De zevende plaag, de hagelstorm 1
Inleiding
Dit is een vervolg op deel 1, waarin gedeeltes uit het verslag van Ipuwer staan die mogelijk gaan over de exodus, of in ieder geval overeenkomsten hebben met de Bijbel. In deze post bespreek ik of Ipuwers woorden bewijs kunnen zijn voor de exodus, zoals vaak wordt gezegd, of juist niet.
De eerste vragen gaan over de datering van Ipuwer, en of hij wel geschiedenis beschrijft, in plaats van een dystopische roman. Daarna ga ik in op een paar zaken uit Ipuwer die niet bij de exodus passen, tenminste niet op het eerste gezicht. Mijn conclusie is dat Ipuwer een uitstekende beschrijving geeft van de chaos die ontstond na de tien plagen.
Mijn excuses als het wat lang is. De Ipuwer Papyrus is zo controversieel dat ik er wat meer over wou schrijven.
Datering van Ipuwer (1)
John Van Seters dateert de papyrus aan het eind van dynastie XIII, dus helemaal aan het eind van het Middenrijk. 2 Dat komt door de woorden die Ipuwer gebruikt. Hij noemt bijvoorbeeld Cusjieten (nḥsyw) en Medjay (md3yw), terwijl in het Oude Rijk alle Cusjieten nḥsyw (Nehesyu) genoemd werden. Hij gebruikt woorden voor Aziaten, tttyw en ḫ3styw, en buitenlandse boogschutters, pdtyw, die alleen voorkomen in het Middenrijk. Juist de woorden voor Aziaten uit het Oude Rijk, mntyw, ḥryw-š’, nmyw-š’ en ”mw, worden helemaal niet vermeld. De slavenlijst in de Brooklyn Papyrus, die gedateerd kan worden op het eind van dynastie XII en het begin van XIII 3, gebruikt voor huishoudslaaf ḥm of (vrouwelijk) ḥmt, een term die Ipuwer zeven keer gebruikt, met dezelfde betekenis. b3k was in het Oude Rijk een dienaar, maar ook een hoge ambtenaar; in het Middenrijk betekent het onder andere slaaf, net als in de Brooklyn Papyrus.
Van Seters aanwijzing met wat meer colour locale is dat volgens Ipuwer niemand meer naar Byblos zeilt, zodat er geen cederhout meer is voor de mummies; koningen (wrw, groten) zo ver weg als Kreta (Keftiu) worden gebalsemd met pek uit deze ceders. Aan het begin van de Tweede Tussenperiode was er een schaarste aan hout uit Syrië voor het maken van doodskisten. Aan het eind van het Middenrijk kopieerden mensen in Syrië en Israël de Egyptenaren in het balsemen met hars en pek. wr was voor zover bekend pas vanaf dynastie XIII de term voor een buitenlandse koning.
Kan Ipuwer eerder worden geplaatst? Egypte was tenslotte al sinds het eind van dynastie XII bezig om af te brokkelen. Richard Parkinson dateert Ipuwer ergens in dynastie XIII, niet per se aan het eind. 4 Volgens Miriam Lichtheim was Ipuwer, om haar conclusie samen te vatten, een dystopische roman uit een tijd van voorspoed. Ipuwer gebruikt namelijk regelmatig meer woorden dan nodig is, is extremer dan de andere dystopische tektsen uit die tijd, en herhaalt heel veel. Volgens haar is Ipuwer “a latecomer in which the most comprehensive treatment of the theme “national destress” is attempted, in short, as a work of the late Middle Kingdom and of purely literary inspiration.” 5 Het een sluit het ander niet per se uit. Er is een mogelijkheid waarop zowel zij als Van Seters gelijk kunnen hebben: als Ipuwer een bewerking is van een eerdere, kortere beschrijving van onrust. De schrijver heeft dan alles genomen wat hij kon vinden over deze chaos, en daar één tekst van gemaakt. Dan is het geschiedenis in verhaalvorm.
Als dat klopt ziet het er alvast goed uit, want naar mijn idee was het Middenrijk de tijd van de Israëlitische slavernij, en betekende de exodus het begin van het einde van het Middenrijk. Ipuwer kan op die plek worden gedateerd.
Was Ipuwer echt? (1)
Een andere belangrijke vraag is of Ipuwer geschiedenis beschrijft, of een roman schrijft. Voor een inleiding daarop, zie de vorige paragraaf. Ipuwer bestond in ieder geval echt: hij wordt vermeld als opzichter van zangers. 6
John Van Seters beschouwt Ipuwer als een echt verslag; volgens hem kan het licht werpen op de Tweede Tussenperiode en het probleem van de Hyksos. 2
Een reden van S. Luria uit 1929 om aan de echtheid te twijfelen is de onmogelijkheid: aan alles is gebrek, maar de armen zijn rijk geworden en dragen goede kleren. 7 Maar als Ipuwer over de exodus schrijft kan juist dit verklaard worden. Eten en levende familieleden waren de enige zaken waar gebrek aan was – en dat is genoeg om een samenleving uit elkaar te scheuren. Hoe rijk iemand ook is, zonder eten heeft het geen zin.
Ook volgens Luria heeft Ipuwer grote overeenkomsten met teksten over chaos uit vele andere culturen; Luria citeert een stuk uit een Annamitisch (uit Viëtnam) lied. 7 Maar is dat een reden om dit genre aan de kant te zetten? De Bijbel bevat een boek(je) dat Klaagliederen heet, met vijf liederen over de ondergang van Jeruzalem, de redenen daarvoor en het idee dat het weer goed kan komen. Voor zover ik kan beoordelen beschrijft Klaagliederen dat correct. Een paar verzen uit Klaagliederen passen net zo goed bij het Viëtnamese lied als bij Ipuwer: “Knechten heersen over ons; er is niemand die ons aan hun hand ontrukt! Met levensgevaar moeten wij ons brood halen vanwege het zwaard van de woestijn.” (Klaagl 5:8-9) Ook in The lament for Sumer and Urim, geschreven na de val van Ur in 1627, staat een omgekeerde wereld beschreven: “Cuni-dug, who stores butter and cheese, did not store butter and cheese. Those who are unfamiliar with butter were churning the butter. Those who are unfamiliar with milk were curdling (?) the milk.” Niemand zal ontkennen dat Jeruzalem en Ur echt zijn gevallen. Wat al die culturen bindt is dat de orde doorbroken wordt, en het is heel menselijk om dan in chaos terecht te komen.
Ipuwer kan daarom echt zijn. En als het ook nog eens in dezelfde periode als de exodus is geschreven, en daarmee overeenkomsten heeft, geeft dat zeker te denken. Toch zijn er drie grote punten waarop Ipuwer Mozes tegen lijkt te spreken.
Was Ipuwer echt? (2) – de Klachten van Khakheperresenebu
Een ander argument is dat Ipuwer niet realistisch is omdat hij niet specifiek is. Hij noemt geen plaatsen, geen namen, het blijft bij algemene termen. Er is geen historische setting bewaard gebleven, er zijn geen koningsnamen en erg weinig en algemene toponiemen en etnoniemen, 8. Deze termen herhaalt hij in telkens andere woorden – net als in de andere “dystopische romans” uit deze periode, zoals de Klachten van Khakheperresenebu.
Khakheperresenebu wordt genoemd in de papyrus Chester Beatty IV, en met de titel lector-priester staat hij afgebeeld samen met Ipuwer op het “Daressy Fragment”. 9 Het eerste deel van zijn naam was de prenomen van Senusret II (1546-1527), dus als hij naar Senusret II was genoemd werd hij op zijn vroegst in 1546 geboren, 20 jaar voor Mozes. Twee mannen met dezelfde naam leefden in de tweede helft van dynastie XII, een onder Amenemhat III (1518-1470). Alan Gardiner noemde de grote taalkundige overeenkomsten van de Klachten met de Vermaningen van Ipuwer. 10 Ze zullen daarom in ongeveer dezelfde tijd hebben geschreven, aan het eind van het Middenrijk.
Khakheperresenebu was een priester uit Heliopolis die geen woorden had voor de situatie van Egypte. Zijn lichaam is zwaar, zijn hart is verontrust en hij wordt elke dag wakker met pijn. Het is pijnlijk om te blijven zwijgen, dus hij praat. En omdat hij niemand kan vinden om tegen te praten, vertelt hij het aan zijn hart. Net als bij Ipuwer kiest hij hele algemene woordenen: “Had I unknown phrases, sayings that are strange, novel, untried words, free of repitition; not transmitted sayings, spoken by the ancestors! I wring out my body of what it holds, in releasing all my words; for what was said is reptition, when what was said is said.”
“Transformations are taking place; it is not like last year. (…) The land is in continuous distress. Mourning is everywhere. The towns and nomes are in grief. All persons alike suffer wrongs. (As for) reverence, backs are turned to it. The Lords of Silence (de doden) are distubed. (When) morning comes each day, the face recoils at what has happened. (…) Misery has been introduced nowadays. (Such) tribulations have not occurred since the ancestors. (…) Everyone is silent on account of it. The entire land is in a great state. There is nobody free of wrong-doing; all alike are committing it. Hearts are sad. One who used to give commands is (now) one to whom commands are given; both are content. One awakens to these things daily; hearts cannot put them aside.”
Als je de Bijbel hiernaast legt zijn zulke algemeenheden een teken van de tijd. Want ook Mozes schrijft zo. Over de Israëlieten is hij nog deels specifiek; hij noemt twee plaatsnamen, het gebied Gosen en een paar mensen bij naam, maar over de Israëlieten die hun hele leven leefden onder de verdrukking en over de chaos die door de tien plagen in Egypte ontstond, schrijft hij net zo algemeen als Ipuwer en Khakheperresenebu. Van geen van de Egyptenaren noemt hij een naam. “Toen strekte Aäron zijn hand uit over de wateren van Egypte, en er klommen kikkers uit en zij bedekten het land Egypte.” (Ex 8:6) “Al het vee van de Egyptenaren stierf, maar van het vee van de Israëlieten stierf niet één beest.” (Ex 9:6) “Er bleef niets groens aan de bomen en aan het gewas van het veld in heel het land Egypte.” (Ex 10:15) “Toen stond de farao ’s nachts op, hij en al zijn dienaren en alle Egyptenaren. En er was een luid geschreeuw in Egypte, want er was geen huis waarin geen dode was.” (Ex 12:30)
Mozes was onderwezen in alle wijsheid van de Egyptenaren (Hand 7:22). Als Ipuwer en Khakheperresenebu over een echte chaos schreven, en hij net als zij aan het einde van het Middenrijk geplaatst kan worden, leerden ze in dezelfde tijd schrijven. Khakheperresenebu wordt in de bovengenoemde papyrus Chester Beatty IV genoemd als een van “Those writers of knowledge from the time of events after the gods, those who foretold the future, their names have become fixed for eternity”. Hij schreef dus over dingen die echt gebeurden.
Boogschutters uit de woestijn
Ipuwer schrijft aan het begin van pagina 3 over boogschutters uit de woestijn, die Egypte zijn binnengevallen. Deze boogschutters zijn een van de grootste punten tegen een identificatie van Ipuwers nood met de tijd van de exodus. Toen de Israëlieten vertrokken was het enige leger dat problemen voor hen zocht, het Egyptische (Ex 14:4).
Dit hoeft geen probleem te zijn als je naar de chronologie kijkt. Ipuwer lijkt in de herfst te hebben geschreven; aan het begin van pagina 2 heeft hij het over de Nijl die overstroomt, maar er is niemand die ploegt. Op pagina 13 schrijft hij: “When a ˹servant˺ is sent to citizens, he walks on the road until he sees the flood.” De hoogste vloed was rond september; pas daarna werd begonnen met ploegen. De exodus was op 25 maart. Als de boogschutters uit de woestijn tussen april en de zomer binnenvielen had Israël daar geen last van. Als Ipuwer inderdaad over de gevolgen van de tien plagen schrijft duurde de tijd zonder orde minstens van maart tot de herfst, een half jaar.
Tijdens de exodus was er oorlog aan de kust van Kanaän: “Toen de farao het volk had laten gaan, is het gebeurd dat God hen niet leidde langs de weg door het land van de Filistijnen, hoewel dat korter was. Want God zei: Anders zal het volk berouwen bij het zien van oorlog en wil het naar Egypte terugkeren.” (Ex 13:17)
Wat juist een overeenkomst is tussen Ipuwer en de Bijbel, is dat in Kanaän en in de woestijnen ten zuiden daarvan boogschutters woonden, zoals Ismaël (Gen 21:20), Ezau (Gen 27:3), Jakob (Gen 48:22) en Jozef (Gen 49:23-24). Toen de Israëlieten onder leiding van Mozes het Overjordaanse veroverden, deden ze dat onder andere met bogen (Joz 24:12). Op de weg naar de berg Sinaï werden de Israëlieten aangevallen door de Amalekieten (Ex 17:8-13), binnen 1-2 maand na de exodus (Ex 16:1, 19:1). Zij en andere volken uit de Sinaïwoestijn kunnen de boogschutters zijn geweest die zich bedreigd voelden door de oorlog in Kanaän, en naar Egypte trokken. Na de tien plagen, de dood van farao en zijn leger was Egypte een makkelijke prooi.
In dat geval past de inval van de boogschutters zo direct na de exodus uitstekend bij het begin van dynastie XV. Volgens Manetho: “unexpectedly, from the regions of the East, invaders of obscure race marched in confidence of victory against our land. By main force they easily seized it without striking a blow”. In een chronologie zo kort als die van de Bijbel moet XV wel heel snel na de exodus zijn begonnen.
De dienaren
Ipuwer maakt heel goed duidelijk dat de armen nog steeds in Egypte waren. Zij plunderden de rijken, zodat die arm werden en moesten zoeken naar eten, en deden alles om hun vrijheid te vieren. Als Ipuwer over de gevolgen van de tien plagen en de exodus schrijft past dat op het eerste gezicht niet bij de Bijbel.
Israël was het kleinste van al de volken (Deut 7:7) en het verlies van de Israëlieten betekende dan ook niet het einde van de herendienst. Dat systeem was veel groter dan alleen Israël. De achtergebleven dienaren zullen daarom geen Israëlieten zijn geweest, maar alle anderen die in de herendienst gevangen zaten. Dat waren onder andere de Egyptische boeren, misdadigers, iedereen die zichzelf en zijn gezin moest verkopen door schulden, en gevangenen die koningen mee hadden genomen van hun oorlogen. De Israëlieten vertrokken samen met een kleine groep vreemdelingen (Ex 12:38, 49-50). Dit “samenraapsel” hoorde ook tot de armen (Num 11:4-5). Voor zover bekend hadden zij duidelijke banden met Israël; een van de Kenezieten, Kaleb, verkende Kanaän namens de stam Juda (Num 13:6, 32:12), en er was een man wiens vader Egyptisch was, en wiens moeder uit de stam Dan kwam (Lev 24:10-11). Alle slav(inn)en en dienar(ess)en die geen band hadden met Israël, hadden geen reden om met hen naar Gosen te vertrekken en met Mozes Egypte te verlaten. Zij zullen zijn achtergebleven.
Tijdens de zevende plaag, niet heel lang voor de exodus, luisterden de slaven nog naar de farao en zijn dienaren (Ex 9:20-21). Maar dat veranderde in de nacht voor de komst van de tiende plaag, toen God zei dat iedere Israëliet rijkdommen aan de Egyptenaren moest vragen (Ex 11:1-4); “Zo beroofden zij de Egyptenaren.” (Ex 12:36) Ik kan me niet voorstellen dat als de ene groep slaven ongestraft hun meesters berooft, de andere groepen slaven rustig naar hun meesters luistert. In dat geval volgden de achterblijvers alleen het voorbeeld van de Israëlieten, en profiteerden ze van de chaos die door de tien plagen ontstond door de rijke Egyptenaren te beroven.
Nergens in Ipuwer wordt gesproken over het terughalen van een groep ontsnapte slaven. Dat is precies wat je kan verwachten van de exodus: nadat de farao, zijn dienaren en het volk een poging deden om Israël terug te halen (Ex 14:5) en daarbij omkwamen, was er geen leger meer om orde op zaken te stellen. Egypte stond al genoeg op haar kop om zich ook nog bezig te houden met weggelopen slaven. De Israëlieten waren vrij na de dood van het leger (Ex 14:30), en over een nieuwe farao wordt niks meer gezegd. Israël kon zelfs 40 jaar door de woestijn lopen zonder, voor zover bekend, nog een keer iets van Egypte te horen.
Het kwaad
Ipuwer heeft het in de laatste bewaard gebleven pagina’s over een kwaad dat al meerdere generaties in Egypte te vinden was. Door dit kwaad niet uit te roeien, maar omdat er nieuwe leden van dit volk nodig waren, kwam de ellende over Egypte. “If only he had perceived their nature in the first generation! Then he would have smitten the evil, stretched out his arm against it, would have destroyed their seed and their heirs! But since giving birth is desired, grief has come and misery is everywhere.”
Dit past niet bij de buitenlandse boogschutters, want hun inval lijkt een van de onderdelen van de chaos. Dit kwaad is de oorzaak van alle problemen. Juist als Ipuwers chaos degene is die ontstond na de tien plagen, kan dit kwaad alleen het volk zijn dat volgens de Bijbel zorgde dat net als in Ipuwers chaos de rivier in bloed veranderde en alle soorten edelstenen die volgens Ipuwer om de nekken van vrouwelijke slaven hingen, door hen werden meegenomen: de Israëlieten.
Ga maar na. De Israëlieten werden al aan het begin als kwaad gezien, toen een nieuwe koning aantrad die Jozef niet gekend had (Ex 1:8-11). Toen een opvolger van hem gebood dat van alle Israëlitische alleen de meisjes in leven mochten blijven (Ex 1:16) was het kennelijk niet de bedoeling om het slavenvolk volledig te laten uitsterven, alleen om het te beheersen (vers 10). Toen zij het uiteindelijk uitriepen naar God, ontfermde Hij Zich over hen (letterlijk: kende hen) (Ex 2:25) en bevrijdde hen; “door een sterke hand zal hij (farao) hen laten gaan, ja, door een sterke hand zal hij hen uit zijn land verdrijven” (Ex 5:24). Israël bleef zitten tot ze werd verdreven.
Als dit kwaad Israël was, is het veelzeggend dat het nauwelijks wordt genoemd door Ipuwer, ook al was het dan de oorzaak van alle chaos.
Datering van Ipuwer (2)
Tijdens de chaos, waar geen koning wat aan leek te doen, was er toch een koning aan de macht. Deze is aan het woord in Ipuwer, en het lijkt erop dat hij pas dankzij Ipuwer besefte wat een chaos het buiten het paleis was, of wat er normaal was in Egypte.
Als Ipuwer in de herfst van 1446 inderdaad over de gevolgen van de tien plagen schrijft geeft hij een duidelijke datering van de exodus: kort na dynastie XII, aan het begin van XIII. XIII was duidelijk zwakker dan XII: alleen Merneferre Ay lijkt langer geregeerd te hebben dan 10 jaar. Vele koningen haalden de 3 jaar niet eens. In de piramidenlijst is duidelijk een achteruitgang te zien. Hoe verder in XIII, hoe minder grondgebied ze hadden en hoe minder er bekend is over de koningen. De rijkdom en de eenheid van Egypte kwamen pas terug onder dynastie XVIII.
Een datering van Ipuwer in de herfst van 1446 levert nog een parallel op met de boeken van Mozes. Na de verkenning van Kanaän, in mei of juni 1445, klaagden de Israëlieten weer eens bij Mozes en Aäron: “Waarom brengt de HEERE ons dan naar dit land (Kanaän), zodat wij door het zwaard vallen, en onze vrouwen en onze kleine kinderen tot prooi worden van de vijand? Zou het niet beter voor ons zijn naar Egypte terug te keren? En zij zeiden tegen elkaar: Laten wij een hoofd aanstellen en naar Egypte terugkeren!” (Num 14:3)
Ondanks de schade van de plagen, en mogelijk de chaos volgens Ipuwer, was Egypte een plek waar gewoond kon worden zonder dat iemand bang hoefde te zijn om afgeslacht te worden. Dit is een parallel met het einde van Ipuwer, waarin de koning beloofde om iets aan de chaos te gaan doen. In mei of juni 1445 kan Egypte alweer flink zijn opgeknapt. In deze tijd lijkt er zelfs contact met Egypte te zijn, want toen God dreigde om de Israëlieten door hun ondankbaarheid te vernietigen, pleitte Mozes voor hen met onder andere deze woorden: “Dan zullen de Egyptenaren het horen; immers, U hebt door Uw kracht dit volk uit hun midden geleid.” (Num 14:13)
Conclusie
Als er een verklaring is voor de redenen om Ipuwer niet in de exodustijd te dateren, en het geen toeval is dat zowel de exodus als Ipuwer rond dezelfde tijd te dateren zijn, is de volgende stap beter naar de overeenkomsten met de Bijbel te kijken. Dat zijn er nogal wat; zie deel 1 over Ipuwer voor de details. Het gaat van dienaren die hun Egyptische meesters beroofden en alle bomen die geveld zijn, tot voedseltekort en de dood van vele familieleden.
In verhouding tot Mozes focust Ipuwer zich niet heel erg op de rampen. Dat kan komen doordat hij in de herfst schreef; de exodus was een half jaar eerder gebeurd. De muggen en steekvliegen, die maar tijdelijk kwamen, noemt hij dan ook niet. Wel heeft hij het over de rivier die van bloed is, dat het niet te drinken is en iedereen dorst heeft, er overal bloed is, er geen bomen meer zijn, het land dat kaal is en dat ondanks alles de gebouwen bleven staan. “De dienaren van de farao zeiden tegen hem: Hoelang zal deze man (Mozes) voor ons tot een valstrik zijn? … Beseft u nog niet dat Egypte verloren is?” (Ex 10:7) De chaos in Egypte moet enorm zijn geweest. En dat is wat Ipuwer beschrijft.
Bij een paar overeenkomsten kan je nog denken dat dit toeval is. Maar hier draait het om meer dan een paar toevalligheden. Het draait daarnaast om de goede periode, de eerste vermelding van slaven in Egypte en dat de farao die de slavernij voor Israël begon, Amenemhat I was, de eerste koning van XII. Aan het eind van de grootste bloeiperiode van het Middenrijk moet Israël Egypte hebben verlaten. Aan het eind van het Middenrijk heeft Ipuwer het over een chaos die het gevolg kan zijn van de tien plagen, en een beschrijving van een kwaad dat bij Israël past. Het zou wel een heel groot toeval zijn als twee periodes van chaos die op elkaar lijken vlak na elkaar het Middenrijk overspoelden. Het is dit allemaal wat van Ipuwer, in mijn ogen, een bewijs voor de exodustijd maakt. Ipuwer noemt de exodus niet letterlijk, maar is bewijs voor minstens een deel van de tien plagen, het bevel van God dat Israël de Egyptenaren moest beroven en de chaos die daardoor ontstond.
laatste wijziging: 3 augustus 2021
- By John Martin – www.mfa.org — The Seventh Plague, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=6889900[↩]
- John Van Seters, A Date for the ‘Admonitions’ in the Second Intermediate Period, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 50 (Dec., 1964), p. 13-23[↩][↩]
- Hayes (1955), p. 15-16[↩]
- R.B. Parkinson, Teachings, discourses and tales, in Middle Kingdom Studies (1991), p. 112[↩]
- Miriam Lichtheim, Ancient Egyptian Literature: Volue I: The Old and Middle Kingdoms (1975), p. 149[↩]
- “Daressy Fragment”, in R.B. Parkinson, Teachings, discourses and tales, in Middle Kingdom Studies (1991), p. 113[↩]
- Miriam Lichtheim, Ancient Egyptian Literature: Volue I: The Old and Middle Kingdoms (1975), p. 149-150[↩][↩]
- Roland Enmarch, The Reception of a Middle Egyptian Poem: The Dialogue of Ipuwer and the Lord of All in the Ramesside Period and Beyond, in Ramesside Studies in Honour of K. A. Kitchen (2006), p. 174[↩]
- R.B. Parkinson, Teachings, discourses and tales, in Middle Kingdom Studies (1991), p. 111[↩]
- Gerald E. Kadish, British Museum Writing Board 5645: The Complaints of Kha-Kheper-Rē’-Senebu, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 59 (aug. 1973), p. 77-90[↩]
- By Lawrence Alma-Tadema – www.rijksmuseum.nl : Home : Info, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=1740479[↩]