Een deel van de Ipuwer Papyrus 1
Inleiding
De Ipuwer Papyrus, officieel Papyrus Leiden I 344 recto, bevat een tekst die bekend staat als de Vermaningen van Ipuwer. Daarin beschreef ene Ipuwer uitgebreid wat er in zijn tijd mis was in Egypte. Er zijn overeenkomsten met de tien plagen en de daaruit ontstaande chaos in Egypte zoals die in de Bijbel staat beschreven, en voor veel mensen is dit het grootste exodusbewijs dat er te vinden is. Het is dus de moeite waard om te kijken of dat klopt.
Hieronder staat Ipuwers tekst, met de parallellen uit de Bijbel. 2 Sommige parallellen zijn heel specifiek, andere zijn minder direct en een voor nog weer andere is een langere discussie nodig. Misschien zie ik er een paar over het hoofd of denkt u soms, dat zit op het randje. Dat kan. Meldt het gerust als u denkt dat ik er naast zit.
Niet heel Ipuwer staat hier, want dat wordt te veel. De weggelaten delen gaan vooral over de ellende van de Egyptenaren. Ze hadden geen eten meer, geen rijkdommen, en in plaats van een sterk koninkrijk was het een anarchie geworden, waarin iedereen zomaar beroofd of vermoord kon worden. De vertaling is van Miriam Lichtheim. 3 Engelse commentaren zijn van haar, de Nederlandse van mij. Online staat een andere vertaling, maar zonder duidelijke herkomst. Waar deze twee van elkaar verschillen staat het aangegeven.
Met alleen al delen uit Ipuwer en de parallellen met de Bijbel is dit een lange post geworden, dus of het bewijs is voor de exodus bespreek ik in deel 2.
Ipuwer: pagina 1
[…] The door[-keepers] say: “Let us go plunder.”
- “Zo beroofden zij (Israël) de Egyptenaren.” (Ex 12:36)
Naar mijn idee was het Middenrijk, de tijd van dynastie XII, de tijd waarin de Israëlieten slaven waren. In Kahun, het arbeidersdorp van Senusret II uit XII, waren twee Aziaten poortwachters in zijn tempel. 4 Het is niet te bewijzen dat deze Aziaten Israëlieten waren, maar het laat wel zien dat de arbeiders van het Middenrijk, waaronder de Israëlieten, ook als poortwachters konden worden ingezet.
The pastry-makers […]. The washerman does not think of carrying his load […] The bird[-catchers] are lined up for battle […] The Delta[-dwellers] carry shields.
- Het was kennelijk niet normaal dat de bewoners van de Delta zich konden verdedigen. Schilden zijn voor de verdediging, dus er staat niet dat ze oorlog voerden.
De Israëlieten woonden in Gosen, het oostelijke deel van de Delta. Tijdens de helft van de tien plagen verdedigde God hen door Gosen af te zonderen van de rest van het land (Ex 8:22, 9:4, 26, 10:23, 11:6-7).
Als dit geen overeenkomst is gaat het over de verdediging tegen de “buitenlandse boogschutters” die, volgens het begin van pagina 3, Egypte binnenvielen. In dat geval kwamen ze niet verder dan de Delta. Zie mijn eerste opmerking bij pagina 3.
The brewers […] sad. A man regards his son as his enemy. Hostility […] another. Come and conquer. 5 […] what was ordained for you in the time of Horus, in the age of [the Ennead]. […] The man of character walks in mourning on account of the state of the land. The […] walks […] Foreigners have become people (Egyptians) everywhere.
- Dit zal gaan over de invallers, de buitenlandse boogschutters uit het begin van pagina 3, die kennelijk waren gebleven.
Lo, the face is pale […]
What the ancestors foretold has happened 6.
[…]
Lo […]
Ipuwer: pagina 2
The land is full of gangs,
A man goes to plow with his shield.
Lo, the meek say […]
[…] is a man of substance.
Lo, the face is pale, the bowman ready,
Crime is everywhere, there is no man of yesterday.
Lo, the robber […] everywhere,
The servant takes what he finds.
- “Zo beroofden zij de Egyptenaren.” (Ex 12:36)
Lo, Hapy (de Nijl) inundates and none plow for him,
All say, “We don’t know what has happened in the land.”
Lo, women are barren, none conceive,
Khnum does not fashion because of the state of the land. 7
- “Nooit eerder is er zo’n zwerm sprinkhanen geweest, en hierna zal er nooit weer zo een zijn, want zij bedekten de oppervlakte van heel het land, zodat het land erdoor verduisterd werd. Zij vraten al het gewas van het land op en al de vruchten van de bomen die de hagel had overgelaten. Er bleef niets groens aan de bomen en aan het gewas van het veld in heel het land Egypte.” (Ex 10:14-15)
Lo, poor men have become men of wealth,
He who could not afford sandals owns riches.
- “De Israëlieten … hadden van de Egyptenaren zilveren voorwerpen, gouden voorwerpen en kleren gevraagd. Bovendien had de HEERE het volk genade gegeven in de ogen van de Egyptenaren, zodat zij hun het gevraagde gaven.” (Ex 12:35-36)
“Ook trok een grote groep van mensen van allerlei herkomst met hen (de Israëlieten) mee” (Ex 12:38). Het klinkt logisch dat zij, samen met en de andere dwangarbeiders van farao, hun kans grepen en ook de Egyptenaren beroofden.
Lo, men’s slaves, their hearts are greedy,
The great do not mingle with their people [˹when they rejoice˺].
Lo, hearts are violent, storm sweeps the land (andere vertaling: pestilence is throughout the land),
- “Toen zei de HEERE tegen Mozes en tegen Aäron: Neem voor uzelf uw handen vol as uit de oven, en laat Mozes die voor de ogen van de farao hemelwaarts uitstrooien. Dan zal het over heel het land Egypte worden tot stof en bij de mensen en de dieren in heel Egypte zweren veroorzaken, die als puisten openbreken.” (Ex 9:8-9)
There’s blood everywhere,
- “Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zeg tegen Aäron: Neem je staf en strek je hand uit over de wateren van Egypte. Strek hem uit over hun stromen, over hun rivieren, over hun waterpoelen en over hun hele watervoorraad, zodat zij bloed worden. Er zal bloed zijn in heel het land Egypte, zelfs in de houten en stenen vaten.” (Ex 7:19)
no shortage of dead,
The shroud calls out before one comes near it.
Lo, many dead are buried in the river,
The stream is the grave, the tomb became stream.
- “De hagel sloeg in heel het land Egypte alles neer wat op het veld was, van mens tot dier.” (Ex 9:25) “En het gebeurde te middernacht dat de HEERE alle eerstgeborenen in het land Egypte trof” (Ex 12:29).
Lo, nobles lament, the poor rejoice,
Every town says, “Let us expel our rulers.” 8
Lo, people are like ibises,
- De heilige ibis, die toen nog voorkwam in Egypte, houdt van natte gebieden. Gosen lag in het natste gedeelte van Egypte.
De Egyptenaren noemden zichzelf mensen, buitenlanders waren kennelijk een minderwaardig soort. Maar wanneer farao zijn dwangarbeiders “het volk” noemt (Ex 5:4-5), wordt duidelijk dat met “volk” of “mensen”, een andere vertaling van am, in ieder geval ook de Israëlieten worden bedoeld. Zij woonden al 430 jaar in Egypte. Er kon redelijk snel gewisseld worden tussen mensen zijn, en niet. Aan het eind van pagina 1 zijn buitenlanders mensen geworden, aan het begin van pagina 4 zijn mensen vreemdelingen geworden die men de weg wijst.
Tijdens de tien plagen zullen de Israëlieten zich vanuit heel Egypte verzameld hebben in Gosen. Iedereen die Egypte verliet tijdens de exodus, kwam daar namelijk vandaan (Ex 12:37, Num 33:2-3), maar om te werk gesteld worden door alle Egyptenaren (Ex 1:13-14) zullen ze zich door minstens een groot deel van het land hebben verspreid.
Als Ipuwer over de exodus schrijft, betekent deze regel naar mijn idee dat de Israëlieten zich in Gosen verzamelden, zoals ibissen zich verzamelen in waterrijke gebieden.
there’s dirt everywhere,
None have white garments in this time.
- “En de HEERE deed overeenkomstig het woord van Mozes. De kikkers stierven weg uit de huizen, uit de binnenplaatsen en van de velden. Zij verzamelden ze bij hopen, en het land stonk ervan.” (Ex 8:13-14)
Lo, the land turns like a potter’s wheel,
The robber owns riches, [the noble] is a thief.
Lo, the trusted are like […]
The citizen [says], “Woe, what shall I do!”
Lo, the river is blood,
- “En al het water dat in de Nijl was, werd in bloed veranderd.” (Ex 7:20) “Zo gingen zeven dagen voorbij, nadat de HEERE de Nijl geslagen had.” (Ex 7:25)
As one drinks of it one shrinks from people
And thirsts for water.
- “Maar alle Egyptenaren groeven in de omgeving van de Nijl naar drinkwater, want van het water van de Nijl konden zij niet drinken.” (Ex 7:24)
Lo, doors, columns, coffers are burning,
- “Toen strekte Mozes zijn staf naar de hemel, en de HEERE gaf donder en hagel. Vuur schoot naar de aarde … Er viel hagel en er flitste vuur te midden van de hagel, een zeer zware bui.” (Ex 9:23-24)
While the hall of the palace stands firm.
- “Toen de koning van Egypte verteld werd dat het volk gevlucht was, keerde het hart van de farao en zijn dienaren zich tegen het volk … Hij spande zijn strijdwagen in en nam zijn volk met zich mee.” (Ex 14:5-6) De farao en zijn dienaren zullen in het paleis zijn geweest, dat ondanks alle rampen dus nog overeind stond.
- Het commentaar van John A. Wilson op deze twee zinnen is: “Either this is said out of respect for the king, or it sets an invidious contrast between the fate of the people and the indifference of the pharaoh.” 9
“De dienaren van de farao zeiden tegen hem: Hoelang zal deze man (Mozes) voor ons tot een valstrik zijn? Laat de mannen gaan, zodat zij de HEERE, hun God, kunnen dienen! Beseft u nog niet dat Egypte verloren is?” (Ex 10:7) “Maar de HEERE verhardde het hart van de farao, zodat hij de Israëlieten niet liet gaan.” (Ex 10:20)
Lo, the ship of the South founders,
Towns are ravaged, Upper Egypt became wasteland.
Lo, crocodiles gorge on their catch,
People go to them of their own will.
˹The land is injured˺,
- “De dienaren van de farao zeiden tegen hem: … Beseft u nog niet dat Egypte verloren is?” (Ex 10:7)
One says, “Don’t walk here, there’s a net,”
People flap like fish,
The scared does not discern it in his fright.
Lo, people are diminished,
He who puts his brother in the ground is everywhere.
- “En het gebeurde te middernacht dat de HEERE alle eerstgeborenen in het land Egypte trof, vanaf de eerstgeborene van de farao, die op zijn troon zou zitten, tot aan de eerstgeborene van de gevangene, die zich in de gevangenis bevond” (Ex 12:29).
“… vertrokken de Israëlieten door een opgeheven hand, voor de ogen van alle Egyptenaren, terwijl de Egyptenaren hen begroeven die de HEERE onder hen getroffen had, alle eerstgeborenen …” (Num 33:3-4).
˹The word of the wise has fled without delay˺.
Lo, the son of man is denied recognition,
The child of his lady became the son of his maid.
- Er was vermenging tussen Egyptenaren en hun dwangarbeiders, de Israëlieten: “de zoon van een Israëlitische vrouw, die tevens de zoon van een Egyptische man was” (Lev 24:10).
Ipuwer: pagina 3
Lo, the desert claims the land,
The nomes are destroyed,
Foreign bowmen 10 have come into Egypt.
- Deze boogschutters uit de woestijn zijn een van de grootste punten tegen een identificatie van Ipuwers noodsituatie met de exodustijd. Toen de Israëlieten vertrokken was het enige leger dat problemen voor hen veroorzaakte, het Egyptische (Ex 14:4).
Het weerleggen hiervan vraagt te veel tekst, dus verwijs ik door naar deel 2, Boogschutters uit de woestijn.
Lo, […] 11
There are no people anywhere,
Lo, gold, lapis lazuli, silver, and turqoise,
Carnelian, amethyst, íbht-stone and […]
Are strung on the necks of female slaves.
- “De Israëlieten hadden gedaan overeenkomstig het woord van Mozes en hadden van de Egyptenaren zilveren voorwerpen, gouden voorwerpen en kleren gevraagd. Bovendien had de HEERE het volk genade gegeven in de ogen van de Egyptenaren, zodat zij hun het gevraagde gaven. Zo beroofden zij de Egyptenaren.” (Ex 12:35-36)
Deze stenen kunnen letterlijk om de halzen van de vrouwelijke slaven gehangen zijn. “Zo kwamen ze, de mannen en de vrouwen. Ieder die gewillig van hart was (om te geven voor de bouw van de tabernakel), bracht sierspelden, oorringen, zegelringen, halssierraden en allerlei gouden voorwerpen.” (Ex 35:22)
Op de onbekende íbht-steen na beroofden de Israëlieten Egypte van alle bovenstaande stenen: - goud (Ex 35:22)
- lapis lazuli. De “saffier” in de hogepriesterlijke kleding (Ex 28:18) is in het Hebreeuws sappîr. Dat is geen saffier, want dat was onbekend voor het eind van de eerste eeuw v.Chr.. Het is lapis lazuli. 12
- zilver (Ex 25:24)
- turkoois. De “smaragd” in de hogepriesterlijke kleding (Ex 28:18) is in het Hebreeuws nōp̄eḵ, ofwel turkoois, dat in het tweede millennium gewonnen werd in onder andere Serabit el-Khadim, op het westelijke deel van het Sinaïschiereiland. 13
- kornalijn. De “robijn” in de hogepriesterlijke kleding (Ex 28:17) is in het Hebreeuws ’ōḏem, en komt van het woord voor rood. Het is waarschijnlijk kornalijn. Robijn was onbekend in het Midden-Oosten voor de eerste eeuw n.Chr.. 14
- amethist. De “onyx” in de kleding van de hogepriester (Ex 28:20) is in het Hebreeuws šōham, een populaire steen in die tijd. Het kwam uit het land Havila (Gen 2:12), een gebied in Arabië (Gen 10:29-30), en in west-centraal Saudi-Arabië, in An Nagab, zijn achtergelaten amethisten gevonden. šōham is waarschijnlijk amethist. 13
Noblewomen roam the land,
Ladies say, “We want to eat!”
Lo, […] noblewomen,
Their bodies suffer in rags,
Their hearts ˹shrink˺ from greeting [˹each other˺].
Lo, chests of ebony are smashed,
Precious ssndm-wood is chopped […]
- Tussen de rijkdommen waarvan Israël Egypte beroofde, zat acaciahout (Ex 35:24). Acacia is niet ssndm, want het Hebreeuwse woord voor acacia, shittah, komt van het Egyptische šnd.t 15, maar het zal net als ssndm kostbaar zijn geweest.
Lo, [˹tomb˺]-builders 16 have become field-laborers,
Those who were in the god’s bark are yoked [to it].
- Volgens Josephus bouwde Israël piramiden. 17 “Zij (de Egyptenaren) maakten het leven bitter voor hen (Israël) door … allerlei werk op het veld” (Ex 1:14). Zonder de Israëlieten moesten de Egyptenaren, of overgebleven slaven, het werk doen.
None indeed sail north to Byblos today. What shall we do for pine trees for our mummies? Free men are buried with their produce, nobles are embalmed with their oil as far as Keftiu (probably Crete). They come no more. Gold is lacking;
- Israël had een flinke hoeveelheid goud meegenomen (Ex 35:22).
exhaused are ˹materials˺ for every kind of craft. What belongs to the palace has been stripped. What a great thing it is when the oasis-peasants come with their festival offerings, mats and [skins], fresh rdmt-plants, the ˹fat˺ of birds …
Lo, Yebu (Elephantine), ˹This˺ (Thinis) […] 18 are not taxed because of strife. Lacking are ˹grain˺,
- “Het vlas en de gerst waren platgeslagen, want de gerst stond al in de aar en het vlas in de knop.” (Ex 9:31)
charcoal, írtyw 19, m3’w-wood, nwt-wood, brushwood.
- “De hagel sloeg al het veldgewas neer en versplinterde alle bomen van het veld.” (Ex 9:25)
The output of craftsmen are lacking […] … What good is a treasury without its revenues? Happy is the heart of the king when gifts come to him. And when every foreign land [comes], that is our success (metaphor, this is our water), that is our fortune. What shall we do about it? All is ruin!
Lo, merriment has ceased, is made no more,
Groaning is throughout the land, mingled with laments.
- “En er was een luid geschreeuw in Egypte, want er was geen huis waarin geen dode was.” (Ex 12:30)
Lo, every have-not is one who has,
Those who were
Ipuwer: pagina 4
people (Egyptians) are strangers whom one shows the way.
- Samen met de Israëlieten vertrok een groep Egyptenaren (Ex 12:38, Lev 24:10).
Lo, everyone’s hair [has fallen out],
One can’t distinguish the son of man from the pauper.
- Bar-Ron verbindt dit met de pest, de zesde plaag (Ex 9:8-12).
Lo, [˹one is numb˺] from noise,
No ˹voice is straight˺ in years of shouting,
No ˹end of shouting˺.
Lo, great and small <say>, “I wish I were dead,”
Little children say, “He should not have made me live!”
Lo, children of nobles are dashed against walls,
Infants are put out on high ground.
Lo, those who were entombed are cast on high ground,
Embalmers’ secrets are thrown away.
Lo, gone is what yesterday has seen,
The land is left to its weakness like a cutting of flax.
(stuk niet gekopieerd)
Lo, all maidservants are rude in their speech,
When the mistress speaks it irks the servants.
Lo, trees are felled, branches stripped,
- “De hagel … versplinterde alle bomen van het veld.” (Ex 9:25)
And the servant abandons
Ipuwer: pagina 5
his household.
People say when they hear it:
Gone is the gain of abundance of children.
Food is lacking […]
What does it taste like today?
Lo, the great hunger and suffer,
- De vissen waren gestorven (Ex 7:21), in ieder geval en groot deel van het vee was gestorven (Ex 9:6, 25), het veldgewas en de bomen waren verwoest door de hagel (Ex 9:25), en sprinkhanen hadden het land en de overgebleven bomen kaalgevreten (Ex 10:15).
(stuk niet gekopieerd)
Lo, the ways are [blocked], the roads watched. One sits in bushes till the night-traveler comes, in order to plunder his load. What is upon him is seized; he is assaulted with blows of the stick; he is criminally slain.
Lo, gone is what yesterday was seen,
The land is left to its weakness like a cutting of flax.
Citizens come and go in desolation,
[…]
If only this were the end of man,
No more conceiving, no
Ipuwer: pagina 6
births!
Then the land would cease to shout,
Tumult would be no more!
- “De dienaren van de farao zeiden tegen hem: … Beseft u nog niet dat Egypte verloren is?” (Ex 10:7)
Daarnaast is er een interessante parallel: “Hoe meer zij (de Egyptenaren) het (volk Israël) echter onderdrukten, hoe talrijker het werd en hoe meer het zich uitbreidde, zodat zij in angst verkeerden vanwege de Israëlieten.” (Ex 11:12)
Lo, [one eats] herbs, washed down with water,
Birds find neither fruit nor herbs,
One takes […] from the mouth of pigs,
No face is bright … hunger.
Lo, grain is lacking on all sides, (de andere vertaling: Indeed, everywhere barley has perished)
- “… en de gerst waren platgeslagen, want de gerst stond al in de aar” (Ex 9:31).
One is stripped of clothes,
- “De Israëlieten … hadden van de Egyptenaren … kleren gevraagd.” (Ex 12:36)
Unanointed 20 with oil,
- Israël nam olie mee uit Egypte (Ex 35:28-29).
Everyone says, “There’s nothing.”
The storehouse is bare,
Its keeper stretched on the ground.
… 21
- “Zo beroofden zij de Egyptenaren.” (Ex 12:36)
Had I raised my voice at that time,
To save me from the pain I am in!
Lo, the private chamber 22, its books are stolen,
The secrets in it are laid bare.
Lo, magic spells are divulged,
Spells are made worthless through being repeated by people. (de andere vertaling: smw– and shnw-spells are frustrated because they are remembered by men.)
- “Maar de Egyptische magiërs deden met hun bezweringen hetzelfde (water in bloed veranderen), zodat het hart van de farao zich verhardde.” (Ex 7:20, 22)
“Maar de magiërs deden met hun bezweringen hetzelfde. Ook zij lieten kikkers uit het land Egypte omhoog klimmen.” (Ex 8:7)
“De magiërs deden met hun bezweringen hetzelfde om muggen voort te brengen, maar zij konden het niet.” (Ex 8:18)
Volgens John A. Wilson kunnen dit twee type spreuken zijn, waarvan er een begon met het woord “gaan” en de ander met “omhullen”. 23 De eerste kan slaan op de kikkers, die uit Egypte gingen, en de tweede over het water dat in bloed veranderde.
Lo, offices are opened,
Their records stolen,
The serf becomes an owner of serfs.
Lo, [scribes] are slain,
Their writings stolen,
Woe is me for the grief of this time!
Lo, the scribes of the land-register,
Their books are destroyed,
The grain of Egypt is “I go-get-it.”
Lo, the laws of the camber are thrown out,
Men walk on them in the streets,
Beggars tear them up in the alleys.
Lo, the beggar comes to the place of the Nine Gods,
The procedure of the House of Thirty is laid bare.
Lo, the great council chamber is invaded,
Beggars come and go in the great mansions.
- Nergens in de Bijbel staat dat de tien plagen de gebouwen van Egypte verwoestten. Alles kreeg een flinke slag, de mensen, het eten en de samenleving, maar de gevangenen zaten nog in de gevangenis (Ex 12:29) en “er was geen huis waarin geen dode was” (vers 30).
De Egyptenaren van het Middenrijk hadden veel dienaren en arbeiders. Israël was kleiner dan elk van de zeven volken van Kanaän (Deut 7:1), het was zelfs het kleinst van al de volken (Deut 7:7), dus het ligt voor de hand dat er meer dwangarbeiders waren. Daar zaten ook Egyptenaren tussen, bijvoorbeeld misdadigers of zij die de rekeningen niet meer konden betalen. In Thebe stond de Grote Gevangenis, en in andere steden stonden kleinere gevangenissen; hier werd nauwkeurig bijgehouden wie waarvoor veroordeeld was. 24
Lo, there is much hatred in the streets,
The wise says, “Yes,” the fool says, “No,”
The ignorant is satisfied.
Lo, those who were entombed are cast on high ground,
Embalmers’ secrets are thrown away.
Ipuwer: pagina 7
See now, fire has leaped high,
Its flame will attack the land’s foes!
- Volgens Bar-Ron gaat dit over God, Die in de vuur- en wolkkolom voor de Egyptenaren stond (Ex 14:20, 24).
Hier begint een nieuw gedeelte, waar de zinnen beginnen met “Zie”. In het voorgaande beschrijft Ipuwer de eerste chaos, hier, in het “nu” van Ipuwer op het moment waarop hij spreekt, is de chaos volwassen geworden.
See now, things are done that never were before,
The king has been robbed by beggars. 25
See, one buried as hawk (de koning) is … 26
What the pyramid hid (de sarcofaag) is empty.
- “Dan zal Ik (God) ten koste van de farao en ten koste van heel zijn leger geëerd worden, zodat de Egyptenaren zullen weten dat Ik de HEERE ben.” (Ex 14:4) “Want toen het water terugvloeide, bedolf het de strijdwagens en de ruiters van het hele leger van de farao, die hen (de Israëlieten) in de zee achternagekomen waren. Niet een van hen bleef er over.” (Ex 14:28)
Een van de opvallendste dingen aan Ipuwers pagina’s 1-6, is de afwezigheid van de koning en een leger om orde te houden. Een koning wordt genoemd aan het eind van pagina 3, maar dat is een flashback naar betere tijden. Pas hier duikt hij op, en dan is hij nog wel overleden, en ligt zijn lichaam niet in zijn piramide.
In de Bijbel lijkt de farao van de exodus zich alleen met Mozes en God bezig te houden; nergens staat dat hij iets doet aan de gevolgen van de plagen, behalve zijn hart onvermurwbaar houden (bijv. Ex 9:34), tot hij verdrinkt.
See now, the land is deprived of kingship
By a few people who ignore custom. 27
- Israël was kleiner dan elk van de zeven volken van Kanaän (Deut 7:1), het was zelfs het kleinst van al de volken (Deut 7:7). Als Ipuwer het hier niet heeft over een volk, en de schaos die hij beschrijft inderdaad veroorzaakt werd door de tien plagen, heeft hij het over Mozes en Aäron, die de gebruiken negeerden door te vragen of de Israëlieten God mochten vereren in de woestijn (Ex 5:3-4). Dankzij de door hen afgekondigde plagen verdronk uiteindelijk de farao.
See now, men rebel against the Serpent 28,
[Stolen] is the crown of Re, who pacifies the Two Lands.
See, the secret of the land, its limits are unknown,
If the residence (Amenemhat-itj-tawy, de hoofdstad van dynastieën XII en XIII) is stripped, it will collapse in a moment.
See, Egypt has fallen to pouring water,
He who poured water on the ground seizes the mighty in misery.
- “Mozes strekte zijn hand uit over de zee, en tegen het aanbreken van de morgen vloeide de zee terug naar zijn oorspronkelijke plaats, terwijl de Egyptenaren het water tegemoetvluchtten. Zo stortte (letterlijk: schudde uit) de HEERE de Egyptenaren midden in de zee.” (Ex 14:27) “Maar U hebt met Uw adem geblazen, de zee heeft hen (de farao en zijn leger) bedolven. Zij zonken als lood in machtige watermassa’s.” (Ex 15:10)
De Egyptische Demotic Chronicle, die het einde van het onafhankelijke Egypte vertelt, beschrijft de tweede verovering van Egypte door de Perzen met water: “The rain is on the stone … means: people are fallen into slaughter. The water is the people, the stone is the slaughter.”
Bar-Ron verbindt dit met Exodus 4:9 en 30, waar Mozes water uit de Nijl op de grond uitgoot dat veranderde in bloed.
Ipuwer: pagina 7-11
Ipuwer gaat nog even door over wat er allemaal mis is in Egypte. Zijn twee belangrijkste thema’s zijn de onveiligheid in Egypte en de omkering van alles wat normaal is. Op pagina 8 schrijft hij: “Lo, a man is happy eating his food.”
- “Maar de tarwe en de spelt waren niet platgeslagen, want die zijn later.” (Ex 9:32)
“The affairs of the people (Egyptians) have gone to ruin”, schrijft Ipuwer op pagina 9. “See, all the craftsmen, they do not work, The land’s foes have despoiled its craftsmen.”
Aan het eind van pagina 9 begint een nieuw gedeelte. Hij vertelt wat “the majesty of the All-Lord” moet doen om weer orde op zaken te krijgen, waarin het belangrijkste het herstel van de godsdienst is. Deze All-Lord kan de koning zijn (Amenemhat I noemt zich de “Lord of All” in sectie 13 van zijn Onderwijzingen en zijn zoon in sectie 1), maar ook de zonnegod Ra zijn, de schepper van goden en mensen 29. Lichtheim denkt aan de zonnegod, maar zegt ook dat Ipuwer in het laatste bewaarde deel de koning aanspreekt, niet de zonnegod. 30
Lower Egypt weeps. The king’s storehouse is “I go-get-it,” for everyone, and the whole palace is without its revenues. It should have emmer, barley, corn, and fish; it should have with cloth, fine linen, copper, and oil. It should have carpet and mat […] all good woven products …
- “Het vlas en de gerst waren platgeslagen” (Ex 9:31).
- “De vissen die in de Nijl waren, stierven” (Ex 7:21).
- “De Israëlieten … hadden van de Egyptenaren … kleren gevraagd.” (Ex 12:35)
- Tussen de buit zat “fijn lijnnen” (Ex 35:25).
- Er werd koper verzameld voor de bouw van de tabernakel (Ex 35:24).
- Olijfolie was een van de ingrediënten van de heilige zalfolie (Ex 30:24).
- Tussen de buit zat ook “blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol” (Ex 35:25).
Ipuwer: pagina 11-15
Lo, why does he seek to fashion <men>, when the timid is not distinguished from the violent? If he would bring coolness upon the heat, one would say: “He is the herdsman of all; there is no evil in his heart. His herds are few, but he spends the day herding them.” There is fire in their hearts! If only he had perceived their nature in the first generation! Then he would have smitten the evil, stretched out his arm against it, would have destroyed their seed and their heirs! But since giving birth is desired, grief has come and misery is everywhere. So it is and will not pass, while these gods are in their midst. Seed comes forth from mortal women; it is not found on the road. Fighting has come, and the punisher of crimes commits them! There is no pilot in their hour. Where is he today? Is he asleep? Lo, his power is not seen!
- “Hoe meer zij (de Egyptenaren) het (volk Israël) echter onderdrukten, hoe talrijker het werd en hoe meer het zich uitbreidde” (Ex 1:12). De koning wou Israëlitische vrouwen laten leven: “Bovendien zei de koning van Egypte tegen de vroedvrouwen van de Hebreeuwse vrouwen … : Als u de Hebreeuwse vrouwen bij het bevallen helpt en u let op de stenen baarstoel, dan moet u, als het een zoon is, hem doden, maar als het een dochter is, mag zij blijven leven.” (Ex 1:15-16)
- “En hij (farao) riep Mozes en Aäron in de nacht (van de dood van de eerstgeborenen), en zei: Sta op, ga weg uit het midden van mijn volk, zowel u als de Israëlieten, en ga weg” (Ex 12:31). “De Egyptenaren drongen sterk aan bij het volk, om het snel uit het land te laten gaan, want zij zeiden: Wij gaan anders allemaal sterven!” (Ex 12:33)
In het volgende gedeelte richt Ipuwer zich, volgens Lichtheim, direct tot de koning. De koning lijkt zich niet bewust van de chaos; “If only you would taste a little of these miseries! Then you would say […]” Dan komt de All-Lord zelf aan het woord: “The experience of the people is that they say: “Egypt will not be given over <to> sand!”” Uit Ipuwers reactie daarop blijkt dat het weer gedeeltelijk goed gaat met Egypte: “It pleases the heart to ignore it. You have done what pleases their hearts. You have sustained people among them. Yet they cover their faces in fear of tomorrow.” Wat hij verder zegt is verdwenen, samen met de rest van de papyrus.
laatste wijziging: 3 mei 2021
- By Unknown, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=24140447[↩]
- Deels van Bibleblender, en deels van Anne Habermehl, The Ipuwer Papyrus and the Exodus, in Proceedings of the Eighth International Conference on Creationism (2018), ed. J.H. Whitmore, p. 3, en Michael S. Bar-Ron, The truth of Torath Moshe & What to do with it[↩]
- Miriam Lichtheim, Ancient Egyptian Literature: Volue I: The Old and Middle Kingdoms (1975), p. 150-161[↩]
- A.R. David (1996), p. 190[↩]
- De andere vertaling heeft hiertussen “judge”.[↩]
- De andere vertaling voegt hier toe: “at [fruition]”[↩]
- John A. Wilson: The pottery god shaped infants on his wheel. ANET, p. 441, voetnoot 6[↩]
- John A. Wilson: Let us banish many from us. ANET, p. 441[↩]
- ANET, p. 441, voetnoot 8[↩]
- De andere vertaling heeft: barbarians from abroad.[↩]
- De andere vertaling: Indeed, men arrive […] and indeed,[↩]
- James E. Harrell, James K. Hoffmeier en Kenton F. Williams, Hebrew Gemstones in the Old Testament: A Lexical, Geological, and Archaeological Analysis, in Bulletin for Biblical Research 27.1 (2017), p. 18-20[↩]
- James E. Harrell, James K. Hoffmeier en Kenton F. Williams, Hebrew Gemstones in the Old Testament: A Lexical, Geological, and Archaeological Analysis, in Bulletin for Biblical Research 27.1 (2017), p. 17-18[↩][↩]
- James E. Harrell, James K. Hoffmeier en Kenton F. Williams, Hebrew Gemstones in the Old Testament: A Lexical, Geological, and Archaeological Analysis, in Bulletin for Biblical Research 27.1 (2017), p. 28-29, 32[↩]
- Benjamin J. Noonan, Egyptian Loanwords as Evidence for the Authenticity of the Exodus and Wilderness Traditions (2019), p. 52[↩]
- John A. Wilson: [pyramids], ANET, p. 441[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 2.9.1[↩]
- De andere vertaling: [are in the series] of Upper Egypt[↩]
- De andere vertaling: irtyw-fruit[↩]
- De andere vertaling: spice. Opmerking van Miriam Lichtheim: Ḫs3, “unanointed,” rather than Gardiner’s restored ḫs3t, “spices(?)”.[↩]
- De andere vertaling: a happy state of affairs! …[↩]
- De andere vertaling: the private council-member[↩]
- ANET, p. 442, voetnoot 18[↩]
- Hayes (1955), p 40-41[↩]
- De andere vertaling: Behold, things have been done which have not happened for a long time past; the king has been deposed by the rabble.[↩]
- De andere vertaling: he who was buried as a falcon <is devoid> of biers[↩]
- John A. Wilson: “Men who know not plans.” ANET, p. 442[↩]
- De andere vertaling: the Uraeus[↩]
- Miriam Lichtheim, Ancient Egyptian Literature: Volue I: The Old and Middle Kingdoms (1975), p. 162, voetnoot 24[↩]
- Miriam Lichtheim, Ancient Egyptian Literature: Volue I: The Old and Middle Kingdoms (1975), p. 162, voetnoot 25, 29[↩]