“En toen het jongetje groot geworden was, bracht zij hem bij de dochter van de farao, en hij werd haar tot zoon.” (Ex 2:10) 1
Inleiding
Mozes werd geadopteerd door de dochter van de farao (Ex 2:10). In verschillende bronnen van minstens duizend jaar later krijgen zowel zij als haar vader verschillende namen. In deze post wil ik onderzoeken of in mijn chronologie een van die namen de ware kan zijn.
Een definitief antwoord op de vraag wie Mozes’ adoptiemoeder was, is niet te geven. Ten eerste is Mozes niet specifiek genoeg over haar; hij noemt haar naam niet eens. Ten tweede werden de verhalen en legendes die haar naam of die van haar vader noemen lang na de gebeurtenissen geschreven. Ten derde plaatst mijn chronologie Mozes in de tijd van dynastie XII, en koningsdochters uit deze dynastie zijn regelmatig alleen bekend omdat ze in de buurt van hun familieleden werden begraven. Zelfs dan staat op hun doodkisten niet altijd hun naam.
In deze post kom ik tot de conclusie dat Mozes te onduidelijk is over zijn adoptiemoeder en haar vader om hen te kunnen identificeren. Het enige waar hij duidelijk over is, is wanneer hij geadopteerd werd, zodat in ieder geval haar vader geïdentificeerd kan worden door de chronologie. Die onduidelijkheid is ook zichtbaar bij de paar mensen die de namen van zijn moeder en haar vader geven, want voor beide duiken drie namen op. Als ik mijn chronologie door een nieuwe ontdekking ooit opnieuw aan moet passen zal ik daarom mogelijk iemand anders aanwijzen dan een dochter van Amenemhat II (1528-1490).
De dochter, naam 1: Bitja
In de genealogieën van de stam Juda staat dat een zekere Mered trouwde met Bitja, de dochter van de farao (1 Kro 4:18). In de midrash wordt Bitja met Mozes’ moeder geïdentificeerd. 2 Dat is niet zomaar een idee, want er zijn goede reden om haar in ieder geval in Mozes’ tijd te plaatsen.
Bitja en haar nakomelingen komen in slechts twee verzen voor, waar de genealogie van haar man wordt beschreven. De bewuste verzen zijn: “De zonen van Ezra waren Jether, Mered, Efer en Jalon. Zij baarde Mirjam, Sammai en Jisbah, de vader van Estemoa. Zijn Joodse vrouw baarde Jered, de vader van Gedor en Heber, de vader van Socho, en Jekuthiël, de vader van Zanoah. Dat zijn zonen van Bitja, de dochter van de farao, die Mered genomen had.” (1 Kro 4:17-18) Over deze verzen was al vroeg verwarring. In de Septuagint hebben Mirjam, Sammai en Jisbah geen moeder, maar een vader, Jether, en is “Joodse vrouw” vervangen door Adia. Het probleem hiermee is dat de afsluitende zin, dat dit de zonen van Bitja en Mered zijn, nergens meer op slaat.
Omdat Bitja zonen had denk ik dat zij de moeder is van Mirjam, Sammai en Jisbah. Het betekent dat de kinderen van “zijn” Joodse vrouw ook onder Bitja’s nakomelingen worden gerekend, wat alleen past als een van haar half-Egyptische zonen trouwde met een nakomelinge van Juda. Zolang je aanneemt dat dit Bitja’s oudste zoon was ziet haar stamboom er als volgt uit:
Estemoa, Gedor, Socho en Zanoah zijn vier steden die bij de verdeling van het Beloofde Land aan de stam Juda werden toegewezen (Joz 15:50, 35, 58 en 34). Hun “vaders” zullen of de stichters van deze steden, of de stamvaders van hun inwoners zijn. 3 Het duurde tot na Jozua’s dood in 1379 voordat de Judeërs naar hun gebied trokken (Richt 1:1-3). Bitja leefde dus minstens twee Israëlitische generaties eerder, ofwel omstreeks 1550-1450 of eerder.
Volgens Deborah Hurn was Bitja mogelijk een aangetrouwde tante van Mozes’ vrouw. 4 Bitja’s genealogie heeft een exodussfeer: Jether (ook Jethro) is de naam van Mozes’ Kenitische schoonvader, in zijn familie komt een dochter van een farao voor en Bitja noemt haar oudste zoon Mirjam, net als Mozes’ zus. Ook doet deze genealogie aan de Kenieten denken. Bij de verdeling van het Beloofde Land wordt direct na Zanoah de stad Kaïn genoemd (Joz 15:56-57); de stamvader van de Kenieten heette Käin (Num 24:22). In de Septuagint zijn beide namen samengevoegd tot Zacanaim. Ik wil daaraan toevoegen dat Bitja’s schoondochter een Joodse wordt genoemd, wat kan betekenen dat Bitja’s kinderen geen Israëlieten waren. Hurn denkt dat als de Joden gelijk hebben en Bitja Mozes’ adoptiemoeder was, ze met hem mee ging naar Midian.
Als Bitja ook in Midian woonde is het onwaarschijnlijk dat ze met hem mee vluchtte. Mozes kwam in zijn eentje aan, want zijn latere schoonvader nodigde alleen hem uit om te eten (Ex 2:17-20). Als Bitja zijn adoptiemoeder was moet ze minstens 15 jaar eerder naar Midian zijn gegaan. Hij was tijdens zijn vlucht namelijk 40 (Hand 7:30) en zij een generatie ouder, dus minstens 55-60, maar na haar aankomst in Midian was ze nog jong genoeg om drie zonen te krijgen.
In dynastie XII trouwden de dochters van de farao’s met zijn opvolger, ofwel hun broer, of bleven ze ongehuwd. 5 Amenemhat II, die zoals onder aan deze post uitgelegd wordt naar mijn idee Mozes’ adoptieopa was, zag buitenlanders niet als volwaardige mensen. Hij schreef, waarschijnlijk in jaar 1 (1528/7), over 1002 gevangen genomen Aziaten (‘3mw, Aamu) uit Setjet (Stt, Azië), 1554 Aziaten uit ’Iw3ỉ en ’I‘sỉ en 65 Aziaten uit Libanon (Ḫnty-š). Zijn slaven werden naar de piramidestad “Powerful is Amenemhet” gebracht om daar aan het werk te worden gesteld. 6 Door buiten Egypte te gaan wonen en met een Aziaat te trouwen brak Bitja volledig met haar familie. Er moet in haar leven iets gebeurd zijn waardoor ze zo’n radicale beslissing nam. Dat kan de komst van Mozes in haar leven zijn.
Er zijn dus redenen om te denken dat de Joodse traditie over Bitja kan kloppen, of haar in ieder geval in Mozes’ tijd te plaatsen. Haar naam is Hebreeuws en betekent “dochter van Yah”, wat een afkorting is van Gods Naam. Als Egyptische kan ze deze alleen later hebben aangenomen, toen ze al geloofde in de God van Israël. Haar naam is daarom geen aanwijzing om haar te vinden in Egypte.
De farao, naam 1: Pepi II
In het Boek van Jasher 68:17 is Bitja de dochter van een koning die 94 jaar regeerde. 7 De enige farao die zo lang regeerde was is Pepi II (1654-1560) van dynastie VI. Jasher putte uit een betrouwbare bron voor de koningen uit Pepi’s familie, want hij noemt details die pas herontdekt werden nadat de hiërogliefen in de 19e eeuw n.Chr. werden ontcijferd; zie hier. Maar zoals blijkt uit mijn datering van Pepi II kan hij niet in de tijd van Mozes’ geboorte worden geplaatst, laat staan in de eerste jaren daarna.
De connectie tussen Bitja en de koning die 94 jaar regeerde is niet zo duidelijk als het lijkt. De schrijver van Jasher haalde zijn gegevens uit veel meer bronnen (zie bijvoorbeeld 63:10-35) en de naam Bitja hoeft alleen te betekenen dat hij dit gegeven uit de midrash haalde. Er is namelijk een opvallend detail in Jasher dat alleen uit te leggen is door de identificatie van Mozes’ moeder met Bitja. Wanneer Mozes wordt geadopteerd geven al zijn Hebreeuwse familieleden hem een andere naam, en deze namen zijn de nakomelingen van de Joodse vrouw uit Bitja’s genealogie; door de Joden werd Bitja met haar geïdentificeerd 2. Mozes’ zus Mirjam noemt hem Jered, zijn vader Chabar (Heber), zijn moeder Jekuthiel, zijn opa van vaderskant Abigido (de vader van Gedor), de vroedvrouw Abi Socho (de vader van Socho) en zijn broer Aäron Abi Zanuch (de vader van Zanoah) (Jasher 68:24-30).
De moeder, naam 2: Thermuthis
Josephus noemt Mozes’ moeder Thermuthis 8 en het Book of Jubilees 47:5 heeft Tharmuth. Epiphanius, een kerkvader uit de 4e eeuw n.Chr., schrijft dat ze Thermutis heette en later werd vereerd door de inwoners van Sichem, omdat ze Mozes had grootgebracht. 9
Ook al geven maar liefst drie schrijvers haar deze naam, dit kan niet kloppen. Thermuthis is de Griekse versie van Renenutet, een Egyptische slangengodin en al minstens sinds het Oude Rijk stond voor het goddelijke moederschap. Later werd ze geïdentificeerd met de godin Isis. Het is mogelijk daarom dat Syncellus Mozes’ moeder “de Parié” noemt, wat zal komen van Isis Pharia. 10
De farao, naam 2: Amenoph
Kerkvader Epiphanius schrijft niet alleen dat Mozes’ adoptiemoeder Thermutis heette, maar ook dat ze de dochter was van farao Amenoph, die toen regeerde. 11
Amenoph en varianten zijn Griekse varianten van Egyptische namen als Amenhotep en Merenptah. Amenoph begint met dezelfde godennaam als Amenemhat. Maar omdat Epiphanius’ naam voor Mozes’ moeder niet klopt is het mogelijk dat ook Amenoph niet klopt. In dat geval is deze naam mogelijk een gevolg van Thermuthis’ identificatie met Isis. Volgens Chaeremon verscheen Isis aan koning Amenophis in zijn droom en verweet hem dat hij in oorlogstijd haar tempel had verwoest 12.
De moeder, naam 3: Merris
Een laatste naam voor Mozes’ adoptiemoeder is Merris. Dit verhaal komt van Artapanus, die geciteerd werd door Alexander Polyhistor, die weer werd geciteerd door Eusebius.
Het begint bij koning Palmanothes van Egypte, die de Joden slecht behandelde. Hij bouwde Kessa en stichtte de tempel daar, en bouwde daarna de tempel in Heliopolis. Hij kreeg een dochter, Merris, die hij verloofde met Chenephres, koning van de regio’s boven Memphis, want in die tijd waren er veel koningen in Egypte. Omdat ze onvruchtbaar was adopteerde ze Mouses (Mozes). Mozes groeide op en werd door de Grieken Musaeus genoemd; hij was volgens hen de leraar van Orpheus. Wat hij deed maakte hem geliefd bij de Egyptenaren. Hij vond schepen, de filosofie en het heilige schrift van de priesters uit, bouwde machines om stenen te leggen en voor oorlog, verdeelde het land in 36 nomes en wees ze elk een god toe. Dat maakte Chenephres jaloers. Toen de Ethiopiërs binnenvielen werd Mozes door Chenephres erop uitgestuurd met het leger, met de bedoeling om hem te laten sneuvelen. Maar hij overleefde het en Chenephres beraamde een aanslag op hem. Merris stierf rond deze tijd, waarna Chenephres haar lichaam aan Mozes gaf. Mozes begroef haar daarna en noemde de rivier en de stad in de buurt Meroë. Merris werd daar later vereerd, niet minder hoog dan Isis. 13 Chenephres tenslotte stierf vlak voor de exodus, aan elephantiasis. 14
In ieder geval delen van dit verhaal kloppen niet. Artapanus blijkt dan vanalles bij elkaar te hebben gevoegd om tot dit verhaal te komen:
- De leraar van Orpheus zou de god Apollo zijn geweest.
- Een voorloper van de nomes bestond al in de tijd van Den uit dynastie I. 15 Volgens de Palermo Stone gaf Userkaf uit dynastie V 44 arounas land in de nomes van Beneden-Egypte aan Ra. 16
- Meroë was een millennium later de hoofdstad van het koninkrijk Cusj. Volgens Josephus vernoemde de Perzische koning Cambyses (530-522) de stad naar zijn zus Mero. 17
- Als je gaat rekenen regeerde Chenephres minstens 80 jaar, van voor Mozes’ geboorte in 1526 tot vlak voor de exodus in 1446. Zijn naam kan alleen een vergrieksing zijn van Khaneferre Sobekhotep (ca.1375-1366), wiens hoogste datering een jaar 9 is; zie de link.
- Khaneferre had in jaar 9 vier zonen, de inmiddels overleden Sihathor en diens nog levende broers Sobekhotep Miu, Sobekhotep Djadja en Haankhef Iykhernofret. Hun moeder wordt niet genoemd; een koningin is helemaal afwezig. Zijn enig bekende koningin is Tjin, met wie hij Amenhotep en Nebtiunet kreeg. 18 Van een noodzaak om een zoon te adopteren is daarom geen sprake in zijn regering.
- Chenephres was een tijdgenoot van koning Palmanothes. Mijn chronologie van de Tweede Tussenperiode is ruim een eeuw korter dan algemeen gedacht wordt en dan regeerde Khaneferre tegelijk met dynastieën XIV, XV en XVI. In dynastie XV regeerde toen Khyan (ca.1381-1345). In dynastie XIV regeerde Ya‘qub-Har (omstreeks 1390/80), of een van zijn vele opvolgers; zij zijn vrijwel alleen bekend uit de Turin Canon en lieten geen monumenten na, en komen dus niet in aanmerking, terwijl Palmanothes Kessa en de tempel in Heliopolis bouwde. Van alle mogelijke koningen uit dynastie XVI op Wikipedia lijkt geen enkele naam op Palmanothes.
Voor Palmanothes, zie onder.
Merris kan daarom één van de verschillende elementen zijn die Artapanus aan het verhaal toevoegde. Waar haar naam vandaan kwam is helaas onbekend. Omdat hij schrijft dat ze vereerd werd in Meroë zoals Isis dat werd, is het mogelijk dat hij het hier over een godin heeft, waarvan de naam te maken heeft met de stad (Meroë). Meroë is in het Meroïtisch Medewi en dan lijkt de naam op die van de Egyptische godin Mut. Mut, Hathor en Isis waren moedergodinnen die werden vereerd in Meroë, en hun cultussen werden langzaam één; uiteindelijk werd Isis de belangrijkste. 19 Dit is speculatie, maar als hier iets van klopt is Merris net als Thermuthis de naam van een moedergodin. Ook Merris is dan niet de gezochte moeder.
Een andere mogelijkheid is dat Artapanus met Chenephres een van zijn voorgangers bedoelde. Zoiets deed de Joodse historicus Eupolemus ook toen hij Eli noemde, maar één van diens nakomelingen moet hebben bedoeld; zie hier. Eén van de vrouwen die, waarschijnlijk in de tijd van Amenemhat III (1468-1420) in het piramidecomplex van diens vader Senusret III werd begraven, is Senet-Senebetes. Vlak voor haar doodskist lag een schat met pectoraals met de namen Senusret III en Amenemhat III, en scarabeeën met de namen Amenemhat III en prinses Mereret. Op andere scarabeeën staat de titel koningsvrouw; Mereret zal een koningin zijn geweest. Het is mogelijk dat de schat van Senet-senebetes was en Mereret haar moeder was. Ook is het mogelijk dat de schat van Mereret was en om een onduidelijke reden daar is begraven. 21 Merris is een uitstekende vergrieksing van Mereret. Mereret was net als zij een koningsdochter en getrouwd met een koning. Als één van beide een voorganger van Khaneferre was kwam hij uit het begin van de dynastie (ca.1445-). In dit geval leefde ze pas na de exodus en heeft Merris niks te maken met Mozes’ moeder. Het betekent alleen dat Artapanus niet zomaar wat verzon, maar dingen bij elkaar raapte.
De farao, naam 3: Palmanothes
Palmanothes was zoals hierboven staat de vader van Merris. Volgens Artapanus behandelde hij de Joden slecht. Hij bouwde Kessa en stichtte de tempel daar, en bouwde daarna de tempel in Heliopolis.
Zijn twee bouwactiviteiten, in combinatie met het slecht behandelen van de Joden, doen denken aan het begin van de slavernij (Ex 1:8-11). De Septuagint voegt in het laatste vers On (Heliopolis) toe aan de steden die de Israëlieten toen moesten bouwden. Deze twee steden zijn Pitom en Raämses, namen die leiden naar Amenemhat I, onder wiens heerschappij beide steden gebouwd werden; zie hier.
Palmanothes zal daarom een verwringing zijn op Amenemhats naam, (P)a(l)manoth(es). Artapanus schreef in het Grieks en als Egyptische namen vergriekst worden, levert dat vaker vreemde variaties op. In Eratosthenes’ lijst van koningen van Thebe heet Semerkhet Pemphos, Pepi II Apappus en zijn opvolger, Merenre Nemtiemsaf II, is Echeskosokaras. Artapanus voegde dan Exodus 1:11 samen met een paar andere gegevens en voegde die weer toe aan zijn verhaal over Mozes. Palmanothes kan dan niet de vader van Mozes’ Egyptische moeder zijn.
Conclusie 1 – De oude bronnen
Voor Mozes’ adoptiemoeder duiken drie mogelijke namen op. Thermuthis valt af, omdat zij een godin was. Merris valt af omdat Artapanus zijn gegevens overal vandaan haalde, uit alle tijden in de Egyptische geschiedenis, en het zelfs onduidelijk is of ze wel in de goede tijd leefde. Als ze identiek is aan Mereret was ze niet onvruchtbaar, zoals Josephus schrijft, zolang Mereret de moeder was van Senet-senebetes. Alleen Bitja blijft daarom over. Er zijn naar mijn idee genoeg aanwijzingen om te kunnen zeggen dat ze de gezochte moeder kàn zijn. Maar Bitja is een Hebreeuwse naam, geen Egyptische, en dus wordt het onmogelijk om haar te herkennen tussen de verschillende prinsessen.
Ook voor de koninklijke vader van Mozes’ adoptiemoeder worden drie koningen genoemd. Een koning die 94 jaar regeerde kan alleen Pepi II zijn, maar hij leefde te vroeg. Wat bekend is van Palmanothes is een verhaspeling van Amenemhat I’s vermelding in Exodus 1:8-11, en hij valt daarom af. De herkomst van Amenoph is onduidelijk. Als zijn vermelding daarentegen te maken heeft met Thermuthis valt ook hij af.
Omdat dit allemaal geen duidelijk resultaat heeft blijft alleen chronologie over om in ieder geval Mozes’ koninklijke opa te kunnen identificeren. Want het enige waar Mozes wel duidelijk over is, is wanneer hij geadopteerd werd.
De farao, naam 4: Amenemhat II
Mozes was 80 toen hij voor de farao verscheen (Ex 7:7) in 1446 en werd dus geboren in 1526. Volgens Josephus leefde haar vader nog tijdens de adoptie. 22 Dat houdt het aantal farao’s beperkt tot de twee die in 1526 een co-heerschappij hadden, Senusret I (1570-1525) en Amenemhat II (1528-1490). Zij waren vader en zoon. 23
Ook volgens Josephus stelde Mozes’ adoptiemoeder haar vader voor om van Mozes zijn erfgenaam te maken. Haar vader plaatste zijn diadeem op Mozes’ hoofd, maar Mozes gooide die op de grond en stampte erop. 22 Dit is een verhaal, maar met minstens een kern van waarheid. Toen Mozes groot geworden was weigerde hij namelijk een zoon van de dochter van de farao genoemd te worden (Hebr 11:24). Je kan daarom twee conclusies uit het verhaal halen. Een farao werd het liefst opgevolgd door een zoon, dus haar vader had geen zonen. De tweede conclusie is dat Mozes oud genoeg was om te stampen; even hiervoor schrijft Josephus dat hij met drie jaar al lang was 24. Senusret I stierf een al jaar na de adoptie, dus Mozes’ koninklijke opa kan alleen Amenemhat II zijn. Amenemhat II regeerde nog steeds toen Mozes al volwassen was.
Amenemhat II had minstens vijf dochters, en dat zijn alleen de namen die bewaard zijn gebleven na al die millennia. Een koningszoon Amenemhatankh liet een stela achter in zijn grafomplex, maar het is niet duidelijk of hij Amenemhats zoon of broer was. De relatie tussen Amenemhat II en zijn opvolger, Senusret II (1496-1477), wordt nergens duidelijk, maar Senusret II was getrouwd met koningsdochter Neferet II en dus in ieder geval zijn schoonzoon. 26 Het is dus mogelijk dat Amenemhat geen zonen had en er over na moest denken om de kroon aan een ander mannelijk familielid te geven, zoals Josephus schrijft.
Als je kijkt naar de leeftijden past dit. Senusret I was de zoon van Amenemhat I (1590-1561), de stichter van de dynastie, en Sobekneferu (1416-1412), de enige koningin en de laatste heerser van de dynastie, was een directe nakomelinge van Senusret II. 5 Amenemhat I zal uiterlijk geboren zijn rond 1610. Met een gemiddelde van 20 jaar per generatie werd:
- Amenemhat I geboren ca.1610. Hij stierf in 1561, ongeveer 50 jaar oud.
- Senusret I geboren ca.1590. Hij stierf in 1525, ongeveer 65 jaar oud.
- Amenemhat II geboren ca.1570. Hij stierf in 1490, ongeveer 80 jaar oud.
- Khenemetneferhedjet A, geboren ca.1550, zolang ze de oudste dochter was. Ze is waarschijnlijk dezelfde als Khenemetneferhedjet I Weret, een vrouw van Senusret II wiens afkomst onbekend is, en moeder van Senusret III.
- Senusret III geboren ca.1530. Hij stierf in 1449, ongeveer 80 jaar oud.
- Amenemhat III geboren ca.1510. Hij stierf in 1420, ongeveer 90 jaar oud.
- Sobekneferu geboren ca.1490. Ze stierf in 1412, ongeveer 80 jaar oud.
Met deze schattingen werden Senusret III, Sobekneferu en vooral Amenemhat III bijzonder oud voor deze eeuwen. Dat kan natuurlijk een keer voorkomen, maar als in een reconstructie drie opeenvolgende generaties die leeftijden bereiken wordt het minder waarschijnlijk. Het is mogelijk dat hun moeder en oma Khenemetneferhedjet I Weret of een jongere dochter van Amenemhat II was, of niet identiek is aan Khenemetneferhedjet A. Zolang Amenemhat II ook de vader was van Mozes’ moeder zie ik zijn moeder als de oudste dochter, want zij bood haar vader een troonopvolger aan. Als dit klopt werd ze geboren ca.1550 en was ze maximaal ongeveer 20-25 toen ze Mozes adopteerde.
De dochter, namen 4-10
Het wordt nu mogelijk om tussen Amenemhat II’s dochters op zoek te gaan naar Mozes’ moeder. De in de archeologie gevonden namen zijn, in de volgorde van ons alfabet: 27
- Ita was de eigenaar van een sfinx, die gevonden is in Qatna in Syrië. Ze werd begraven in haar vaders piramidecomplex.
- (?) Itakayet B wordt genoemd op een cilinderzegel uit Berlijn, met de cartouche van een Amenemhat. Het is niet zeker dat Amenemhat II haar vader was. Ze kan Itakayet A zijn, eigenaar van een piramide in het piramidecomplex van en mogelijk dochter van Senusret I, maar werd misschien niet in haar piramide begraven. Ook kan ze Itakayet C zijn, een mogelijke dochter van Senusret II die begraven werd in Senusret III’s piramidecomplex.
- Itaweret, begraven in haar vaders piramidecomplex. Ze had de koninginnetitel Verenigd met de Witte Kroon en was dan waarschijnlijk getrouwd met Senusret II.
- Khenemet werd samen met haar zus Ita begraven. Ze had de koninginnetitel Verenigd met de Witte Kroon en was dan waarschijnlijk getrouwd met Senusret II.
- Khenemetneferhedjet A wordt samen met haar vader genoemd op een cilinderzegel. Ze is mogelijk dezelfde als Khenemetneferhedjet I Weret, vrouw van Senusret II en moeder van Senusret III.
- Neferet II is bekend van twee standbeelden. Ze was getrouwd met Senusret II. Zij of Khenemetneferhedjet I Weret werd waarschijnlijk begraven in de kleine piramide in het piramidecomplex van haar man.
- (?) Sihathormeryet werd samen begraven met Itaweret. Ze wordt alleen geen koningsdochter genoemd en was mogelijk op een andere manier verwant.
Zolang Bitja de latere Hebreeuwse naam is van Mozes’ moeder wordt het mogelijk om te kiezen. Bitja brak namelijk met haar familie en vertrok uit Egypte. Ita, Itaweret, Khenemet en Sihathormeryet werden in Egypte begraven en vallen daarom af. Khenemetneferhedjet en Neferet waren beide getrouwd met Senusret II en bleven dan waarschijnlijk tot hun dood in Egypte. Over blijft alleen de koningsdochter Itakayet B, maar als ze identiek was aan Itakayet A leefde ze te vroeg, en als ze Itakayet C was werd ook zij begraven in Egypte.
Mozes’ moeder was naar mijn idee daarom of Itakayet B, of een andere, niet uit de archeologie bekende dochter van Amenemhat II.
laatste wijzigingen:
19-20 januari 2024: volledig herschreven naar mijn nieuwe chronologie. Identificatie van Mozes’ moeder met Merris losgelaten.
- Distant Shores Media/Sweet Publishing[↩]
- Jewish Encyclopedia, artikel Bithiah, met bronvermelding[↩][↩]
- Cambridge Bible for Schoons and Colleges, commentaar op 1 Chronicles 2:24[↩]
- Deborah Hurn, Kenezites and Kenites (1), in The Testimony, September 2005, p. 352[↩]
- Royal Families, p. 92-93[↩][↩]
- M. Lehner, Labor and the Pyramids: The Heit el-Ghurab “Workers Town” at Giza, in Labor in the Ancient World, International Scholars Conference on Ancient Near Eastern Economies, Volume 5 (2015), p. 480-481[↩]
- Deze farao kwam in Jasher 63:4, 9 aan de macht en stierf pas in 76:44-62.[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 2.9.5[↩]
- David Flusser en Shua Amorai-Stark, The Goddess Thermuthis, Moses and Artapanus, in Jewish Studies Quarterly, Vol. 1, No. 3 (1993/94), p. 219[↩]
- Flusser en Amorai-Stark, op. cit., p. 218-219[↩]
- Flusser en Amorai-Stark, op. cit., p. 219[↩]
- Flusser en Amorai-Stark, op. cit., p. 230-231[↩]
- Eusebius, Praeparation Evangelica 9:27.1-16[↩]
- Eusebius, Praeparation Evangelica 9:27.19-21[↩]
- Wilkinson (2000), p. 110[↩]
- Wilkinson (2000), p. 153[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 2.10.2[↩]
- Ryholt (1997), p. 229. Ryholt denkt op die pagina dat Sihathor de gelijknamige overleden broer is van Khaneferre, maar de broer regeerde voordat Khaneferre gekroond werd en de afgebeelde Sihathor was alleen een koningszoon. Khaneferres overleden broer, koning Neferhotep I, wordt in tegenstelling tot Sihathor afgebeeld mèt een cartouche, een probleem dat Ryholt ook ziet op p. 230.[↩]
- Janice Yellin, Nubian Elite and Popular Religion during the Napatan and Meroitic Periods (gepubliceerd als Nubian Religion in ANCIENT NUBIA African Kingdom on the Nile (2012), p. 125-144), p. 3[↩]
- CC BY-SA 2.0[↩]
- Dieter Arnold, The Pyramid Complex of Senwosret III at Dahshur, Architectural Studies, Publications of The Metropolitan Museum of Art, Egyptian Expedition, Volume XXVI (2002), p. 70[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 2.9.7[↩][↩]
- Royal Families, p. 93[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 2.9.6[↩]
- CC BY 2.0, verkleind[↩]
- Royal Families, p. 93-94[↩]
- Royal Families, p. 96-97, 99. Volgens het overzicht op. p. 92-93 had hij nog twee dochters, […]12A en Sit[…]A, maar blijkens p. 98-99 was […]12A een dochter van Senusret II en getrouwd met Senusret III, en Sit[…]A een dochter van Senusret III. Beiden werden begraven in het piramidecomplex van Senusret III in Dahshur. Er zal dus een fout gemaakt zijn in het overzicht.[↩]