De twaalf opgerichte stenen en dat wat op een altaar lijkt voor de Har Karkom 1, ofwel de Sinaï. In Mozes’ tijd was het minder rotsig: de berg lag voorbij de woestijn en er groeide gras in de buurt (Ex 3:1) en er konden in ieder geval buiten het kamp gaten gegraven worden (Deut 23:13). Er was genoeg water, niet alleen om te drinken, maar ook om heel Israël hun kleren te laten wassen (Ex 19:10).
Inleiding
Over de berg Sinaï is een heleboel geschreven. Minstens twintig bergen zijn naar voren geschoven, de een met meer bewijs dan de ander, maar geen van deze heeft evenveel overeenkomsten met de Bijbelse beschrijving als de Har Karkom. Dit is een berg in het zuiden van het huidige Israël, ongeveer halverwege de “driehoek” ten zuidwesten van de Dode Zee. Het ligt bij de berg die 3500 jaar geleden Paran heette (Deut 33:2) in het gebied van Teman (Hab 3:3), wat een deel was van Edom (Gen 36:11, Richt 5:4). Op een paar inscripties uit Kuntillet ‘Ajrûd, in de noordelijke Sinaï, wordt God “YHWH the Têmān” genoemd. 2. Tegenwoordig heet dit gebied de Negev-woestijn.
De Har Karkom werd vanaf 1980 archeologisch onderzocht door een Italiaans team, onder leiding van Emmanuel Anati. Hij kon door alle vondsten die overeenkomsten hebben met de Bijbel niet anders dan concluderen dat dit de berg Sinaï is. 3 Een samenvatting van de onderzoeksresultaten uit de eerste twee decennia werd door hem in 2001 gepubliceerd, en staat online. 4
Har Harkom is de huidige, Hebreeuwse naam, en betekent Berg van Saffraan. In het midden van de 20e eeuw n.Chr. werd de berg door de lokale Bedoeïenen in het Arabisch nog Jebel Ideid genoemd, Berg van Vieringen of Berg van Menigten. Dat is een passende naam. Op en rond de berg, in een gebied van zo’n 200 vierkante kilometer, liggen minstens 1200 archeologische sites, resten van onder andere dorpen, kampplaatsen, aanbiddingsplekken, rotskunst, bewoonde rotsschuilplaatsen, begraafplaatsen en geogliefen. Het was een verzamelplaats in de woestijn waar veel mensen kwamen om te aanbidden. 5 Dat was niet alleen zo in de tijd van de exodus. Al in het vroege paleolithicum was er al een “heiligdom”, site HK 86B, aan de oostgrens van het plateau. In de late Kopertijd en de vroege Bronstijd kwamen steeds meer mensen naar de berg. Deze periode noemt Anati de BAC, het Bronze Age Complex, en loopt door tot in de Midden-Bronstijd. Tijdens de BAC lagen er meer dan honderd nederzettingen in de omliggende valleien en stond het plateau vol met heiligdommen, staande pilaren of menhirs, tumuli, stenen cirkels, altaren, geogliefen en meer dan 40.000 rotstekeningen. Daarna was de berg compleet verlaten. 3 (Voor een preciezere datering van het verlaten van de Har Karkom, zie hier.)
Ondanks al het onderzoek op en bij de Har Karkom blijft het een raadsel waarom juist de Har Karkom een heilige berg was, niet alleen voor de eerste mensen die door het gebied trokken, maar ook veel en veel later. 6
En de andere bergen dan?
Geen andere berg op het Sinaï-schiereiland en in de Negev was zo duidelijk een heilige berg in de Bronstijd. In het zuiden van het schiereiland ligt de Jebel Musa, de Berg van Mozes, bij het Catharinaklooster, maar de oudste heilige plekken komen hier pas uit de Byzantijnse periode. Dat geldt ook voor de Jebel Sin Basher in het westen van het schiereiland en andere bergen die worden voorgesteld als de Sinaï. Bij de Jebel Halal, in het noorden van het schiereiland, zijn sites uit het paleolithicum gevonden en veel begrafenistumuli uit de Bronstijd, maar verder niks uit de Bronstijd. De Har Karkom bewijst niet dat de wonderen gebeurd zijn of dat Gods wet ontstond op de hoogtes, of dat de Israëlieten hier kampeerden. Alles wat Anati kan zeggen is dat dit de berg lijkt te zijn die vermeld wordt in de Bijbel. 7
Er zijn ook mensen die de Sinaï in Saudi-Arabië bezoeken, maar Gordon Franz heeft uitgelegd waarom de Sinaï daar niet gevonden is en niet gevonden kan worden. In hetzelfde artikel legt hij uit waarom Paulus schrijft dat de Sinaï in Arabië ligt (Gal 4:25). Arabië was in Paulus tijd namelijk niet het schiereiland uit de 21e eeuw. Volgens Strabo was Arabië het gebied tussen de Perzische Golf en de oostkant van de Nijl; dat is inclusief het Sinaï-schiereiland. Ook volgens Herodotus begon Arabië al bij de golf van Suez, dus direct ten oosten van Egypte. De Joden die de Septuagint schreven noemden Gosen niet voor niets “Gesem in Arabië” (Gen 45:10, 46:34). De regio die Paulus bedoelde omvatte dus ook het Parangebergte met de Har Karkom.
In Rafidim, vlak bij de Horeb, werd Israël aangevallen door de Amalekieten (Ex 17:1, 8). Amalek woonde in het Zudierland van Kanaän (Num 13:29) en kort na de exodus smolten al de inwoners van Kanaän weg van angst (Ex 15:15). Als de Har Karkom de Sinaï is en de berg van God dus niet ver ten zuiden van Kanaän lag, en niet in het zuiden of westen van het schiereiland lag, viel Amalek mogelijk aan omdat ze zich bedreigd voelden. Volgens Rachab waren de Kanaänieten tijdens de intocht nog steeds bang voor Israël (Joz 2:10-11).
De berg
De berg van God heeft twee toppen. Dat kan je concluderen uit Deuteronomium, waarin Mozes samenvat wat ze hebben meegemaakt sinds de exodus. Wat in Exodus op de Sinaï gebeurde speelde zich volgens andere verzen af bij de Horeb. God sloot een verbond met Israël op de top van de berg Sinaï (Ex 34:2, 10) en bij de Horeb (Deut 5:2, 29:1). “De aanblik van de heerlijkheid van de HEERE op de top van de berg (Sinaï) was in de ogen van de Israëlieten als een verterend vuur” (Ex 24:16-17); Hij sprak vanuit het midden van het vuur bij de Horeb (Deut 4:15). Toen Israël het gouden kalf aanbad wou God hen uitroeien bij de Sinaï (Ex 31:18, 32:10) en bij de Horeb (Deut 9:8). Mozes en God spraken op de Sinaï (Ex 24:16) en bij de Horeb (Ps 106:19).
Dit waren niet twee verschillende bergen. Toen Mozes God ontmoette bij de berg van God, de Horeb, nog voor de exodus, zei God dat Mozes en de Israëlieten Hem hier zouden dienen (Ex 3:1, 12), wat ze deden op de berg Sinaï (Ex 19:11). De Heer sprak bij de Horeb dat de Israëlieten lang genoeg hier waren gebleven (Deut 1:6); na bijna een jaar voor de Sinaï te hebben gewoond (Num 10:11-12) braken ze op van de berg Sinaï (Num 3:1). De bewuste berg zal er een zijn geweest met twee toppen, die beide een andere naam hadden.
“De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde. De rook ervan steeg omhoog als de rook van een oven” (Ex 19:18). “De aanblik van de heerlijkheid van de HEERE op de top van de berg (Sinaï) was in de ogen van de Israëlieten als een verterend vuur” (Ex 24:16-17). “De HEERE is van Sinaï gekomen, als de zon kwam Hij uit Seïr op. Hij verscheen blinkend vanaf het gebergte Paran” (Deut 33:2). Zo’n drie kilometer van de Har Karkom staat een berg met verschillende platformen uit de BAC-periode. De grootste is 10 meter breed, een ander iets kleiner, de andere twee zo’n 8 meter. Twee worden omringd door stenen. In deze platforms liggen alleen stenen; het zijn dus geen begraafplaatsen. Hier was zo’n heftige brand dat de stenen zijn gesmolten. Ook op de Har Karkom zijn sporen van brand gevonden, en onder andere in Megiddo en Arad. Heilige vuren zijn niet ongewoon in het oude Midden-Oosten. Het kunnen altaren, brandstapels of plekken van een vuurritueel zijn. Het vuur en de rook moeten van ver zichtbaar zijn geweest. 9 In dat geval is het interessant dat het Hebreeuwse woord achter gebergte, har, ook berg betekent.
“Mozes ging de wolk binnen en klom de berg verder op. En Mozes was veertig dagen en veertig nachten op de berg.” (Ex 24:18) Hij beklom de berg op de 18e dag van de derde maand (Ex 19:1,11), 26 mei 1446; dat is aan het eind van de lente. Veertig dagen en nachten later was het 5 juli. In 1994 werd een grot in de Har Karkom gevonden waar één iemand leefde. Naast een vlakgemaakte plek om te slapen zijn er restanten gevonden van een vuurplaats, scherven van een waterkruik uit de overgangfase tussen de Vroege en Midden-Bronstijd, twee vuurstenen messen en een spatel van bot. De bewoner hield van orde; botten naast het vuur vertellen dat de bewoner vlees at, eieren van onder andere de kwartel, patrijs en struisvogel, en kleine zoogdieren. De grot werd dus bewoond tijdens de vogeltrek, in de herfst of de lente. Hij haalde waarschijnlijk water in de buurt, wat doet denken dat hij er in de winter of lente woonde. Hij zal er daarom gewoond hebben in de lente. Tussen de voedselresten werden schalen van struisvogeleieren gevonden, die gedateerd kunnen worden op het einde van het Oude Rijk. Het is nooit te zeggen of deze grot gewoond werd door Mozes, maar het is mogelijk. 5 In ieder geval de tweede keer dat hij veertig dagen en veertig nachten op de berg was at en dronk hij niet (Ex 34:28).
Voordat de Israëlieten zich bij de berg verzamelden, was de berg al heilig. “En Mozes hoedde het kleinvee van zijn schoonvader Jethro, de priester van Midian. Hij dreef het kleinvee tot voorbij de woestijn, en hij kwam bij de berg van God, de Horeb.” (Ex 3:1) Voor de tabernakel werd opgericht brachten de Israëlieten in het open veld aan zowel God als de demonen (Lev 17:5, 7). De Har Karkom werd verlaten na de laatste fase van de BAC, BAC-IV, maar was al heel lang daarvoor een heilige berg. Het plateau was bedekt met heilige plekken, onder andere heiligdommen, pilaren of menhirs, tumuli, stenen cirkels, altaren, geogliefen en minstens 40.000 rotstekeningen. 3 Voor een precieze datering van het verlaten van de Har Karkom, zie hier.
“En Mozes … kwam bij de berg van God, de Horeb. En de Engel van de HEERE verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een doornstruik. Mozes zei: Laat ik nu naar dat indrukwekkende verschijnsel gaan kijken, waarom de doornstruik niet verbrandt.” (Ex 3:1-3) Het was niet bijzonder genoeg dat de doorstruik brandde om naar de berg te gaan, de struik moest heel blijven. Op de Har Karkom verbranden soms spontaan struiken.
“U moet voor het volk een grens stellen rondom de berg door te zeggen: Wees op uw hoede dat u de berg niet beklimt of ook maar de voet ervan aanraakt. Ieder die de berg aanraakt, zal zeker gedood worden.” (Ex 19:12) Het bergplateau is letterlijk bezaaid met resten uit het paleolithicum: vloeren van hutten, vuurplaatsen en vuursteenwerkplaatsen, in een uitstekende conditie. Toeristen aan het eind van de twintigste eeuw n.Chr. hebben zelfs meer schade toegebracht aan deze sites dan alle andere bezoekers uit de voorgaande millennia. De mensen uit de BAC-periode hadden dus geen toegang tot het plateau. 3
“Vanaf de Horeb in de richting van het Seïrgebergte, tot aan Kades-Barnea, is het elf dagen reizen.” (Deut 1:2) Voordat de kameel werd getemd kon een groep met vrouwen, kinderen en ouderen maximaal vijftien kilometer per dag reizen. Elke avond hadden ze water nodig. Kades-Barnea, het huidige Ein-Kudeirat, is door een oud spoor via de Jebel Arif el-Naqe, de Bijbelse berg Seïr, verbonden met de Har Karkom. Hierlangs is water beschikbaar met telkens maximaal vijftien kilometer ertussen:
- I. Har Karkom (Sinaï) tot Beer Karkom: 7 kilometer
- II. Beer Karkom (Rafidim) tot Thumilat Bereka: 15 kilometer
- III. Thumilat Bereka tot Ein Mughara: 13 kilometer
- IV. Ein Mughara tot Bir Main: 7 kilometer
- V. Bir Main tot Bir el-Beida: 9 kilometer
- VI. Bir el-Beida tot Riyash: 14 kilometer
- VII. Riyash tot Thumilat el-Aguz: 13 kilometer
- VIII. Thumilat el-Aguz tot Tabghat ez-Zafra: 15 kilometer
- IX. Tabghat ez-Zafra tot Bir es-Saida: 11 kilometer
- X. Bir es-Saida tot El Kuseime: 12 kilometer
- XI. El Kuseime tot Ein Kudeirat (Kades-Barnea): 8 kilometer
Totaal: 124 kilometer 12
“Hij (Mozes) stond ’s morgens vroeg op en bouwde onder aan de berg een altaar en richtte twaalf gedenkstenen op voor de twaalf stammen van Israël.” (Ex 24:4) In de buurt van HK 52, een site aan de voet van de Har Karkom die bewoond werd in de BAC-periode, staat een groep van twaalf pilaren in twee rijen van zes, vlak voor een klein platvorm van stenen, mogelijk een altaar. Het is deze vondst die Anati en zijn team liet denken dat er een connectie kan zijn tussen de Har Karkom en de Sinaï. 13
Toen Mozes vroeg om de heerlijkheid van de Heer te zien, antwoordde Hij: “Zie, hier is een plaats bij mij, waar u op de rots moet gaan staan. En het zal gebeuren, als Mijn heerlijkheid voorbijtrekt, dat Ik u in een kloof van de rots neer zal zetten en u met Mijn hand zal bedekken tot Ik voorbijgegaan ben.” (Ex 33:18, 21-22) Op een van beide toppen van de Har Karkom is iets unieks voor een berg in deze regio: een kleine rotsschuilplaats. 15
“Volgens alles wat Ik u (Mozes) zal tonen, een ontwerp van de tabernakel en een ontwerp van al zijn voorwerpen, zó moet u het maken.” (Ex 25:9) Site HK 24, door de opgravers het Midiantische heiligdom genoemd, ligt op het plateau van de Har Karkom. Het is een stenen platform, gericht op het oosten, waaromheen kleine tumuli, geogliefen en rotsgraveringen zijn gevonden; sommige zijn voetprinten die naar de top van de berg staan. Hier woonden geen mensen. 16
Nadat Israël de Sinaï verliet werd de berg pas weer bezocht toen Elia naar “de berg van God, de Horeb” liep (1 Kon 19:8). Dit was in de tijd van Achab (874/3-853), in de IJzertijd. Elia overnachtte bij de berg (vers 11) in een grot (vers 9). In geen van de verkende grotten op en bij de Har Karkom zijn resten uit de IJzertijd gevonden. Wel werd de Har Karkom na de BAC-IV pas weer bezocht tijdens de IJzertijd. Site HK 173 heeft aardewerk uit de 9e eeuw. In dit kleine dorp stonden acht structuren met stenen funderingen en een heiligdom, met in het midden een staande steen. Het is onwaarschijnlijk dat ze langer in gebruik waren dan één seizoen. 9
Na Elia wordt in de Bijbel weer gezwegen over de berg. Tot 587, de val van Jeruzalem en in de Babylonische ballingschap, is er maar een site gevonden bij Har Karkom; Beer Karkom, een paar kilometer naar het noorden, had er acht. Ongeveer dezelfde aantallen gelden voor de Perzische en Griekse periodes. Pas in de Romeins-Byzantijnse tijd werd het er weer minder rustig. 3
Mensen
Toen Mozes naar Egypte reisde “nam Zippora (zijn vrouw) een vuurstenen mes en besneed de voorhuid van haar zoon” (Ex 4:25). “In die tijd zei de HEERE tegen Jozua: Maak u stenen messen en besnijd de Israëlieten” (Joz 5:2). In het vroege paleolithicum stonden op de oostelijke kant van het bergplateau minstens 50 vuursteenwerkplaatsen, want daar is uitstekend vuursteen. Dit werd oorspronkelijk gebruikt als alledaags gereedschap, maar later alleen nog voor rituelen als besnijdenissen en offers. 3
De Israëlieten vertrokken gehaast en lopend uit Egypte, zonder veel spullen mee te kunnen nemen (Ex 12:31-34). Veel woonplekken uit de BAC-tijd met stenen fundamenten hebben wat materiaal betreft eenzelfde cultuur, zijn rijk aan vuurstenen werktuigen en hebben maar weinig aardewerk. Het aardewerk is van slechte kwaliteit en slecht gemaakt, lijkt erg op elkaar en is niet gedecoreerd; “a culture poor in material wealth”. 17
In de buurt van de Sinaï woonden Midianieten (Ex 3:1), Amalekieten (Num 13:29), Israëlieten en Edomieten (Richt 5:4). De Midianieten handelden (Gen 37:28), de Israëlieten hielden vee (Num 20:19) net als de Kenieten (Ex 3:1), de Edomieten hadden akkers en wijngaarden (Num 20:17). Rondom de Har Karkom zijn vijf verschillende typen bebouwingen gevonden waar groepen met een verschillende levensstijl (veehouders, landbouwers, jagers en handelaars) woonden, die uit dezelfde tijd dateren, van de Kopertijd tot de Midden-Bronstijd. Zie hoofdstuk 6 van Anati’s boek voor een uitgebreide beschrijving. 17
Rotskunst
Rotskunst kan worden ingedeeld in periodes. Op en bij de Har Karkom is rotskunst gevonden uit periode IV/A komt uit de vroege Bronstijd en komt voor op en bij de Har Karkom; periode IV/B komt uit de late Bronstijd, maar is niet bekend van de Har Karkom. 18
“Ook trok een grote groep van mensen van allerlei herkomst met hen mee, en kleinvee en runderen, zeer veel vee.” (Ex 12:38) De rotskunst uit IV/A plaatst twee groepen in dezelfde tijd; de een leefde van de jacht, de ander van veehouderij. Dit is de eerste periode waarin het hoeden van vee voorkomt, en de laatste waarin runderen afgebeeld staan. 18
“Maar Abraham zei tegen de koning van Sodom: Ik zweer bij de HEERE, (Letterlijk: Ik heb mijn hand opgeheven naar de HEERE.) God, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit,” (Gen 14:22) Tijdens het verblijf bij de berg Sinaï aanbad Israël niet alleen God, maar ook demonen (Lev 17:3-4, 7). In de rotskunst uit periode IV/A komen twee soorten verering voor. In de ene soort afbeeldingen staan steenbokken naast voetafdrukken of aanbidders, in de andere soort staan aanbidders voor abstracte symbolen. Anati noemt als voorbeeld een aanbidder met omhooggeheven armen voor een simpele lijn, of mensen die aanbidden onder een kronkellijn, mogelijk de lucht. 18
“De HEERE zei tegen hem (Mozes): Wat hebt u daar in uw hand? Hij zei: Een staf. Hij zei: Werp hem op de grond. En hij wierp hem op de grond en hij werd een slang. En Mozes vluchtte ervoor.” (Ex 4:2-3) Op een staande steen staat een afbeelding van een slang met een staf, vergezeld van ideogrammen. De staf heeft hoorns die macht symboliseren en lijkt te veranderen in de slang. Anati schrijft dat een staf die verandert in een slang een wijdverspreid idee kan zijn onder woestijnmensen, maar het feit dat Mozes ervoor vluchtte zegt wat anders, en wijst de eerste staf die in een slang veranderde toe aan de staf uit deze twee verzen. 18
“Toen zei de HEERE tegen Mozes: Houw twee stenen tafelen voor u uit, zoals de eerste, dan zal Ik op die tafelen de woorden schrijven die op de eerste tafelen stonden, die u in stukken gebroken hebt.” (Ex 34:1) Een andere rotsgravering beeldt tweelingtabletten uit met tien vakken. Anati zegt er wel bij dat de gravering, gebaseerd op de verwering en de hoeveelheid patina, een groen of bruin vlies dat door roest aan de oppervlakte van brons verschijnt, dus dat de gravering ouder lijkt te zijn. 18
“… de HEERE, uw God, … Die u geleid heeft in die grote en vreselijke woestijnen, met gifslangen, schorpioenen en droogte, waar geen water was; Die uit hard gesteente water voor u liet komen” (Deut 8:14-15). In het Hebreeuws staat in plaats van gifslangen “nahas saraf”, slangen en saraf. Bij een spoor dat naar een natuurlijke waterpoel leidt, achter de rotsen van een wadi (site HK 39), staat een rotsgravering met slangen, een saraf (giftige hagedis) en schorpioenen. Dit was volgens Anati waarschijnlijk bedoeld om de aanwezigheid van water in de rots daaronder aan te duiden. 18
“U moet ook een kandelaar van zuiver goud maken. … En zes armen moeten uit de zijkanten ervan uitsteken: drie armen van de kandelaar uit zijn ene kant, en drie armen van de kandelaar uit zijn andere kant.” (Ex 25:31-33) Anati noemt het niet, maar bij de Har Karkom is een afbeelding gevonden die op zo’n kandelaar lijkt: 22
Tabernakel
Het terrein op en rond de Har Karkom is van een soort dat alleen verandert als er mensen komen; sporen van autobanden staan naast een pad uit het paleolithicum, en zonder bijvoorbeeld aardewerk is het onmogelijk om te zeggen welke sporen ouder zijn. Vlak bij de Har Karkom, in de buurt van Beer Karkom (Rafidim), zou door Anati’s medewerker Flavio Barbiero de grondafdruk zijn gevonden van de tabernakel. Van alle details zoals die beschreven zijn in Exodus zijn resten gevonden op de grond. 23 Anati heeft het daar niet over in zijn boek, maar Barbiero vat het boek samen en voegt dit eraan toe.
Hoe dan ook, hieronder is een foto van de fundamenten volgens Barbriero.
Andere interessante vondsten
Deze vondsten hebben niet direct te maken met de exodus, maar wel met de cultuur waarbinnen de aartsvaders en de Israëlieten leefden.
“God was met de jongen (Ismaël) en hij werd groot. Hij woonde in de woestijn en werd boogschutter. Hij woonde in de woestijn Paran en zijn moeder nam een vrouw voor hem uit het land Egypte.” (Gen 21:21) In periode III van de rotskunst bij Har Karkom, dus voor de bovenstaande rotskunst, bestonden de afbeeldingen vooral uit de jacht. De jagers dragen dierenhuiden, jagen met pijl en boog op steenbokken en worden geassisteerd door honden. In deze periode verschijnen de eerste cultusplaatsen met een steenbok. 18
“De priester van Midian had zeven dochters. Zij kwamen om water te putten en vulden de drinkbakken om het kleinvee van hun vader te drinken te geven. Toen kwamen de herders en joegen hen weg, maar Mozes stond op, verloste hen en gaf hun kudde te drinken.” (Ex 2:16-17) In periode IV/A komen voor het eerst herders voor. 18
Sommige tumuli op de Har Karkom en de omliggende heuvels werden gebruikt als graf, andere om gebeurtenissen te herdenken. In de graven lagen de botten in een groep, wat betekent dat ze verzameld waren nadat het lichaam vergaan was. Een van deze graven had aardewerk uit de overgangsfase tussen de Vroege en Midden-Bronstijd; na het begin van de Midden-Bronstijd werd niemand meer herbegraven. Jozef werd herbegraven (Gen 50:26, Joz 24:32) en volgens Anati Jakob ook (Gen 47:29-30), dus hij dateert de aartsvaders daarom in deze vroege tijd. 3 Toen Jakob een verbond sloot met Laban liet hij een steenhoop oprichten (Gen 31:45-47). In Bethel richtte hij een stenen gedenkteken op waar God met hem had gesproken (Gen 35:14). Jozua liet steenhopen oprichten boven Achan (Joz 7:25-26) en de koning van Ai (Joz 8:29).
Boven op de berg, op hetzelfde deel van het plateau, staan vijftien kleinere “persoonlijke heiligdommen”. Deze zijn gebouwd door verschillende handen. De meeste bestaan uit een menhir, of een kei die daar van nature al stond, met meestal een mensachtige vorm en soms met een gegraveerd oog. Ze zijn omgeven door een cirkel van kleinere stenen en in de buurt is telkens een krater of een diepe markering. Anati denkt dat de staande stenen in de cirkel de Bijbelse terafim zijn, de familiegoden die Rachel van haar vader stal (Gen 31:19, 31-35). 3
Een groep van deze “terafim” werd in 1999 gevonden in de grond onder site HK 24, ook bekend als het “Midianitische Heiligdom”. 3 “Toen gaven zij Jakob al de vreemde goden die ze bij zich (letterlijk: in hun hand) hadden, en de ringen die ze in de oren droegen. En Jakob verborg ze onder de eik die bij Sichem staat.” (Gen 35:4)
Conclusie
De Israëlieten reisden in de Bronstijd naar de berg van God. Op het hele Sinaïschiereiland is maar één heilige berg uit die periode te vinden, en wel een berg die overeenkomsten heeft met de berg van God en zelfs met specifieke gebeurtenissen uit de Bijbel. Ook past de cultuur rondom de berg bij de tijd van de aartsvaders en de exodus. Net als Anati kom ik daarom tot de conclusie dat de Har Karkom de berg van God is.
Voor de datering van Israëls bezoek aan de berg, zie hier.
laatste wijziging: 20 september 2022
17 augustus 2023: de chronologie bleek anders in elkaar te zitten dan ik in 2021-2022 dacht en is aangepast
- CC BY-SA 4.0[↩]
- Shmuel Aḥituv, Echos from the past, Hebrew and Cognate Inscriptions from the Biblical Period, Selected and Annotated by Shmuel Aḥituv, vertaald en geëdit door Anson F. Rainey (2008), p. 318-322[↩]
- Anati (2001), hoofdstuk 2[↩][↩][↩][↩][↩][↩][↩][↩][↩]
- Emmanuel Anati, The Riddle of Mount Sinai – Archaeological Discoveries at Har Karkom (2001), door hem online gezet op www.harkarkom.com. Online heeft het boek geen paginanummers, de bronverwijzing is daarom naar de hoofdstukken.[↩]
- Anati (2001), hoofdstuk 1[↩][↩]
- Anati (2001), hoofdstuk 10[↩]
- Anati (2001), hoofdstuk 9[↩]
- Anati, Fig. 52[↩]
- Anati (2001), hoofdstuk 7[↩][↩]
- CC BY-SA 4.0[↩]
- CC BY-SA 3.0[↩]
- Anati (2001), hoofdstuk 4[↩]
- Anati (2001), hoofdstuk 5, en beschrijving van foto 50[↩]
- CC BY-SA 4.0[↩]
- Anati (2001), hoofdstuk 5[↩]
- Anati (2001), hoofdstuk 5, 8[↩]
- Anati (2001), hoofdstuk 6[↩][↩]
- Anati (2001), hoofdstuk 8[↩][↩][↩][↩][↩][↩][↩][↩]
- Foto van Emmanuel Anati[↩]
- CC BY-SA 4.0[↩]
- CC BY-SA 4.0[↩]
- CC BY-SA 3.0[↩]
- Flavio Barbiero, Har Karkom The Mountain of God, inclusief foto’s en een reconstructie[↩]
- CC BY-SA 3.0[↩]
- CC BY-SA 4.0[↩]