Categorieën
6. Nieuwe Rijk 7. Derde Tussenperiode

Hogepriesters van Amun onder XX en XXI

Ingang van de tempel van Khonsu in Karnak. 1 In deze tempel zijn veel van de hogepriesters in deze post afgebeeld.

Inleiding

Een tot deze post toe onopgelost probleem in mijn chronologie was de overgang van dynastie XX naar XXI. Het bewijs voor deze periode is redelijk mager en dat wat bekend is, wordt door verschillende egyptologen soms compleet anders geïnterpreteerd. Dat is niet zo verwonderlijk. Het bewijs blijft redelijk vaag en er worden genoeg regeringsjaren genoemd, maar zonder de bijbehorende koningen.

Het bewijs bestaat vooral uit de gegevens over de hogepriesters van Amun (vaak afgekort tot HPA) en hun familieleden. Een voorbeeld van hun onduidelijkheid is Duathathor Henttawy. Zij was onder andere dochter, vrouw en moeder van de koning en vrouw en moeder van de HPA, maar wie dat allemaal waren wordt niet gezegd. Hogepriester Menkheperre verjoeg een tegenstander uit Thebe in jaar 25, maar laat niet los wie die tegenstander was en van wie jaar 25 was. En zo zijn er meer onduidelijkheden.

Het doel van deze post is een reconstructie te geven die past bij mijn chronologie.

Datering van XX en XXI

Mijn datering van XX is in den beginne gebaseerd op de identificatie van de Bijbelse Sisak met Ramses III (937-906), de tweede koning van de dynastie. De laatst bekende koning, Ramses XI, regeerde 876-minstens 841, mogelijk tot 839/8.

Omdat dynastie XXII niet later gedateerd kan worden dan 819/8, blijft voor het belangrijkste deel van XXI slechts 20 jaar over. Toch heeft ze in de standaardchronologie 125 jaar. Een kenmerk van XXI is dan ook de afwezigheid van bewijs. Dat blijkt het beste bij de belangrijkste bronnen voor de chronologie van XXI: van de drie relevante genealogieën slaan twee de dynastie compleet over. Ondanks dat kan XXI, dankzij een paar vermeldingen van de laatste koningen, in 925-785 geplaatst worden.

Dynastieën XX en XXI begonnen nu 16 jaar na elkaar. Dit is de grootste overlap tussen beide die ik ooit ergens heb gevonden, maar in teksten van XX zijn drie bevestigingen van juist deze chronologie te vinden:

  • de rebel die Ramses IV (906-900) accepteerde als een andere heerser binnen Egypte, was Smendes (925-899);
  • de vijand uit jaar 1 van Ramses VI (896/5) was Amenemnisu (899-895);
  • de tegenstander die door de al genoemde hogepriester van Amun Menkheperre werd verslagen in een jaar 25, dat gevolgd werd door een laag jaartal, ergens tussen 1-5, was Ramses XI. Jaar 25 komt nu uit de jaartelling van Psusennes I (876/5), dat gebruikt werd om de jaartelling van Ramses XI te vermijden, en het lage jaarnummer was van Ramses IX (879-861), die dankzij Menkheperre de macht over Thebe terugkreeg.

Dit past, maar in vergelijking met de standaardchronologie ontstaan er een paar problemen. Een daarvan is dat Menkheperre de kleinzoon was van Piankh, die HPA was in de tijd van Ramses XI. Hier zijn Menkheperre en zijn “opa” tijdgenoten. Er zijn twee sleutels om dit soort problemen op te lossen. De eerste is dat HPA en koning Pinudjem, de vader van Menkheperre, niet dezelfde is als de HPA Pinudjem die de zoon was van Piankh, zoals Ad Thijs beredeneerde. Als tweede is dat een terugkeer naar de oorpronkelijke plaatsing van HPA Herihor voor, en niet na, Piankh, zoals volgens Peter James en Robert Morkot.

Oplossing

De puzzel leidt in mijn chronologie naar twee series HPA’s. De een stond in dienst van dynastie XX, de ander van dynastie XXI:

Dynastie XX:
Ramsesnakht, (905)-876/0


Amenhotep, 876/0-858
Nesamun, 858-857
Amenhotep (weer), 857-853
Herihor, 853-851, koning 851-831
Pinudjem zoon van Piankh, 851
Piankh, 851-847/6
Pinudjem (weer), 847/6-837/6
Masaharta, 837/6-834/1
? DjedKhonsefankh, (834/1-831?)
Dynastie XXI:
Pinudjem, voor 876, koning (876)-851
Psusennes I, koning 900-851
Amenemope, koning 854-845
Menkheperre, 876-851, koning 851-(849)


Smendes, 851-851/45
Pinudjem zoon van Menkheperre, 851/45-830




Psusennes, 830-816/09

Om te laten zien dat het bovenstaande past, volgen hieronder de HPA’s met hun genealogie. Het is een nogal lange post geworden, maar heeft wel resultaat. Gegevens die in de standaardchronologie niet passen, maar hier wel, zijn:

  • Schrijver Butehamun de zoon van Dhutmose stierf ongeveer tegelijk met HPA Pinudjem de zoon van Piankh, ofwel tussen 838/7 en 836/5. Volgens de stijl van zijn doodskisten en doodskleed daarentegen werd hij begraven in de tijd van HPA Pinudjem de zoon van Menkheperre (851/45-830). In de standaardchronologie is dat minstens 60 jaar later. 2 Toch is dit dezelfde Butehamun, want op de doodskisten staat een tekst over het ritueel van de mondopeningsceremonie van koning Amenhotep I, wat gebeurde in de tijd van HPA Masaharta (837/6-834/1), de opvolger van Piankhs zoon. 3 De Butehamun uit een magische papyrus (Cat. 1858) was de zoon van Dhutmose en Baketamun. Hij is dus de Butehamun uit de tijd van HPA Pinudjem de zoon van Piankh, maar het was vooral in de tijd van HPA Pinudjem de zoon van Menkheperre dat mummies begraven werden met magische papyri. 3
  • In het verhaal van Wenamun was Herihor HPA in 852. Op dat moment was Smendes in Tanis een van de “foundations whom Amun has put in the north of his land”. Hij stond dus in dienst van Amun en is niet zoals in de standaardchronologie koning Smendes, maar HPA Smendes.
  • Het verhaal van Wenamun werd waarschijnlijk geschreven in de tijd van Shoshenq I (819/8-797), maar Herihor en Smendes leefden eerder. In de standaardchronologie scheelt dat zo’n anderhalve eeuw later, wat niet spreekt voor de betrouwbaarheid. In mijn chronologie scheelt het slechts een halve eeuw en mensen uit Wenamuns tijd konden zich de reis nog herinneren. Voor de details, zie hier.
  • Het hiëratische dodenboek van Nodjmet, die stierf in 851 of kort daarna, werd geschreven in de tijd van HPA Pinudjem de zoon van Menkheperre (851/45-830), wat in de standaardchronologie 50 jaar na haar dood is. 4
  • Alle vermeldingen van een godsvrouw van Amun Maatkare passen in deze theorie als er slechts één persoon met die naam was. Het is ook mogelijk dat ze net zo oud was als haar mummie lijkt. Dit is onmogelijk in de standaardchronologie.
  • Papyrus Brooklyn 16.205 is een orakel uit een anoniem jaar 4, dat volgt op een anoniem jaar 49; dit zijn de jaren van Amenemnisu (851/0) en Psusennes I (852/1). Het onderwerp is volgens Ad Thijs niet zo interessant, maar jaar 49 wordt twee keer “the bad time” genoemd. Wat er precies slecht aan was wordt zoals wel vaker niet duidelijk. In zowel Thijs’ als mijn chronologie stierven in 851 verschillende belangrijk personen. 5 Mijn rijtje is: koning Pinudjem, koningin Duathathor Henttawy, koning Psusennes I en mogelijk HPA Smendes. In dit jaar volgde niet alleen Herihor Pinudjem op, Menkheperre stond op als koning zonder zo erkend te worden door zijn kinderen. Ook stierf in of kort na dit jaar de al genoemde Nodjmet.
  • Istemkheb, de dochter van HPA Menkheperre, wordt op haar doodskist “Koning van Boven- en Beneden-Egypte” genoemd. In de standaardchronologie wordt haar claim op het koningschap afgedaan als verregaande inflatie van koninklijke titels. 6 In mijn chronologie kan ze Ramses XII zijn, de opvolger van haar oom Herihor; zie hier.

Daarnaast zijn er twee mogelijke linken bekend van de stamboom van deze HPA’s naar de koninklijke familie van dynastieën XXII-XXIII. Ook dit past in mijn chronologie. Ze staan hier.

De onderstaande geboortejaren zijn afgerond op het dichtstbijzijnde jaartal dat eindigt op een -5 of -0. Het kan dus voorkomen dat twee broers of zussen beiden geboren zijn rond bijvoorbeeld 875.

Ramsesnakht
geboren omstreeks 950
HPA (905)-876/0

Ramsesnakht wordt voor het eerst met de titel hogepriester van Amun vermeld in jaar 1 van Ramses IV (906/5) en was dat nog in jaar 2 van Ramses IX (878/7). In jaar 10 (870/69) was hij al overleden, want toen was zijn zoon Amenhotep HPA. Hij kwam niet uit Thebe en werkte zich gaandeweg zijn carrière naar boven. Hij zal daarom minimaal 40 zijn geweest toen hij uiteindelijk HPA werd, waarschijnlijk eerder richting de 50. 7 Volgens zijn zoon Amenhotep stierf hij in de tijd van Ramses XI 8, dus op zijn vroegst in 876. Omdat hij minstens 30 jaar hogepriester was denk ik dat hij in 905 rond de 45 was.

Het jaar 8 in graffiti 1860a uit Thebe waarin een HPA Ramsesnakht wordt vermeld, zou van Ramses X zijn 9, maar jaar 3 van Ramses X werd opgevolgd door een jaar 1 10. Het jaar 8 lijkt uiteindelijk van Ramses VI te zijn 11 en deze Ramsesnakht zal de bekende HPA van die naam zijn.

Hij was getrouwd met Adjetau en had meerdere kinderen, o.a. 12:

Amenhotep
geboren omstreeks 925
HPA 876/0-858, 857-853

Amenhotep was waarschijnlijk niet de oudste zoon van zijn vader. 12 Hij wordt voor het eerst als HPA vermeld in jaar 9 van Ramses IX (871/0) 13 en was nog in jaar 17 (863/2), en waarschijnlijk ook in jaar 2 van Ramses X (860/59). Hij is de HPA die volgens zijn autobiografie, na 8 maand onderdrukt te zijn, werd teruggeplaatst in zijn ambt. 14 Volgens pMayer A was Amenhotep onderdrukt voor 9 maand. 15

Tijdens deze onderdrukking had een zekere Panehsy, de latere onderking van Cusj, de macht in Thebe. De onderdrukking eindigde met de komst van Ramses XI naar Thebe, die daarop de wḥm mswt uitriep, een nieuw tijdperk, dat begon rond het begin van zijn jaar 19 (februari 857). 16 Amenhotep schreef hierover: “I [spent] an amount of five and a half years.” “I have accomplished for him [the king?] benefactions, (for) he has suppressed the one who had suppressed me quickly without his ever having permitted delay”. 17

Amenhotep was veel langer HPA dan 5,5 jaar. De context is helaas te beschadigd om duidelijk te krijgen wat hij bedoelde, maar omdat de inscriptie gaat over zijn onderdrukking zal de periode daarmee te maken hebben 18. Zijn opvolger, Herihor, wordt voor het eerst vermeld als HPA op 4 maart 852. De 5,5 jaar zullen daarvoor geëindigd zijn en begonnen daarom uiterlijk rond september 857. Het beginpunt is mogelijk de onderdrukking, die als deze eindigde met de start van de wḥm mswt begon rond juni 858; IV akhet in jaar 3, 24 juni-23 juli 858, is bovendien de laatste datum dat Ramses X nog wordt vermeld 10. 5,5 jaar later brengt ons naar Amenhoteps sterfmaand, ongeveer december 853.

Hrere, Hrere en Hrere

In jaar 10 van de wḥm mswt (848/7), tijdens Piankhs veldtocht naar Cusj, was een zekere Hrere in Elephantine. Zij was “Chief of the Harim of Amenresonter”, wat betekent dat ze getrouwd was met een HPA. Thijs denkt dat ze getrouwd was met Amenhotep, omdat hij eerder al een andere vrouw toewijst aan Piankh. 19 Het betekent alleen dat ze bijna 70 was toen ze met Piankh en het leger naar het zuiden trok, en ik kan me moeilijk voorstellen dat iemand van die leeftijd daar zin in heeft. Het is logischer dat Piankh zijn vrouw meenam. 20 Dat Hrere zijn vrouw was is mogelijk. In een hiëratische graffiti in de tempel van Luxor stond ooit de naam van de moeder van HPA Pinudjem, ofwel de vrouw van Piankh. Helaas is alleen een deel van het begin van haar naam bewaard gebleven en dit wordt door verschillende egyptologen zowel geïnterpreteerd als en als ndm. 21 Hier stond in ieder geval geen Henttawy. 22

Een Hrere was de moeder van een dochter, Tarudjet. Zij worden zonder titels genoemd op een armband in de grafkamer van generaal Wendjebauendjedet, in het grafcomplex van Psusennes I in Tanis (900-851). Omdat grafgoederen in Tanis vaak erfstukken waren, meestal van ouders, was Tarudjet waarschijnlijk Wendjebauendjedets moeder en Hrere zijn oma. Zij kan de uit Thebe bekende Hrere zijn. 23 Door haar leeftijd zal ze minstens een generatie ouder zijn dan Piankhs vrouw. Want zelfs als Wendjebauendjedet pas aan het eind van Psusennes’ leven generaal werd en toen 20 was, werd Hrere uiterlijk geboren omstreeks 910, zodat ze alsnog minimaal 60 was toen ze met Piankh naar Elephantine ging.

Een koningsmoeder Hrere was de moeder van koningsmoeder Nodjmet, volgens Nodjmets dodenboek. 24 Nodjmet was getrouwd met HPA Herihor en toen haar doodskist werd gemaakt, was haar man nog geen koning. Volgens haar dodenboek was ze de vrouw van de HPA; de koningstitel van haar man wordt genegeerd. 25 Dit dodenboek zal daarom voor zijn koningschap (851-831) zijn gemaakt. Ondanks dat de titel koningsmoeder ook geïnterpreteerd kan worden als konings(schoon)moeder 26, geldt dat hier dus niet.

Hrere was een redelijk zeldzame naam, wat het logisch maakt dat beide vermeldingen over dezelfde vrouw gaan. 27 Een uitzondering is als twee vrouwen binnen één familie naar elkaar vernoemd zijn. 20 De bovenstaande drie vermeldingen van (een) Hrere zijn dus samen te vatten als er twee Hreres bestonden, moeder en dochter. De kinderen van moeder Hrere zijn:

  • Nodjmet, getrouwd met Herihor, en moeder van een koning (mogelijk Ramses X)
  • Hrere, de vrouw van HPA Piankh die met hem naar het zuiden ging (848/7)
  • Tarudjet, de moeder van Wendjebauendjedet, generaal van Psusennes I
  • een koning (mogelijk Ramses XI, de zoon van een zekere Uaphres, die dan Hreres man is)

Hrere, Nodjmet en Amenhotep

Deze reconstructie verklaart de connectie tussen Piankhs familie en Herihors vrouw, Nodjmet. In een scène in de tempel van Luxor staat “Lady of the House, Chief of the Harim of Amun, Nodjmet” samen afgebeeld met Piankh en zijn zonen: HPA Pinudjem, Heqanefer, Heqamaat en Ankhefenmut. In tegenstelling tot de zonen wordt van Nodjmet niet gezegd dat ze Piankhs kind is. 28 (Thijs concludeert hieruit dat zij de vrouw van Piankh is en komt zo tot het bestaan van een tweede Nodjmet, naast die van Herihors vrouw met dezelfde naam. 28 Dat is niet nodig. Nodjmets beide titels in deze scène zijn ook bekend van Herihors vrouw, waarvoor zie onder.)

Het verklaart alleen nog niet de connectie tussen Amenhoteps familie en die van Piankh. Amenhoteps broer Nesamun was in jaar 16 van Ramses IX (864/1) zowel sem-priester van Medinet Habu als tweede profeet van Amun; later hebben twee zonen van Piankh die titels, Heqamaat (sem-priester) en Heqanefer (tweede profeet van Amun). 29 Een oplossing zou zijn dat moeder Hrere getrouwd was met HPA Amenhotep, maar de titel vrouw van de HPA is alleen van dochter Hrere. 20 Mogelijk was Hrere een zus van Amenhotep en Nesamun. Van hen zijn geen kinderen bekend en als zij die ook niet hadden, zijn de titels overgegaan naar een dichtbij familielid.

Nesamun
geboren omstreeks 920
HPA 858-857

Nesamun wordt alleen als HPA vermeld op een standbeeld, dat hij opdroeg aan zijn vader Ramsesnakht. Hij is waarschijnlijk de sem-priester en tweede profeet van Amun (degene direct onder de hogepriester) in jaar 8 en 16 van Ramses IX (872/1 en 864/1) en in jaar 7 van de wḥm mswt (851/0). 30 Dat is mogelijk; de verschillende vermeldingen van (een) Nesamun passen bij de activiteiten van Ramsesnakhts familieleden. 15

Hij was slechts kort hogepriester, in de maanden dat zijn broer Amenhotep onderdrukt werd. 31

Herihor
geboren omstreeks 910
HPA 853-851
koning als Hem-netjer-tep-en-Amun Siamun Herihor 851-831
getrouwd met Nodjmet, geboren omstreeks 910

Hem-netjer-tep-en-Amun, Herihors prenomen, betekent “eerste (tep) profeet (hem-netjer) van (en) Amun”, ofwel de hogepriester.

HPA Herihor wordt vermeld op IV shemu 16 in jaar 5 (4 maart 852), II peret 7 in jaar 6 (27 augustus 852, maar volgens Ritner II akhet 7 32, 29 april 852) en III peret(?) 15 in jaar 6 (dan 4 oktober 852). 33 Voor de toewijzing van deze jaren aan de wḥm mswt, zie onder, bij de vraag wie er eerder was: Herihor of Piankh. Voor 853 als beginjaar, zie zijn voorganger Amenhotep.

Herihor werd uiteindelijk koning. Toen hij nog HPA was, in jaar 5 (op IV shemu 16 34, 4 maart 852), zond hij Wenamun naar Libanon om hout te halen voor de nieuwe bark van Amun, maar wanneer hij wordt afgebeeld met de afgemaakte bark op de muren van de tempel van Khonsu in Karnak is hij koning. 35 De grote zuilenzaal in de tempel van Khonsu werd gedecoreerd door Ramses XI, die wordt afgebeeld terwijl hij offert met HPA Herihor. In de voorhof van die tempel daarentegen is Ramses afwezig. Herihor draagt daar de kleren van een hogepriester, maar met de ureaeus of zelfs de dubbele kroon op zijn hoofd. Hij heeft de complete titulatuur van een farao, inclusief Horus-naam en cartouches. 36 Hij was een echte koning, en geen ceremoniële zoals Kitchen denkt. 37

Wenamun

Volgens het verhaal van Wenamun waren, nog steeds in jaar 5, Smendes en Tentamun in Tanis de “organizers of the land”. 38 Zij waren de “foundations whom Amun has put in the north of his land.” 39 In mijn chronologie is Smendes de in het volgende jaar aantredende HPA van die naam die de zoon was van Menkheperre; zie onder.

De meningen over het Verhaal van Wenamun verschillen van waargebeurd tot een korte roman. Alhoewel het speelt onder Herihor, is het mogelijk om het, door onder andere de aanname dat het verhaal een boodschap heeft en de vermeldingen van Dor en Byblos te vergelijken met wat over die steden bekend is, te plaatsen in de tijd van Shoshenq I (819/8-797). In de standaardchronologie betekent dit een flinke deuk in Wenamuns betrouwbaarheid. 40 In mijn chronologie werd Wenamun hoogstens 50 jaar later geschreven, in een tijd dat mensen zich de gebeurtenissen nog konden herinneren. Ik neem de vermeldingen van Herihor en Smendes daarom aan voor waar.

Iets wat op zijn plek valt door het Verhaal van Wenamun in de wḥm mswt te plaatsen en niet pas daarna, is dat er geen farao wordt genoemd; Wenamun kreeg zijn opdracht van HPA Herihor. De farao was dus redelijk machteloos. In jaar 10 van de wḥm mswt (848/7) schreef Piankh, toen hij op campagne was in Cusj: “As for Pharaoh, l.p.h., how will he ever reach this land? And as for Pharaoh, l.p.h., whose superior is he after all?” 41

Herihor of Piankh: wie was eerst?

Ooit werd Herihor door iedereen als Piankhs voorganger gezien, tot Jansen-Winkeln in een paper uit 1992 de volgorde omdraaide. Zijn visie wordt nu meestal gevolgd. Maar die omdraaiïng levert verschillende problemen op. Herihor is nu bijvoorbeeld HPA en generalissimo tussen Piankh en diens zoon Pinudjem in, een situatie zonder parallel. 42 Alle Jansen-Winkelns acht argumenten voor de omdraaiïng zijn tegen te spreken. Bovendien worden de relaties van Piankh en Herihor met één of meerdere Hreres en Nodjmets onnodig complex. 43 Wel liet Jansen-Winkeln zien dat Herihor Ramses XI overleefde. 44

Herihor als koning

HPA Herihor is het onderwerp van een orakel uit de tijd van Ramses XI (876-minstens 841). Hierin krijgt hij 20 jaar en wordt ook een periode van 30 jaar genoemd. Dit lijkt een profetie waarin het precieze aantal jaren achteraf werd ingevuld, dus het is nuttig voor de chronologie. 45

De tekst is helaas niet heel goed bewaard gebleven; waar de 20 en 30 jaar precies over gaan blijft onduidelijk. “[as for th]ese 30 years, that is a long span of time. Please give these to me within [Theb]es [your town …] 20 years which you gave me, will you give them to me in excess of my [… ?’] … Herihor, justified” en “a[nd] he ag[re]ed [ex]ceedingly, exceedingly, saying: ‘It is twenty years that Amon-Re, King of the Gods, gave you []”.

Volgens Thijs betekent dit één periode van 30 jaar, die verdeeld wordt in 10 jaar en 20 jaar. Dat laatste koppelt hij aan Herihors koningschap. Daar ga ik in mee, alhoewel ik in tegenstelling tot hij de 10 eerste jaar vóór het orakel plaats, omdat Herihor na het koningschap stierf. De vraag blijft waar deze 10 jaar over gaan. Voor een mogelijke verklaring, zie hier.

Herihor wordt in jaar 6 als HPA vermeld op II akhet 7 = 29 april 852 (of II peret 7 33 = 27 augustus 852), toen hij opdracht gaf om Seti I te herbegraven, en op III peret of akhet 15 = 4 oktober of 6 juni 852, toen hij opdracht gaf om Ramses II te herbegraven. Eén van Herihors titels in de tweede tekst is “vizier (?)”; Daressy las hier “koning”. 46 Piankhs eerste vermelding als HPA is op III shemu 28 in jaar 7 van de wḥm mswt 47, 14 februari 850, en die van zijn zoon Pinudjem in 851, op een van Psusennes I’s grafgoederen 48. Herihor werd dus koning in 852/1, en als de lezing van Daressy klopt in 852. Maar de laatste datum uit zijn jaartelling is I akhet 20 in jaar 21 49, dat bij de 20 jaar uit het orakel past zolang het alleen een kort laatste jaar was. Hij werd dus niet lang voor I akhet 20 gekroond. In 852 was dat 12 april, in 851 11 april. Omdat dat in 852 voor de datums was waarop hij nog vermeld wordt als HPA, zal hij in het eerste deel van 851 zijn gekroond.

Voor een reden waarom hij dit orakel kreeg, zie hier.

Nodjmet en Herihor, in haar dodenboek 50

Nodjmet

Er zijn verschillende vermeldingen van (een) Nodjmet. Het is mogelijk dat er twee of zelfs meer personen mee worden bedoeld, maar alles past al zolang er maar één Nodjmet was. Zij was getrouwd met HPA en later koning Herihor.

Van Nodjmet zijn de mummie, doodskisten, grafgoederen en twee dodenboeken bekend. Ze heeft hier de titels koningsmoeder en “Lady of the Two Lands”. Dit is normaal gesproken de titel van de koningin, maar in deze tijd ook van andere (hoge) vrouwen. Zowel de titel koningsmoeder als Herihor worden uitgebreid genoemd in haar dodenboeken. 51 Ook wordt ze hier de dochter van koningsmoeder Hrere genoemd. 24 Ze wordt samen afgebeeld met koning Herihor, in de houding van man en vrouw. 52 Kitchen leest bij deze scène ook de titel “King’s Wife(?)”, maar met een vraagteken. 53

Op Leiden Stele V 65 staan hogepriester Herihor en “Lady of the house, Chief of the Harim of Amenresonter (= vrouw van de HPA), Nodjmet”, als man en vrouw. 54 In de voorhof van de tempel van Khonsu in Karnak staat Nodjmet afgebeeld voor de 19 zonen en 19 dochters van koning Herihor. 55 Haar titels hier zijn: “Hereditary Princess, greatly favoured, Mistress of the South and North, possessing charm, sweet of love, Chief of the Harim of Amen-Re, King of the Gods, Great Royal Wife, beloved of him, Nodjmet, justified.” 56 Er is dus geen twijfel dat in ieder geval één Nodjmet met Herihor getrouwd was.

Voor de scène in de tempel van Luxor waar een Nodjmet met twee titels die Herihors vrouw heeft wordt afgebeeld, samen met vier zonen van de imiddels overleden Piankh, zie boven. Deze scène is een reden om te denken dat Nodjmet een zus van Piankh was, en dochter van HPA Amenhotep en koningsmoeder Hrere. Nodjmet staat achter Amun, die naar de mannen kijkt 57 Piankh en zijn zonen vragen Amun hier om een lang leven voor haar. 58 Piankh wordt in deze scène geen HPA genoemd; dat hij gestorven is wordt aangenomen omdat zijn zoon Pinudjem HPA is. 59 Maar zie Pinudjem voor de redenen dat Piankh nog in leven was toen Pinudjem al HPA was.

Nodjmet wordt genoemd in drie van de Late Ramesside Letters. In twee daarvan heeft ze geen titel (no. 21, 34), de derde (no. 35) is van Piankh aan “the Chief of the Harim of Amenresonter, the noblewoman, Nodjmet”. 60

Ouders

Thijs denkt dat Herihor een zoon was van Piankh. 21 Dan is te verwachten dat hij in de tempel van Luxor samen met Piankhs andere zonen voorkomt, maar ook al worden Nodjmet en Piankh genoemd, Herihor ontbreekt. 28 Voor de scène, zie boven.

Het zijn drie doodskisten die naar Herihors familie leiden: die van Herihors vrouw Nodjmet, koning Pinudjem en Pinudjems vrouw Duathathor Henttawy. De stijl en techniek van de rijke decoratie aan de buitenkanten lijken erg op elkaar. Ook zijn ze anders dan andere doodskisten uit deze periode, wat betekent dat ze in dezelfde tijd zijn gemaakt, mogelijk zelfs door dezelfde persoon en in opdracht van dezelfde koning. Op een windsel om Nodjmets voet stond “Jaar 1 van Pinudjem”. 61 Deze drie zullen rond dezelfde tijd overleden zijn; Nodjmets dodenboek in hiërogliefen lijkt erg op de dodenboeken van Pinudjem en Duathathor Henttawy. 62 Jaar 1 van Pinudjem kan ook het jaar 1 zijn waarin een Pinudjem HPA was. 63 Herihor, wiens jaar 1 851/0 was, stelde aan het begin van zijn regering Pinudjem de zoon van Piankh aan als HPA; zie onder.

Alleen in mijn chronologie past Herihors jaar 1 bij de datering van Nodjmets andere, hiëratische dodenboek. Hiëratisch werd tijdens het Nieuwe Rijk nauwelijks gebruikt voor dit soort teksten; het volgende dateerbare hiëratische dodenboek komt uit de tijd van Amenemope (854-845) en HPA Pinudjem de zoon van Menkheperre (851/45-830). Het kwam vaker voor dat mensen twee dodenboeken hadden, maar bij de meesten was dat pas zo vanaf opnieuw Amenemope en HPA Pinudjem. Niwiński dacht dat haar hiëratische dodenboek in de tijd van deze HPA Pinudjem werd geschreven; in de standaardchronologie is dat 50(!) jaar na haar dood. Spreuken uit deze papyrus zijn in ieder geval te dateren op zijn tijd. 4

Een “reis shabti” van Nodjmet, een shabti die opzichter is over andere shabti’s, heeft een Libische hoofdband, die in de standaardchronologie, voor zover gedateerd kan worden, voor het eerst gemaakt werd in de tijd van Masaharta (837/6-834/1). In zowel mijn als Thijs’ chronologie is Nodjmets reis shabti de oudst dateerbare van het type. Dat kan, want haar reis shabti lijkt sterk op die van koning Pinudjem en op die van Psusennes I, die stierf in 851. 64

Nodjmets moeder was Hrere. Haar connectie met koning Pinudjem en Duathathor Henttawy loopt dan via haar man. Een eerste conclusie is daarom dat Herihor de opdrachtgever was voor het maken van deze doodskisten. Maar op Duathathor Henttawy’s mummie stond HPA Menkheperre vermeld (876-851) 65 en Menkheperre werd rond dezelfde tijd als Herihor koning. Een logischer conclusie is daarom dat Pinudjem, in de laatste fase van zijn leven, de drie doodskisten bestelde voor hem, zijn vrouw en schoondochter, de vrouw van zijn oudste zoon en kroonprins. Nodjmet stierf uiteindelijk iets later, in de tijd van HPA Pinudjem de zoon van Menkheperre. Ze lijkt ziek te zijn; er bestaat een scène waarin Piankh en zijn zonen Amun om een lang leven voor haar vragen.

Ook als dat niet klopt deelt Herihor zijn afkomst met Pinudjems familie. Herihor was waarschijnlijk een Libiër. In de voorhof van Khonsu’s tempel in Karnak wordt hij afgebeeld terwijl hij Horus van “Het Kamp” aanbidt, ofwel van het fort el-Hibe; el-Hibe was een van de vele plekken waar Libiërs gelegerd waren. Zes van zijn jongere zonen hebben Libische namen, Masaharta, Masaqaharta, […]mena, Nawasuni, Osorkon en Madenna. 66 Op bakstenen uit hetzelfde el-Hibe worden HPA Pinudjem (de latere koning Pinudjem) en zijn (eerste) vrouw Istemkheb vermeld, net als Menkheperre en zijn vrouw Istemkheb. 67 Ook een van Pinudjems zonen heette Masaharta.

Kinderen

In de tempel van Khonsu staan 19 zonen en 19 dochters van koning Herihor en koningin Nodjmet afgebeeld. Zij waren allemaal “King’s bodily Son (Daughter)” en er bestaat daarom geen twijfel over hun vaderschap. 68 Het zijn nogal veel kinderen om allemaal van Nodjmet te zijn en Herihor zal minstens één andere vrouw hebben gehad, maar wie dat was (waren) is onbekend.

Van de 19 dochters kregen de laatste 15 helaas niet eens een naam mee, en van de eerste vier zijn slechts twee namen volledig bewaard gebleven, waarvan de eerste in een andere tekst: [She-seb]qet, Nesyt-[…], […]nau[…] en Hent-en-ta-neb. Het is mogelijk dat een andere dochter Henttawy heette; een koningsdochter Henttawy was getrouwd met Pinudjem de zoon van Piankh, die door Herihor was aangesteld als HPA. Hij werd dan opgevolgd door een schoonzoon. Zie de link voor een aanwijzing daarvoor.

De eerst afgebeelde zoon was Ankh[efenmut]; zijn volledige naam staat in een andere scène. Hij is volgens Jansen-Winkeln waarschijnlijk de kroonprins Ankhefenmut die werd begraven in het graf van Psusennes I in Tanis. Kroonprins Ankhefenmut leefde nog toen Psusennes stierf (851), want op een van diens grafgoederen, een schaal, staat zijn naam bij de cartouches van Psusennes en zijn vrouw Mutnodjmet. Toch was hij niet Psusennes’ opvolger. Op zijn doodkist staan veel titels, maar alleen volgens inscripties op de wanden van zijn graf was hij een kroonprins. Hij werd dat dus pas laat. Als laatste aanwijzing dat kroonprins Ankhefenmut de zoon van Herihor was van die naam, is dat Ankhefemuts naam en titels zijn uitgewist op de wanden, net als Herihors naam en afbeelding op zijn stela uit Abydos. Het is ook mogelijk dat dit dezelfde Ankhefenmut is als de zoon van Piankh, omdat ze dezelfde titels hebben, rentmeester van Amun en profeet van Mut. 69 In dat geval betekent het woord zoon van Piankh schoonzoon van Piankh, zoals zoon in die tijd soms gebruikt werd. 70 (Voor Ankhefenmuts volledigere naam Ramses-Ankhefenmut, zie hier.)

Nodjmet was een koningsmoeder. Voor de zoektocht naar haar koninklijke zoon die leidt naar Ramses X, zie hier.

Piankh op zijn grafstela uit Abydos, tekening van Auguste Mariette 71

Piankh
geboren omstreeks 905
HPA 851-847/6
getrouwd met Hrere, geboren omstreeks 905

Piankhs ouders zijn onbekend. Er bestaat een standbeeld dat hem “king’s bodily son” noemt, maar dat is mogelijk een vervalsing. 72 Als het geen vervalsing is was hij mogelijk een zoon van koning Pinudjem, zodat zijn zoon Pinudjem naar diens opa vernoemd is.

Op III shemu 28 in jaar 7 van de wḥm mswt, 14 februari 850, was hij “Fanbearer on the King’s Right hand, Viceroy of Nubia (Cusj), High Priest of Amen-Re, King of the Gods, General and Army-leader”. 47 Zijn enige andere vermelding als HPA was op I shemu 25 in jaar 10, 12 december 848. 73 Hij komt veel vaker voor als generaal. Hij voerde twee campagnes in Cusj, de eerste in jaar 10 en het begin van jaar 11, de tweede op zijn vroegst in jaar 11 (847/6). De enige vermelding van wat bekend is geworden als “the war against Panehsy” komt uit Late Ramesside Letter no. 4, die hoort bij de eerste campagne. 74 Volgens de Turin Taxation Papyrus, uit jaar 12 van de wḥm mswt (846/5), was iemand anders onderkoning van Cusj, dus hij zal toen al overleden zijn. 75

Zijn zoon was al HPA op 24 september 846. Piankh zal voor die datum gestorven zijn, dus opnieuw uiterlijk in 846/5.

Zijn vrouw heette Hrere.

Piankh als vreemde HPA

Piankh had een vreemde positie als HPA. Hij wordt twee keer zo genoemd, in jaar 7 en 10, maar beide keren was dat in tegenstelling tot wat verwacht kan worden niet zijn belangrijkste positie. Hij wordt meestal “de generaal” genoemd en zijn militaire titels komen veel duidelijker naar voren. In de scène uit jaar 7 heet hij in de hoofdtekst zelfs alleen “generaal”. 76 Hij draagt hier bovendien gewone kleren, niet het hogepriesterlijke gewaad, en het is niet hij, maar de tweede profeet van Amun, Nesamun, die de taak van de HPA uitvoert! 77

Piankh noemde zich in zijn brieven altijd de generaal. Beide vermeldingen van hem als HPA werden door anderen geschreven. 78 In tegenstelling tot Herihor staat in Piankhs hogepriesterlijke titels de farao wel, zoals “opzichter van de graanschuur [van] de farao”; Herihor liet “[van] de farao” weg. 79 In de scène uit jaar 7 wordt Ramses XI genoemd. 80 Hij stond dus niet in dienst van Herihor, maar van Ramses XI. Daarnaast wordt op twee manieren duidelijk dat in 851 Piankhs zoon Pinudjem al HPA was; zie onder.

In de reconstructie van James en Morkot, waarin Pinudjem pas HPA werd na Piankhs dood, is de reden van Piankhs “rather muted claim to high-priesthood” dat hij tegelijk HPA was met Herihor. Herihor had als prenomen zelfs de titel HPA aangenomen. 78 Dat is mogelijk. Toen Herihor koning werd deed hij, volgens verschillende scènes in de tempel van Khonsu in Karnak, nog steeds dienst als HPA. 81 Te zien aan zijn werkzaamheden in Thebe regeerde hij minstens 4 jaar. 82 Piankh was 4-5 jaar hogepriester zonder daar een claim op te leggen; het zijn anderen die hem zo noemen. Het is daarom mogelijk dat nadat Herihor Pinudjem had aangesteld als HPA, Ramses XI Pinudjem liet vervangen door zijn vader Piankh. Piankh kon zich niet vinden in die titel en liet Nesamun zijn plaats innemen. Hij ging dan tegen het bevel van de koning in – en dat was mogelijk in die tijd. Toen hij in Cusj was schreef hij: “As for Pharaoh, l.p.h., how will he ever reach this land? And as for Pharaoh, l.p.h., whose superior is he after all?” 83

Een aanwijzing dat deze reconstructie kan kloppen is dat Pinudjem in 851 zijn vader Piankh zonder titels noemt 84, maar in teksten uit (Herihors) jaar 6 was zijn vader wel HPA 85.

Pinudjem zoon van Piankh
geboren omstreeks 885
HPA 851, 847/6-837/6
getrouwd met Henttawy, geboren omstreeks 885

HPA Pinudjem z(oon van) P(iankh) wordt vermeld met de anonieme jaren 6 (III peret 7), 9, 10, 11, 12(?), 14 en 15 (III peret 6), waarvan in jaar 10, 11 en 14 met schrijver Butehamun. 86 Butehamun komt voor als schrijver vanaf jaar 2 van de wḥm mswt (856/5) 87 en jaar 14 is het laatste waarin hij levend vermeld wordt. Deze jaren zullen daarom van Herihor zijn. III peret 7 in jaar 6 is dan 24 september 846, III peret 6 in jaar 15 is 22 september 837.

Tijdens het uitpakken van de mummie van Nodjmet, de vrouw en koningin van Herihor, werd op haar rechtervoet een windsel gevonden met “Jaar 1 van Pinudjem”. Dit kan ook een anoniem jaar 1 zijn waarin een Pinudjem HPA was. 88 Het is dan logischerwijs van koning Herihor, de man van Nodjmet, en plaatst het begin van Pinudjems tijd als HPA in zijn jaar 1, 851/0.

Dat Pinudjem al in 851 HPA was bewijst een gouden kelk uit het graf van Psusennes I (900-851). Hierop staat de tekst: “High Priest of Amenresonter, Pinudjem, ˹justified˺, son of Piankh, justified; the King’s Daughter, Chief of the Harim of Amun, ˹Lady of the Two Lands˺, Henuttawy.” 48 Deze kelk stond in Psusennes’ grafkamer, vooraan. 89 Volgens een beschrijving van de opgraving was de grafkamer nog steeds verzegeld toen deze na bijna 3000 jaar werd teruggevonden. De kelk komt dus uiterlijk uit het jaar van Psusennes’ dood, 851, en is het tweede bewijsstuk dat Pinudjem al toen HPA was. (In de standaardchronologie is deze kelk een erfstuk van zo’n 65-80 jaar oud. Omdat HPA Pinudjem daar geïdentificeerd wordt met koning Pinudjem (voor de reden om dat juist niet te doen, zie onder) en hij al regeerde toen Psusennes gekroond werd, gaf hij een collega-koning een kelk waarop zijn hoogste titel genegeerd wordt. Dat is onwaarschijnlijk. 90 )

Voor het gat tussen 851 en Pinudjems derde vermelding als HPA in 846, zie bij Piankh. Voor een mogelijke reden waarom Herihor juist Pinudjem aanstelde en niet diens nog levende vader, zie Pinudjems vrouw Henttawy.

Niet koning Pinudjem

In de standaardchronologie wordt HPA Pinudjem, de zoon van Piankh, geïdentificeerd met koning Pinudjem. Dat is alleen onzeker, want ook al was koning Pinudjem wel HPA, zijn vader blijft altijd buiten beeld. 91 Ad Thijs liet zien 92 dat de verschillende scènes in de tempel van Khonsu in Karnak met HPA Pinudjem de zoon van Piankh, bewerkt zijn. Op Pinudjems plek stond oorspronkelijk een koning. Verschillende koninklijke elementen zijn namelijk bewaard gebleven, zoals de gieren, en lang niet alle koninklijke delen van de teksten zijn verdwenen. Als HPA Pinudjem de koning was werd hij eerst afgebeeld als koning, veranderde daarna als HPA de scènes, om uiteindelijk weer koning te worden zonder de scènes opnieuw aan te passen. Het is logischer dat HPA Pinudjem de scènes van een andere koning overnam.

De identiteit van de koning is een zoektocht, want er zijn geen resten van zijn naam bewaard gebleven. De meest logische kandidaat is koning Pinudjem. Op de enige scène van hem die bewaard is gebleven claimde hij dat hij de “temple anew of white sandstone” bouwde. In dat geval kon hij de belangrijkste plekken, die waar HPA Pinudjem nu staat, voor zijn eigen scènes claimen. Dat de koninklijke elementen bleven bestaan ligt aan de politieke situatie. HPA Herihor had koning Pinudjem opgevolgd als koning, en de door hem aangestelde HPA Pinudjem was zijn schoonzoon.

Een voorbeeld van deze geüsurpeerde scèns is degene in het Ramesside voorhof van de tempel van Luxor. “High Priest of Amun Pinudjem, son of Piankh” wordt samen genoemd met drie “bodily King’s Daughter”s. Als hij hun vader was is te verwachten dat hij koning wordt genoemd. 93 De in deze scènes afgebeelde godsvrouw van Amun Maatkare en Duathathor Henttawy hebben daarom niks te maken met HPA Pinudjem, maar met koning Pinudjem. 94

Henttawy

De vrouw van HPA Pinudjem was “King’s daughter, chief of the Harim of Amun, Lady of the two Lands Henttawy.” Haar naam stond in een cartouche. De laatste titel is die van een koningin, maar in deze tijd was dat niet altijd zo. Ze hoeft daarom alleen uit de koninklijke familie te komen. Ook de titels en attributen van een koning kregen deze inflatie. 95

Over Henttawy’s afkomst is niks met zekerheid bekend. In mijn chronologie kan ze een dochter zijn van koning Herihor. Zolang Herihor een kind was van koning Pinudjem vernoemde hij Henttawy naar zijn (mogelijk stief)moeder Duathathor Henttawy en werd hij net als zijn voorganger als HPA opgevolgd door een familielid in de vrouwelijke lijn. Het ouderschap van Herihor verklaart waarom in de lijst van zijn 19 zonen en 19 dochters één naam vervangen kon worden door “God’s Father of Amun, Nespaneferhor, justified, son of Pinudjem” 68; Nespaneferhor is dan Herihors kleinzoon.

Masaharta
geboren omstreeks 895/70
HPA 837/6-834/1

HPA Masaharta, de zoon van koning Pinudjem, wordt vermeld op IV peret 11 in een anoniem jaar 16. In een jaar 16 zonder datum komt HPA Masaharta voor met schrijver Ankhefenamun, de zoon van Butehamun, en in een jaar 18 zonder Ankhefenamun. 96 Doordat Butehamun inmiddels vervangen was door zijn zoon zullen deze jaren bij de serie van HPA Pinudjem de zoon van Piankh horen, waar schrijver Butehamun in jaar 14 nog wordt vermeld. Ze zijn dan van Herihor (26 oktober 836 en 834/3).

Masaharta stierf na Nodjmet, die in of kort na 851 stierf. De doodskist van Tayu-heret lijkt namelijk op die van Nodjmet en werd eerder gemaakt dan die van Masaharta. 97 Tayu-heret was gezien haar titel getrouwd met een hogepriester van Amun, mogelijk Masaharta; shabti’s van haar lijken op die van Masaharta’s voorganger Pinudjem de zoon van Piankh. 98 De anonieme jaren 16 en 18 waarin Masaharta voorkomt zijn ook met deze plaatsingen van Herihor, die in plaats van Pinudjem de zoon van Piankh zijn broer aanstelde als HPA.

Hierna zijn nog de jaren 19, 20 en 21 bekend. In 20 en 21 wordt schrijver Nebhepet de zoon van Butehamun genoemd, zodat ook deze jaren horen bij de serie waarin HPA Masaharta wordt genoemd. De datums zijn III peret 28 in jaar 19 = 13 september 833, II shemu 6 in jaar 20 = 20 december 832 en I akhet 20 in jaar 21 = 6 april 831. De HPA in deze jaren is helaas onbekend. 49

Masaharta’s mummie lijkt die van een man van middelbare leeftijd. 99 Als hij 40-60 was werd hij geboren omstreeks 895-870.

Ziekte

Een (zieke) Masaharta van wie geen titels worden genoemd, komt voor in de brieffragmenten uit el-Hibe. Hij bidt tot de lokale goden voor zijn gezondheid en die van zijn broer, waarvan hij de naam niet noemt. Meestal wordt hij geïdentificeerd met de HPA van die naam, omdat er ook een brief van diens broer, HPA Menkheperre, is gevonden, maar daar is geen bewijs voor. In de standaardchronologie is het zelfs onwaarschijnlijk. Menkheperre stuurde dan een bedankje aan el-Hibe nadat zijn broer, die gebeden had voor zijn gezondheid, was overleden! 100

In mijn chronologie werd Masaharta pas na Menkheperre HPA en verklaart een identificatie met zijn zieke naamgenoot de datering van zijn doodskist. Deze werd namelijk rond dezelfde tijd gemaakt als die van zijn zus Maatkare Mutemhat, mogelijk een paar jaar eerder. 101 Zij stierf rond 851. Menkheperre, die HPA was tussen 876-851, stuurde in deze theorie een bedankje nadat zowel hij als zijn broer waren genezen. Masaharta zou nog 20 jaar leven.

DjedKhonsefankh
HPA (834/1-831?)

Hij is alleen bekend van de nu verloren gegane doodskist van zijn zoon: “[…]re, zoon van de eerste profeet van Amun, DjedKhonsefankh, zoon van de heer van de Twee Landen, Pinudjem Meryamun, eerste profeet van Amun”. De naam Pinudjem Meryamun stond in een cartouche. 102 Hij wordt meestal gezien als de opvolger van Masaharta 103 en was dan jonger dan hij.

Koning Pinudjem, zoals afgebeeld in Karnak 104

koning Pinudjem
geboren omstreeks 935
HPA tot 876 of daarvoor
koning als Khakheperre Setepenamun Pinudjem Meryamun (876)-851
getrouwd (1) met Istemkheb
getrouwd (2) met Duathathor Henttawy, geboren omstreeks 930, gestorven in 851

Voor de redenen om HPA en koning Pinudjem niet te identificeren met HPA Pinudjem de zoon van Piankh, zoals in de standaardchronologie gebeurt, zie boven. De ouders van koning Pinudjem zijn onbekend. 91

Koning Pinudjem liet in jaar 8 koning Ahmose I (1290-1265) herbergraven. 105 In het graf van Pinudjems (waarschijnlijk stief)zoon Psusennes werd een gouden kom met Ahmoses cartouche gevonden; deze kan zijn gevonden in Ahmoses tombe tijdens het herbegraven. 106

Uit de Delta is hij niet bekend, maar er is sowieso weinig bekend over de Delta. 107 Hij was ook HPA. 102

Voor de aanwijzingen dat hij ongeveer tegelijk stierf met Duathathor Henttawy en Nodjmet, zie hier. Voor 851 als zijn sterfjaar, zie Menkheperre. De geboortejaren van zijn kinderen betekenen dat hij ongeveer 85 werd en Duathathor Henttawy ongeveer 80. Menkheperre noemde zich op de Banishment Stela, waarin onder andere staat dat hij gewijd werd tot HPA in de plaats van zijn vader in jaar 25 (van Psusennes I), al de zoon van koning Pinudjem, dus Pinudjem regeerde al in 876.

De tombe KV4 in de Vallei der Koningen zou door Ramses XI (876-839/8) zijn gebouwd en later geclaimd door koning Pinudjem, wiens cartouche hier is gevonden. Pinudjem is dan alleen na Ramses XI te dateren, in tegenstelling tot wat ik hier doe. Maar Ramses’ naam is alleen gevonden in funderingen in de grafkamer, en het is mogelijk dat hij een al bestaande put breder maakte voor zijn eigen doodskist. 108

Maatkare, op de voeten van haar vader, Pinudjem 109

Maatkare Mutemhat

Godsvrouw van Amun Maatkare Mutemhat wordt een aantal keer vermeld in Thebe. In zowel de standaardchronologie als Ad Thijs’ chronologie passen deze verschillende vermeldingen niet als er maar één persoon met die naam was. 110 In mijn chronologie is dat anders. Zolang ze godsvrouw werd in 876, het jaar waarin haar broer Menkheperre zijn tegenstander uit Thebe verdreef, hoeft er maar één Maatkare te zijn.

Haar dood is het beste te dateren. Op haar mummie stond de naam van HPA Menkheperre (876-851). Haar doodskist is die van Niwiński’s type II-c, waarvan dateerbare exemplaren voorkomen vanaf de tijd van Menkheperre, met jaar 48 (van Psusennes I, 853/2), tot de doodskist van HPA Pinudjem de zoon van Menkheperre (830). 111 Haar dodenboek lijkt door een paar specifieke details, zoals de leesrichting en de vorm van de scène waarin de ondergaande zon wordt aanbeden, van de dateerbare boeken het meest op die van koning Pinudjem (-851) en Nodjmet (851/0 of kort daarna). 112 Ze stierf dus rond 851. (Voor de datering van haar doodskist een paar jaar na die van Masaharta, die stierf in 834/1, zie Masaharta.)

Van godsvrouwen van Amun werd gedacht dat ze celibatair leefden, maar uit het onderzoek van Maatkares mummie bleek dat ze mogelijk stierf tijdens een bevalling. 113 Ze was mogelijk 30-40 jaar 114 en werd dan geboren omstreeks 890-885.

In de tempel van Luxor, in een scène van koning Pinudjem die geüsurpeerd is door HPA Pinudjem de zoon van Piankh, wordt koningsdochter en godsvrouw van Amun Maatkare afgebeeld met koning Pinudjem en koningsdochters Henttawy en Nodjemmut. Maatkare was kliner dan de rest en was waarschijnlijk jonger dan 16. 115 Zelfs als ze rond 890 werd geboren, was ze in 876 jonger dan 16. Ook staat ze twee keer afgebeeld in de tempel van Khonsu in Karnak, één keer als kind en één keer als volwassene. 116

Volgens Maatkares grafgoederen was ze de dochter van een koning en een hoofdkoningin. 111 Ook volgens haar andere vermeldingen, regelmatig met haar tweede naam Mutemhat, was ze een koningsdochter. 116

Duathathor Henttawy 117

Istemkheb en Duathathor Henttawy

Pinudjem lijkt twee keer getrouwd te zijn. Op bakstenen uit el-Hibe, uit de tijd voordat zijn zoon Menkheperre HPA was, wordt een HPA Pinudjem genoemd met “Leading Lady, Chief of the ˹Harim˺, Istemkheb”. 118

Later trouwde Pinudjem met Duathathor Henttawy. Als koning wordt hij namelijk op een stela uit Coptos vermeld met “Real(?) King’s Daughter, Chief of the Harîm of Amen-Rē‘, King of the Gods, Chief of the Royal Ladies, King’s Mother, Lady of the Two Lands” Duathathor Henttawy. 119 Dit huwelijk blijkt ook uit teksten op een standbeeld van Sekhmet. 120

Duathathor Henttawy’s volledige lijst met titels is indrukwekkend. Ze was koningsdochter, dochter van de hoofdkoningin, vrouw van de koning, eerste hoofdkoningin, koningsmoeder, moeder van de hoofdkoningin, vrouw van de HPA, moeder van de HPA, moeder van de generalissimo van zuid en noord en moeder van de godsvrouw van Amun. 121 Haar moeder was volgens haar dodenboek een zekere koningin Tentamun, de dochter van Nebseny. Over de identiteit van haar vader wordt niks losgelaten. 122 Het is mogelijk dat haar vader Smendes (925-899) was; haar zoon Menkheperre noemde zijn oudste zoon Smendes. (Voor haar in de standaardchronologie logische afstamming van Ramses III, zie Psusennes I.)

Ook voor Duathathor Henttawy was het huwelijk niet haar eerste. Een lange genealogie met veel onduidelijkheden op het dak van de tempel van Khonsu in Karnak gaat namelijk terug naar […]hetepti, “half-sister by the same mother of the First Prophet of Amon-Re, King of the Gods, Menkheperre”. 123 Wie […]hetepti’s vader was wordt niet gezegd.

Op Duathathor Henttawy’s mummie stond HPA Menkheperre vermeld (876-851). Tijdens het uitpakken leek ze jong, maar vier tanden die in haar buikholte werden gevonden passen bij het gebit van iemand van een jaar of 50, en zelfs bij dat van een bejaarde. 124 Er is dus niks te zeggen over haar leeftijd.

Kinderen

Het is niet altijd duidelijk welke kinderen van Pinudjem welke moeder hebben. Wel is het mogelijk om af te gaan op vernoemingen, want dochters werden in Egypte vaak vernoemd naar hun oma. 125 Kitchen heeft het zelfs over “The tribe of Henttawys and veritable plague of Istemkhebs”. 126 Zolang de verschillende Henttawy’s en Istemkhebs vernoemd zijn naar Pinudjems vrouwen, is er ongeveer uit te komen:

Kinderen van koning Pinudjem en Istemkheb:

  1. Wiay, getrouwd met Psusennes I. Hij had een dochter met de naam Istemkheb die genoemd wordt op een platte kom uit zijn graf. 127 Voor de reden dat ze niet vernoemd kan zijn naar zijn moeder, zie onder. Koningsdochter Istemkheb, dochter van Wiay, was de moeder van HPA Pinudjem de zoon van Menkheperre, die volgens zijn dodenboek een nakomeling was van Psusennes. Wiays afkomst is onbekend. 128 Ik plaats Wiay alleen bij deze ouders door de naam van haar dochter, die dan vernoemd is.

Kinderen van Duathathor Henttawy en haar eerste man:

  1. Psusennes I, geboren omstreeks 915. Zijn dochter heette Istemkheb, maar in zijn graf wordt ook de koningsmoeder Duathathor Henttawy genoemd. Zijn vader is onbekend. 129 Het is zijn leeftijd die hem in zijn moeders eerste huwelijk plaatst.
  2. […]hetepti, geboren omstreeks 915. Ze komt alleen voor in de genealogie op het dak van Khonsu’s tempel. Een nakomeling van haar trouwde met een nakomeling uit dynastie XXII.

Kinderen van koning Pinudjem en Duathathor Henttawy:

  1. waarschijnlijk Herihor, geboren omstreeks 910. Een van zijn dochters heette waarschijnlijk Henttawy. Herihor was volgens een tekst in de tempel van Khonsu HPA en generalissimo van zuid en noord onder Ramses XI. 130 Duathathor Henttawy was de moeder van een generalissimo van zuid en noord.
  2. Menkheperre, geboren omstreeks 905. Hij was de zoon van koning Pinudjem en getrouwd met Istemkheb, de dochter van Psusennes I en Wiay. Zij kregen dochters met de namen Henttawy en Istemkheb. 131 Menkheperres moeder is onbekend, als Istemkheb vernoemd was naar haar moeder was Henttawy dat naar Menkheperres moeder. Duathathor Henttawy was bovendien moeder van een HPA.
  3. Tentamun, geboren omstreeks 905 als Pinudjem haar vader was. Ze wordt door Wenamun in 852 samen met Smendes in Tanis vermeld als “organizers of the land” 38 en de “foundations whom Amun has put in the north of his land.” 39 Ze kan vernoemd zijn naar Duathathor Henttawy’s moeder.
    Ze komt niet voor in de scène met haar drie zussen. Het kan betekenen dat ze op dat moment al getrouwd was, of dat ze geen koningsdochter was. In dat laatste geval komt ze uit haar moeders eerste huwelijk.
  4. Mutnodjmet, geboren omstreeks 900, de tweede vrouw van Psusennes I. Haar ouders worden niet bij naam genoemd, maar zij was onder andere dochter en zus van de koning 132 en Duathathor Henttawy was de moeder van een hoofdkoningin.
    Ze is waarschijnlijk 133 koningsdochter Nodjemmut, die samen met koningsdochters Henttawy en Maatkare afgebeeld wordt in een scène 134 die is geüsurpeerd door een naamgenoot van hun vader.
  5. Henttawy, een koningsdochter uit de scène met Nodjemmut en Maatkare. Ze kan vernoemd zijn naar haar moeder en was dan een dochter van Duathathor Henttawy.
    “King’s Daughter of Pinudjem Meryamun, Chantress of Amun, Flautist of Mut, Henttawy” werd begraven in Thebe. 135 Ze bleef dus ongehuwd.
  6. Maatkare, geboren omstreeks 890-885 en gestorven ca.851, was in de scène met Nodjemmut en Henttawy nog jong; haar zussen zijn wel als volwassen afgebeeld. 136 Ze was godsvrouw van Amun en Duathathor Henttawy was de moeder van een godsvrouw van Amun.

Kinderen van koning Pinudjem van wie de moeder(s) onbekend is (zijn):

  1. mogelijk Piankh, geboren omstreeks 905. Hij noemde een zoon Pinudjem, een naam die niet in de familie van zijn vrouw voorkomt. Er bestaat een standbeeld dat hem “king’s bodily son” noemt, maar dat is mogelijk een vervalsing. 72
  2. Masaharta, geboren omstreeks 895-870, was de zoon van koning Pinudjem. 67 Een dochter van de HPA Istemkheb, die vermeld wordt met de cartouche van koning Pinudjem en titels van HPA Masaharta, 103 kan Masaharta’s dochter zijn, want ze was geen koningsdochter. 137 Dat is mogelijk, maar Istemkhebs vader wordt niet bij naam genoemd. Ze is daarom de dochter van Menkheperre, zie hier; zij leefde in Masaharta’s tijd als HPA gescheiden van haar man en had veel invloed.
  3. DjedKhonsefankh was de zoon van koning Pinudjem. 102 Hij was een HPA, maar wanneer is onbekend. Als hij zoals meestal gedacht wordt Masaharta opvolgde was hij jonger.

Psusennes I
geboren omstreeks 915
HPA
koning 900-851
getrouwd met Mutnodjmet, geboren omstreeks 900

Op een kruik uit Psusennes’ graf in Tanis staat aan de linkerkant van ‘ankh: “(long) live the King’s Mother, Duathathor Henttawy” met haar naam in een cartouche; rechts van de ‘ankh staan de naam en titels van Psusennes I. Uit heel Egypte is maar één vrouw bekend met deze namen in een cartouche en zij zal de moeder van Psusennes zijn. 129

Psusennes bereikte volgens zijn mummie een “advanced age”. 138 Dat kan een jaar of 60 zijn. 139

Mutnodjmet

Psusennes werd begraven in het district van de tempel van Amun in Tanis. In een van zijn grafkamers lag “King’s Daughter, King’s Sister, King’s Wife, Chief Great Queen of His Majesty”, Mutnodjmet. Zij was “First Chief of the Harim of Amenresonter”, profetes van Mut en Khonsu en godsmoeder van Khonsu-het-Kind, allemaal titels die de vrouwen van de HPA’s in Thebe hadden. Ook was ze steward van Mut. Zij zal Psusennes’ vrouw en zus zijn. 132

Kinderen

In een andere kamer van Psusennes’ tombe werd koningszoon Ankhefenmut begraven. Hij was waarschijnlijk geen zoon van Psusennes; voor Jansen-Winkelns identificatie van Ankhefenmut met de gelijknamige zoon van Herihor, zie hier.

Van Psusennes is daardoor maar één kind bekend. Zij heette Istemkheb, was de dochter van een eerdere vrouw Wiay en getrouwd met zijn broer HPA Menkheperre; zie onder. De naam van hun dochter maakt het mogelijk dat Wiay een dochter was van koning Pinudjem, de vader van Mutnodjmet, en Duathathor Henttawy, de moeder van Psusennes I; zie boven.

Dynastie XX

Onder andere op een steenblok uit Tanis wordt hij Ramses Psusennes Mery[amun] genoemd. De volledigere titel van koningszoon Ankhefenmut, die werd begraven in Psusennes’ tombe, is “Bodily King’s Son whom he loves, Ramesses-Ankhefenmut.” Deze combinatie Ramses-Ankhefenmut is de stijl van de zonen en opvolgers van Ramses III (937-906). 129

Meestal wordt door al het bovenstaande gedacht dat Psusennes de vader is van Ankhefenmut en ze via koningsdochter Duathathor Henttawy afstammen Ramses XI (876-839/8). 140 In mijn chronologie is dat onmogelijk, want Ramses XI was zijn tijdgenoot. De naam Ramses hoeft bovendien geen genealogische verbinding te betekenen. 141 Omdat Ankhefenmut niet Psusennes’ zoon lijkt, zal de naam Ramses alleen betekenen dat Ankhefenmut en hij tijdgenoten waren van Ramses III’s nakomelingen.

Amenemope
geboren omstreeks 925/05
HPA
koning 854-845
mogelijk getrouwd met Tentamun

Amenemopes afkomst is onbekend. Van eventuele kinderen is ook niks bekend. Er kan alleen worden gezegd dat hij duidelijk oud was toen hij stierf. 142 Een jaar of 60 is mogelijk. 139

Hij was niet alleen koning, maar ook HPA. 143 Een connectie met de familie van koning Pinudjem en Psusennes I, ergens in de schaduwen van de afkomst van koning Pinudjem, ligt daarom voor de hand.

Tentamun

In 852 waren volgens Wenamun zowel Smendes als Tentamun in Tanis de “organizers of the land” 38 en de “foundations whom Amun has put in the north of his land.” 39

Tentamun was, als ze vernoemd was naar de moeder van Duathathor Henttawy, haar dochter. In sommige reconstructies is ze getrouwd met Smendes, maar ze wordt door Wenamun nergens “zijn vrouw” genoemd. Haar status is gelijk aan die van hem. Ze kan daarom de koningin zijn. 144 Ze was dan mogelijk getrouwd met Amenemope.

Menkheperre op de Banishment Stela 145

Menkheperre
geboren omstreeks 905
HPA 876-851
koning als Usermaatre Setepenamun Hem-netjer-tep-en-Amun Menkheperre 851-(849)
getrouwd met Istemkheb, geboren omstreeks 895

Op de Banishment Stela noemt Menkheperre zich “zoon van koning Pinudjem Meryamun”. 146 Zo noemt hij zich onder andere ook in jaar 40 147 en in zijn orakel 148.

Volgens de Banishment Stela werd Menkheperre tot HPA gewijd in een jaar 25 dat van Psusennes I zal zijn (876/5), en opgevolgd werd door een laag jaarnummer dat van Ramses IX zal zijn; zie hier. Verder wordt hij vermeld met jaar 6 en 7, 149 denkelijk van Ramses IX (874/3 en 873/2), mogelijk in een jaar 30 150 en zeker in jaar 40 en 48 150, allen vermoedelijk van Psusennes I (871/0, 861/0 en 853/2). In een jaar 49 dat uit drie bronnen bekend is wordt hij niet genoemd. 151 In de inscriptie op mummie 113 uit Deir el-Bahari worden HPA Menkheperre en HPA Pinudjem samen vermeld met koning Amenemope (854-845). 152

Koning

Menkheperre werd uiteindelijk koning. Op bakstenen uit el-Hibe staat zijn titel “King of Upper and Lower Egypt”, en op bakstenen uit Karnak staat: “The First Prophet of Amon, Menkheperre.” “The First Prophet of Amon, Menkheperre, son of King Pinedjem, beloved of Amun.” “Menkheperre. Istemkheb.” Menkheperres naam en titel staan hier in een cartouche, net als Istemkhebs naam. 153 Op standbeeld N43 in het Durham Museum heet hij Usermaatre Setepenamun Menkheperre. 154

In jaar 48 (853/2) was hij alleen nog HPA (zie boven), maar zijn zoon Smendes was al HPA in 851. Hij werd dus koning tussen 853-851.

Het opvallende aan Menkheperres koningschap is dat geen van zijn kinderen zich ooit “zoon of dochter van de koning” noemt. Ook zetten ze hun naam nooit in een cartouche. 154 Het antwoord op dit raadsel ligt mogelijk in het jaar waarin Menkheperre koning werd. Als dat 851 was werd hij tegelijk gekroond met Herihor. Het volgende deel van het antwoord ligt bij de doodskisten van koning Pinudjem, diens vrouw Duathathor Henttawy en Nodjmet, de koningin van Herihor. Deze lijken rond dezelfde tijd te zijn gemaakt, waarschijnlijk in Pinudjems laatste levensfase; zie hier. In dit geval gaf hij Nodjmet dezelfde rijkdom als zijn vrouw en was Herihor mogelijk zijn beoogde opvolger. Toch lijkt Menkheperre oudere papieren te hebben voor het koningschap; hij was eerder HPA en eerder bekend in Thebe. Hij kan daarom het koningschap voor zichzelf hebben opgeëist. Dat hij niet geaccepteerd werd als koning door zijn kinderen betekent dan dat zij achter de door Pinudjem beoogde troonopvolger stonden. Dat kan weer komen doordat Herihor zijn koningschap ontving via een orakel, dus in de ogen van de oude Egyptenaren van Amun zelf; zie hier.

Hoelang Menkheperre koning was is onduidelijk, maar hij bouwde in Karnak, el-Hibe, Shurafa en Gebelein 155, dus het zal minstens een paar jaar zijn.

Gezin

De moeder van zijn zoon, HPA Pinudjem, was Istemkheb, de dochter van Wiay. 127 In Pinudjems dodenboek staat dat hij een nakomeling was van Psusennes I, dus zij zal koningsdochter Istemkheb zijn die in Psusennes’ graf wordt vermeld op een platte kom. 128 (Een) Istemkheb wordt op bakstenen uit el-Hibe gelinkt aan (een) Menkheperre, beiden zonder titels. 127 Op bakstenen uit Karnak staan de namen Menkheperre en Istemkheb naast elkaar, allebei in een cartouche. 153

Kinderen:

  • HPA Smendes
  • Henttawy, getrouwd met haar broer Smendes
  • HPA Pinudjem
  • Istemkheb, getrouwd met haar broer Pinudjem
  • Psusennes, volgens een stela districtofficier, legerleide, priester van Min, Horus en Isis van Coptos en van Amun van Thebe en het ‘Storehouse’, goddelijke vader van Amenresonter. 156
    Hij is mogelijk Psusennes II, de laatste koning van dynastie XXI (820-785). De koning zal in ieder geval familie zijn, want zijn dochter heette Maatkare, net als Menkheperres zus en kleindochter (een dochter van Pinudjem). Op basis van verschillende genealogieën uit de Derde Tussenperiode kan berekend worden dat Psusennes II geboren werd omstreeks 880-875, zie hier, wat hem net iets jonger maakt dan zijn broers Smendes en Pinudjem, die gezien hun functies ouder waren dan hij.
    Voor de waarschijnlijkheid dat Psusennes II niet HPA Psusennes is, zie HPA Psusennes.
  • Gautsoshen, getrouwd met Tjanefer, vierde profeet van Amun in jaar 40, later derde profeet van Amun. 156 Het jaar 40 is logischerwijs van Psusennes I (861/0) en Tjanefer was dan minstens een decennium ouder dan zijn vrouw.
  • Merytamun, begraven toen Psusennes, de zoon van haar broer Pinudjem, HPA was (830-816/09). 157

Smendes
geboren omstreeks 880
HPA 851-851/45
getrouwd met Henttawy, geboren omstreeks 875-870

Volgens het Verhaal van Wenamun waren Smendes en Tentamun in Tanis “organizers of the land” 38; zij waren de “foundations whom Amun has put in the north of his land.” 39 Wenamun werd uitgezonden op IV shemu 16 in jaar 5 [van de wḥm mswt] 33, 4 maart 852, en Smendes en Tentamun hadden deze posities nog toen Wenamun verder reisde in I shemu 158, 19 november-18 december 852. Tentamun was mogelijk een jongere halfzus van zijn vader; zie boven. De identificatie met de latere HPA Smendes is ook die van Ad Thijs. 159

Herihor is de enige HPA die Wenamun noemt. Smendes heeft een andere functie en zal dat nog niet geweest zijn. Als HPA wordt hij al vermeld op armbanden die met Psusennes I (900-851) werden begraven. 150

Hij stierf tussen 851 en 845, want zowel hij als zijn broer Pinudjem worden vermeld met Amenemope (854-845). 160 Het gezochte jaar is mogelijk 851. Eén van de mummies uit Deir el-Bahari heeft namelijk naast de inscriptie “jaar 48 van Menkheperre” (van Psusennes I, 853/2) een hiëratische notitie “jaar 1, vierde maand van akhet, dag 1” en ergens anders op de mummie de naam “HPA Pinudjem”. 161 Ook worden in de inscriptie op mummie 113 HPA Menkheperre en HPA Pinudjem samen vermeld met koning Amenemope. 152 Smendes wordt telkens overgeslagen.

Gezin

Gebaseerd op onder andere een decreet op Pylon X in Karnak is te reconstrueren dat Smendes getrouwd was met zijn volle zus Henttawy, inmiddels weduwe, en ze een dochter Istemkheb hadden. Hij had met een zekere Tahentdjehuty een andere dochter, Neskhons, de latere geliefde van haar oom Pinudjm de zoon van Menkheperre. Het decreet komt uit de anonieme jaren 6 en 8 onder HPA Pinudjem. 131 Deze jaren kunnen van Amenemope zijn (849/8 en 847/6), maar ook van Herihor (846/5 en 844/3) of Siamun (834/3 en 832/1).

Pinudjem II brengt een offer aan Osiris, uit zijn dodenboek 162

Pinudjem zoon van Menkheperre
geboren omstreeks 880
HPA 851/45-830
getrouwd (1) met Istemkheb, geboren omstreeks 875-870
relatie (2) met Neskhons, geboren omstreeks 855, overleden 835/4

HPA Pinudjem was volgens de tekst op zijn mummie de zoon van Menkheperre, de zoon van koning Pinudjem. 103 Hij komt als HPA voor samen met Amenemope (854-845) 160 en werd begraven in jaar 10 van Siamun (830/29) 163. Dit was op IV peret 20 164, 3 november 830.

Pinudjem de zoon van Psusennes Meryamun

Een HPA Pinudjem die de zoon was van koning Psusennes Meryamun, wordt vermeld op zes mummies uit Deir el-Bahari. Een van deze mummies was van Neskhons, de vrouw van HPA Pinundjem de zoon van Menkheperre. Op drie daarvan wordt Pinudjem de zoon van koning Psusennes Meryamun samen met hem vermeld, op de andere drie als enige. 103

In het dodenboek van Pinudjem de zoon van Menkheperre staat dat hij een nakomeling was van Psusennes. 165 Het Egyptische woord voor vader, ỉt, betekent ook opa en verdere voorvader 166; hij is dan dezelfde als de zoon van koning Psusennes Meryamun.

Gezin 167

Pinudjem was getrouwd met zijn zus Istemkheb, maar scheidde waarschijnlijk van haar; haar titels werden eigendom van Neskhons, de dochter van hun broer Smendes en de geliefde van Pinudjem. Toen Neskhons al vroeg overleed, in jaar 5 van Siamun (835/4) toen ze nog jong was, kreeg Istemkheb haar titels terug. Pinudjem noemde ze niet meer. Volgens haar doodskist was ze zelfs “Koning van Boven- en Beneden-Egypte”. 6. Het is mogelijk dat zij de uit slechts één vermelding bekende Ramses XII (831) is; ze volgde dan haar oom Herihor op.

Kinderen van Pinudjem en Istemkheb:

  • HPA Psusennes
  • DjedKhonsefankh, die de begrafenis van zijn vader leidde
  • Harweben, getrouwd met een HPA. 168 Dit is chronologisch gezien haar broer Psusennes.
  • Maatkare

Kinderen van Pinudjem en Neskhons:

  • Itawy
  • Nesitanebetasheru A, begraven in de tijd van dynastie XXII. Haar windsels werden gemaakt door haar moeder in een jaar 13.
    Ze is mogelijk Nesitanebetashru B, die getrouwd was met Shoshenq Q/IIb (789/8-). 169 Voor 840-835 als haar geschatte geboortejaar, zie hier. Dat is vlak voor het sterfjaar van Nesitanebetashru A’s moeder.
  • Masaharta
  • Tjanefer

Psusennes
geboren omstreeks 855
HPA 830-816/09
getrouwd met Harweben, geboren omstreeks 850

HPA Psusennes was de zoon van een Pinudjem zonder titel, terwijl de zonen van koning Pinudjem hun vader altijd met een titel noemen. Zijn vader was dus niet de koning van die naam. 103

Een van de windsels van zijn zus Harweben werd gemaakt in jaar 8 onder HPA Pinudjem. Ze werd begraven toen Psusennes HPA was en was getrouwd met een HPA. 168 Pinudjem stierf in jaar 10 van Siamun 163 en jaar 8 kan dan alleen van Siamun zijn (832/1). Psusennes volgde dus zijn vader op en gezien Harwebens titel was hij met haar getrouwd.

Hij wordt vermeld met een jaar 12 170 dat als het ook van Siamun was, 828/7 is.

Een mummiewindsel dat mogelijk in een jaar 5 werd gemaakt door HPA Psusennes kan, als het echt jaar 5 was, alleen van koning Psusennes II zijn (816/5). 171 In dat geval kan hogepriester Psusennes niet Psusennes II zijn, zoals soms wordt gedacht. Een graffiti in Abydos, in de kapel van Ptah in de tempel van Seti I, noemt in de eerste regel koning Tyetkheperre Setepenre <geliefde van> Amun-Ra koning van de goden, eerste profeet (hogepriester) van Amun-Ra koning van de goden, Pasebakhauniut (Psusennes II) Meryamun, en in de tweede regel hogepriester van Amun en legerleider Pasebakhaniut (Psusennes) Meryamun. Deze tekst wordt zowel aangevoerd als bewijs voor het bestaan van slechts één Psusennes, die zowel hogepriester als koning was, als bewijs voor twee Psusennessen, een hogepriester en koning Psusennes II die ook hogepriester was. Als jaar 5 inderdaad de goede lezing is van de datering kan deze tekst alleen bewijs zijn voor het laatste. 172 Omdat het twee waarschijnlijkheden zijn ga ik uit van het laatste.

Hij werd mogelijk opgevolgd door koning Psusennes II, die zoals hierboven staat ook hogepriester was. Voor het idee dat koning Psusnnes de oom was van HPA Psusennes, zie hier. Hoe dan ook, in jaar 10 van Shoshenq I (809) was diens zoon Iuput hogepriester 173 en was het gedaan met de HPA’s van dynastieën XX en XXI.

laatste wijziging: 15 januari 2023
12 juli 2023: de fout hersteld dat niet Duathathor Henttawy, maar Istemkheb de moeder van Psusennes I zou zijn. Andere geboortedata geschat voor het gezin van koning Pinudjem en Duathathor Henttawy en hun kinderen iets anders geordend.
13 juli 2023: toegevoegd 809 als uiterste jaar waarin Psusennes geen HPA meer was en de graffiti uit Abydos, plus de drie jongste kinderen van Menkheperre
4 januari 2024: Iets andere geboortejaren voor het gezin van Menkheperre en Istemkheb, zodat koning Psusennes II, die waarschijnlijk niet dezelfde is als HPA Psusennes, wel identiek kan zijn met Menkheperres zoon Psusennes. Nesitanebetashru A is mogelijk dezelfde als Nesitanebetashru B uit de koninklijke familie van dynastie XXII.

  1. By Francisco Anzola, CC BY 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=32183521[]
  2. Thijs (2020), p. 101-102[]
  3. Thijs (2020), p. 103[][]
  4. Giuseppina Lenzo, The two funerary papyri of Queen Nedjmet (P. BM EA 10490 and P. BM EA 10541 + Louvre E. 6258), in British Museum Studies in Ancient Egypt and Sudan 15 (2010), p. 73-75[][]
  5. Ad Thijs, The Burial of Psusennes I and “The Bad Times” of P. Brooklyn 16.205, in Zeitschrift für Ägyptische Sprache und Altertumskunde 141(2) (2014), p. 215-217, 222-223[]
  6. TIP, § 54 C, voetoot 333[][]
  7. Bierbrier (1975), p. 11[]
  8. Ad Thijs, “My father was buried during your reign” The burial of the High Priest Ramessesnakht under Ramses XI, Discussions in Egyptology 60 (2004), p. 87-95[]
  9. M. L. Bierbrier, A Second High Priest Ramessesnakht?, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 58 (Aug., 1972), p. 195-199[]
  10. AEC, p. 216-217[][]
  11. AEC, p. 216, maar zie de twijfel van Kitchen in (2012), p. 482[]
  12. Bierbrier (1975), p. 10[][]
  13. Ad Thijs, The Second Prophet Nesamun and his claim to the High-Priesthood, in Studien zur Altägyptischen Kultur 38 (2009), p. 346[]
  14. Bierbrier (1975), p. 13. De zekerheid dat Amenhotep de onderdrukte HPA was is niet van Bierbrier, maar komt uit Polz (1998), p. 283, en Ad Thijs, The troubled careers of Amenhotep and Panehsy: the High Priest of Amun and the Viceroy of Kush under the last Ramessides, in Studien zur Altägyptischen Kultur 31 (2003), p. 289-292.[]
  15. Polz (1998), p. 283[][]
  16. Ad Thijs, The troubled careers of Amenhotep and Panehsy: the High Priest of Amun and the Viceroy of Kush under the last Ramessides, in Studien zur Altägyptischen Kultur 31 (2003), p. 289-294, 304[]
  17. Iria Souto Castro, The High Priest of Amun at Thebes Between the Late New Kingdom and the End of the Twenty-fifth Dynasty, in Antesteria No. 7 (2018), p. 66[]
  18. Ad Thijs, The Second Prophet Nesamun and his claim to the High-Priesthood, in Studien zur Altägyptischen Kultur 38 (2009), p. 351[]
  19. Thijs (2013), p. 62-63[]
  20. M. L. Bierbrier, Hrere, Wife of the High Priest Paiankh, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 32, No. 3 (Jul., 1973), p. 311[][][]
  21. Thijs (2013), p. 59[][]
  22. TIP, § 45, (ii) []
  23. Karl Jansen-Winkeln, Der Majordomus des Amun Anchefenmut, in Discussions in Egyptology 38 (1997), p. 35-36[]
  24. TIP, § 39[][]
  25. Giuseppina Lenzo, The two funerary papyri of Queen Nedjmet (P. BM EA 10490 and P. BM EA 10541 + Louvre E. 6258), in British Museum Studies in Ancient Egypt and Sudan 15 (2010), p. 64[]
  26. TIP, § 39, en James en Morkot (2010), p. 238[]
  27. James en Morkot (2010), p. 241[]
  28. Thijs (2013), p. 63-64[][][]
  29. Thijs (2013), p. 61[]
  30. Ad Thijs, The Second Prophet Nesamun and his claim to the High-Priesthood, in Studien zur Altägyptischen Kultur 38 (2009), p. 343-346[]
  31. Ad Thijs, The Second Prophet Nesamun and his claim to the High-Priesthood, in Studien zur Altägyptischen Kultur 38 (2009), p. 350-352[]
  32. Ritner (2009), p. 100[]
  33. TIP, § 379[][][]
  34. TIP, § 417[]
  35. Thijs (2005), p. 87[]
  36. James en Morkot (2010), p. 231-232[]
  37. James en Morkot (2010), p. 244-247[]
  38. Thijs (2005), p. 79[][][][]
  39. James en Morkot (2010), p. 234[][][][]
  40. Benjamin Sass, Wenamun and his Levant – 1075 B.C. or 925 B.C.?, in Egypt and the Levant 12 (2002), p. 247-255[]
  41. James en Morkot (2010), p. 234-235[]
  42. James en Morkot (2010), p. 233, 255-256[]
  43. James en Morkot (2010), p. 235-239[]
  44. Ad Thijs, King or High Priest? The problematic career of Pinuzem, in Göttinger Miszellen 211 (2006), p. 83[]
  45. Thijs (2005), p. 85-87[]
  46. Ritner (2009), p. 100, met voetnoten 4 en 5[]
  47. Kitchen (2012), p. 496[][]
  48. TIP, § 45, (i) [][]
  49. TIP, $ 383[][]
  50. By Ancient Egyptian Artist, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=14731568[]
  51. Thijs (2013), p. 55-57[]
  52. Royal Families, p. 197-198[]
  53. Kitchen (2012), p. 581[]
  54. Thijs (2013), p. 57-58[]
  55. Thijs (2013), p. 58[]
  56. Kitchen (2012) p. 508[]
  57. TIP, § 37, (iii) []
  58. Royal Families, p. 197[]
  59. Karl Jansen-Winkeln, Der Majordomus des Amun Anchefenmut, in Discussions in Egyptology 38 (1997), p. 30, met voetnoot 5[]
  60. TIP, § 37, (ii) []
  61. Andrzej Niwiński, Problems in the Chronology and Genealogy of the XXIst Dynasty: New Proposals for their Interpretation, in Journal of the American Research Center in Egypt, 16 (1979), p. 52, met voetnoot 19 op p. 62, met dank aan James en Morkot (2010), p. 239-240[]
  62. Giuseppina Lenzo, The two funerary papyri of Queen Nedjmet (P. BM EA 10490 and P. BM EA 10541 + Louvre E. 6258), in British Museum Studies in Ancient Egypt and Sudan 15 (2010), p. 74[]
  63. Ad Thijs, The Burial of Psusennes I and “The Bad Times” of P. Brooklyn 16.205, in Zeitschrift für Ägyptische Sprache und Altertumskunde 141(2) (2014), p. 217, en James en Morkot (2010), voetnoot 82 op p. 253-254[]
  64. Ad Thijs, The Burial of Psusennes I and “The Bad Times” of P. Brooklyn 16.205, in Zeitschrift für Ägyptische Sprache und Altertumskunde 141(2) (2014), p. 219-220[]
  65. Edward F. Wente, On the Chronology of the Twenty-First Dynasty, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 26, No. 3 (Jul., 1967), p. 170[]
  66. Ritner (2009), p. 83[]
  67. TIP, § 50, A[][]
  68. Kitchen (2012), p. 508[][]
  69. Karl Jansen-Winkeln, Der Majordomus des Amun Anchefenmut, in Discussions in Egyptology 38 (1997), p. 29-35[]
  70. Davies (1999), p. xxxiii[]
  71. By Auguste Mariette (1821-1881) – Abydos: description des fouilles (Paris, 1880) vol. 2 pl. 57., Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=30546797[]
  72. Thijs (2005), voetnoot 120 op p. 88-89[][]
  73. TIP, § 380[]
  74. Ad Thijs, “Please tell Amun to bring me back from Yar”, Dhutmose’s visits to Nubia, in Göttinger Miszellen 177 (2000), p. 63-70[]
  75. Thijs (2013), p. 63, voetnoot 96[]
  76. James en Morkot (2010), p. 236[]
  77. Ad Thijs, The Second Prophet Nesamun and his claim to the High-Priesthood, in Studien zur Altägyptischen Kultur 38 (2009), p. 348-349[]
  78. James en Morkot (2010), p. 248[][]
  79. James en Morkot (2010), p. 236-237[]
  80. James en Morkot (2010), p. 251-252[]
  81. Ad Thijs, The scenes of the High Priest Pinuzem in the Temple of Khonsu, in Zeitschrift für Ägyptische Sprache und Altertumskunde 134 (2007), p. 61[]
  82. Ad Thijs, “Please tell Amun to bring me back from Yar”, Dhutmose’s visits to Nubia, in Göttinger Miszellen 177 (2000), p. 670, met voetnoot 44, en James en Morkot (2010), p. 250[]
  83. James en Morkot (2010), p. 235[]
  84. In het graf van Psusennes I, TIP, § 45, (i) []
  85. Ritner (2009), p. 115[]
  86. TIP, § 382. Hier staat jaar 13, maar dat bleek later 14 te moeten zijn, zie Thijs (2020), p. 100-101[]
  87. James en Morkot (2010), p. 242[]
  88. James en Morkot (2010), voetnoot 82 op p. 253-254[]
  89. Pierre Montet, Les constructions et le tombeau de Psousennes à Tanis (1951), figuur 36 op p. 94, de kelk is nr. 398 zoals te lezen is op p. 100[]
  90. Ad Thijs, The Burial of Psusennes I and “The Bad Times” of P. Brooklyn 16.205, in Zeitschrift für Ägyptische Sprache und Altertumskunde 141(2) (2014), p. 212[]
  91. Thijs (2013), p. 64[][]
  92. Ad Thijs, The scenes of the High Priest Pinuzem in the Temple of Khonsu, in Zeitschrift für Ägyptische Sprache und Altertumskunde 134 (2007), p. 50-63, en Ad Thijs, King or High Priest? The problematic career of Pinuzem, in Göttinger Miszellen 211 (2006), p. 85-88[]
  93. Thijs (2015), p. 88, en Thijs (2013), p. 61[]
  94. Thijs (2013), p. 56[]
  95. Thijs (2013), p. 56-57[]
  96. TIP, § 383[]
  97. Andrzej Niwiński, Problems in the Chronology and Genealogy of the XXIst Dynasty: New Proposals for their Interpretation, in Journal of the American Research Center in Egypt, 16 (1979), p. 54[]
  98. Niek de Haan en Patrice Renaut, The worker shabtis of Tayu-heret, First edition (2022), p. 3-4[]
  99. Ad Thijs, The Burial of Psusennes I and “The Bad Times” of P. Brooklyn 16.205, in Zeitschrift für Ägyptische Sprache und Altertumskunde 141(2) (2014), p. 221[]
  100. Thijs (2005), p. 83[]
  101. Andrzej Niwiński, Problems in the Chronology and Genealogy of the XXIst Dynasty: New Proposals for their Interpretation, in Journal of the American Research Center in Egypt, 16 (1979), p. 51, en Thijs (2020), p. 94[]
  102. TIP, § 55[][][]
  103. TIP, § 2[][][][][]
  104. By Juan R. Lazaro, CC BY 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=26258836[]
  105. TIP, § 386[]
  106. Ad Thijs, The Burial of Psusennes I and “The Bad Times” of P. Brooklyn 16.205, in Zeitschrift für Ägyptische Sprache und Altertumskunde 141(2) (2014), p. 213[]
  107. Thijs (2005), p. 81-82[]
  108. C. N. Reeves, Valley of the Kings, The decline of a royal necropolis (1990), p. 121-123[]
  109. By Hedwig Storch, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=5899915[]
  110. Thijs (2020), p. 92-100[]
  111. Thijs (2020), p. 94[][]
  112. Thijs (2020), p. 98[]
  113. Thijs (2020), p. 92[]
  114. Thijs (2020), p. 95[]
  115. Thijs (2020), p. 92, de specifieke leeftijd op p. 99[]
  116. Thijs (2020), p. 95-96[][]
  117. By Karl Richard Lepsius, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=7405342[]
  118. TIP, § 50, A. In de inscriptie staat Istemkhebit, wat ook getranscribeerd kan worden als Istemkheb, zie Ritner (2009), p. 136[]
  119. Aly O. A. Abdallah, An Unusual Private Stela of the Twenty-first Dynasty from Coptos, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 70 (1984), p. 65-72[]
  120. Thijs (2013), voetnoot 117 op p. 66-67[]
  121. TIP, § 43[]
  122. TIP, § 42[]
  123. Ritner (2009), p. 11-13[]
  124. Edward F. Wente, On the Chronology of the Twenty-First Dynasty, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 26, No. 3 (Jul., 1967), p. 170-171[]
  125. Andrzej Niwiński, Problems in the Chronology and Genealogy of the XXIst Dynasty: New Proposals for their Interpretation, in Journal of the American Research Center in Egypt, 16 (1979), p. 55[]
  126. TIP, § 41[]
  127. TIP, § 51[][][]
  128. TIP, § 221, en Royal Families, p. 202[][]
  129. TIP, § 41, A[][][]
  130. Kitchen (2012), p. 499[]
  131. TIP, § 46, (ii), en Royal Families, p. 202-203[][]
  132. TIP, § 221[][]
  133. Royal Families, p. 207[]
  134. Ritner (2009), p. 110-111[]
  135. TIP, § 46 (i) en voetnoot 266 op p. 57 voor de plaats[]
  136. TIP, § 46, (i) []
  137. TIP, § 50, B[]
  138. TIP, § 32, (b) []
  139. Edward F. Wente, On the Chronology of the Twenty-First Dynasty, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 26, No. 3 (Jul., 1967), p. 173[][]
  140. TIP, Supplement 1986, § 441-442, en Royal Families, p. 191-192[]
  141. Karl Jansen-Winkeln, Der Majordomus des Amun Anchefenmut, in Discussions in Egyptology 38 (1997), p. 33[]
  142. Royal Families, voetnoot 142 op p. 286[]
  143. TIP, § 229[]
  144. Andrzej Niwiński, Problems in the Chronology and Genealogy of the XXIst Dynasty: New Proposals for their Interpretation, in Journal of the American Research Center in Egypt, 16 (1979), p. 50[]
  145. By Rama, CC BY-SA 2.0 fr, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=389316[]
  146. Ritner (2009), p. 126[]
  147. Ritner (2009), p. 50, fragment 3A van de Karnak Priestly Annals[]
  148. Ritner (2009), p. 132[]
  149. TIP, § 12[]
  150. TIP, § 387[][][]
  151. Lull (2009), p. 246[]
  152. Lull (2009), p. 248-249[][]
  153. Ritner (2009), p. 135-136[][]
  154. Lull (2009), p. 247[][]
  155. Ritner (2009), p. 135[]
  156. TIP, § 227[][]
  157. TIP, § 54, E[]
  158. Ritner (2009), p. 92[]
  159. Ad Thijs, The Burial of Psusennes I and “The Bad Times” of P. Brooklyn 16.205, in Zeitschrift für Ägyptische Sprache und Altertumskunde 141(2) (2014), p. 213-215[]
  160. TIP, § 2, 3[][]
  161. Lull (2009), p. 245-246[]
  162. By Captmondo, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=10439016[]
  163. TIP, § 7[][]
  164. Ritner (2009), p. 160-161[]
  165. Royal Families, p. 202[]
  166. Bierbrier (1975), p. iv[]
  167. Andrzej Niwiński, The wives of Pinudjem II-a topic for discussion, in The Journal of Egyptian Archaeology 74(1) (1988), p. 226-230[]
  168. TIP, § 52[][]
  169. Andrew P., Re: D21/D22 overlap[]
  170. TIP, § 390[]
  171. TIP, § 7-8[]
  172. Aidan Dodson, The Transition Between the 21st and 22nd Dynasties Revisited, in The Libyan Period in Egypt: historical and cultural studies into the 21th – 24th Dynasties (2009), p. 105-107[]
  173. TIP, § 157[]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *