Categorieën
4. Middenrijk Exodus

Exodus: Israël gevonden?

In Kahun, het arbeidersdorp van Senusret II (1546-1527) waar mogelijk Israëlieten woonden, werden veel manden en sandalen als deze gemaakt van riet. Dit zijn geen reconstructies, maar zo opgegraven door Petrie. 1

Inleiding

Zoeken naar de Israëlieten in het Middenrijk is als zoeken naar klaver in een hooiberg die grotendeels verwoest en beroofd is. Het was maar een klein volk, en als een van de vele slaven uit het Middenrijk ooit een Hebreeër of Israëliet werd genoemd, was dat ongetwijfeld algemeen bekend. De oude Egyptenaren waren niet geïnteresseerd in de precieze afkomst van hun slaven. Degenen uit Azië noemden ze meestal alleen ‘3mw (Aamu), Aziaten.

De Israëlieten waren waarschijnlijk ook ‘3mw. De koning noemde hen Hebreeën (Ex 1:16), wat niets anders hoeft te betekenen dan vreemdelingen en misdadigers, en ook al woonden ze uiteindelijk 430 jaar in Egypte, ze werden nooit Egyptenaren. “Mijn vader was een verloren Syriër. Hij trok naar Egypte en verbleef daar als vreemdeling” (Deut 26:5). Dit is de grootste handicap bij het zoeken. Wat het ook niet makkelijker maakt is dat veel ‘3mw zo geïntegreerd waren in Egypte dat ze zelfs Egyptische namen hadden; dat hun voorouders uit het buitenland kwamen is dan alleen nog duidelijk omdat ze ‘3m (Aam) of, vrouwelijk, ‘3mt (Aamet), worden genoemd. 2 Een andere handicap is dat er zo ontelbaar veel is vernietigd. Door het natte klimaat van de Delta, waar de Israëlieten woonden, zijn bijvoorbeeld alle papyri die daar ooit zijn begraven of vergeten compleet vergaan.

Ook verschillende Israëlieten hadden Egyptische namen. Het bekendste voorbeeld is uiteraard Mozes, maar er waren meer leden van de stam Levi. Het eerste deel van Mirjams naam kan komen van mrry, geliefde. Pinehas, de naam van Aärons kleinzoon, is in het Egyptisch P’-nhsy (Pi-Nehesy), de Cusjiet. Assir, een zoon van de Korach die in opstand kwam tegen Mozes, heeft de naam van de Egyptische god Osiris, wsjr. Zelfs in de eerste generaties zitten al Egyptische namen. Levi noemde zijn jongste zoon Merari, van mrry. Als de naam van diens zoon Musi Egyptisch was komt het van hetzelfde woord als waar Mozes vandaan komt. 3

Ondanks dit denk ik een paar verwijzingen naar de Israëlieten te hebben gevonden. Een grote hulp daarbij is dat Gosen, het gebied waar Israël woonde, in het oostelijkste deel van de Delta lag.

Al op dit blog

Vier van de verwijzingen staan al op dit blog. De eerste is een zegelafdruk uit Avaris, uit de laatste decennia voor de exodus; hierop staan afbeeldingen die te interpreteren zijn als symbolen voor de twaalf stammen. De eigenaar ervan is onbekend, maar om een zegel te hebben moet hij een hoge functie hebben gehad. Dat is mogelijk voor sommige goed geïntegreerde ‘3mw. 2 Een ‘3m die Khendjer heette volgde zelfs de laatste Egyptische afstammeling van dynastie XII op.

Een tweede verwijzing komt van Amenemhat I (1640-1611), de farao van de slavernij, degene die Israël Pitom en Raämses (Avaris) liet bouwen (Ex 1:11). Deze steden lagen in Gosen en waren onderdeel van de Muren-van-de-Heerser, een serie verdedigingswerken die Amenemhat liet bouwen in de noordoostelijke Delta om de Aziaten buiten te houden. Hij schrijft dat kanalen, een onderdeel van de Muren-van-de-Heerser, gegraven werden door de lokale bewoners.

Een parallel met het onderdrukkingsverhaal in Exodus 1 staat in The Dialoge of Ipuwer and the Lord of All. De oorzaak van de chaos in Egypte die Ipuwer beschrijft en, naar onder andere mijn idee, bij de tien plagen ontstond, was een kwaad dat niet uitgeroeid was. “If only he had perceived their nature in the first generation! Then he would have smitten the evil, stretched out his arm against it, would have destroyed their seed and their heirs! But since giving birth is desired, grief has come and misery is everywhere.” Als dit inderdaad over de Israëlieten gaat waren geboortes gewenst om nieuwe slaven te krijgen.

Als vierde zijn er inscripties in een van de vroegste versies van ons alfabet uit de Sinaïwoestijn, die, als ze Hebreeuws zijn uit de tijd van Mozes, over de Israëlieten gaan.

Afgoden

God schoot de Israëlieten meteen te hulp toen ze het tot Hem uitriepen (Ex 2:23-25, Deut 26:7), maar net als in de tijd van de richteren aanbad Israël in Egypte ook afgoden (Joz 24:14). Tijdens de 40-jarige tocht door de woestijn deed iedereen wat juist was in eigen oog (Deut 12:8) en aanbaden ze nog steeds demonen (Lev 17:7). Toen bijna een millennium later een groep oudsten naar Ezechiël ging om God te raadplegen (Ez 20), weigerde Hij dat. Het eerste deel van dat hoofdstuk hamert Hij op Israëls ontrouw. Vlak voor de exodus had Hij tegen Israël iets gezegd wat genegeerd werd: “Laat ieder de afschuwelijke afgoden waar hij tegen opkijkt, wegwerpen. U mag uzelf niet verontreinigen met de stinkgoden van Egypte.” (vers 7) Wanneer Mozes voor het eerst met God spreekt vraagt hij Hem naar Zijn naam (Ex 3:13), en met de andere verzen in het achterhoofd was dat niet voor niets. God noemt de afgoderij in Egypte de eerste afgoderij van Israël (Ez 23:1-4).

De vijfde, en tegelijk ook de laatste aanwijzing voor de Israëlieten in Egypte, is een van deze afgoden. In Gosen lag Per-Sopdu (Plaats van Sopdu), waar het grootste heiligdom van Sopdu stond, de “heer van het oosten”. Sodpu werd in menselijke gestalte als een Aziaat uitgebeeld, met een spitse baard, en had de titel “heer van de buitenlanden”. Hij ging zowel over de grensregio en het Aziatische gebied daarbuiten, maar ook voer de krijgsgevangenen die daar vandaan werden gehaald. 4

Veel Aziatische slaven werkten in het late Middenrijk in de Egyptische mijnen van de Sinaï. Volgens John Van Seters kwamen ze uit de oostelijke Delta, het gebied waar ook de buitenlanders in de Faiyum sterke banden mee hadden. Beide groepen worden vermeld met de god Sopdu. Als je afgaat op de papyri uit Kahun werden er waarschijnlijk buitenlandse werklui gehaald uit het landgoed van Sopdu, de “heer van het oosten”. Zij werden soms als beloning aan ambtenaren gegeven. 2 Kahun is het dorp dat door Senusret II (1546-1527) werd gesticht om de bouwers van zijn piramide een plek te geven. Na zijn dood werkten de bewoners aan de irrigatiewerken in de Faiyum en de piramide van Amenemhat III. Kahun werd bewoond tot minstens onder Neferhotep I (ca.1428-1417), waarna het plotseling werd verlaten. 5 Hier, aan de Nijl ten zuiden van de Delta, werd Sopdu aanbeden. Ook volgens Petrie kunnen de inwoners van Kahun die Sopdu aanbaden oorspronkelijk uit het oosten van de Delta zijn gekomen. 6

Kahun

Als er Israëlieten in Kahun woonden vallen er een paar dingen op. Toen de moeder van Mozes hem in een mandje in de Nijl zette werd hij al snel gevonden door de dochter van de farao; Mirjam keek vanaf een afstand naar het mandje en hoefde niet van haar plek te komen om te zien dat de prinses Mozes uit het mandje haalde (Ex 2:3-7). In het oosten van Kahun lag een hoger gedeelte, dat volgens de archeoloog, Petrie, de woning van Senusret II was als hij het dorp bezocht om het werk aan zijn piramide te inspecteren. 7 Het is een plaats als deze waar Mozes geboren kan zijn. Dat was niet per se Kahun, alleen minstens een vergelijkbare plek.

Toch is er iets gruwelijks wat doet denken dat hier echt Israëlieten woonden en de theorie dat zij degenen zijn die Sopdu aanbaden waar is. Onder de vloeren van verschillende huizen in Kahun zijn baby’s begraven, soms met twee of drie tegelijk, meestal in kisten die niks te maken hadden met begrafenissen, zoals een toiletkoffer of een kist voor kleren. Een van de kisten had aan de binnenkant van het deksel zelfs een bordspel, senet. 8 Veel van de baby’s waren meerdere maanden oud. 9 Hun lichamen werden soms versierd met kralen en amuletten; in de kralen waren namen van de koningen van dynastie XII gegraveerd. Binnenshuis begraven was geen Egyptisch gebruik, want Egyptische doden kregen een plek aan de rand van de woestijn. Wel werden in Deir el-Medina, het arbeidersdorp uit het Nieuwe Rijk, baby’s zo begraven, en soms in Mesopotamië. 10 In Mesopotamië lijken mensen alleen binnen de muren zijn begraven als de nood hoog was, als bijvoorbeeld de stad belegerd werd. 11

Een van de baby’s in Kahun werd begraven in een kist met deze pot, een lok haar, een schelp, een stuk hout en kralen. 12

Het is niet met zekerheid te zeggen dat de baby’s van Kahun Israëlieten waren. In Kahun woonden ook andere volken. Aardewerk dat er gevonden is komt onder andere van Kreta en uit het gebied Syrië-Kanaän; dat laatste aardewerk werd er ook nagemaakt. De godin Hathor, wiens afbeelding is gevonden op een spiegel in de schat van de “prinses van Lahun”, werd ook vereerd in Serabit el-Khadim, het mijndorp in de Sinaï, in Deir el-Medina en tijdens dynastie XII ook in Kanaän. 13 In het westelijke deel van Kahun is, tussen de spullen van een arbeider en zijn vrouw, een torque gevonden; torques werden gedragen in westelijk Azië. De oudst bekende torque komt uit een graf in Ur in Mesopotamië, van voor Sargon van Akkad (1943-1888), maar ze werden ook gemaakt in Byblos. 14 Naast uiteraard Egyptenaren 15 en vermoedelijk Israëlieten kunnen er daarom ook Kanaänieten en Amorieten hebben gewoond, zoals in Avaris, waar ook aardewerk van Kreta is gevonden.

Toch zijn er veel dingen die de Israëlieten juist wel in Kahun plaatsen. De afgod van Gosen werd hier aanbeden, de baby’s waren van de leeftijd dat ze niet meer verborgen konden worden gehouden (Ex 2:2-3), het is de enige plek in het Middenrijk waar deze gruwel van bekend is, het paleis lag vlak naast de huizen van de arbeiders èn het is de goede farao. Senusret II, de bouwer van het dorp, is in mijn chronologie namelijk de koning die opdracht gaf om de Hebreeuwse jongetjes te vermoorden. Zelfs bij zijn piramide werd een baby begraven. 16

Conclusie

Nergens in de overgebleven resten van het Middenrijk worden Hebreeën of Israëlieten bij deze namen genoemd. Er bestaan papyri met daarop lijsten met slaven, waaronder ook uit Kahun, maar omdat de Egyptenaren hen meestal alleen ‘3m en ‘3mt noemen weet alleen God of deze slaven Israëlieten waren.

Wel durf ik te zeggen dat er een paar verwijzingen naar de Israëlieten zijn. Dat geldt voor het zegel met de symbolen van de stammen, de woorden van Amenemhat I en Ipuwer. Het geldt waarschijnlijk ook voor de aanbidders van Sopdu, zolang de baby’s uit Kahun van hen waren. Er moet controle in Mozes’ geboorteplaats zijn geweest, anders hoefde zijn moeder hem niet te verbergen. De begraven baby’s zijn dan degenen die ontdekt werden en vermoord.

Het spijt me dat een bewijs voor de Bijbel zo donker is als in deze post, maar dit is wat er gebeurde en in Kahun gevonden is.

laatste wijziging: 8 januari 2022

  1. David (1996), foto’s tussen p. 174 en 175 []
  2. John Van Seters, A Date for the ‘Admonitions’ in the Second Intermediate Period, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 50 (Dec., 1964), p. 20-21 [] [] []
  3. Sivertsen (2009), p. 48 []
  4. Angelo Geissen en Manfred Weber, Untersuchungen zu den ägyptischen Nomenprägungen X, in Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik, Bd. 164 (2008), p. 279 []
  5. David (1996), p. 112-114, 117, 162, 197 []
  6. David (1996), p. 133 []
  7. David (1996), p. 104 []
  8. David (1996), p. 112, 163 []
  9. David (1996), p. 137 []
  10. David (1996), p. 137, 151, 250 []
  11. Theresa Howard-Carter, Dilmun: At Sea or Not at Sea? A Review Article, in Journal of Cuneiform Studies, Vol. 39, No. 1 (Spring, 1987), p. 71 []
  12. By Osama Shukir Muhammed Amin FRCP(Glasg) – Own work, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=55334832 []
  13. David (1996), p. 136, 186-188 []
  14. David (1996), p. 134-136 []
  15. David (1996), p. 104, 117-119 []
  16. David (1996), p. 250 []

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *