Inleiding
Een van de bijzondere dingen aan de Egyptenaren van de Derde Tussenperiode is hun obsessie met genealogie. Een beetje belangrijk persoon kon zo een generatie of vier aan voorouders opnoemen. Veel van deze mensen zijn gedateerd op één of meerdere farao’s. Het leuke daaraan is dat er veel van deze informatie te combineren is tot een grote stamboom.
In de standaardchronologie past dit uitstekend, en blijft er ruimte over voor verschillende interpretaties. Het doel van deze post is te laten zien dat deze families ook passen wanneer de Derde Tussenperiode met anderhalve eeuw wordt ingekort, zoals ik doe. Het vormt daarom een bewijs dat mijn chronologie in ieder geval mogelijk is.
Hieronder staat per familie eerst een genealogisch overzicht, en daarna meestal een aantal opmerkingen over bepaalde personen daaruit. Veel dingen zijn namelijk onduidelijk. Andere puzzelstukjes passen in een langere chronologie op meerdere plekken, waarvan er hier maar één mogelijkheid overblijft.
Algemeen
De families zijn niet volledig uitgewerkt. Ik heb meestal alleen de personen opgenomen die of te dateren zijn, of een connectie vormen tussen twee dateerbare personen. Vooral van de Besenmut-familie zijn veel losse fragmenten bekend die niet aan te haken zijn, en die heb ik laten liggen.
Voor lange familielijnen waarbij de meeste personen alleen ongeveer te dateren zijn, is een gemiddelde aangehouden van 20-24 jaar per generatie, afhankelijk van wat het beste uitkwam. Dit ligt onder het door Bierbrier geschatte maximum van 25 jaar 1. Dit maximum is berekend met dank aan langere genealogieën die lopen vanaf iemand uit dynastie XIX tot iemand het eind van de Derde Tussenperiode; zie hier en hier, en was ook de conclusie van deze discussie op de Alternate Chronology-groep. Voor de koninklijke familie van dynastieën XXII-XXIII ligt dit gemiddelde net als bij de hogepriesters van Memphis en de koningen van Juda lager, op 16-18 jaar; zie hier voor alles wat tot die conclusie leidde. In het algemeen geldt, hoe belangrijker de functies, hoe sneller er een opvolger moest komen.
Dit lijkt misschien weinig, maar een laag gemiddelde is ook de schatting van verschillende egyptologen. Morris Bierbrier, een expert op het gebied van Egyptische genealogie, schat dat DjedKhonsefankh iii 20 kon zijn toen zijn overgrootvader 70 of ouder was. 2 De lijn liep via DjedKhonsefankhs moeder en oma, wat hen zo’n 15-17 jaar maakt toen ze hun kind kregen. In The Petition by Pediese vraagt Horwedja aan Pediese om diens dochter Nitemhat aan hem te geven als vrouw, en Pediese antwoordt dat haar tijd, die van haar eerste ongesteldheid, nog niet geweest is. Voor mannen vindt Bierbrier 20 jaar, mogelijk 25 jaar, een prima leeftijd om vader te worden. 3 Ook Kenneth Kitchen vindt 20 jaar een goed gemiddelde voor oudste zonen. 4
De overzichten
In totaal staan er 11 families op deze pagina. In een volgorde die begint met de koninklijke familie en alle families die genoemd zijn naar iemand wiens naam begint met een N, zijn dat:
- XXII-XXIII, de koninklijke familie van dynastieën XXII-XXIII
- Neseramun, genoemd naar de vele Neseramuns
- Nebneteru, genoemd naar de vele Nebneteru’s. Zij waren meestal secretaris van de farao.
- Nesipaqashuty, genoemd naar de drie Nesipaqashuty’s. In deze familie zit een link van Osorkon I uit XXII naar Ramses II uit XIX en van Siamun uit XXI naar Shoshenq III uit XXII.
- V Nakhtefmut, de familie van een in vijf bronnen voorkomende vizier Nakhtefmut, die meestal met elkaar worden geïdentificeerd.
- Nakhtefmut A, vernoemd naar Djedthutefankh B die ook Nakhtefmut A heette. Dit is de familie van de vierde profeten van Amun.
- Pediamennebnesttawy, vernoemd naar de vele Pediamennebnesttawy’s. Dit is de familie van de derde profeten van Amun.
- Penmaat, vernoemd naar de vele Penmaats
- Besenmut, vernoemd naar de vele Besenmuts. Dit is een zijtak van de familie Penmaat.
- Montuemhat, de familie van burgemeester van Thebe Montuemhat A
- Ankhefensekhmet, alleen de generaties uit dynastieën XIX-XXVII
Gebruikte afkortingen:
- HPA = hogepriester van Amun
- 2P = tweede profeet van Amun. Dit was de eerste na de hogepriester, die eerste profeet werd genoemd.
- 3P = derde profeet van Amun
- 4P = raad eens
- HPM = hogepriester van Memphis
- LW = letter writer, de koninklijke secretaris
- LW S = secretaris van het zuiden (Opper-Egypte)
- GCM = opperhoof van de Ma (Meshwesh), een Libische stam die in Egypte woonde
- GCMn = opperhoofd van de Mawasun, een andere Libische stam in Egypte
- MTh = burgemeester van Thebe
- TR = hoofdschatbewaarder van farao
- V = vizier
De jaren achter * zijn geschatte geboortejaren. Ik geef geen garantie dat ze kloppen, het is alleen een mogelijkheid waarop deze families in mijn chronologie passen.
De dateringen van de verschillende personen staan tussen < en >. Dit kan een vermelding zijn, maar ook een datering van zijn of haar doodskist, standbeeld of stela. Om het iets overzichtelijker te maken zijn jaartallen afgerond. Pedubast I bijvoorbeeld regeerde 766/5-741/0, hieronder staat 765-740. “Takelot II 11 (760)” betekent jaar 11 van Takelot II, dat in mijn chronologie in 760 viel. “Osorkon (III 727-698)” betekent dat deze persoon in de tijd van een Osorkon leefde, waarschijnlijk nummer III, die tussen 727-698 regeerde.
Klik op de afbeeldingen van de genealogieën om ze te vergroten.
XXII-XXIII
Voor de datering van de verschillende koningen, zie de posts over dynastieën XXII en XXIII. Over deze genealogie is veel geschreven. 5
Tentsepeh A, de moeder van Shoshenq I, was de dochter van een Great Chief of Foreigners, de titel die haar man Nimlot A, schoonvader Shoshenq A en zoon ook hadden. Het is mogelijk dat haar vader Shoshenq A was en ze getrouwd was met haar broer. 6
Shoshenq I lijkt redelijk oud te zijn in jaar 21. 7 In bovenstaande schattingen chronologie was hij toen ongeveer 79.
Shoshenq III is mogelijk een zoon van HPM Shoshenq D. 8
Djedptahefankh F, stamvader van een zijtak van deze familie, was de zoon van een koning Osorkon en broer van een koning Takelot. 9 Takelot II was de kleinzoon van Osorkon II, dus dit zijn of Osorkon I en Takelot I, of Osorkon III en Takelot III. Djedptahefankh F’s achterkleinzonen stierven in de late dynastie XXV (ca.690-656), wat in mijn chronologie betekent dat hij waarschijnlijk een zoon was van Osorkon I.
Taperet, een dochter van GCM en HPM Pediese, was getrouwd met Ankh-Shoshenq, een kleinzoon van Shoshenq III. Morkot en James identificeren hen met Ta[…] en haar man Ankh-Shoshenq, de ouders van Pediese i van de Petitie van Pediese. Pedieses nakomelingen zijn te traceren tot in de tijd van Darius I. 10 In mijn chronologie past dat alleen als Taperet, Ankh-Shoshenqs moeder èn hun schoondochter Taheredentaihet[weret] geboren werden toen hun vaders een jaar of 40 waren. Dat kan, alle drie de vaders hadden meerdere vrouwen en in ieder geval Taheredentaihet[weret]s koninklijke vader was, zolang hij goed is geïdentificeerd, getrouwd met een duidelijk jongere vrouw. Het is erg toevallig als dit zo was bij alle drie de vaders, maar zo’n situatie kan natuurlijk altijd ontstaan in een polygame wereld.
Hogepriesters van Amun
Van Shoshenq I’s koninklijke familie zijn twee mogelijke linken bekend naar de belangrijke familie hogepriesters van Amun uit dynastieën XX-XXI. Deze heb ik hier uitgewerkt. Dit zou de stambomen van deze pagina uitbreiden naar de tijd van de late Ramsessiden, maar dat wordt wat te veel voor hier. De linken staan hier alleen om te laten zien dat het past in mijn chronologie:
- Psusennes II, schoonvader van Osorkon I, is mogelijk dezelfde als Psusennes, zoon van HPA Menkheperre; zie hier. Als het gaat om geboortejaren past dat. Psusennes II lijkt geboren te zijn omstreeks 880-875, de twee oudste zonen van Menkheperre omstreeks 880.
- Nesitanebetashru B, getrouwd met Shoshenq Q/IIb, is mogelijk dezelfde als Nesitanebetashru A 11, een dochter van Neskhons en haar oom Pinudjem, die net als Psusennes een zoon was van Menkheperre. De leeftijden passen precies. Nesitanebetashru B lijkt geboren te zijn omstreeks 840-835, haar naamgenoot A werd kort voor haar moeders dood in 835/4 geboren.
HPA’s Harsiese A, Nimlot C en Harsiese B
Profeet van Amun Harsiese, de zoon van Shoshenq IIb en Nesitanebetashru B, werd door een onduidelijk schrijven altijd geïdentificeerd met HPA Harsiese en koning Harsiese A (773/2-minstens 761). Dat bleek niet te kloppen. Wel is het mogelijk dat de koning en de profeet dezelfde persoon zijn, want de koning en de profeet zijn beiden vermeld in Koptos. De koning wordt nooit HPA genoemd en het is dus twijfelachtig of hij dezelfde is als de HPA Harsiese uit de tijd van Osorkon II (787/6-minstens 758). Deze HPA wordt slechts één keer genoemd en zijn datering is onduidelijk; hij zal daarom HPA Harsiese B zijn, die vermeld wordt in Shoshenq III jaar 6 (761/0) en Pedubast I jaar 5 (761), 8 (758), [18 (748)] en 19 (747). Hij werd dan HPA aan het eind van Osorkon II’s tijd. 12 Harsiese B werd pas HPA na jaar 16 van Osorkon II (771), toen zijn voorganger Nimlot C nog geen HPA was. 13
Nimlot C wordt als HPA vermeld door zijn kinderen, Shepensopdet A, Karomama en Takelot F, en was dat waarschijnlijk maar kort. Uit zijn eigen tijd is alleen bekend dat hij die titel in jaar 16 van zijn vader (771) nog niet had. Takelot F was ook hogepriester onder Osorkon II. 14 Hij stierf voor zijn vaders dood 8 en waarschijnlijk ook voor 771/0, toen zijn zoon HPA Takelot F koning werd.
Een zoon van koning Harsiese wordt genoemd op standbeeld Kairo JE 37516. Hij was volgens sommige egyptologen een HPA, maar van zijn titels op het beeld is alleen “van Amun-Re koning van de goden” overgebleven. Hij kan dus ook een gewone profeet zijn. 15 De naam van deze zoon is samen met een groot deel van de tekst verdwenen, over is een fragment dat mogelijk leesbaar is als […]du/‘awti[…]. 13 Als dit […]du[…] was is hij mogelijk de latere koning Pedubast I. 16 Als Harsiese B vernoemd was naar een opa was hij mogelijk een zoon van […]du/‘awti[…]. 17
Osorkon F en G
Een late HPA Osorkon wordt genoemd in twee teksten van zijn nakomelingen. Kitchen identificeert beide voorouders Osorkon met elkaar en nummert hem F. Standbeeld Cairo JE 37163 is opgericht door Osorkons achterkleinzoon Djedamenefankh, en op Turin stela 1632 van Osorkons dochter Shepenupet; haar stela is dateerbaar op ca.720-700. 18 Shepenupet, wiens moeder Tent[…] was, zal daarentegen een dochter van Osorkon B zijn. 19 Morkot en James denken hierom dat Osorkon F niet bestond, maar hebben het niet over het standbeeld van Djedamenefankh. 20
Djedamenefankh wordt vermeld in 651 en richtte het beeld op voor zijn vader Ankhnahebu, de zoon van Wennefer en Mutmose, de dochter van eerste profeet en koningszoon Oso[rkon]. Djedamenefankhs kleindochter, Dimutankh, wordt genoemd op een stela uit de 7e eeuw. 21 Het beeld is gedateerd op de overgang XXV-XXVI.
Alle dateringen van deze familie passen bij elkaar en plaatsen Osorkons tijd als HPA ergens tussen ca.750-700. Als hij Osorkon B/III was is het vreemd dat hij door zijn nakomelingen alleen een koningszoon wordt genoemd en geen koning. Logischer is het om hem te identificeren met Osorkon G, de zoon van Takelot (III 704-691/89) en koningsdochter Irtibastet. Osorkon G was volgens de tekst op zijn doodskist daarentegen alleen een profeet van Amun-Re. 22 Dat probleem kan worden opgelost als Osorkon G’s doodskist werd gemaakt voordat hij HPA kon zijn. 23 Takelot II, Osorkon III en Takelot III waren allen HPA voordat ze koning werden en het is logisch als Takelot III ook zijn kroonprins tot HPA aanstelde. Dodson en Hilton denken dat Osorkon F een zoon was van Takelot III’s broer en opvolger Rudamun 24, wat onlogisch is; Rudamun was de opvolger, niet diens zoon. Ik identificeer Djedamenefankhs voorvader Osorkon daarom met Osorkon G.
Neseramun
De Neseramun-familie 25 werd nooit bijzonder belangrijk, maar wist wel hun functies voor vele generaties te behouden. Voor de chronologie is ze handig omdat de verschillende familieleden gedateerd kunnen van dynastie XXI tot in dynastie XXV.
De Osorkon uit de tijd van Neseramun v, helemaal onder aan de genealogie, kan door de chronologie alleen Osorkon III of IV zijn. IV valt af, want hij bestond niet. Neseramun v leefde dus in de tijd van Osorkon III (727-699/8), net als zijn vader en opa. Hij werd daarom uiterlijk geboren rond 715.
Met 20 jaar per generatie werden zijn voorouders Hor ii en diens vader Nespaneferhor i gewijd tot priester toen ze rond de 50 waren. Hor ii wordt in de tombe van zijn vader nog geen hoofdschrijver genoemd, een titel die hij wel heeft bij zijn wijding, en Bierbrier denkt daarom dat Nespaneferhor i kort voor de wijding was gestorven. Hij schat dat Hor ii “onder normale omstandigheden” toen 30-40 jaar was. 26 In onderstaande chronologie waren Hor ii, zijn vader en opa ongeveer 70 toen ze stierven en dat kan prima. Bierbier concludeerde uit wat bekend is over de arbeiders in Deir el-Medina dat ze regelmatig in de 60 en 70 werden. 27
De voorouders van Neseramun vi
De genealogie levert problemen op in een ingekorte chronologie, omdat er twee generaties te veel in lijken te zitten. Robert Porter wil daarom twee generaties verwijderen door Hor v te identificeren met Hor iii, die in de teksten zijn opa is, omdat ze dezelfde titels hebben. Djedmutefankh i, de generatie tussen hen, is dan de broer of halfbroer van Neseramun iv, die in de teksten zijn kleinzoon is. Djedmutefankh i is volgens Porter al dan niet per ongeluk aan de familielijn toegevoegd door de schrijver, om deze langer en dus belangrijker te maken. Deze oplossing creëert alleen een volgend probleem: de gecombineerde Hor iii/v heeft nu twee zonen met de naam Neseramun, die door hun verschillende titels niet met elkaar kunnen worden geïdentificeerd. In deze tijd was dat niet gebruikelijk. 28
Hor v was volgens de tekst van niet één, maar twee standbeelden de kleinzoon van Hor iii, en de jongste tekst heeft een langere stamboom. De meeste voorouders van Hor iii die op beide beelden staan duiken ook op in andere bronnen en de genealogie lijkt dus betrouwbaar. Hor v zal dus echt de kleinzoon van Hor iii zijn. Ik heb net wat te veel vertrouwen in een gegeven met twee getuigen (Deut 19:15) om met Porter mee te gaan. De oude Egyptenaren kenden hun afkomst beter dan wij en Porter geeft toe dat het intact laten van deze twee “extra” generaties beter past bij de koninklijke genealogieën van dynastieën XXII en XXIII. 29
Ondanks dat heeft Porter een punt dat een ingekorte chronologie een probleem oplevert voor deze familie. Het probleem zit naar mijn idee alleen niet bij de oude bronnen, maar in de huidige interpretatie daarvan. Ik doel hier op de identificatie van Hor v’s zoon, Neseramun iv, met een Neseramun die voorkomt in de genealogie van standbeeld Cairo Cat. 42223 uit Karnak, gedateerd met de cartouche van Osorkon Si-Ese Netjerheqawaset ofwel Osorkon III (727-699/8). Kitchen heeft zijn weergave van de stamboom op dit beeld aangevuld met zijn identificaties van de genoemde personen: 30
Neseramun vi’s overgrootvader van moederskant, de vizier Nesipaqashuty, is de gelijknamige vizier die de zwager was van Hor iii uit de Neseramun-genealogie. Hor vii is logischerwijs de LW Hor viii/ix/xi uit dezelfde generatie en Nebneteru i diens zoon Nebneteru iv. Hierin ga ik met Kitchen mee. Maar de reden van zijn identificaties van Neseramun vi, zijn vader Hor en opa Neseramun met de gelijnamige leden van de Neseramun-familie is: “The occurrence of the lady Djed-Mut-es-ankh alias Tashemsyt enables us to identify her husband and her son as Neseramun iv and Hor vi of the main genealogy of § 166 (de Neseramun-familie) above.” 30
Dit is een interessante zin. De aanwijzing voor de identificatie van de op het beeld genoemde opa Neseramun en vader Hor met Neseramun iv en Hor vi uit de grote genealogie, is kennelijk dat Djedmutesankh ook Tashemsyt heet. Hor vi noemt zijn moeder daarentegen alleen Tashemsyt 31. Het wordt pas logisch omdat Tashemsyts vader net als die van Djedmutesankh Hor heette 32, en ook hun beider zonen en echtgenoten dezelfde naam hebben. Afgezien van dat de identificatie van beide vrouwen dus een gevolg is van de identificatie van de Neseramuns en Hors, en niet andersom, is het een logische conclusie. Het probleem dat hiermee ontstaat is dat Neseramun iv niet zoals opa Neseramun één, maar drie generaties na vizier Nesipaqashuty leefde. Kitchen heeft moeite met dit gegeven en besteedt er maar liefst vier pagina’s aan 33. Als daarentegen de identificatie van opa Neseramun met Neseramun iv wordt losgelaten, verdwijnt het probleem van de twee generaties en daarmee de druk die op de genealogie ligt om in welke chronologie dan ook te passen.
Voor de duidelijkheid: overgrootvader Nesipaqashuty is nog steeds de zwager van Hor iii en LW Hor vii kan nog steeds geïdentificeerd worden met LW Hor viii/ix/xi die in dezelfde generatie leefde. Het enige dat verandert is dat opa Neseramun en vader Hor niet Neseramun iv en Hor vi zijn, en Djedmutesankh niet een andere naam van Tashemsyt is.
Tashemsyt was de vrouw van Neseramun iv en de dochter van een Hor die niet LW Hor vii was, en was de moeder van Hor vi. Ik kan de titels van Neseramun iv’s schoonvader Hor niet checken, want alhoewel de tekst van het beeld online staat 34 zijn alleen de onvertaalde hiërogliefen overgenomen. Daarentegen zegt Bierbrier dat Hor vi herkenbaar is aan zijn opa, 32 ook al is Hor een van de meest voorkomende namen in deze periode. Neseramun iv’s schoonvader zal dus een LW Hor zijn. Voor zijn identificatie, zie het overzicht van de Nebneteru-familie.
Wie opa Neseramun en vader Hor wel zijn blijkt uit de tekst van standbeeld Kairo TN 20/2/25/2, dat gedateerd is op zowel Osorkon III (727-699/8) als Takelot III (704-691/0) en dus uit de tijd van hun co-heerschappij komt. 35 Vader Hor en opa Neseramun hadden hier niet de titel hoofd van de tempelschrijvers, die Hor v en Neseramun iv wel hebben, maar lagere schrijverstitels. De vader van opa Neseramun was een Hor die wel hoofd van de tempelschrijvers was en Jansen-Winkeln identificeert hem daarom, zoals Kitchen doet, met Hor v. Hor v had dezelfde titels als Hor iii 36 en dus is opa Neseramun naar mijn mening de uit de genealogie bekende Neseramun ii, de zoon van Hor iii.
Neseramun ii had op het beeld Cairo Cat. 42221, dat zijn zoon Nespare voor hem maakte, geen schrijverstitels. 37 De identificatie met opa Neseramun betekent dat hij die titels pas na het maken van Nespares standbeeld verwierf en deze doorgaf aan een zoon uit zijn tweede huwelijk, vader Hor.
Nebneteru
Dit 38 is de familie van de secretarissen van de farao’s. Deze functie hielden ze in ongeveer de volledige Derde Tussenperiode.
Stamvader Nebneteru iii stierf in de tijd van Osorkon II (787/6-minstens 758), toen Harsiese HPA was. Deze HPA Harsiese is door Kitchen aan het begin van Osorkons regering geplaatst, omdat hij dezelfde zou zijn als de koning Harsiese A die in Osorkons tijd regeerde. 13 Dat bleek niet te kloppen. Koning Harsiese wordt nergens HPA genoemd, dus de bedoelde HPA Harsiese zal Harsiese B zijn, die vermeld wordt in Shoshenq III jaar 6 (761/0) en Pedubast I jaar 5 (761), 8 (758), [18 (748)] en 19 (747). Hij was dan pas HPA aan het eind van Osorkons regering. 12 Harsiese B’s voorganger als HPA in Osorkon II’s tijd was Nimlot C, die in jaar 16 (771) nog geen HPA wordt genoemd. 13 Harsiese B was dus ergens tussen 771-761 HPA onder Osorkon II. Nebneteru iii stierf daarom rond 766. Hij was toen 96 en dus geboren rond 862.
De tak van vizier en LW Hor, zijn zoon Nebneteru wiens dodentempel gedeeltelijk bewaard is gebleven en hun nakomelingen zijn bediscussieerd hier. Los gepubliceerd zijn de tak van Hor x’s zoon Nebneteru 39 en de tak van diens broer Ankhwennefer 40. Het beeld van Nebneteru’s kleinzoon Nebneteru wordt door Payraudeau in de discussie gedateerd op “kushite”, ofwel dynastie XXV (726-656), en dat van zijn zoon op “proto-saite” (na 656), in de paper zijn beide beelden gedateerd op eind XXV/begin XXVI. Ik heb hun beelden daarom geschat op 680/660 (Nebneteru) en 660/640 (Hor), plusminus een decennia of twee. Niet duidelijk is wie stamvader vizier en LW Hor is. In mijn chronologie kan hij een zoon zijn van Nebneteru i/iv en is dan vernoemd naar zijn opa, zoals vaker gebeurde in Egypte.
Een LW [Nebneteru], zoon van Hor, wordt vermeld in jaar 11 van Takelot II (760). Van de hiërogliefen van zijn naam zijn alleen restjes bewaard gebleven, maar het kan Nebneteru in de spelling van Nebneteru iii zijn. 41 Als dat klopt is hij hier Nebneteru i/iv.
Als laatste is er nog een vaas waarop Nebneteru wordt vermeld, de zoon van Hor. De vaas is gedateerd op een Osorkon die in Kitchens chronologie alleen III kan zijn (727-699/8). 42 Op de vaas worden alleen geen titels genoemd en het is dus onduidelijk of deze Nebneteru en Hor bij deze familie horen. Omdat ook niet duidelijk is welke Osorkon bedoeld wordt heb ik dit gegeven uiteindelijk genegeerd.
Nesipaqashuty
De stamvaders van de Nesipaqashuty-familie 43 waren legerschrijvers ene generaals. Alleen de oudste tak komt vaker voor in de bronnen.
De naam van stamvader Paisen komt als eerste voor in Ramses IX jaar 17 (863/2) en wordt nog gebruikt in Ramses XI jaar 20 (859/8). 44 Stamvader Paisen werd in bovenstaande schattingen, uitgaande van gemiddelden, geboren rond 961. Dat is bijna een eeuw eerder. Bierbriers uitersten zijn gebaseerd op de teksten uit Deir el-Medina. De naam Paisen, een keer Pa(i)sen, komt rond die tijd in Deir el-Medina voor onder de arbeiders en een voorman, en als vader(s) van verschillende arbeiders. 45 Deze naam is dus minstens een generatie ouder dan mensen die rond 860 volwassen waren, en als deze arbeiders toen 50 waren kan hun vader Paisen geboren zijn rond 930. Stamvader Paisen is dan een van de eerste naamdragers.
Een legerschrijver Kashuti wordt vermeld in Ramses XI jaar 6 (852/1) en 12 (846/5) en is volgens Bierbrier mogelijk een Nesipaqashuty uit deze familie. 44 In mijn chronologie kan hij legerschrijver Nesipaqashuty ii zijn.
Djedthutefankh i/A, geboren rond 853, had minstens twee kinderen. Dit zijn een dochter, Itawy ii geboren rond 832, wiens moeder koningsdochter Tashepenbast was, en een zoon, Nesipaqashuty iii/A, geboren rond 827. Andere kinderen zijn niet bekend, maar er was er minstens één, want Nesipaqashuty en zijn vader delen geen enkele van hun titels. Djedthutefankhs titels gingen logischerwijs naar (een) oudere broer(s). 46
Tashepenbast was de dochter van een koning Shoshenq. Welke Shoshenq dat was is onduidelijk, maar door het geschatte geboortejaar van haar dochter kan het alleen Shoshenq I zijn.
Het beeld van Nesipaqashuty iii/A is gedateerd op Shoshenq III en HPA Harsiese B. 47 Harsiese B was HPA vroeg in Shoshenqs regering; zie de inleiding op de Nebneteru-familie.
Voor de schatting van de geboortejaren van Ipuy rond 1050 en zijn broer Bakenkhons I rond 1060, zie hier. De namen van hun ouders schreef Bierbrier over van notities. Hij noemt ze de sem-priester van Kamutef en de tweede profeet van Amun Rama, en het hoofd van de harem of Amun Ipuy. 48 In de tombe van Bakenkhons I heten zijn ouders daarentegen eerste en tweede profeet van Amun Roma, en zangeres van Amun Roma (wiens naam net iets anders wordt geschreven dan die van haar man). 49 Wie er gelijk heeft is mij onduidelijk.
V Nakhtefmut
In verschillende bronnen wordt een vizier Nakhtefmut genoemd. Het is onduidelijk of dit telkens dezelfde man is, maar een studie naar de stijlen van verschillende stelae en doodskisten lijkt voor slechts één vizier te spreken. 51 Ik ga ervanuit dat er maar één vizier Nakhtefmut was.
Djedmontuefankh, schoonvader van Nakhtefmuts achterkleinzoon Pamiu iii, is door Jansen-Winkeln geïdentificeerd met de opa van een naamgenoot die vermeld wordt in jaar 14 van Psamtik I (651). 52 Payraudeau is het daar niet mee eens, omdat beide Djedmontuefankhs verschillende titels hebben. Hij identificeert schoonvader Djedmontuefankh daarom met de gelijknamige zoon van Aafenmut ii. 53 Voor de genealogie van deze Djedmontuefankh, zie hier. De daar vermelde geboortejaren zijn alleen de verre uitersten en kunnen dan met minimaal 13 worden verhoogd.
Vizier Hor x wordt vermeld in de tijd van Osorkon III (727-699/8) en is dan mogelijk de vizier Hor, die vermeld wordt in een jaar 14 dat van Takelot III is en dan 691/0, alhoewel de naam Hor bijzonder vaak voorkwam.
Voor de identificatie van Tarwa i met Tarwa ii, zie onder, Nakhtefmut A.
Nakhtefmut A
Deze familie 54 is genoemd naar Djedtutefankh B, die ook Nakhtefmut A heette.
Bierbrier voegde tussen 4PA Nakhtefmut B en 4PA Djedkhonsefankh D twee hypothetische generaties toe, een extra 4PA Djedkhonsefankh en 4PA Nakhtefmut die beiden nergens zijn gevonden. In een ingekorte chronologie zijn die twee extra generaties overbodig. 55
In jaar 10 van Siamun komt een Djedkhonsefankh voor in Thebe met hoge titels. Dit zijn dezelfde titels als die de latere 4PA Djedkhonsefankh A heeft. Dit kan dezelfde persoon zijn. 56 Het betekent alleen dat Djedkhonsefankh A een generatie ouder was dan zijn vrouw, de moeder van zijn oudste zoon. Omdat ook de schoonfamilie van zijn broers dochter dan een generatie scheef zit neem ik dit niet over. De naam en titels zijn daarentegen opvallend, en het is mogelijk dat de Djedkhonsefankh uit Siamuns tijd de opa was van Djedkhonsefankh A.
Standbeeld Cairo JE 37382 is van een 4PA Djedkhonsefankh, die gezien zijn andere titels Djedkhonsefankh C is. Het beeld is gemaakt in de stijl van XXII, met het begin van de archaïsche stijl die later algemeen zou worden. 57 Deze stijl ontstond in de tijd van Osorkon III. 58 Djedkhonsefankh C is dus te dateren onder Osorkon III.
Nakhtefmut G wordt onder Taharqa vermeld (ca.675). Zijn zoon was Djedkhonsefankh F, wiens beeld gedateerd kan worden op de overgang XXV/XXVI. 59 In mijn chronologie zijn dit Nakhtefmut B en zijn zoon Djedkhonsefankh D.
Ankhpakhered i lijkt op standbeeld Cairo 717 verwant aan de 4PA Nakhtefmut A, maar de precieze relatie is onduidelijk omdat de tekst beschadigd is. Voor Nakhtefmuts naam staat “cause to live”, dus hij was waarschijnlijk nog in leven. 60 Volgens Payraudeau is de genealogie 4PA Nakhtefmut A – [Djedmut]esankh – Ankhpakhered i. 61
Ankhpakhered viii was volgens de tekst op de doodkist van zijn kleinzoon Ankhpakhered iii een zoon van 4PA Nakhtefmut. 62 Taylor onderscheidde door zijn onderzoek naar doodskist BM 24958 Ankhpakhered viii ook al van Ankhpakhered ii, met wie hij vaak eerder geïdentificeerd werd. 51 In mijn chronologie kan Ankhpakhered viii’s vader alleen 4PA Nakhtefmut A zijn, geboren rond 813. Het is niet zeker dat hij de Ankhpakhered is die de vader was van Hormaat i, maar dat is mogelijk. 63
Het is mogelijk dat Ankhpakhered ii in leven was in 651, zoals soms gedacht, maar er waren vele Ankhpakhereds en de Ankhpakhered uit 651 kan een ander zijn. 61
Neskhons i was volgens de teksten op haar doodskist de dochter van Hormaat, de zoon van Ankhpakhered en Tarwa, dochter van Djedkhonsfankh vii, de zoon van vizier Nakhtefmut. Deze genealogie werd gepubliceerd door Lieblein, toen de doodskist nog niet kwijt was. Robert Porter vindt het logischer dat Neskhons haar moeder noemt in plaats van haar oma en heeft aangenomen dat Tarwa de vrouw van Hormaat was, in plaats van zijn moeder. De genealogie kan niet meer gecheckt worden en Hormaat was bovendien getrouwd met een Tarwa. 64 Als Porter gelijk heeft wordt het ook in mijn chronologie mogelijk om alle viziers Nakhtefmut met elkaar te identificeren. Ik neem het daarom aan.
Opperhoofden van de Mawasun
Djedkhonsefankh A schreef aan het eind van zijn leven: “The good god, Osorkon I, favoured me, and his heirs more so. (…) I reached Thebes at an advanced age, and did what was praiseworthy in Karnak.” 65 Hij zal al wat ouder zijn geweest toen hij 4PA werd, wat in feite een soort pensioen was. Waarschijnlijk eerder waren de opperhoofden van de Mawasun 4PA: Pashedbast, diens waarschijnlijke vader Nesankhefenmaat en diens vader Nesy. 66
Deze opperhoofden worden genoemd op standbeeld Cairo CG 42218, van Nesankhefenmaats kleinzoon Padimut iv. Dit beeld is door De Meulenaere gedateerd op XXV (726-656). In de standaardchronologie betekent dit dat de 4PA’s uit zijn familie in dezelfde tijd 4PA waren als de familie van Nakhtefmut A, wat onmogelijk is. Het beeld wordt dan ook soms gedateerd op XXII. 67
In mijn chronologie is een datering van CG 42218 aan het begin van XXV of kort daarvoor mogelijk. Padimut iv was de schoonkleinzoon van een Nespernebu die dezelfde titels heeft als de gelijknamige vader van Djedkhonsefankh A. Zolang dit dezelfde man was werd Padimut, uitgaande van gemiddelden, geboren omstreeks 815. Zolang hij oud werd kan hij helemaal aan het begin van XXV zijn gestorven.
Pediamennebnesttawy
Sinds de publicatie van Kitchen over de Derde Tussenperiode is er veel duidelijk geworden over deze familie. 68
De koning Takelot aan het hoofd van de genealogie is waarschijnlijk nummer II. Ook Bierbrier verwacht dat Ankh-Karoma en Djedptahefankh D pas laat in het leven van hun vader geboren zijn, en mogelijk zelfs een generatie jonger zijn dan hun oudste broer, Osorkon B/III. 69
Tefnakht sttuurde volgens de overwinningsstela van Piye (726) een ḫrj-ḥb ḥrj-tp P3-dj-Jmn-nb-nst-t3wj als gezant naar Piye. De verschillende Pediamennebnesttawy’s met die titel zijn A/B, C en E. 70 Dit zal een belangrijk man zijn. In mijn chronologie kan hij Pediamennebnesttawy A/B zijn, een schoonzoon van Takelot (II).
Een standbeeld noemt een 3PA Pediamennebnesttawy, die met koningsdochter Diesehebsed een zoon 3PA Pekhelkhons had. Het beeld kan worden gedateerd op de latere jaren van Psamtik I. Wie deze vader was is niet duidelijk. De zoon is mogelijk de 3PA Pekhelkhons die ergens anders wordt vermeld. 71 In mijn chronologie kan zijn vader 3PA Pediamennebnesttawy D zijn.
Penmaat
Over de Penmaat-familie 72 bestaat veel discussie.
De eerste bronnen zijn de twee lange genealogieën van Penmaat, de eigenaar van standbeeld Cairo JE 38002, en Khonsumes. Omdat er nogal veel Penmaats voorkomen en een paar Amenhoteps en Petamuns, hebben ze voor de duidelijkheid allemaal een nummer gekregen. De eerste twee zijn genummerd door Bierbrier: Penmaat i is een extra generatie in Khonsumes’ voorouders die genoemd wordt op de doodkist van Ankhefenkhons i, een neef van Khonsumes’ vader, en Penmaat ii is een mogelijk familielid kleinzoon. 73 Penmaat iii tot en met vii zijn voorouders van Penmaat viii die de eigenaar is van standbeeld Cairo JE 38002. Penmaat ix is een neef van Penmaat vii. Penmaat x en xi zijn voorouders van Khonsumes die niet genummerd zijn door Bierbrier. Penmaat xii tenslotte is de vader van Ihat C, wiens bronzen beeld in Efeze is gevonden. De Amenhoteps: i en ii zijn voorouders van Khonsumes, iii is een voorouder van Penmaat viii. De Petamuns: i is de voorvader van Khonsumes, ii die van Penmaat viii.
Penmaat ii was de zoon van een Nesamun, die door Bierbrier geïdentificeerd is met Pestjenef (Nesamun i). Penmaat ii is dan vernoemd naar zijn opa, Penmaat i. 74
Het beeld Cairo JE 38002 van Penmaat viii komt uit de tijd van XXV, net als beelden van zijn vader en drie dichtbije familieleden. Een latere datering voor JE 38002, zoals voorgesteld door Rohl en Van der Veen, zit er daarom niet in.
Penmaat viii noemt 13 generaties aan voorouders en de oudste drie, Petamun i – Amenhotep iii – Penmaat iii, hebben dezelfde namen als de oudste generaties in Khonsumes’ genealogie: Amenhotep i – Penmaat x – Petamun ii – Amenhotep ii – Penmaat xi. Het is onwaarschijnlijk dat drie generaties met dezelfde namen die in verschillende bronnen opduiken, niet dezelfde personen zijn 75. Petamun (i/ii) – Amenhotep (ii/iii) – Penmaat (iii/xi) zullen daarom dezelfde mensen zijn. Daarentegen wordt in een variant op Khonsumes’ lijst een zekere Nesamun geïntroduceerd tussen Amenhotep ii en Penmaat xi. Ik heb net wat te veel vertrouwen in Egyptische genealogieën om deze extra naam aan de kant te schuiven, want het is alles wat we hebben. In de Bijbel werkt dat ook zo; Ezra noemt 15 generaties aan voorouders (Ezra 7:1-5), maar slaat minstens 6 namen over (1 Kro 6:3-14) en waarschijnlijk nog wel meer. Voor een andere Egyptische genealogie waarin namen weggelaten, maar deze wel noodzakelijk zijn, zie hier. Als de hier besproken beide families verwant zijn, wat waarschijnlijk is doordat ze dezelfde namen gebruiken, zijn daarom alleen Petamun i/ii en Amenhotep ii/iii dezelfde personen, en zijn Penmaat iii en Nesamun, de vader van Penmaat xi, broers.
Hieruit ontstaat alleen een probleem. Penmaat viii leefde 11 generaties na deze drie namen en zijn tijdgenoot Khonsumes, als je Nesamun meetelt, slechts 7. Ik heb daarom Khonsumes’ lijst aan voorouders aangevuld met twee extra generaties die opduiken in varianten van zijn lijst, Nebneteru ix en Penmaat x 76. Penmaat viii is dan twee generaties jonger dan Khonsumes, en zolang Khonsumes al wat ouder was toen Penmaat viii jonger was, past het. Dit past ook bij de dateringen van de Besenmut-familie, die afstamt van Khonsumes’ voorouders.
Hoofdschatbewaarder van het domein van Amun Penmaat wordt vermeld op een papyrus, die door het handschrift gedateerd is op midden-laat XXI (ca.880-785). Dit is mogelijk Penmaat iii. 77
Het deksel van de doodskist van Penmaat (iv), de zoon van Nespaneferenhat de zoon van Penmaat (iii), kan door de stijl gedateerd worden op begin XXII (818-). 77
Het standbeeld van Djedkhonsefankh, de zoon van Khonsumes, is gedateerd op XXV/XXVI.
In Efeze is een bronzen standbeeld gevonden van een zekere Ihat C, zoon van Penmaat xii. Erop staan namen van Psamtik II (595-589), maar deze namen zijn gedeeltelijk bewerkt; oorspronkelijk stond er Nekau II (610-595). Het beeld is gedateerd op “late Kushite”, ofwel de tweede helft van XXV (ca.690-656). De naam Ihat is zeldzaam en het is daarom logisch om hem te identificeren met Ihat B, de zoon van Penmaat vii en vader van Penmaat viii. Ihat B was daarentegen priester van Montu; Ihat C was priester van Amun. 78 Doordat Penmaat viii in de tijd van dynastie XXV leefde is het mogelijk dat hij Ihat C’s vader Penmaat xii is, en een zoon vernoemde naar zijn vader.
Besenmut
Kitchen twijfelde over twee dateringen voor de Besenmut-familie, een eerdere en een latere. Dat bleek naar onderzoeken naar de relevante stelae door Munro en doodkisten door Taylor de latere te moeten zijn. 80 Een latere datering maakt vizier Harsiese, schoonvader van Nesamun ii, identiek aan Harsiese G (Pahrer), ondanks dat hij vaker voorkomt als Pahrer dan als Harsiese. 81 Een vroege datering betekent dat, doordat Irthorrou i getrouwd was met een kleindochter van 3PA Pediamennebnesttawy B, de laatste dezelfde kan zijn als 3PA Pediamennebnesttawy A. 74 Zij zijn dezelfde personen. 82 Laat en vroeg lijken dus allebei te passen, wat alleen mogelijk is door de chronologie van de Derde Tussenperiode flink in te korten.
Namenkhre i, zoon van Ankhefenkhons vii, is geïdentificeerd met Menkhpre, zoon van Ankhefenkhons i. Dat levert problemen op in de standaardchronologie, omdat Ankhefenkhons i te vroeg leefde om de vader te zijn van Namenkhpre i’s broer Idy, die in 619 nog vermeld wordt, maar in een ingekorte chronologie past het. 83
Montuemhat
Het onduidelijke aan deze familie 84 is de connectie met de Besenmut-familie. Het is niet duidelijk met welke Besenmut Tabetjet getrouwd was, alleen dat zijn vader een Ankhefenkhons was. Ook is niet duidelijk welke Harsiese de vader was van Naneferherset. In mijn chronologie zijn alleen de bovenstaande identificaties mogelijk.
Ankhefensekhmet
Voor de bronnen en de details, zie hier.
laatste wijziging: 26 januari 2022
21-22 augustus 2023: volledig herschreven. Een aantal eerdere conclusies bleek niet te kloppen en hier en daar kwamen aanvullingen boven tafel. Het grote overzicht werd zo groot dat het opgedeeld is in aparte families. In de Besenmut-familie bleken veel doodskisten gedateerd te kunnen worden. Ik heb aangenomen dat de eigenaren daarvan ook rond die tijd overleden. Toegevoegd zijn de families van Penmaat en Ankhefensekhmet.
4 januari 2024: toegevoegd twee mogelijke linken vanaf de koninklijke familie naar de HPA’s van dynastieën XX-XXI
- Brovarski (2010), p. 73, voetnoot 33[↩]
- Bierbrier (1975), p. 82[↩]
- Bierbrier (1975), p. xvi, 107[↩]
- TIP, § 63-64[↩]
- Royal Families, p. 210-231; TIP, § 81 voor de tak van Shoshenq D; Stela van Pasenhor in Ritner (2009) p. 17-19 met spelling van de namen uit TIP Table 19; TIP, 1986 supplement, § 437; voor de HPA’s uit deze familie: TIP, § 157, 159-160, 162; Ritner (2009) p. 36 voor de mogelijkheid dat [Takelot I] jaar 13 ook jaar 14 kan zijn; de familie van Bakennefi A/B; Aidan Dodson, The Prophet of Amun Iuput and his Distinguished Ancestors, in The Journal of Egyptian Archaeology 95 (2009), p. 51-66 voor de nakomelingen van Shoshenq IIa; Morkot en James (2009) vooral voor de familie van HPM en koning Peftjauawybast; Robert Morkot en Peter James, Dead-reckoning the Start of the 22nd Dynasty: from Shoshenq V back to Shoshenq I, in Solomon and Shishak (2015): BICANE Colloquium (Cambridge 2011), p. 26-27 en M. L. Bierbrier, Two Confusing Coffins, in Journal of Egyptian Archaeology 70(1) (1984), p. 82-84 voor de tak van Djedptahefankh F[↩]
- TIP, § 90, met voetnoot 136[↩]
- Robert Morkot en Peter James, Dead-reckoning the Start of the 22nd Dynasty: from Shoshenq V back to Shoshenq I, in Solomon and Shishak (2015): BICANE Colloquium (Cambridge 2011), p. 24[↩]
- Robert Morkot en Peter James, Dead-reckoning the Start of the 22nd Dynasty: from Shoshenq V back to Shoshenq I, in Solomon and Shishak (2015): BICANE Colloquium (Cambridge 2011), p. 26[↩][↩]
- M. L. Bierbrier, Two Confusing Coffins, in Journal of Egyptian Archaeology 70(1) (1984), p. 82-84[↩]
- Morkot en James (2009), p. 35-38[↩]
- Andrew P., Re: D21/D22 overlap[↩]
- Karl Jansen-Winkeln, Historische Probleme der 3. Zwischenzeit, in Journal of Egyptian Archaeology 81 (1995), p. 129-136[↩][↩]
- TIP, § 157[↩][↩][↩][↩]
- Karl Jansen-Winkeln, Historische Probleme der 3. Zwischenzeit, in Journal of Egyptian Archaeology 81 (1995), p. 138[↩]
- Karl Jansen-Winkeln, Historische Probleme der 3. Zwischenzeit, in Journal of Egyptian Archaeology 81 (1995), p. 136-138[↩]
- Royal Families, p. 223[↩]
- TIP § 162[↩]
- TIP, 1986 supplement, § 485[↩]
- Robert K. Ritner, An Oblique Reference to the Expelled High Priest Osorkon? in Gold of Praise: Studies on Ancient Egypt in Honor of Edward F. Wente (1999), p. 357-358; Royal Families, p. 231[↩]
- Morkot en James (2009), p. 26[↩]
- Herman de Meulenaere, La Statuette JE 37163 du Musee du Caire, in Studien zur Altägyptischen Kultur, Bd. 6 (1978), p. 63-68[↩]
- Joachim Friedrich Quack, A Bichrome Faience Statuette of Bastet from the Reign of Takeloth III, in Kleine Götter – Grosse Götter, Festschrift für Dieter Kessler zum 65. Geburtstag (2013), p. 81-82[↩]
- Royal Families, p. 227[↩]
- Royal Families, p. 230[↩]
- TIP, § 166-169; Bierbrier (1975), p. 68-73; Günter Vittman, Zwei Priestereinführungsinschriften der 25. Dynastie aus Luxor (Berlin 2096 und 2097), in Studien zur Altägyptischen Kultur, Bd. 29 (2001), p. 359-360 voor de familielijn vanaf Menmose tot en met Padikhons; Karnak Priestly Annals fragment 3B in Ritner (2009), p. 50-51, en fragment 6 op p. 52; Frédéric Payraudeau, Le fragment no 6 des annales des prêtres d’amon à Karnak et une nouvelle branche de la famille de Néseramon, in Revue d’égyptologie 53 (2002), p. 250-255[↩]
- Bierbrier (1975), p. 70[↩]
- Alan R. Schulman, Two Unrecognized Monuments of Shedsunefertum, in Journal of Near Eastern Studies, vol. 39 no. 4 (okt. 1980), p. 307-308[↩]
- Robert M. Porter, A fresh look at the Neseramun Genealogy, in Göttinger Miszellen 47 (2015), p. 85-93[↩]
- Robert M. Porter, A Network of 22nd-26th Dynasty Genealogies, in Journal of the American Research Center in Egypt 44 (2008), p. 156[↩]
- TIP, § 170[↩][↩]
- Robert M. Porter, A fresh look at the Neseramun Genealogy, in Göttinger Miszellen 47 (2015), p. 85-93, p. 2 in de pdf[↩]
- Bierbrier (1975), p. 68[↩][↩]
- TIP, p. 206-209[↩]
- G. Legrain, Statues et statuettes de rois et de particuliers, Le Caire, 1914. T. III, staat in deze lijst, p. 44-45[↩]
- Karl Jansen-Winkeln, Drei Statuen der 22./23. Dynastie, in Zeitschrift für ägyptische Sprache und Altertumskunde 135 (2008), p. 58-62[↩]
- Robert M. Porter, A fresh look at the Neseramun Genealogy, in Göttinger Miszellen 47 (2015), p. 85-93, p. 5 in de pdf[↩]
- Robert M. Porter, A fresh look at the Neseramun Genealogy, in Göttinger Miszellen 47 (2015), p. 85-93, p. 4 in de pdf[↩]
- TIP, § 170, 177-178 met voetnoot 102 op p. 212, en supplement 1986 § 476; Bierbrier (1975), p. 73-78[↩]
- Kathryn Howley en Pearce Paul Creasman, The Twenty-Fifth Dynasty Theban Mortuary Temple of the Vizier Nebneteru, Reused by Khonsuirdis and Others, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 107 (2021), p. 105-114[↩]
- Karl Jansen-Winkeln, Bemerkungen zu drei thebanischen Statuen der Spätzeit, in Chronique d’Égypte 78 (2003), p. 27-36[↩]
- Bierbrier (1975), p. 77[↩]
- TIP, § 177, waar de vaas LD 34 heet, met voetnoot 99[↩]
- TIP, § 166, 171; Bierbrier (1975), p. 2-3, 60-67; Karl Jansen-Winkeln, Zu einer Genealogie aus der frühen 22. Dynastie, in Studien zur Altägyptischen Kultur 31 (2003), p. 211-223; Frédéric Payraudeau, Harsiésis, un Vizir Oublié de l’Époque Libyenne? in The Journal of Egyptian Archaeology 89 (2003), p. 203 voor de datering van Harsiese D[↩]
- Bierbrier (1975), p. 63[↩][↩]
- Davies (1999), p. 96[↩]
- TIP, § 171[↩]
- Bierbrier (1975), p. 65[↩]
- Bierbrier (1975), p. 2-3[↩]
- Bertha Porter en Rosalind L. B. Moss, Topographical Biography of Ancient Egyptian Hieroglyphic Texts, Reliefs, and Paintings, I. The Theban Necropolis, Part 1. Private Tombs (1970), Tomb 35 op p. 61-62[↩]
- TIP, § 180, 191; Bierbrier (1975), p. 86-88; Karl Jansen-Winkeln, Thebanische Statuen der 25. und 26. Dynastie, in Studien zur Altägyptischen Kultur 34 (2006), p. 217-231, waar op p. 231 zoals Porter opmerkte een fout in de stamboom zit, Djedmutesankh viii is daar getrouwd met haar zoon; https://www.ifao.egnet.net/bases/cachette/ voor de datering van Cairo JE 37851, het beeld van Nesyqashuty de zoon van Harsiese L; Frédéric Payraudeau, Une nouvelle mention du vizir Nakhtefmout sur une statue-cube naophore (Caire JE 37851), in Revue d’Égyptologie 57 (2006), p. 249-254[↩]
- TIP, 1986 supplement, § 480[↩][↩]
- Karl Jansen-Winkeln, Thebanische Statuen der 25. und 26. Dynastie, in Studien zur Altägyptischen Kultur 34 (2006), p. 230-231[↩]
- Frédéric Payraudeau, Une nouvelle mention du vizir Nakhtefmout sur une statue-cube naophore (Caire JE 37851), in Revue d’Égyptologie 57 (2006), p. 253[↩]
- TIP, § 180, 183-189; TIP, § 263, 266 voor de GCMn’s die 4PA waren; Bierbrier (1975), p. 79-85; M. L. Bierbrier, Two Confusing Coffins, in Journal of Egyptian Archaeology 70(1) (1984), p. 84-86; Frédéric Payraudeau, Un témoignage du quatrième prophète Nakhtefmout (A) sous le règne de Takélot II, in Revue d’Égyptologie 59 (2008), p. 394-399[↩]
- Bierbrier (1975), p. 95; Robert M. Porter, A Network of 22nd-26th Dynasty Genealogies, in Journal of the American Research Center in Egypt 44 (2008), p. 156[↩]
- Jeremy Goldberg, Centuries of Darkness and Egyptian Chronologies: Another Look, op internet als DE 33.doc, p. 13[↩]
- Frédéric Payraudeau, Les prémices du mouvement archaïsant à Thèbes et la statue Caire JE 37382 du quatrième prophète Djedkhonsouiouefânkh, in Bulletin de l’Institut français d’archéologie orientale 107 (2007), p. 141-156[↩]
- Robert Morkot en Peter James, Dead-reckoning the Start of the 22nd Dynasty: from Shoshenq V back to Shoshenq I, in Solomon and Shishak (2015): BICANE Colloquium (Cambridge 2011), p. 33[↩]
- Frédéric Payraudeau, Les prémices du mouvement archaïsant à Thèbes et la statue Caire JE 37382 du quatrième prophète Djedkhonsouiouefânkh, in Bulletin de l’Institut français d’archéologie orientale 107 (2007), p. 148[↩]
- Bierbrier (1975), p. 87[↩]
- Robert M. Porter, A Network of 22nd-26th Dynasty Genealogies, in Journal of the American Research Center in Egypt 44 (2008), p. 155[↩][↩]
- M. L. Bierbrier, Two Confusing Coffins, in Journal of Egyptian Archaeology 70(1) (1984), p. 84-86[↩]
- TIP, § 180[↩]
- Robert M. Porter, A Network of 22nd-26th Dynasty Genealogies, in Journal of the American Research Center in Egypt 44 (2008), p. 155-156[↩]
- TIP, § 266[↩]
- TIP, § 266, met voetnoot 365[↩]
- Gerard P. F. Broekman, The Leading Theban Priests of Amun and their Families under Libyan Rule, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 96 (2010), p. 137-138[↩]
- Karl Jansen-Winkeln, Thebanische Statuen der 25. und 26. Dynastie, in Studien zur Altägyptischen Kultur 34 (2006), p. 231-240; TIP, § 192-195, 1986 supplement, § 482; Hartwig Altenmüller, Der Sockel einer Horusstele des Vorstehers der Wab-Priester der Sachmet Benitehhor, in Studien zur Altägyptischen Kultur 22 (1995), p. 1-20[↩]
- Bierbrier (1975), p. 97[↩]
- Jansen-Winkeln (2006), p. 238 voor de titels van de Pediamennebnesttawy’s, en voetnoot 65 op p. 239 voor de gezant van Tefnakht[↩]
- TIP, § 194[↩]
- Fréderic Payraudeau, Une familie de délégués du trésor du domaine d’Amun sous la 25ème dynastie, in Studien zur Altägyptischen Kultur 35 (2006), p. 213-218; Karl Jansen-Winkeln, Die Entwicklung der genealogischen Informationen nach dem Neuen Reich, in Internet-Beiträge zur Ägyptologie und Sudanarchäologie / Studies from the Internet on Egyptology and Sudanarchaeology V (2005), p. 140-141; David Rohl en Peter van der Veen, The NC and Frederic’s Criticisms, A reply to Frederic Payraudeau by Peter van der Veen and David Rohl; Herman De Meulenaere, La famille de Khonsoumès, un contemporain de Montouemhat, in ISIMU 2 (1999), p. 393-399; Bierbrier (1975) p. 96-97, voor de tak van Penmaat ii; Maarten J. Raven, On some coffins of the Besenmut family, in Oudheidkundige mededelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden 26 (1981), p. 10-21[↩]
- Bierbrier (1975), p. 96[↩]
- Bierbrier (1975), p. 96-97[↩][↩]
- Günter Vittman, Zwei Priestereinführungsinschriften der 25. Dynastie aus Luxor (Berlin 2096 und 2097), in Studien zur Altägyptischen Kultur, Bd. 29 (2001), p. 362[↩]
- Jansen-Winkeln (2005), p. 141 en De Meulenaere (1999), p. 399[↩]
- Rohl en Van der Veen[↩][↩]
- Erich Winter, Eine ägyptische Bronze aus Ephesos, in Zeitschrift für ägyptische Sprache und Altertumskunde, Band 97 (1971), p. 146-155[↩]
- TIP, § 190-192, 197, 1986 supplement § 481; Bierbrier (1975), p. 92-97, 104, 106-108; M. L. Bierbrier, Two Confusing Coffins, in Journal of Egyptian Archaeology 70(1) (1984), p. 85-86; Robert M. Porter, A Network of 22nd-26th Dynasty Genealogies, in Journal of the American Research Center in Egypt 44 (2008), p. 155; https://www.ifao.egnet.net/bases/cachett1e/ voor de datering van standbeelden Cairo JE 48617 van Besenmut ii en Cairo JE 37183 van Besenmut i; Maarten J. Raven, On some coffins of the Besenmut family, in Oudheidkundige mededelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden 26 (1981), p. 10-21; Dagmara Hal-adaj, Back off crocodile! Spells 31-42 of the Book of the Dead in iconography of late Third Intermediate Period ḳrsw coffins from Thebes, in The Oriental Studies 83 (2019), p. 102-105[↩]
- TIP, 1986 supplement, § 481[↩]
- Bierbrier (1975), p. 94[↩]
- Karl Jansen-Winkeln, Thebanische Statuen der 25. und 26. Dynastie, in Studien zur Altägyptischen Kultur 34 (2006), p. 238[↩]
- Bierbrier (1975), p. 107-108, en Porter (2008), p. 155[↩]
- TIP, § 196-197, 1986 supplement § 478; Royal Families, p. 238-239 voor de afkomst van Piankhy-Har; Robert M. Porter, A Network of 22nd-26th Dynasty Genealogies, in Journal of the American Research Center in Egypt 44 (2008), p. 155; Fréderic Payraudeau, Une familie de délégués du trésor du domaine d’Amun sous la 25ème dynastie, in Studien zur Altägyptischen Kultur 35 (2006), p. 217 voor de vermelding van Pasherenmut in 651; Bierbrier (1975), p. 93-94, 104-106[↩]