De paarse weg is de Via Maris, ofwel de weg door het land van de Filistijnen (Ex 13:17), in het Egyptisch de Weg van Horus. De rode weg is de Koninklijke Weg (Num 20:17, 21:22). 1
Inleiding
De reden van deze post is anderhalf vers uit de Bijbel: “Toen de farao het volk had laten gaan (1446), is het gebeurd dat God hen niet leidde langs de weg door het land van de Filistijnen, hoewel dat korter was. Want God zei: Anders zal het het volk berouwen bij het zien van oorlog en wil het naar Egypte terugkeren. Daarom leidde God het volk om, langs de weg door de woestijn naar de Schelfzee.” (Ex 13:17-18)
Deze oorlog was kort daarna al afgelopen. In het tweede jaar na de exodus (Num 10:11), tijdens de druivenoogst (Num 13:23), juni-september 1445, stuurde Mozes twaalf verkenners naar Kanaän (Num 13:1-2). In geen enkel deel van hun verslag wordt een oorlog genoemd: “Zij gingen op weg en verkenden het land, van de woestijn Zin tot Rehob, bij Lebo-Hamath. (…) Zij vertelden het Mozes en zeiden: Wij zijn in dat land gekomen waarheen u ons gestuurd hebt, en werkelijk, het vloeit over van melk en honing, en dit is zijn vrucht. Het volk echter dat in dat land woont, is sterk, de steden zijn versterkt en heel groot, en ook hebben wij daar nakomelingen van Enak (reuzen) gezien. In het Zuiderland woont Amalek, in het bergland wonen de Hethieten, de Jebusieten en de Amorieten, aan de zee en aan de oever van de Jordaan wonen de Kanaänieten.” (Num 13:21, 27-29)
Dit was geen Egyptische oorlog, want Egypte was in grote verwarring. Zoeken naar een oorlog in Kanaän wordt dan een kwestie van geluk hebben dat er iets bewaard is gebleven. Uit Kanaän zijn geen archieven bewaard gebleven, zoals in Egypte en Mesopotamië. De legers van Mesopotamië bereikten tot het eind van het tweede millennium v.Chr. nauwelijks de kust van de Middellandse Zee. Van de paar bekende verslagen over deze kust is er maar een die past. Iaḫdun-Līm, die over Mari regeerde rond de tijd van de exodus, schrijft dat hij daar oorlog voerde.
Mari
Eerst de datering van Iaḫdun-Līm. Samsi-Adad I van Assyrië (1445-1413) veroverde Mari in het jaar Haya-malik 2, ofwel 1428, op Sūmû-Iamam, de opvolger van Iaḫdun-Līm. Van Sūmû-Iamam zijn 3 jaarnamen bekend, waarvan het eerste het jaar was waarin hij koning werd; van Iaḫdun-Līm zijn dat er 15. Hij regeerde dus uiterlijk 1445-1430. Een paar jaarnamen kunnen missen; dat is niet verrassend voor deze tijd.
Iaḫdun-Līm schrijft: “From distant days when the god El built Mari, no king resident in Mari reached the sea, reached the mountains of cedar and boxwood (Libanon, waar Salomo’s cederhout vandaan kwam), the great mountains, and cut down their trees, (but) Iaḫdun-Līm, son of Iaggid-Līm, powerful king, wild bull of kings, by means of his strength and overpowering might went to the shore of the sea, and made a great offering (befitting) his kingship to the Sea. His troops bathed themselves in the Sea. (Next) he entered into the cedar and boxwood mountains, the great mountains, and cut down these trees – box, cedar, cypress, and elammakum. He made a commemorative monument, established his fame, and proclaimed his might. He made that land on the shore of the Sea submit, made it subject to his decree, and made it follow him. Having imposed a permanent tribute on them, they now bring their tribute to him.” 3
Deze oorlog kan in het eerste deel van zijn regering zijn uitgevochten. “In that same year” stonden namelijk drie koningen in Syrië tegen hem op, waaronder Baḫlu-kullim van Tuttul. Iaḫdun-Līm versloeg ze en bouwde in Mari een tempel voor Šamaš, de zonnegod. “May the god Šamaš … grant to Iaḫdun-Līm … a mighty weapon which overwhelms the enemies (and) a long reign of happiness and years of joyous abundance, forever.” 4 Iaḫdun-Līms andere inscriptie zal later zijn geschreven, want hij noemde zich nu ook koning van Tuttul en schrijft hij dat zijn wens is uitgekomen: “the god Dagān proclaimed my kingship (and) gave to me a mighty weapon that fells my royal enemies.” 5 Hij verloor dan het land aan de zee, dat een permanent tribuut zou brengen, want in heel deze inscriptie noemt hij dat land niet. 6
Ondanks het verlies bleef de oorlog aan zee wel in herinnering. Zimri-Lim, een nakomeling van Iaḫdun-Līm, kreeg te horen van de ziener Abiya: “Thus says Adad (god van Aleppo): “I gave the whole country to (your ancestor) Yaḫdun-Lim. Thanks to my weapons, he did not meet his equal. He, however, abandoned me, so I g[av]e to Šamši-Adad the land I had given to him … [break] … let me re[st]ore you! I restored you to the th[rone of your father’s house], and I gave you the weapon[s] with which I fought the Sea.” 7
Egypte
Een mogelijke verwijzing naar de oorlog in Kanaän komt uit Egypte. Salitis (1445-1436), de eerste koning van dynastie XV, versterkte volgens Manetho de oostelijke districten van zijn land, “foreseeing that the Assyrians, as they grew stronger, would one day covet and attack his kingdom.”
De Assyriërs werden op dit moment sterker onder Samsi-Adad I. Twee van Iaḫdun-Līms jaarnamen noemen gevechten met hem. De dreiging moet serieus zijn geweest voor Salitis, tot minstens in de omgeving van Egypte, anders hadden zijn verdedigingswerk geen zin. Het is daarom mogelijk dat Iaḫdun-Līm oorlog voerde tot in of bij de Gazastrook en dat toen Samsi-Adad de overhand leek te krijgen, Salitis dacht dat Samsi-Adad Iaḫdun-Līms oorlog zou herhalen.
Conclusie
De Bijbel meldt niet waar de oorlog precies was, alleen dat Israël de oorlog tegen zou komen als ze over de weg van de Filistijnen zouden gaan. Deze weg loopt vanaf de grens van Egypte langs de kust en buigt pas bij Galilea af naar het oosten. Om langs de kust in het noorden van het Beloofde Land te komen moesten ze die weg wel een eind volgen. De oorlog kan aan de kust tussen de Gazastrook en Libanon zijn geweest.
Dat kan het gebied zijn waar Iaḫdun-Līm zijn oorlog voerde en de bewoners onderwierp aan een “permanent” tribuut, maar wat hij ook weer verloor.
Het is nooit met zekerheid te zeggen dat Iaḫdun-Līms oorlog bedoeld wordt in Exodus 13; beide bronnen zijn daar net te onduidelijk over. Maar beide oorlogen werden uitgevochten aan de kust en de chronologie klopt in ieder geval ongeveer. Het zou een oorlog van Kanaänieten tegen Kanaänieten kunnen zijn, maar Iaḫdun-Līms oorlog was specifiek aan de kust. Dat juist in de tijd van de exodus een oorlog in Libanon en, als mijn vermoeden over Salitis klopt, ook in Kanaän kan worden gevonden, waarbij de bewoners het juk van zich af wisten te schudden, is daarom een argument in het voordeel van de Bijbel.
laatste wijziging: 1 augustus 2021
- By Briangotts, rowanwindwhistler, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=89919186[↩]
- REL 182, Gojko Barjamovic, Thomas Hertel en Mogens Trolle Larsen, Ups and Downs at Kanesh. Chronology, History and Society in the Old Assyrian Period (2012), p. 95, 6-7[↩]
- RIME 4, p. 605-606[↩]
- RIME 4, p. 606-607[↩]
- RIME 4, p. 602[↩]
- RIME 4, p. 602-604[↩]
- Seth L. Sanders, Absalom’s Audience (2 Samuel 15-19), in Journal of Biblical Literature 138, No. 3, 2019, p. 527[↩]