Categorieën
4. Middenrijk Exodus

Exodus: Israël gevonden?

In Kahun, het arbeidersdorp van Senusret II (1496-1477) waar mogelijk Israëlieten woonden, werden veel manden en sandalen als deze gemaakt van riet. Dit zijn geen reconstructies, maar zo opgegraven door Petrie. 1

Inleiding

Zoeken naar de Israëlieten in het Middenrijk is als zoeken naar klaver in een hooiberg die grotendeels verwoest is. Het was slechts een klein volk, ongeveer 20-40.000 mensen, en als één van de slaven uit Egypte ooit een Israëliet werd genoemd, was dat ongetwijfeld algemeen bekend. De oude Egyptenaren waren niet geïnteresseerd in de precieze afkomst van hun slaven. Degenen uit Azië noemden ze meestal alleen ‘3mw (Aamu), Aziaten.

De Israëlieten waren waarschijnlijk ook ‘3mw. De koning noemde hen Hebreeën (Ex 1:16), wat niets anders hoeft te betekenen dan dienaar. Ook al woonden ze uiteindelijk 430 jaar in Egypte, ze werden nooit Egyptenaren. “Mijn vader was een verloren Syriër. Hij trok naar Egypte en verbleef daar als vreemdeling” (Deut 26:5). Dit is de grootste handicap bij het zoeken. Wat het ook niet makkelijker maakt is dat veel ‘3mw zo geïntegreerd waren in Egypte dat ze zelfs Egyptische namen hadden; dat hun voorouders uit het buitenland kwamen is dan alleen nog duidelijk omdat ze ‘3m (Aam) of, vrouwelijk, ‘3mt (Aamet), worden genoemd. 2 Een andere handicap is dat er zo ontelbaar veel is vernietigd. Door het natte klimaat van de Delta, waar de Israëlieten woonden, zijn bijvoorbeeld alle papyri die daar ooit zijn begraven of vergeten compleet vergaan.

Ook verschillende Israëlieten hadden Egyptische namen. Het eerste deel van Mirjams naam kan komen van mrry, geliefde. Pinehas, de naam van Aärons kleinzoon, is in het Egyptisch P’-nhsy (Pi-Nehesy), de Cusjiet. Assir, een zoon van de Korach die in opstand kwam tegen Mozes, heeft de naam van de Egyptische god Osiris, wsjr. Zelfs in de eerste generaties zitten al Egyptische namen. Levi noemde zijn jongste zoon Merari, dat ook afgeleid is van mrry. Als de naam van diens zoon Musi Egyptisch was komt het van hetzelfde woord als waar Mozes mogelijk vandaan komt. 3

Ondanks dit denk ik een paar verwijzingen naar de Israëlieten te hebben gevonden. Een grote hulp daarbij is dat Gosen, het gebied waar Israël woonde, in het oostelijkste deel van de Delta lag.

Al op dit blog

Vier van de verwijzingen staan al op dit blog. De eerste is een zegelafdruk uit Avaris, uit de laatste decennia voor de exodus. Hierop staan afbeeldingen die te interpreteren zijn als symbolen voor de twaalf stammen; zie hier. De eigenaar ervan is onbekend, maar om een zegel te hebben moet hij een hoge functie hebben gehad. Dat is mogelijk voor sommige goed geïntegreerde ‘3mw. 2 Een ‘3m die Khendjer heette werd zelfs koning van dynastie XIII (1396-1392).

Een tweede verwijzing komt van Amenemhat I (1590-1561). Hij is de farao van de slavernij, degene die Israël aan de slavernij onderwierp (Ex 1:8-11). De steden die hij Israël liet bouwen, Pitom en Raämses (Ex 1:11), lagen in en in de buurt van Gosen. Als je Josephus’ variant van dit vers erbij haalt blijkt dat deze steden, zoals de archeologen vermoeden, een onderdeel waren van de Muren-van-de-Heerser, een serie verdedigingswerken die Amenemhat liet bouwen in de noordoostelijke Delta om de Aziaten buiten te houden. Hij schrijft dat kanalen, een onderdeel van de Muren-van-de-Heerser, gegraven werden door de lokale bewoners; zie hier.

Een parallel met het onderdrukkingsverhaal in Exodus 1 staat in The Dialoge of Ipuwer and the Lord of All. De oorzaak van de chaos in Egypte die Ipuwer beschrijft en, naar onder andere mijn idee, bij de tien plagen ontstond, was een kwaad dat niet uitgeroeid was. “If only he had perceived their nature in the first generation! Then he would have smitten the evil, stretched out his arm against it, would have destroyed their seed and their heirs! But since giving birth is desired, grief has come and misery is everywhere.”

Afgoden

De Israëlieten werden gered toen ze God om hulp vroegen (Ex 2:23-25, Deut 26:7), maar Hij was niet de enige god die de Israëlieten toen aanbaden (Joz 24:14). Tijdens de 40-jarige tocht door de woestijn deed iedereen wat juist was in eigen oog (Deut 12:8) en aanbaden ze demonen (Lev 17:7). Toen bijna een millennium later een groep oudsten naar Ezechiël ging om God te raadplegen (Ez 20), weigerde Hij dat. Het eerste deel van dat hoofdstuk heeft Hij het over Israëls ontrouw. Vlak voor de exodus had Hij tegen de Israëlieten iets gezegd wat door hen werd genegeerd: “Laat ieder de afschuwelijke afgoden waar hij tegen opkijkt, wegwerpen. U mag uzelf niet verontreinigen met de stinkgoden van Egypte.” (vers 7) Wanneer Mozes voor het eerst met God spreekt vraagt hij Hem naar Zijn naam (Ex 3:13), en met de afgoderij in het achterhoofd is dat niet voor niets. God noemt de afgoderij in Egypte de eerste afgoderij van Israël (Ez 23:1-4).

De vierde aanwijzing voor de Israëlieten is een van deze afgoden. In Gosen lag Per-Sopdu (Plaats van Sopdu), waar het grootste heiligdom van Sopdu stond, de “heer van het oosten”. Sodpu werd in menselijke gestalte als een Aziaat uitgebeeld, met een spitse baard, en had de titel “heer van de buitenlanden”. Hij ging zowel over de grensregio en het Aziatische gebied daarbuiten, maar ook voer de krijgsgevangenen die daar vandaan werden gehaald. 4

Veel Aziatische slaven werkten in het late Middenrijk in de Egyptische mijnen van de Sinaï. Volgens John Van Seters kwamen ze uit de oostelijke Delta, het gebied waar ook de buitenlanders in de Faiyum sterke banden mee hadden. Beide groepen worden namelijk vermeld met de god Sopdu. Als je afgaat op de papyri uit Kahun werden er waarschijnlijk buitenlandse werklui gehaald uit het landgoed van Sopdu. Zij werden soms als beloning aan ambtenaren gegeven. 2 Kahun is het dorp waar de arbeiders woonden die werkten aan de piramide van Senusret II (1496-1477). Het werd grotendeels verlaten toen zijn tempel en piramide af waren. 5 Na zijn dood werkten de (overgebleven) bewoners aan de irrigatiewerken in de Faiyum en de piramide van Amenemhat III. In Kahun werd bewoond tot minstens onder Neferhotep I (ca.1368-1375), waarna het plotseling werd verlaten. 6 Hier, aan de Nijl ten zuiden van de Delta, werd Sopdu aanbeden. Ook volgens Petrie kunnen de inwoners van Kahun die Sopdu aanbaden oorspronkelijk uit het oosten van de Delta zijn gekomen. 7

Kahun

Als er Israëlieten in Kahun woonden vallen er een paar dingen op. Toen de moeder van Mozes hem in een mandje in de Nijl zette werd hij al snel gevonden door de dochter van de farao; Mirjam keek vanaf een afstand naar het mandje en hoefde niet van haar plek te komen om te zien dat de prinses Mozes uit het mandje haalde (Ex 2:3-7). In het oosten van Kahun lag een hoger gedeelte, dat volgens de archeoloog, Petrie, de woning van Senusret II was als hij het dorp bezocht om het werk aan zijn piramide te inspecteren. 8 Het is een plaats als deze waar Mozes geboren kan zijn. Het was niet Kahun, het hoeft alleen een vergelijkbare plek te zijn. Bij latere heropgravingen bleek namelijk dat Petries “paleis” eenzelfde gebouw was als de andere villa’s uit het rijke deel van Kahun. Dit “paleis” was waarschijnlijk van de burgemeester. 9

In Kahun is iets gruwelijks gevonden dat doet denken dat de Israëlieten hier echt woonden, en zij de mensen uit het oosten van de Delta zijn die Sopdu aanbaden. Ze werden dan door Senusret II naar dit dorp gebracht. Onder de vloeren van verschillende huizen in Kahun zijn baby’s begraven, soms met twee of drie tegelijk, en meestal in kisten die niks te maken hadden met begrafenissen. Een van de kisten had aan de binnenkant van het deksel zelfs een bordspel, senet. De indruk van Petrie was: “In short, unlucky babes seem to have been conveniently put out of the way by stuffing them into a toilet case or clothes box and digging a hole in the floor for them…I fear these discoveries do not reflect much credit on the manners and customs of the small officials of the 12 Dynasty.” 10 Veel van de baby’s waren meerdere maanden oud. 11 Dat is de leeftijd waarop Mozes’ moeder hem niet meer verborgen kon houden (Ex 2:2-3). Ook bij Senusret II’s piramide is een baby begraven. 12

Sommige baby’s zijn begraven met kralen, waarop de namen Senusret II en Amenemhat III (1468-1420) staan. 13 Binnenshuis begraven was geen Egyptisch gebruik, want Egyptische doden kregen een plek aan de rand van de woestijn. Wel werden in Deir el-Medina, het arbeidersdorp uit het Nieuwe Rijk, baby’s zo begraven, en soms in Mesopotamië. 14 In Mesopotamië lijken mensen alleen binnen de muren zijn begraven als de nood hoog was, als bijvoorbeeld de stad belegerd werd. 15

Een van de baby’s in Kahun werd begraven in een kist met deze pot, een lok haar, een schelp, een stuk hout en kralen. 16

Het is niet met zekerheid te zeggen dat de baby’s van Kahun Israëlieten waren. Er woonden ook andere volken. Aardewerk komt onder andere uit Kreta en het gebied Syrië-Kanaän; dat laatste werd hier ook nagemaakt. De godin Hathor, wiens afbeelding is gevonden op een spiegel in de schat van de “prinses van Lahun”, werd ook vereerd in Serabit el-Khadim, het mijndorp in de Sinaï, in Deir el-Medina en tijdens dynastie XII ook in Kanaän. 17 In het westelijke deel van Kahun is, tussen de spullen van een arbeider en zijn vrouw, een torque gevonden; torques werden gedragen in westelijk Azië. De oudst bekende torque komt uit een graf in Ur in Mesopotamië, van voor Sargon van Akkad (1943-1888), maar ze werden ook gemaakt in Byblos. 18 Naast uiteraard Egyptenaren 19 kunnen er daarom ook Kanaänieten hebben gewoond, zoals in Avaris, waar ook aardewerk van Kreta is gevonden.

Toch zijn er meerdere dingen die (ook) de Israëlieten in Kahun plaatsen. De afgod van Gosen werd hier aanbeden, de baby’s waren van de leeftijd dat ze niet meer verborgen konden worden gehouden (Ex 2:2-3), en het is de enige plek in het Middenrijk waar deze gruwel van bekend is (met de kanttekening dat de meeste plaatsen in Gosen niet opgegraven zijn).

Voor de chronologie van de baby’s uit Kahun, zie hier.

Conclusie

Israël wordt tijdens het Middenrijk nergens bij naam genoemd. Eerlijk gezegd heb ik daar niet uitgebreid naar gezocht, maar anders was het ongetwijfeld algemeen bekend onder christenen. Er bestaan papyri met daarop lijsten met slaven, waaronder ook uit Kahun, maar omdat de Egyptenaren hen meestal alleen ‘3m en ‘3mt noemen weet alleen God of deze slaven Israëlieten waren.

Ondanks dat is het mogelijk om de Israëlieten toch te herkennen. Zij aanbaden afgoden woonden in Gosen, in het oosten van de Delta, waar de bewoners de Egyptische god Sopdu aanbaden. Deze bewoners zijn te herkennen op verschillende plekken in Egypte, waaronder op een plek waar veel baby’s stierven op de leeftijd waarop Mozes niet meer verborgen kon worden gehouden door zijn moeder.

Het spijt me dat een bewijs voor de Bijbel zo donker is als in deze post, maar dit is wat er gebeurde en in Kahun gevonden is.

laatste wijziging: 8 januari 2022
23 april 2024: herschreven naar mijn huidige chronologie en ideeën, updates van Kahun uit de paper van Moeller toegevoegd

  1. David (1996), foto’s tussen p. 174 en 175[]
  2. John Van Seters, A Date for the ‘Admonitions’ in the Second Intermediate Period, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 50 (Dec., 1964), p. 20-21[][][]
  3. Sivertsen (2009), p. 48[]
  4. Angelo Geissen en Manfred Weber, Untersuchungen zu den ägyptischen Nomenprägungen X, in Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik, Bd. 164 (2008), p. 279[]
  5. W. M. F. Petrie, Illahun, Kahun and Gurob : 1889-1890 (1891), p. 9[]
  6. David (1996), p. 112-114, 117, 162, 197[]
  7. David (1996), p. 133[]
  8. David (1996), p. 104[]
  9. Nadine Moeller, The Foundation and Purpose of the Settlement at Lahun during the Middle Kingdom: A New Evaluation, in Essays for the Library of Seshat. Studies Presented to Janet H. Jackson on the occation of her 70th birthday (2018), p. 197[]
  10. David (1996), p. 112, 163[]
  11. David (1996), p. 137[]
  12. David (1996), p. 250[]
  13. W. M. F. Petrie, Kahun, Gurob and Hawara (1890), p. 24[]
  14. David (1996), p. 137, 151, 250[]
  15. Theresa Howard-Carter, Dilmun: At Sea or Not at Sea? A Review Article, in Journal of Cuneiform Studies, Vol. 39, No. 1 (Spring, 1987), p. 71[]
  16. CC BY-SA 4.0[]
  17. David (1996), p. 136, 186-188[]
  18. David (1996), p. 134-136[]
  19. David (1996), p. 104, 117-119[]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *