Categorieën
4. Middenrijk 5. Tweede Tussenperiode Exodus

De farao’s uit het boek Exodus

Mozes en zijn adoptiemoeder, de dochter van een farao 1

Inleiding

In deze post volgt een overzicht van de farao’s die genoemd worden in het boek Exodus, met een identificatie.

Een deel van de identificaties staat voor mij vast, maar over andere farao’s is Mozes niet specifiek genoeg om er iets over te zeggen. De enige manier om ze toch een naam te kunnen geven is chronologie. Het was ook niet Mozes’ doel om specifiek te zijn over hen; de Bijbel gaat over God en Zijn mensen, zoals de twee vroedvrouwen wiens naam wel genoemd wordt (Ex 1:15, 17). Als ik mijn chronologie ooit moet aanpassen zullen die namen dan ook veranderen.

Het begin van de onderdrukking

De Israëlieten werden machtig in Egypte. Een nieuwe koning, die Jozef niet gekend had, onderwierp de Israëlieten aan de herendienst en liet ze twee steden bouwen, Pitom en Raämses. Als reden noemt hij de oorlog binnen Egypte die mogelijk nog maar net afgelopen was (Ex 1:7-11)

Deze koning is Amenemhat I (1590-1561). In zijn tijd werden de twee steden gebouwd en was er een burgeroorlog. Kort voor zijn regering eindigde de Eerste Tussenperiode, waarin ook de gewone Egyptenaren rijk genoeg werden om bijvoorbeeld stelae te laten maken; zie hier.

De moord op de Hebreeuwse baby’s

De volgende koning van Egypte is degene die de vroedvrouwen, Sifra en Pua, de opdracht gaf om de Hebreeuwse pasgeboren jongetjes te vermoorden. Omdat ze daar niet naar luisterden gaf hij zijn volk opdracht om de Hebreeuwse jongens te vermoorden (Ex 1:15-22). Dit had volgens Stefanus het resultaat dat de Israëlieten vele kinderen te vondeling legden (Hand 7:19).

Er zijn twee manieren om deze koning te identificeren. Het eerste is een chronologische. Het bevel zal hij tussen 1529-1526 hebben gegeven, want bij Mozes’ geboorte in 1526 2 werd voor zijn leven gevreesd (Ex 2:2), maar zijn 3 jaar oudere broer Aäron (Ex 7:7) kon opgroeien bij hun ouders (Ex 4:14). Voor Aäron was er kennelijk geen gevaar. Dit bevel moet minstens 20-30 jaar voor de exodus weer zijn ingetrokken, ofwel uiterlijk in 1476-1466, want Aäron kreeg in Egypte vier zonen die bij hem konden opgroeien (Ex 6:22). Tijdens de exodus had hij ook al een kleinzoon (vers 24).

Tussen 1529-1526 regeerden Senusret I (1570-1525) en zijn co-heerser Amenemhat II (1528-1490). Alhoewel de keuze beperkt blijft tot twee is chronologie alleen helaas niet duidelijk genoeg. Ik denk dat het Amenemhat II was, omdat de dreiging bleef bestaan nadat Senusret I overleden was. Bovendien is er de tweede manier om de koning te identificeren: de babymoorden.

In Kahun, ten zuiden van de Nijldelta, woonden de arbeiders die door Senusret II (1496-1477), Amenemhat II’s co-heerser en opvolger, aan de bouw van zijn piramide en tempel werden gebouwd. Hier zijn verschillende baby’s begraven onder de vloeren, soms met twee of drie tegelijk, en meestal meerdere maanden oud. Dat is de moeder waarop Mozes’ moeder hem niet meer verborgen kon houden (Ex 2:2-3). Hier woonden bovendien mensen uit het oosten van de Nijldelta, waar de Israëlieten woonden. Voor de details, zie hier. De baby’s van Kahun zijn ongeveer te dateren. Sommigen zijn namelijk begraven met kralen, waarop de namen Senusret II en Amenemhat III (1468-1420) staan. 3 Als dit Israëlitische baby’s zijn past de chronologie van Aärons nakomelingen alleen als ze stierven aan het begin van Amenemhat III’s regering. Daarentegen hoeft Aäron niet in Kahun te wonen. Hij kan in de oostelijke Delta hebben gewoond en was dan geen onderdaan van Amenemhat III; zie deze post voor de identificatie van de farao van de exodus.

Meestal wordt gedacht dat Kahun gesticht was door Senusret II, maar de stad ligt zo’n 1,1 kilometer bij zijn piramide vandaan. De piramide heeft een bijzonder lange toegangsweg, terwijl een plek dichter bij de Nijl logischer was. Het is daarom mogelijk dat de stad al eerder bestond en Senusret een bestaande plek liet ombouwen voor zijn piramidecomplex. 4 Het is dus mogelijk dat de eerste baby’s van Kahun al waren gestorven onder Amenemhat II.

Mozes’ adoptieopa

Farao nummer drie is de vader van de prinses die Mozes adopteerde (Ex 2:5-10) toen hij drie maand oud was (vers 2-3), ofwel in 1526. Over deze farao is nog minder te zeggen dan de vorige, omdat Mozes niet eens schrijft of de farao nog leefde toen hij in 1526 werd geadopteerd. Zijn moeder kan in principe elke leeftijd tussen 15 en 95 hebben gehad.

Dit is een vraag waar waarschijnlijk nooit precies uit te komen is. Maar als de farao in 1526 nog leefde is hij opnieuw te identificeren met Amenemhat II; zie hier.

De farao die Mozes wou vermoorden

Mozes vluchtte uit Egypte omdat de farao hem wou vermoorden (Ex 2:15). Mozes was toen 40 jaar (Hand 7:23, 29-30), dus dit was in 1486. Na de beschrijving van zijn eerste tijd in Midian komt vers 23: “Het gebeurde vele dagen daarna, toen de koning van Egypte gestorven was, dat de Israëlieten zuchtten en het uitschreeuwden vanwege de slavenarbeid. En hun hulpgeroep vanwege de slavenarbeid steeg omhoog tot God.” Dit was vlak voor de exodus. Het is mogelijk dat dit de farao was die Mozes wou vermoorden, omdat hij direct na de details over Mozes’ leven in Midian komt. Alleen na zijn dood kon Mozes weer terugkeren naar Egypte 5.

In de familie van Amenemhat I regeerden toen Senusret II (1496-1477) en Senusret III (1487-1449). Als dit echt dezelfde koning is als degene die vlak voor de exodus stierf, is hij Senusret III.

De twee koningen tijdens de exodus

Wie de farao van de exodus was, de tegenstander van God en Mozes, staat op de pagina Yakbim als de farao van de exodus. Hij kwam uit dynastie XIV, die alleen macht had in de Delta.

Tijdens de exodus regeerden er minstens twee koningen over Egypte (Ps 105:30). De andere was Amenemhat III (1468-1420); zie hier.

laatste wijziging: 25 juli 2022
15 april 2024: grondig herschreven naar mijn nieuwe chronologie.
23 april 2024: informatie over Kahun verplaatst naar de post met meer over Kahun, toegevoegd de opmerking over Amenemhat III

  1. CC BY-SA 3.0[]
  2. Hij was 80 jaar oud bij de exodus in 1446 (Ex 7:7).[]
  3. W. M. F. Petrie, Kahun, Gurob and Hawara (1890), p. 24[]
  4. Nadine Moeller, The Foundation and Purpose of the Settlement at Lahun during the Middle Kingdom: A New Evaluation, in Essays for the Library of Seshat. Studies Presented to Janet H. Jackson on the occation of her 70th birthday (2018) p. 203-205[]
  5. Cambridge Bible for Schools and Colleges, commentaar op Exodus 2:23[]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *