the Late Bronze Ages in the Eastern Mediterranean, Part II, in Bibliotheca Orientalis LXXVII/3/4 (2021), kolom 28-30[]
  142. Bietak (2013), p. 81-84[]
  143. Felix Höflmayer, Carbone-14 Comparé: Middle Bronze Age I (IIA) Chronology, Tell el-Dabca and Radiocarbon Data, in There and Back Again – the Crossroads II (2015), p. 268[]
  144. Ryholt (1997), p. 410[]
  145. Siesse (2015), p. 86[]
  146. Felix Höflmayer, Carbone-14 Comparé: Middle Bronze Age I (IIA) Chronology, Tell el-Dabca and Radiocarbon Data, in There and Back Again – the Crossroads II (2015), p. 272[]
  147. Forstner-Müller en Reali (2018), p. 112-113[]
  148. Bietak (1984), p. 475, en Bietak (1991), p. 52[]
  149. Bietak (1991), p. 52[][]
  150. Bietak (1991), p. 64, voetnoot 30[]
  151. Bietak (1991), p. 53[][]
  152. Ryholt (1997), p. 134, voetnoot 471[]
  153. Bietak (2013), p. 81, en David A. Aston, Kom Rabica, Ezbet Helmi, and Saqqara NK 3507: A Study in Cross-Dating, in The Synchronisation of Civilisations in the Eastern Mediterranean in the Second Millennium B.C. III, Proceedings of the SCIEM 2000 – 2nd EuroConference Vienna, 28th of May – 1st of June 2003 (2007), p. 214[]
  154. Flavius Josephus, Against Apion, 1.1.14[]
  155. Bietak (1991), p. 46-47[]
  156. Bietak (1991), p. 33, 36[]
  157. Manfred Bietak, The End of the High Chronology in the Aegean and the Levant? Recent Discussions about the Chronology of the Middle and the Late Bronze Ages in the Eastern Mediterranean, Part II, in Bibliotheca Orientalis LXXVII/3/4 (2021), kolom 42[]
  158. David A. Aston, How Early (and How Late) Can Khyan Really Be, An Essay Based on >Conventional Archaeological Methods<, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 19[][][][]
  159. Manfred Bietak, The End of the High Chronology in the Aegean and the Levant? Recent Discussions about the Chronology of the Middle and the Late Bronze Ages in the Eastern Mediterranean, Part II, in Bibliotheca Orientalis LXXVII/3/4 (2021), kolom 35-36[]
  160. Irene Forstner-Müller, Avaris, its harbours and the Perunefer problem, in Egyptian Archaeology 45 (2014), p. 33-34[]
  161. Manfred Bietak, The Many Ethnicities in Avaris, Evidence from the northern borderland of Egypt, in From Microcosm to Macrocosm. Individual households and cities in ancient Egypt and Nubia (2018), p. 86-87[]
  162. Manfred Bietak und Irene Forstner-Müller mit einem Beitrag von Frans van Koppen und Karen Radner, Der Hyksos-Palast bei Tell El- Dabca. Zweite und Dritte Grabungskampagne (Frühling 2008 und Frühling 2009), in Ägypten und Levante / Egypt and the Levant 19 (2009), p. 116-117, met p. 108 voor de datering van het dempen[]
  163. Bietak (2013), p. 84[]
  164. Thomas Schneider, Contributions to the Chronology of the New Kingdom and the Third Intermediate Period, in Ägypte und Levante / Egypt and the Levant 20 (2010), p. 401[]
  165. David A. Aston, Kom Rabica, Ezbet Helmi, and Saqqara NK 3507: A Study in Cross-Dating, in The Synchronisation of Civilisations in the Eastern Mediterranean in the Second Millennium B.C. III, Proceedings of the SCIEM 2000 – 2nd EuroConference Vienna, 28th of May – 1st of June 2003 (2007), p. 215[]
  166. Perla Fuscaldo, Tell el-Dabca: Some Remarks on the Pottery from cEzbet Helmi (Areas H/III and H/VI, Strata e/1 and d, in The Synchronisation of Civilisations in the Eastern Mediterranean in the Second Millennium B.C. III, Proceedings of the SCIEM 2000 – 2nd EuroConference Vienna, 28th of May – 1st of June 2003 (2007), p. 301-306[]
  167. Perla Fuscaldo, Tell el-Dabca: Some Remarks on the Pottery from cEzbet Helmi (Areas H/III and H/VI, Strata e/1 and d, in The Synchronisation of Civilisations in the Eastern Mediterranean in the Second Millennium B.C. III, Proceedings of the SCIEM 2000 – 2nd EuroConference Vienna, 28th of May – 1st of June 2003 (2007), p. 305[]
  168. David A. Aston, How Early (and How Late) Can Khyan Really Be, An Essay Based on >Conventional Archaeological Methods<, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 34[]
  169. ANET, p. 232[]
  170. David A. Aston, Kom Rabica, Ezbet Helmi, and Saqqara NK 3507: A Study in Cross-Dating, in The Synchronisation of Civilisations in the Eastern Mediterranean in the Second Millennium B.C. III, Proceedings of the SCIEM 2000 – 2nd EuroConference Vienna, 28th of May – 1st of June 2003 (2007), p. 214-215[]
  171. David A. Aston, How Early (and How Late) Can Khyan Really Be, An Essay Based on >Conventional Archaeological Methods<, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 27-28, 30-31[]
  172. David A. Aston, Kom Rabica, Ezbet Helmi, and Saqqara NK 3507: A Study in Cross-Dating, in The Synchronisation of Civilisations in the Eastern Mediterranean in the Second Millennium B.C. III, Proceedings of the SCIEM 2000 – 2nd EuroConference Vienna, 28th of May – 1st of June 2003 (2007), p. 214-215[]
  173. Manfred Bietak, The End of the High Chronology in the Aegean and the Levant? Recent Discussions about the Chronology of the Middle and the Late Bronze Ages in the Eastern Mediterranean, Part II, in Bibliotheca Orientalis LXXVII/3/4 (2021), kolom 39[]
  174. Manfred Bietak, The End of the High Chronology in the Aegean and the Levant? Recent Discussions about the Chronology of the Middle and the Late Bronze Ages in the Eastern Mediterranean, Part II, in Bibliotheca Orientalis LXXVII/3/4 (2021), kolom 38, en Walter Kutschera, Manfred Bietak, Eva Maria Wild, Christopher Bronk Ramsey, Michael Dee, Robin Golser, Karin Kopetzky, Peter Stadler, Peter Steier, Ursula Thanheiser en Franz Weninger, The Chronology of Tell el-Daba: A Crucial Meeting Point of 14C Dating, Archaeology, and Egyptology in the 2nd Millennium BC, in Radiocarbon 54(3-4) (2013), p. 408[]
  175. Höflmayer (2018), p. 162[]
  176. David A. Aston, How Early (and How Late) Can Khyan Really Be, An Essay Based on >Conventional Archaeological Methods<, in The Hyksos Ruler Khyan and the Early Second Intermediate Period in Egypt: Problems and Priorities of Current Research, Proceedings of the Workshop of the Austrian Archaeological Institute and the Oriental Institute of the University of Chicago, Vienna, July 4-5, 2014 (2018), p. 21[]
  177. Robert K. Ritner en Nadine Moeller, The Ahmose ‘Tempest Stela’, Thera and Comparative Chronology, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 73.1 (2014), p. 19[]
  178. Walter Kutschera, Manfred Bietak, Eva Maria Wild, Christopher Bronk Ramsey, Michael Dee, Robin Golser, Karin Kopetzky, Peter Stadler, Peter Steier, Ursula Thanheiser en Franz Weninger, The Chronology of Tell el-Daba: A Crucial Meeting Point of 14C Dating, Archaeology, and Egyptology in the 2nd Millennium BC, in Radiocarbon 54(3-4) (2013), p. 416[]
  179. Peter M. Fischer, The chronology of Tell el-cAjjul, Gaza: Stratigraphy, Thera eruption, pumice and radiocarbon dating, in Conference: Proceeding of the conference on the Thera eruption (2009), p. 254-256[]
  180. Sturt W. Manning, Felix Höflmayer, Nadine Moeller, Michael W. Dee, Christopher Bronk Ramsey, Dominik Fleitmann, Thomas Higham, Walter Kutschera en Eva Maria Wild, Dating the Thera (Santorini) eruption: archaeological and scientific evidence supporting a high chronology, in Antiquity, Volume 88, Issue 324 (2014), p. 1169, 1172[]
  181. Sturt W. Manning, Second Intermediate Period date for the Thera (Santorini) eruption and historical implications, in PLoS ONE 17(9) (2022), p. 1-51[]
  182. Peter M. Fischer, The chronology of Tell el-cAjjul, Gaza: Stratigraphy, Thera eruption, pumice and radiocarbon dating, in Conference: Proceeding of the conference on the Thera eruption (2009), p. 255, 250[]
  183. Robert K. Ritner en Nadine Moeller, The Ahmose ‘Tempest Stela’, Thera and Comparative Chronology, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 73.1 (2014), p. 1-19[]
  184. Sturt W. Manning, Second Intermediate Period date for the Thera (Santorini) eruption and historical implications, in PLoS ONE 17(9) (2022), p. 37[]

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *