Categorieën
Koningstijd

Bewijs voor Salomo

De resten van de Millo, die door Salomo gebouwd werd 1

Inleiding

Salomo (971-931) wordt buiten de Bijbel om niet bij naam genoemd. Ondanks dat is er redelijk wat over hen te zeggen. Het gaat om bewijs uit Egypte, Assyrië, oude Joodse verhalen en vooral de archeologie.

Om het samen te vatten: Salomo’s naam komt buiten de Bijbel en Joodse geschriften slechts twee keer voor, beide keren in een bron uit Tyrus. Dat is anders in de archeologie. Salomo bouwde uitgebreid en had vele handelscontacten, en daar is op verschillende plekken in Israël iets van teruggevonden. Daarnaast zijn er overeenkomsten tussen Assyrische teksten over Syrië in Salomo’s tijd, die passen bij de Bijbel, en voegde Tiglath-Pileser I (959-922) verschillende elementen toe aan het standaardformaat van Assyrische koninklijke inschripties, elementen die passen bij de Bijbelse beschrijving van Salomo’s rijk.

Het archeologische bewijs geldt niet in de standaardchronologie van Egypte. Alleen in een ingekorte chronologie van Egypte, waarin David en Salomo tijdgenoten waren van de koningen tussen Ramses II (1043-977) en Ramses III (937-906), ofwel de overgang van de Late Bronstijd naar de IJzertijd I, is het mogelijk om de archeologie aan de Bijbel te koppelen. Datzelfde geldt voor de inscripties van Tiglath-Pileser I; in de standaardchronologie leefde hij ruim 150 jaar eerder.

De archeologische delen van deze post zijn vooral gebaseerd op een paper van Peter James.

Salomo’s relatie met Egypte

Verschillende keren wordt Salomo gelinkt aan gebeurtenissen in Egypte, waarvan een aantal keer buiten de Bijbel om. Het zijn deze gebeurtenissen die Salomo in de tijd tussen Ramses II en Ramses III plaatsen.

  • De eerste schakel in Salomo’s relatie met Egypte is zijn huwelijk met de dochter van een farao die Gezer had verbrand (1 Kon 9:16-17). In de bovenstaande chronologie kan dit alleen de inname van Gezer zijn die vermeld wordt op de Israël Stela van Merenptah (977-968). Merenptah was alleen niet de gezochte schoonvader, want de oorlog werd geleid door zijn zoon, Seti II (968-962). Het is deze Seti II die ik identificeer als Salomo’s schoonvader.
  • De tweede schakel in de ketting is met Vaphres. Volgens Eupolemus, een Joodse schrijver uit de eeuwen voor Jezus’ geboorte, stuurde koning Vaphres van Egypte aan Salomo arbeiders voor de tempelbouw. De tempelbouw begon in de lente van 967 (1 Kon 6:1). Op dat moment regeerde Seti II; de naam Vaphres is dan een afkorting van zijn prenomen, Userkheperure; zie hier.
  • Een Joods verhaal uit de 5e of 6e eeuw n.Chr. noemt koning Necho van Egypte als degene die arbeiders stuurde voor de tempelbouw. Als dat klopt werd Egypte in de tijd van de tempelbouw geregeerd door twee heersers. De tempel was klaar in 961 (1 Kon 6:38), en toen was Seti II al vervangen door Siptah (962-956). De naam Necho is een vervorming van Sekhaienre en Akhenre, Siptah’s prenomens; zie hier.
  • De vierde schakel is de koningin van Sjeba, die naar Salomo kwam om te praten over haar problemen. Zij was volgens Josephus een koningin van Egypte, en volgens het Hebreeuwse woord achter koningin was ze niet de vrouw van een koning, maar een regerend koningin. Ze kan dan met niemand anders worden geïdentificeerd dan Tausret (956-951/0), die problemen had in Egypte; zie hier.
  • Salomo’s zuidelijke grenzen worden twee keer genoemd (1 Kon 4:21, 24). In de periode tussen deze twee verzen kreeg hij het grootste deel van het Filistijnse gebied in handen; in vers 21 reiken zijn grenzen nog tot hun gebied, in vers 24 liggen de grenzen bij Gaza, de zuidelijkste Filistijnse stad. In deze tijd was het Filistijnse land eigendom van Egypte. Dat ze het grootste deel daarvan verloren is een reden om er vanuit te gaan dat het verhaal over Irsu, die Egypte had onderdrukt (954-941), klopt.
  • Als laatste schakel in de ketting is er Sisak, degene die een paar jaar na Salomo’s dood Jeruzalem plunderde. Sisak regeerde in de laatste dagen van Salomo (1 Kon 11:40) en is te identificeren met Ramses III (937-906); zie hier. Dankzij een paar datums uit Ramses’ regering waarop de stand van de maan bekend is, kan hij niet anders worden geplaatst dan in de laatste jaren van Salomo.

Salomo’s zilver

“Er was niets van zilver. Dat werd in de dagen van Salomo als niets geacht.” (1 Kon 10:21) “De koning maakte het zilver in Jeruzalem zo overvloedig als stenen” (1 Kon 10:27). Het is mogelijk dat deze enormoe hoeveelheid zilver meegenomen werd door Sisak, toen hij kort na Salomo’s dood Jeruzalem plunderde. “Sisak, de koning van Egypte, trok op tegen Jeruzalem en nam de schatten van het huis van de HEERE en de schatten van het huis van de koning weg, ja, hij nam alles weg.” (2 Kro 12:9) Een van deze schatten was zilver (1 Kon 7:51). Hierna is van Salomo’s zilver niks meer te bekennen; Rehabeam, Salomo’s opvolger in Jeruzalem, maakte al schilden van brons (1 Kon 14:27).

Als Sisak Ramses III was, zoals in het laatste deel van de opsomming hiervoor, en Ramses III dus die enorme hoeveelheid zilver meenam, valt iets in Egypte op.

Tussen Ramses II (1043-977) en Ramses IX (879-861) daalde de waarde van zilver sterk. In Ramses II’s regering was 1 deben zilver nog 100 deben koper waard, maar in de tijd van Ramses IX was 1 deben zilver nog maar 60 deben koper. De verandering vond waarschijnlijk plaats in de tijd van Rames III. De reden voor deze waardedaling is in de standaardchronologie onbekend. 2

Archeologie

Uit een paar vergelijkingen is te concluderen dat Salomo helemaal aan het eind van de Late Bronstijd leefde, tijdens de transitie naar de IJzertijd.

Ramses III (937-906) werd gekroond in Salomo’s laatste jaren, en regeerde nog 25 jaar na zijn dood. In Ramses’ tijd werden zowel in het centrale heuvelland als Galilea verschillende grote Late Bronstijd IIB-steden kleiner, zoals Megiddo en Hazor. In plaats daarvan ontstonden vele IJzertijd I-dorpen. In deze chronologie is dit het zichtbare effect van de scheuring van Salomo’s rijk en een gevolg van zijn voor de gewone Israëlieten zware en onpopulaire beleid, waarna het economisch en politiek minder ging. Het is de verhuizing van mensen die vluchtten voor Rehabeams verdere onderdrukking (2 Kro 10:12-16). Plaatsen als Sichem en Tirza daarentegen, hoofdsteden van Jerobeam I (931-910/09) (1 Kon 12:25, 14:17), bloeiden in die tijd. 3

“En rondom was de grote voorhof ommuurd met drie lagen gehouwen steen en een laag van cederhouten balken. Zo was het ook met de binnenste voorhof van het huis van de HEERE, en met de voorhal van dat huis.” (1 Kon 7:12) Precies zo’n muur, met drie lagen steen met plek voor houten balken, stond in het Late Bronstijd-paleis in Ugarit. 4

De tempel die Salomo bouwde is vergelijkbaar met Temple 2048 uit Megiddo, strata VIII en VII, en met de tempel van Hazor’s Stratum 1b uit de Late Bronstijd. Alle drie hadden ze tweee zuilen, staande voor de ingang naar de binnenkamers (1 Kon 7:21). 5

De Millo

Salomo bouwde onder andere de Millo in Jeruzalem (1 Kon 9:15, 24, 11:27).

In mijn chronologie leefde Salomo aan het begin van de IJzertijd. In de eerste periode daarvan, de IJzertijd I, werd in Jeruzalem dat wat nu het Stepped Stone Structure (SSS) heet gebouwd. Dit is een serie terrassen die gevuld werden met scherven aardewerk; eroverheen ligt een stenen mantel. De onderste laag is zo’n 30 bij 40 meter. Gebaseerd op het aardewerk werd het hele gebouw in één keer opgericht. Dit kan de Millo zijn; Millo betekent vulling. Het meeste aardewerk komt uit Israël, maar er is ook import uit Griekenland en Cyprus. Terrassen als deze zijn verder onbekend in de archeologie van Israël. Voor het SSS was een enorme arbeidskracht nodig; er wordt gedacht dat de bouwer een lokale heerser was. 6

Ruïne van het Large Stone Structure (LSS) 7, mogelijk het paleis van Salomo

Het Woud van de Libanon

Salomo bouwde maar liefst 13 jaar aan zijn paleis, dat hij het Woud van de Libanon noemde (1 Kon 7:1-2, 9:10). Dit paleis was 100 el lang en 50 el breed (vers 2). De precieze lengte van een Bijbelse el is niet duidelijk, maar de verschillende schattingen liggen allemaal rond de 50 centimeter, soms dichterbij, soms verder weg. 8 Het paleis was dan omstreeks 50 bij 25 meter.

Naast het SSS, en er gedeeltelijk aan vastgebouwd, stond het Large Stone Structure (LSS). Dit werd tegelijk met het SSS gebouwd en was volgens de archeoloog, Eilat Mazar, mogelijk een paleis. De eerste fase van de bouw bestond uit het vlak maken van de rotsen. Dat werd al eerder gedaan; hierboven lag een laag aarde met aardewerk uit de Midden-Bronstijd tot de IJzertijd I. In die IJzertijd I werd daarop het LSS gebouwd, een complex van regelmatig enorme muren. Het oorspronkelijke LSS werd gaandeweg uitgebreid, in ieder geval in de IJzertijd IIA, en het terrein kreeg daarna mogelijk een andere functie; er is weinig tot niks bewaard gebleven uit de IJzertijd IIB of IIC. 9 Niet alleen Mazar denkt dat het een paleis was; het zal werk zijn van dezelfde dynast of dynastie die het SSS bouwde. 10

Er is commentaar op de datering van het LSS uit de IJzertijd I, maar dat kan worden tegengesproken. 11 Het LSS is ernstig beschadigd in de Romeinse tijd en daarna. Alhoewel het niet helemaal duidelijk is of het LSS één gebouw is, is wel duidelijk dat in de IJzertijd I hier een gebouw gebouwd werd waar in ieder geval de massieve oostelijke muur bij hoort, die een onderdeel is van het SSS. 12

Het LSS wordt door Mazar geïdentificeerd met het paleis van David. Maar Davids paleis werd gebouwd door Feniciërs (2 Sam 5:11) en in de eerste bouwfase van het LSS is niks van Fenicische invloed gevonden; die invloed kwam pas toen het LSS later werd aangepast 13. Ook komt het gebouw uit dezelfde tijd als het SSS 14, ofwel de Millo. Daarnaast is alleen al het opgegraven deel van het LSS ongeveer 30 bij 30 meter 15. Dat is breder dan Salomo’s paleis, maar een deel van het LSS werd pas later gebouwd 16.

Salomo’s Egyptische vrouw

Voor zijn Egyptische vrouw bouwde Salomo een paleis, dat niet in de Stad van David stond (1 Kon 9:24). Het was kleiner dan zijn eigen paleis (1 Kon 7:8).

Ten noorden van de Damascuspoort van Jeruzalem, in het gebied van het St. Étienne-klooster, is een gebouw opgegraven dat mogelijk een tempel of paleis was. Tussen de resten van dit gebouw werden een Egyptisch slangenbeeldje en fragmenten van Egyptische bouwkunst gevonden. De vondsten in dit deel van Jeruzalem die gedateerd kunnen worden, waaronder drie inscripties, komen uit de Ramesside periode, ofwel in ongeveer de tijd van het Stepped Stone Structure. 17 Het gaat bijvoorbeeld om een grafstela, een shabti met de tekst “The illuminated Osiris (de gemummificeerde dodengod), […]-het-epu”, het hieronder afgebeelde beeld en een fragment van een standbeeld van een man die Padipet heette. 18

Beeld, 35 centimeter hoog, van een Egyptische koningin. Dit beeld is gevonden in Jeruzalem, in ongeveer het gebied van het Egyptische gebouw. De stijl is die uit ongeveer de tijd van Ramses II en Merenptah. 19

Dor, Aser en Salomo’s vloot

Salomo had twaalf opzichters in Israël aangesteld. Een van heen was “de zoon van Abinadab in heel het heuvelland van Dor; hij had Tafath, de dochter van Salomo, tot vrouw” (1 Kon 4:11). Dor was dus een van Israëls belangrijkste steden en zal in die tijd gebloeid hebben. De stam Manasse woonde er (1 Kro 7:29), maar Dor lag in Aser (Joz 17:11). In de tijd van Debora (1203-1163) bezat Aser havens aan de kust van de zee (Richt 5:17). 20 “De koning (Salomo) had namelijk een Tarsisvloot op zee, samen met de vloot van Hiram (de koning van Tyrus in Fenicië). Eens in de drie jaar liep de Tarsisvloot binnen, beladen met goud, zilver, ivoor, apen en pauwen.” (1 Kon 10:22) Het is dus mogelijk dat Salomo’s vloot vanuit Dor in het gebied van Aser vertrok.

In Dor is in de standaardchronologie in Salomo’s tijd niks te vinden dat ook maar doet denken aan Salomo. Maar in de IJzertijd I en II, waarvan de IJzertijd I de tijd is van het SSS en het LSS, was Dor een bloeiende stad met veel Fenicische invloeden. 21 Dit is vooral zichtbaar in het aardewerk dat er is gevonden. 22 Ook komt er uit de Late Bronstijd/IJzertijd I aardewerk uit het land van de Filistijnen, Cyprus (dat in Salomo’s tijd bij Fenicië schijnt te horen 23 ) en Egypte. 24

Volgens het Verhaal van Wenamun, uit jaar 5 van de wḥm mswt (853/2), reisde Wenamun via Dor naar Byblos (in Fenicië). Dor was toen een stad van de Tjeker, waar Beder heerste. Beder is een unieke naam in de Egyptische geschiedenis; het vergelijkbare Bezer is een unieke persoonsnaam in de Bijbel. Een nakomeling van Aser heette zo (1 Kro 7:37). De naam Tjeker betekent volgens Michael S. Sanders “bewoner van Acco”; Acco lag in het gebied van Aser (Richt 1:31). 25

Megiddo, Salomo’s rijkdom en handel

Salomo bouwde in Megiddo (1 Kon 9:15), ook al staat er niet wat er gebouwd werd. Hij was rijk (1 Kon 10:14-22), kreeg ladingen ivoor binnen (vers 22) en ontving geschenken van de hele wereld (vers 24-25), waaronder van de koningen van de Filistijnen (vers 21).

In stratum VIIA in Megiddo, dat uit dezelfde tijd komt als het Stepped Stone Structure, stond een groot paleis in Megiddo. Er zijn fragmenten gevonden van een fresco en geïmporteerd aardewerk uit Cyprus en het Egeïsche gebied. In het paleis zijn een goudschat en meer dan 382 ivoren stukken gevonden. De meeste van deze stukken zijn lokaal gemaakt, maar onder invloed van stijlen uit Egypte, Assyrië, het Egeïsche gebied en Anatolië; andere stukken zijn geïmporteerd uit Hatti (het land van de Hethieten). De eigenaar hiervan had een dure smaak en een flink internationaal handelsnetwerk. 26 Als deze eigenaar de bouwer was van het SSS en LSS in Jeruzalem verklaart dat de bijzondere rijkdom, de handelscontacten en de Egyptische vondsten in Jeruzalem. 27

Slechts een paar van de ivoren stukken hebben tekst. Maar liefst vier ervan waren gemaakt voor Kerker, de wr (grote) van Askelon, die ook de titel “zangeres van Ptah” had, mogelijk in de tempel van Memphis. 28 Op een ander stuk ivoor staat de naam [User]ma[atre] Meryamun [R]amses Heqaiunu, ofwel Ramses III, 29 in mijn chronologie een tijdgenoot van Salomo. Dit kan betekenen dat er diplomatiek contact was met Ramses, of, volgens James meer waarschijnlijk, dat Ramses na Salomo’s dood het tienstammenrijk beschermde; Jerobeam I (931-920/19) en Ramses waren vrienden (1 Kon 11:40). 30

Ivory IAA 38.780 uit Megiddo 31

Rondom de troon

Op een van de ivoren stukken uit Megiddo, IAA 38.780, staat een Kanaänitische heerser op een troon met gevleugelde sfinxen; deze werden vaker afgebeeld in het oude Midden-Oosten. Hovelingen en dienaren komen naar hem toe. Rechts van hem staat een vrouw, mogelijk zijn koningin. Achter de lierspeler komt een generaal of prins terug van een oorlog, met twee Shasu-achtige gevangenen. De koning houdt een Egyptische lotusbloem in zijn hand en achter de lier staan vier papyrusplanten; als dat hiërogliefen zijn betekenen ze moerassig land. De gevleugelde zonneschijf boven de veroveraar is een symbool van Egyptisch koningschap en was in latere periodes het embleem van de koningen van Juda. 32

Dit alles past bij Salomo. Hij had een ivoren troon met aan beide zijden van de zitplaats leuningen; de troon was van achteren rond (1 Kon 10:18-19). De twaalf leeuwen bij de troon stonden op de treden daarvoor (vers 20), zodat naast de troon ruimte was voor sfinxen zoals op dit stuk ivoor. Zijn dienaren kwamen naar hem toe (1 Kon 4:7) en hij voerde oorlog (2 Kro 8:3).

In Psalm 45:9-10 staat bovendien: “Al Uw kleding geurt van mirre en aloë en kaneel, wanneer U uit de ivoren paleizen komt, waar men U verblijdt. Koningsdochters zijn onder Uw voorname vrouwen; de koningin staat aan Uw rechterhand, in het fijne goud van Ofir.” Deze psalm 45 komt mogelijk uit de tijd van Salomo 33 en dat klinkt logisch; Salomo was getrouwd met koningsdochters (1 Kon 11:3) en ontving goud uit Ofir (1 Kon 9:28). In dat geval zijn de ivoren paleizen interessant, waar de mirre, aloë en het kaneel lagen; de ivoren stukken zijn gevonden in het paleis van Megiddo, een handelscentrum.

Tiglath-Pileser I van Assyrië

“Zo werd koning Salomo, wat rijkdom en wijsheid betrof, aanzienlijker dan alle koningen van de aarde. En de hele wereld zocht Salomo op, om zijn wijsheid te horen, die God hem in zijn hart had gegeven. Ieder van hen bracht zijn geschenk mee” (1 Kon 10:23-25).

Een van deze koningen lijkt Tiglath-Pileser I van Assyrië (959-922) te zijn. Toen Salomo’s tempel en paleis al af waren bouwde Tiglath-Pileser een eigen tempel en paleis, die volgens zijn beschrijving op verschillende punten overeenkomen met de tempel en het paleis van Salomo. Ook voegde hij aan het standaardformaat van de Assyrische koninklijke inscripties een aantal elementen toe, die varianten zijn van de Bijbelse beschrijvingen van Salomo’s rijk. Omgekeerd is in Megiddo iets uit Assyrië terug te vinden. Voor de details, zie hier.

Lachis

Een tijdgenoot van het Stepped Stone Structure in Jeruzalem en de ivoren stukken uit Megiddo, is stratum VI in Lachis, 35 mijl ten westen van Jeruzalem. Het was een bloeiende stad met een tempel van “Kanaänitisch” ontwerp, met veel cederhout uit de Libanon, beschilderd pleister en een paar Egyptische objecten. Op tien ostraca, aardewerk dat lokaal werd gemaakt, staat hiëratisch schrift. Dit hoort bij de periode van eind XIX en begin XX; in mijn chronologie is dit rond de tijd van Salomo. Het werd niet door Egyptische onderdanen geschreven, want er zijn geen Egyptische parallellen. De teksten noemen offers of belastingen voor een lokale tempel. In vier van de tien inscripties wordt een wr genoemd, ofwel een “buitenlandse heerser”. Dit is mogelijk degene die hier de dienst uitmaakte of zelfs de heerser van Jeruzalem en Megiddo. 34

Lachis wordt niet genoemd in de Bijbelse hoofdstukken over Salomo. Wel gebruikte hij veel cederhout uit de Libanon (1 Kon 5:10), handelde met Egypte (1 Kon 10:28, 2 Kro 1:16) en hief flinke belastingen (1 Kon 4:7).

Brons

Salomo liet een enorme hoeveelheid koper smelten onder leiding van een Feniciër, wiens moeder een Israëlitische was (1 Kon 7:14, etc.). Het Hebreeuws achter koper, nəḥōšeṯ, betekent ook brons, zoals andere vertalingen hebben. “In de vlakte van de Jordaan liet de koning ze gieten, tussen Sukkoth en Zartan, in vormen van zware klei.” (1 Kon 7:46)

Sukkoth en Zartan worden meestal geïdentificeerd met Deir ‘Alla en Tell es-Sa‘idiyeh, waar uit de periode van de transitie tussen Late Bronstijd naar de IJzertijd brons werd verwerkt tot heel grote dingen. In het brons dat gevonden is in Tell es-Sa‘idiyeh is Cyprische invloed te zien; Hiram, de koning van Tyrus die zijn onderdaan naar Salomo stuurde, schijnt over Kition op Cyprus te hebben geheerst. 23

Salomo liet onder andere onderstellen maken met “vier koperen wielen en koperen assen, en de vier hoeken ervan hadden steunen.” (1 Kon 7:30-33) Eenzelfde soort bronzen onderstellen met vier wielen is gevonden op Cyprus, alleen kleiner. Een kleitablet uit Ugarit, uit de laatste fase van het Huis van Urtenu (het eind van de Bronstijd 35 ), beschrijft het maken van tempeltoerusting in een hoge kwaliteit brons, op dezelfde schaal als die van Salomo’s tempel. 36

Geen onderdaan van Egypte

Ik ben het grotendeels eens met James, maar zoals al gezegd niet over de eigenaar van het Large Stone Structure. Ook ben ik het niet eens met zijn conclusie dat Salomo een onderdaan van Egypte moest zijn om tot aan de Eufraat te kunnen regeren (1 Kon 4:21, 24) 37. Volgens hem zijn de andere koningen die in Salomo’s gebied regeerden (1 Kon 11:14-25) een reden dat hij dat niet volledig in handen had, maar deze koningen stonden pas op toen hij op zijn oude dag afgoden ging dienen (1 Kon 11:4, 9-14). Pas toen kwam er verzet tegen Salomo’s macht over het gebied tot aan de Eufraat. Rezon nam Damascus in en was “al de dagen van Salomo” een tegenstander van Israël (1 Kon 11:25), wat blijkens vers 23, “God liet nog een tegenstander tegen hem (Salomo) opstaan”, al de dagen vanaf zijn afgoderij betekent.

Als laatste tegenargument is er Sisak. Toen Jeruzalem slechts een paar jaar na Salomo’s dood werd ingenomen door koning Sisak van Egypte, zei God dat de Judeeërs dienaren zouden worden van Sisak, “zodat zij het verschil tussen Mijn dienst en de dienst van de koninkrijken van de landen leren kennen.” (2 Kro 12:8) Dat verschil konden ze alleen toen pas leren kennen als Salomo geen onderdaan was van Egypte.

James geeft in zijn paper genoeg redenen waarom Israël in de tijd tussen Ramses II en Ramses III, in mijn chronologie de tijd van Salomo, geen onderdeel van Egypte was. Merenptah (977-968) voerde oorlog tegen David. Hij had een garnizoen in het centrale heuvelland, waarschijnlijk in Liftah bij Jeruzalem, en dat dateert mogelijk uit de tijd van zijn oorlog; zie hier. Verder is er geen bewijs dat Merenptahs macht buiten het Filistijnse gebied rijkte. Daarna is er tot de oorlog van Ramses III, na de dood van Salomo, geen bewijs voor Egyptische veroveringen of grondbezit in Israël. 38 De afwezigheid van Egypte maakt het juist volgens James logisch om te denken dat Israël toen een belangrijk en onafhankelijk land was. 39

Laag- en Boven-Beth-Horon

Salomo maakte van zowel Laag-Beth-Horon (1 Kon 9:17) als Boven-Beth-Horon (2 Kro 8:5) versterkte steden. Sisak, die in de tijd van Salomo’s zoon Rehabeam de versterkte steden van Juda innam en Jeruzalem plunderde (2 Kro 12:1-9), is te identificeren met Ramses III; zie hier. De naam van een van de steden die Ramses plunderde op deze tocht wordt door Peter James gelezen als Horonaïm, mogelijk de beide Beth-Horons samen. 40 Deze twee staan niet in de lijst met Rehabeams versterkte steden (2 Kro 11:6-10), maar passen binnen de verdediging tegen Egypte. 41

Salomo’s grenzen in Syrië

Salomo heerste tot aan de Eufraat (1 Kon 4:21, 24), maar raakte het grootste deel van zijn macht kwijt door afgoderij (1 Kon 11:7-13); zijn zoon Rehabeam erfde alleen het gebied van de twaalf stammen van Israël, waarvan hij er alsnog tien kwijtraakte (1 Kon 12:1, 17-19). Voor de afbraak van Salomo’s macht in Syrië, vanuit zowel de Bijbelse als Assyrische hoek, zie hier.

Salomo in Tyrus

Salomo schreef met Hiram, de koning van Tyrus (1 Kon 5:1), die hem cederhout en cipressenhout leverde voor zijn bouwprojecten (vers 8).

De archieven van Tyrus zijn helaas compleet verloren gegaan. Dat geldt ook voor de uit die gegevens in het Grieks geschreven geschiedenissen van Tyrus. Wel bewaard zijn een paar fragmenten daaruit. Josephus citeert uit de Histories of the Phoenicians van Dius:

“Upon the death of Abibalus, his son Hirom took the kingdom. This king raised banks at the eastern parts of the city, and enlarged it; he also joined the temple of Jupiter Olympius, which stood before in an island by itself, to the city, by raising a causeway between them, and adorned that temple with donations of gold. He moreover went up to Libanus, and had timber cut down for the building of temples. They say further, that Solomon, when he was king of Jerusalem, sent problems to Hirom to be solved, and desired he would send others back for him to solve, and that he who could not solve the problems proposed to him should pay money to him that solved them. And when Hirom had agreed to the proposals, but was not able to solve the problems, he was obliged to pay a great deal of money, as a penalty for the same. As also they relate, that one Abdemon, a man of Tyre, did solve the problems, and propose others which Solomon could not solve, upon which he was obliged to repay a great deal of money to Hirom.” 42

Direct hierna citeert Josephus uit een boek van Menander uit Efeze, die onder andere uit de Tyrische archieven de geschiedenis van Tyrus beschreef:

“Upon the death of Abibalus, his son Hirom took the kingdom; he lived fifty-three years, and reigned thirty-four. He raised a bank on that called the Broad Place, and dedicated that golden pillar which is in Jupiter’s temple; he also went and cut down timber from the mountain called Libanus, and got timber Of cedar for the roofs of the temples. He also pulled down the old temples, and built new ones; besides this, he consecrated the temples of Hercules and of Astarte. He first built Hercules’s temple in the month Peritus, and that of Astarte when he made his expedition against the Tityans, who would not pay him their tribute; and when he had subdued them to himself, he returned home. Under this king there was a younger son of Abdemon, who mastered the problems which Solomon king of Jerusalem had recommended to be solved.” 43

Dius noemt Salomo de vorst van Jeruzalem (ho turannos Ierosolumon) en Menander noemt hem de koning van Jeruzalem (ho Ierosolumon basileus). Dit is een teken dat deze zinnen echt uit een Tyrische bron komen, want de koningen van de Feniciërs heersten over slechts één stad. Josephus corrigeerde dit bovendien niet, terwijl hij het hier heeft over Salomo’s grootheid. Dit zijn de enige vermeldingen van Salomo’s naam buiten de Bijbel en Joodse geschriften om. Mogelijk komen ze zelfs uit Salomo’s eigen tijd. 44

laatste wijziging: 13 januari 2023
10 maart 2024: toegevoegd de eerste plaatsing van Salomo in de archeologie

  1. CC BY-SA 2.5[]
  2. Gabriella Dembitz, The Oracular Incription of the High Priest of Amun Menkheperre in the Khonsu Temple at Karnak, in Commerce and Economy in Ancient Egypt, Proceedings of the Third International Congress for Young Egyptologists 25-27 September 2009, Budapest (2010), p. 42, met voetnoot 17[]
  3. Ronald Waffenfels, Shishak and Shoshenq: A Disambiguation, in Journal of the American Oriental Society, 139.2 (2019), p. 491[]
  4. David M. Rohl, A Test of Time: The New Chronology of Egypt and its Implications for Biblical Archaeology and History, in Journal of the Ancient Chronology Forum, Volume 5 (1992), p. 34[]
  5. Rohl, op. cit., p. 35[]
  6. James (2015), p. 241[]
  7. CC BY-SA 3.0[]
  8. debijbel.nl, lengtemaat: el, Jaap Fijnvandraat, El – De lengtemaat, Wikipedia – El (lengtemaat)[]
  9. Faust (2010), p. 118-120, 122[]
  10. James (2015), p. 242[]
  11. Faust (2010), p. 120-121, 123-124[]
  12. Faust (2010), p. 124[]
  13. Faust (2010), p. 126[]
  14. Faust (2010), p. 120[]
  15. Faust (2010), p. 117[]
  16. Faust (2010), p. 118[]
  17. James (2015), p. 242-243[]
  18. Peter van de Veen, When Pharaohs Ruled Jerusalem, in Bible Archaeology Review, maart/april 2013, p. 42-48, 67[]
  19. Peter van de Veen, When Pharaohs Ruled Jerusalem, in Bible Archaeology Review, maart/april 2013, p. 42-43, 47[]
  20. Met dank aan Michael S. Sanders, WENAMUN loves a Woman[]
  21. Benjamin Sass, Wenamun and his Levant – 1075 B.C. or 925 B.C.?, in Egypt and the Levant 12 (2002), p. 252[]
  22. Ayelet Gilboa en Ilan Sharon, Early Iron Age radiometric dates from Tel Dor: preliminary implications for Phoenicia, and beyond, Radiocarbon 43 (2006), p. 1344-1345[]
  23. James (2015), p. 250-251[][]
  24. Ayelet Gilboa en Ilan Sharon, op. cit., p. 1347[]
  25. Michael S. Sanders, WENAMUN loves a Woman[]
  26. James (2015), p. 243-244[]
  27. James (2015), p. 245[]
  28. Gordon Loud, The Megiddo Ivories (1939), p. 12-13, en James (2015), p. 247[]
  29. Gordon Loud, The Megiddo Ivories (1939), p. 11[]
  30. James (2015), p. 251[]
  31. Public Domain[]
  32. James (2015), p. 244[]
  33. Ellicott’s Commentary for English Readers, commentaar op 1 Kings 10:18[]
  34. James (2015), p. 245-246[]
  35. Yves Calvet, The House of Urtenu, in Near Eastern Archaeology, Vol. 63, No. 4, The Mysteries of Ugarit: History, Daily Life, Cult (Dec., 2000), p. 210-211[]
  36. James (2015), p. 250[]
  37. James (2015), p. 251, 253[]
  38. James (2015), p. 246-247[]
  39. James (2015), p. 253[]
  40. James (2017), p. 105-107[]
  41. James (2017), p. 131-132[]
  42. Flavius Josephus, Against Apion, 1.1.17[]
  43. Flavius Josephus, Against Apion, 1.1.18[]
  44. H. Jacob Katzenstein in Rodger C. Young, Three Verifications of Thiele’s Date for the Beginning of the Divided Kingdom, in Seminary Studies 45 (Autumn 2007), p. 22, voetnoot 48, met de transcripties uit het Grieks van Wikipedia[]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *