“En toen het jongetje groot geworden was, bracht zij hem bij de dochter van de farao, en hij werd haar tot zoon.” (Ex 2:10) 1
Inleiding
Mozes werd geadopteerd door de dochter van de farao (Ex 2:10). In verschillende bronnen van minstens duizend jaar later krijgen zowel zij als haar vader verschillende namen. In deze post wil ik onderzoeken of in mijn chronologie een van die namen de ware kan zijn.
Een definitief antwoord op de vraag wie Mozes’ adoptiemoeder was, is niet te geven. Ten eerste gaat het om verhalen en legendes, en koningsdochters uit deze tijd zijn vaak alleen bekend omdat ze in de buurt van hun familieleden werden begraven. Zelfs dan staat op hun doodkisten niet altijd hun naam. Er is dus slechts een heel kleine kans dat een van de genoemde namen ooit teruggevonden wordt.
2 november 2022: Er is een reden dat ik dit onderwerp pas aanpakte na het vaststellen van mijn chronologie. N.a.v. een rectificatie moet de hele post omgegooid worden, omdat de dateringen van de onderstaande koningen niet meer kloppen. Dat komt nog.
De farao: Pepi II, Senusret II of Senusret III
Mozes werd geboren in 1526. 2 Dat houdt het aantal mogelijke farao’s in ieder geval beperkt tot drie. De eerste is Senusret III (1539-1499) uit dynastie XII. Zijn vader en co-heerser, Senusret II (1546-1527), was net een jaar overleden, dus het is mogelijk dat Mozes’ moeder zijn dochter was. Daarnaast regeerde Pepi II (1605-1511) uit dynastie VI.
Als Pepi II de gezochte farao was, is de zoektocht naar Mozes’ moeder in Egypte snel bekeken, want van zijn eventuele dochters is niks bewaard gebleven. 3
Drie vrouwen kunnen worden aangewezen als dochters van Senusret II. Koningsdochters Itakayet en Neferet worden genoemd op een papyrus uit Kahun. In zijn piramidecomplex in Illahun ligt de koningsdochter èn koningsvrouw Sithathoriunet begraven, samen met juwelen waarop zijn naam en die van Amenemhat III (1518-1470) staan. Ze was waarschijnlijk de dochter van Senusret II, getrouwd met zijn zoon Senusret III en begraven onder III’s zoon Amenemhat III. 4
Over de dochters van Senusret III is meer duidelijk. Helaas is van een aantal niet eens duidelijk hoe ze heten, want ook al zijn ze begraven in het piramidecomplex van hun vader in Dahshur, op een aantal grafkisten staat geen naam. 4 De andere dochters zijn: 5
- Khenemet[…] wordt genoemd op een een reliëf van haar vaders piramidecomplex.
- Menet werd daar begraven.
- Mereret werd ook bij haar vader begraven. Haar juwelen liggen nu in het Cairo Museum, en een aantal daarvan hebben de naam van Amenemhat III.
- Senetsenbetes werd bij haar vader begraven.
- Sit[…] werd ook bij haar vader begraven.
- waarschijnlijk Sithathor, die daar ook ligt. Tussen haar juwelen zit een pectoraal met de naam van Senusret II, die dan haar opa is.
Ook zitten er in deze schat scarabeeën in met haar naam en die van Senusret III. 6
Dit heeft enige nuance nodig. Om precies te zijn wordt van de vrouwen die bij Senusret III begraven zijn, niet duidelijk gezegd wie hun vader was. Ze liggen in één ruimte, oorspronkelijk de doorgang naar een galerij. Het is mogelijk dat ze allen in de tijd van Amenemhat III zijn begraven, en mogelijk door ruimtegebrek of geldgebrek bij elkaar liggen, of omdat ze een lagere rank hadden. 7
De moeder, naam 1: Bitja
In rabbijnse bronnen is Bitja de naam van Mozes’ moeder. Deze naam komt voor in de Bijbel; Bitja, de dochter van de farao, trouwde met een zekere Mered (1 Kro 4:18). Zij wordt zelfs met Mozes’ moeder geïdentificeerd. 8 Als je verder naar Bitja kijkt is dat niet zomaar een idee, maar een serieuze mogelijkheid.
Bitja en haar nakomelingen komen in slechts twee verzen voor, waar de genealogie van haar man wordt beschreven. De bewuste verzen zijn: “De zonen van Ezra waren Jether, Mered, Efer en Jalon. Zij baarde Mirjam, Sammai en Jisbah, de vader van Estemoa. Zijn Joodse vrouw baarde Jered, de vader van Gedor en Heber, de vader van Socho, en Jekuthiël, de vader van Zanoah. Dat zijn zonen van Bitja, de dochter van de farao, die Mered genomen had.” (1 Kro 4:17-18) Deze verzen zijn op het eerste gezicht wat verwarrend, doordat niet duidelijk is wie de moeder is van Mirjam en zijn twee broers. Daar is uit te komen doordat de kinderen van de Joodse vrouw bij de nakomelingen van Bitja worden gerekend. Dat past alleen als Bitja de moeder is van Mirjam en zijn twee broers, en de Joodse vrouw getrouwd was met een van Bitja’s zonen.
Voor de duidelijkheid, zolang je aanneemt dat van Bitja’s zonen Mirjam getrouwd was met de Joodse vrouw ziet deze stamboom er als volgt uit:

Bitja leefde in dezelfde tijd als Mozes. Estemoa, Gedor, Socho en Zanoah, de namen van haar “nakomelingen”, zijn vier steden die bij de verdeling van Kanaän aan de stam Juda werden gegeven (Joz 15:50, 35, 58 en 34); hun “vaders” zullen de stichters van deze steden, of de stamvaders van hun inwoners zijn. 9 Bitja leefde dus voor de verdeling van Kanaän (1399). Daarnaast is haar naam verdacht. Deze is Hebreeuws en betekent “dochter van Yah”, waarin Yah een afkorting is van Gods Naam. God openbaarde Zijn Naam pas vlak voor de exodus aan Mozes (Ex 3:13-14). Bitja heette dus pas op zijn vroegst in 1447 zo. Ze kan zich net als Ruth, de Moabitische, hebben bekeerd.
Bitja was mogelijk een aangetrouwde tante van Mozes’ vrouw. Hiervoor gaan we naar een artikel van Deborah Hurn. 10 Het viel haar op dat Bitja’s genealogie een exodusgevoel heeft: Jether (ook Jethro) is de naam van Mozes’ Kenitische schoonvader, ook in Jethers familie komt de dochter van een farao voor en Bitja noemt haar oudste zoon Mirjam, zoals Mozes’ zus heet. Ik wil daar nog aan toevoegen dat Bitja’s schoondochter een Joodse wordt genoemd, wat kan betekenen dat Bitja’s kinderen geen Israëlieten waren. Een aanwijzing dat Bitja’s stamboom die van Mozes’ schoonvader is, is volgens Hurn dat bij de verdeling van Kanaän direct na Zanoah, waar Bitja’s nakomelingen gingen wonen, de stad Kaïn wordt genoemd (Jozua 15:56-57); de stamvader van de Kenieten heette Kaïn (Num 24:22). In de Septuagint zijn beide stadsnamen zelfs samengevoegd tot Zacanaim.
Hurn denkt dat als de Joden gelijk hebben en Bitja, de vrouw van Mered, Mozes’ adoptiemoeder was. Ze ging dan met hem mee naar Midian, waar ze met een oom van Mozes’ vrouw trouwde.
In deze periode bleven de dochters van de farao’s ongehuwd, of trouwden ze met hun broer. 11 Dat Bitja met een niet-Egyptenaar trouwde betekent dat er iets is gebeurd in haar leven, waardoor ze met de gewoontes van de Egyptische monarchie brak. Er zijn dus aardig wat aanwijzingen om Hurn en de Joodse traditie in ieder geval niet af te wijzen.
De farao, naam 1: Pepi II
Voor zover ik weet noemt slechts één bron een clue om Bitja’s koninklijke vader te identificeren. In het Boek van Jasher 68:17 is ze de dochter van een koning die 94 jaar regeerde 12, en de Israëlieten slecht behandelde.
De enige koning in het oude Egypte die zo lang regeerde, is Pepi II van dynastie VI. Hij is een van de drie hierboven genoemde mogelijkheden. Dat dit detail door Jasher wordt vermeld maakt het meer dan een oude legende. Jasher heeft namelijk veel gegevens over deze koning en zijn dynastie, gegevens die pas herontdekt werden nadat de hiërogliefen in de 19e eeuw n.Chr. waren ontcijferd; zie hier. Voor deze dynastie is Jasher, mits vergeleken met de oude Egyptische geschriften, betrouwbaar. Of ze zijn dochter was is niet na te gaan, want van Pepi II zijn zoals gezegd geen dochters bekend.
Helaas geldt die betrouwbaarheid niet per se voor Bitja als dochter van de koning die 94 jaar regeerde. De schrijver van Jasher putte uit veel meer bronnen dan alleen een bewaard gebleven verslag van Pepi’s dynastie, en de naam Bitja hoeft alleen uit de Joodse traditie te zijn gegrepen. Er is namelijk een opvallend detail in Jasher dat alleen uit te leggen is in de Joodse traditie over haar. Wanneer Mozes wordt geadopteerd geven al zijn familieleden hem een andere naam, en deze namen zijn de nakomelingen van de Joodse vrouw uit Bitja’s genealogie; door de Joden werd Bitja met haar geïdentificeerd 8. Mozes’ zus Mirjam noemt hem Jered, zijn vader Chabar (Heber), zijn moeder Jekuthiel, zijn opa van vaderskant Abigido (de vader van Gedor), de vroedvrouw Abi Socho (de vader van Socho) en zijn broer Aäron Abi Zanuch (de vader van Zanoah). (Jasher 68:24-30)
De moeder, naam 2: Thermuthis
Josephus noemt Mozes’ moeder Thermuthis 13 en het Book of Jubilees 47:5 heeft Tharmuth. Epiphanius tenslotte, een kerkvader uit de 4e eeuw n.Chr., schrijft dat ze Thermutis heette en later werd vereerd door de inwoners van Sichem, omdat ze Mozes had grootgebracht. 14
Ook al noemen meerdere schrijvers haar Thermuthis, het kan niet waar zijn. Deze naam was de Griekse versie van Renenutet, een Egyptische slangengodin en al minstens sinds de tijd van het Oude Rijk een belichaming van het goddelijke moederschap. Later werd ze geïdentificeerd met de godin Isis. Mogelijk daarom noemt Syncellus Mozes’ moeder “de Parié”, wat zal komen van Isis Pharia. 15
De farao, naam 2: Amenoph
Kerkvader Epiphanius schrijft niet alleen dat Mozes’ adoptiemoeder Thermutis heette, maar ook dat ze de dochter was van farao Amenoph, die toen regeerde. 14
Amenoph lijkt op geen van de mogelijke namen voor de farao. Vergelijkbare vergrieksingen van Egyptische namen duiken pas op in dynastieën XVIII en XIX, eeuwen na Mozes. Van zowel Pepi II, Senusret II als Senusret III is de volledige titulatuur bekend, maar in geen van hen duikt de naam Amun op.
Ondanks dat is het mogelijk om van Amenoph uit te komen bij Pepi II. Amun, die in de tijd van Senusret I (1620-1575) voor het eerst voorkomt als “koning van de goden”, werd regelmatig gecombineerd met Re. 16 Als je in plaats van Amon- Re- leest, blijft er -oph over. Zolang de -n in Amenoph verdubbeld kan worden zijn dit twee delen van Neferkare, Pepi’s prenomen. Het enige wat nog mist is de r. Dat is niet verwonderlijk, want in het Laat-Egyptisch was de r veranderd in een glottisslag 17, wat de stilte is in een woord als beamen.
De moeder, naam 3: Merris
Een derde naam voor Mozes’ adoptiemoeder is Merris. Dit verhaal komt van Artapanus, die geciteerd werd door Alexander Polyhistor, die weer werd geciteerd door Eusebius.
Het begint bij koning Palmanothes van Egypte. Hij behandelde de Joden slecht en bouwde Kessa, en stichtte de tempel daar, en bouwde daarna de tempel in Heliopolis. Hij kreeg een dochter, Merris, die hij verloofde met Chenephres, koning van de regio’s boven Memphis, “for there were at that time many kings in Egypt”. Er staat niet dat ze ook trouwden. Maar dat lijkt er wel op, want omdat ze onvruchtbaar was adopteerde ze Mouses (Mozes). Mozes groeide op en werd hij door alles wat hij deed geliefd bij de Egyptenaren. Chenephres werd daardoor jaloers op hem. Toen de Ethiopiërs binnenvielen werd Mozes door Chenephres erop uitgestuurd met het leger, met de bedoeling om hem te laten sneuvelen. Maar hij overleefde het en Chenephres beraamde een aanslag op hem. Merris stierf rond deze tijd, waarna Chenephres haar lichaam aan Mozes gaf. Mozes begroef haar daarna en noemde de rivier en de stad in de buurt Meroe. Merris werd daar later vereerd, niet minder hoog dan Isis. 18 Chenephres tenslotte stierf vlak voor de exodus, aan elephantiasis. 19
Dit verhaal klopt in ieder geval gedeeltelijk niet. Meroe was een millennium later de hoofdstad van het koninkrijk Cusj en kan niet naar Merris vernoemd zijn; de Perzische koning Cambyses (530-522) noemde het naar zijn zus Mero 20. Merris zou niet minder hoog dan Isis zijn vereerd, wat aan Thermuthis’ verering doet denken.
Ook de naam van haar verloofde is bijzonder. Als je gaat rekenen regeerde Chenephres minstens 80 jaar, van ergens voor Mozes’ geboorte in 1526 tot vlak voor de exodus in 1446, maar zijn naam kan alleen een vergrieksing zijn van Khaneferre Sobekhotep (ca.1417-1408). Het hoogst bekende jaar van Khaneferre is jaar 9; zie de link. De enige mogelijkheid is dat Artapanus alle koningen die voor Khaneferre regeerden, met dezelfde naam aanduidde. Zoiets deed Eupolemus ook. De Bijbel noemt alle bewoners van de Gazastrook Filistijnen, ook degenen die daar voor de komst van de “echte” Filistijnen woonden; zie hier.

In dat geval wordt de naam Merris erg interessant. Een van de vrouwen die, waarschijnlijk in de tijd van Amenemhat III (1518-1470) in het piramidecomplex van Senusret III is begraven, is Senet-Senebetes. Vlak voor haar doodskist werd tijdens de opgravingen een schat gevonden. Hierin zaten pectoraals met de namen Senusret III en Amenemhat III, en scarabeeën met de namen Amenemhat III en prinses Mereret. Op andere scarabeeën staat de titel koningsvrouw; Mereret zal een koningin zijn geweest. Het is mogelijk dat de schat van Senet-senebetes was en Mereret haar moeder was. Ook is het mogelijk dat de schat van Mereret was en om een onduidelijke reden daar is begraven. 6 Merris is een uitstekende vergrieksing van Mereret. Net als Merris was ze een koningsdochter en lijkt ze getrouwd te zijn met een (verre) voorganger van Khaneferre.
De farao, naam 3: Palmanothes
Palmanothes zal een variatie zijn op Pepi II’s naam. Van de koning die 94 jaar regeerde, en daarom alleen Pepi kan zijn, wordt tenslotte ook gezegd dat hij de Israëlieten slecht behandelde (Jasher 65). Als Egyptische namen vergriekst werden levert dat vaker vreemde varianten op. In Eratosthenes’ lijst van Thebaanse koningen heet Semerkhet Pemphos, Pepi Apappus en zijn opvolger, Merenre Nemtiemsaf II, is Echeskosokaras.
Over Palmanothes schrijft Artapanus dat hij de tempel in Heliopolis bouwde, en in Exodus 1:11 voegt de Septuagint de naam Heliopolis toe aan de steden die de Israëlieten moesten bouwen. Ook interessant is dat Chenephres over de regio’s ten noorden van Memphis regeerde. Pepi’s hoofdstad was Memphis.
Conclusie
Van de verschillende namen die Mozes’ adoptiemoeder in de veschillende bronnen krijgt, blijven er slechts twee over. Bitja is een Hebreeuwse naam en Merris een Egyptische. Alleen de naam Merris is, in mijn chronologie in de goede tijd, terug te vinden in Egypte, en eerlijk gezegd is dat al meer dan ik had verwacht. Omdat Bitja niet haar oorspronkelijke naam was is het mogelijk om haar met Merris te identificeren. De enige voorwaarde is dat Merris niet in een van de anonieme doodskisten bij Senet-Senebetes begraven ligt.
Ook de vader van Mozes’ adoptiemoeder wordt drie keer genoemd. Een daarvan is afkomstig uit een wat vermangelde geschiedenis van Pepi II’s dynastie, uit een versie van een oorspronkelijk boek dat in de Bijbel genoemd staat, en daarin is hij aan de regeringslengte te herkennen als Pepi. Voor wat betreft de twee namen, Amenoph kan een variatie zijn op zijn prenomen Neferkare en Palmanothes een variant van Pepi.
Als je alle legendes samenvoegt rolt er één geheel uit. Prinsese Mereret werd door haar vader Pepi II uitgehuwelijkt aan Senusret III, en toen ze onvruchtbaar bleek adopteerde ze een Hebreeuws jongetje. Mozes. Dat verklaart weer een andere legende, over hoe zijn adoptiemoeder hem naar haar vader bracht en hoopte dat hij haar vaders opvolger zou worden, als ze geen wettig kind van zichzelf kon krijgen. Waarop ze Mozes in haar vaders handen legde, die hem tegen zijn borst aan knuffelde en hem de diadeem op zijn hoofd zette. 22 Toen Mozes opgegroeid was vermoordde hij een Egyptenaar. Amenemhat III hoorde daarvan en wou hem vermoorden, maar Mozes kon op tijd vluchten. Zijn adoptiemoeder ging met hem mee. In de woestijn ontmoetten ze de familie waarin ze allebei zouden trouwen en gaf God haar alsnog drie kinderen. Voor dat laatste was een wonder nodig, want Mozes vluchtte toen hij 40 jaar was (Hand 7:30), dus in 1486, en zij was een generatie ouder. Later, toen ze al was gestorven en God Zijn Naam had geopenbaard, werd ze Bitja genoemd, dochter van God.
Ondanks dat het allemaal keurig past en de naam Merris in de goede tijd te herkennen is, is er geen zekerheid te krijgen. Het zijn namelijk allemaal legendes die pas veel later zijn opgeschreven. Alhoewel het interessant is dat toen Mozes leefde Bitja, de dochter van de farao, met een oom van zijn vrouw trouwde, bewijst dat niet dat zij zijn adoptiemoeder was. Alhoewel de koning die 94 jaar regeerde Bitja’s vader wordt genoemd, kunnen haar naam en identiteit ook uit de algemene Joodse legende komen. Alhoewel Merris in de goede tijd terug te vinden is in Egypte en het onduidelijk is of ze bij de andere koningsdochters begraven is, bewijst dat niet dat zij Mozes heeft geadopteerd en Bitja is. Alhoewel Chenephres en Palmanothes Senusret III en Pepi II kunnen zijn, is dat nog niet bewezen. De enige feiten die in deze post naar boven kwamen, zijn Bitja’s stamboom en Mererets bestaan.
Het enige echte bewijs dat Mereret later Bitja heette en de gezochte koningsdochter is, zou de vondst van de naam Mozes naast die van haar zijn. En die naam is, ondanks alles, niet bekend uit Egypte. Dan was het ongetwijfeld wereldnieuws geworden.
Ik hou het er dan ook op dat in ieder geval delen van de legendes kunnen kloppen.
- By Distant Shores Media/Sweet Publishing, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=18898433[↩]
- Mozes was 80 toen hij in 1446 voor de farao verscheen, Ex 7:7.[↩]
- Royal Families, p. 73-74[↩]
- Royal Families, p. 94[↩][↩]
- Royal Families, p. 96-98[↩]
- Dieter Arnold, The Pyramid Complex of Senwosret III at Dahshur, Architectural Studies, Publications of The Metropolitan Museum of Art, Egyptian Expedition, Volume XXVI (2002), p. 70[↩][↩]
- Dieter Arnold, The Pyramid Complex of Senwosret III at Dahshur, Architectural Studies, Publications of The Metropolitan Museum of Art, Egyptian Expedition, Volume XXVI (2002), p. 69[↩]
- Jewish Encyclopedia, artikel Bithiah, met bronvermelding[↩][↩]
- Cambridge Bible for Schoons and Colleges, commentaar op 1 Chronicles 2:24[↩]
- Deborah Hurn, Kenezites and Kenites (1), in The Testimony, September 2005, p. 352[↩]
- Royal Families, p. 92-93[↩]
- Deze farao kwam in Jasher 63:4, 9 aan de macht en stierf pas in 76:44-62.[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 2.9.5[↩]
- David Flusser en Shua Amorai-Stark, The Goddess Thermuthis, Moses and Artapanus, in Jewish Studies Quarterly, Vol. 1, No. 3 (1993/94), p. 219[↩][↩]
- David Flusser en Shua Amorai-Stark, The Goddess Thermuthis, Moses and Artapanus, in Jewish Studies Quarterly, Vol. 1, No. 3 (1993/94), p. 218-219[↩]
- Richard H. Wilkinson, The Complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt (2003), p. 92[↩]
- Matthew J. Adams, Manetho’s Twenty-third Dynasty and the Legitimization of Kushite Rule over Egypt, in Antiguo Oriente, Volumen 9, Volumen en honor de Alicia Daneri Rodrigo con motivo de su retiro (2011), p. 38[↩]
- Eusebius, Praeparation Evangelica 9:27.1-16[↩]
- Eusebius, Praeparation Evangelica 9:27.19-21[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 2.10.2[↩]
- By ddenisen (D. Denisenkov), CC BY-SA 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=61664459[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 2.9.7[↩]