Thutmose III 1
Introductie
In de dagen van Debora werd Israël onderdrukt door de Kanaänieten (1223-1203), die 900 ijzeren strijdwagens hadden (Richt 4:2-4). Debora’s generaal Barak kon hen verslaan doordat God de tegenstanders “door de scherpte van het zwaard in verwarring (bracht) vóór Barak” (vers 15). Dit gebeurde bij Taänach (Richt 5:19).
Mijn chronologie van het Nieuwe Rijk is gebaseerd op de identificatie van de Bijbelse farao Sisak met Ramses III; Ramses regeerde dan 937-906. Bijna 400 jaar eerder, omstreeks 1200, regeerde dan Thutmose III. Hij versloeg in zijn eerste veldslag bij Taänach het leger van zijn vijanden, en maakte bij Megiddo 900 strijdwagens op hen buit.
In deze post bespreek ik het idee dat de strijd uit Debora’s tijd en Thutmose III’s oorlogsverslag twee kanten van dezelfde oorlog beschrijven. Dit idee is van Michael S. Sanders; ik heb het alleen uitgewerkt. Dezelfde conclusie, zo ondekte ik later, werd bereikt door Richard Abbot. (Ik kan geen link toevoegen, want de website waarop ik dat las bestaat niet meer.) Thutmose III regeerde dan 1229-1175. Daarnaast is er een archeologische overeenkomst tussen het lied van Debora en Barak, en Israël ten tijde van Thutmose III.
De strijd in de Bijbel
In deze tijd was Jabin de koning van Kanaän. Hij regeerde in Hazor en zijn bevelhebber, Sisera, woonde in Haroseth-Haggojim. Sisera onderdrukte Israël 20 jaar lang met geweld, want hij had 900 ijzeren strijdwagens. Toen riepen de Israëlieten het uit tot de Heer en Hij kwam in actie door Debora. Zij gaf Barak uit Naftali de opdracht om een leger te verzamelen bij de berg Tabor, aan de beek Kison. (Richt 4:1-7) Toen Sisera, die op dat moment in Haroseth-Haggojim was, werd verteld dat Barak op de Tabor was, ging hij naar hem toe met al zijn 900 strijdwagens en troepen (vers 13).
Barak daalde met zijn leger de berg af. “En de HEERE bracht Sisera met al zijn strijdwagens en heel zijn leger door de scherpte van het zwaard in verwarring vóór Barak, zodat Sisera van zijn strijdwagen afklom en te voet vluchtte. Barak joeg de strijdwagens en het leger na tot Haroseth-Haggojim. En heel het leger van Sisera viel door de scherpte van het zwaard; zelfs niet één bleef er over.” (vers 15-16) Sisera werd kort daarna vermoord door Jaël, de vrouw van de Keniet Heber.
Het lied van Debora en Barak, in hoofdstuk 5, heeft meer details. Na de oproep tot de strijd tegen de machtigen (vers 12-13) en een opsomming van de stammen die meestreden, of juist thuisbleven, (vers 14-18) volgt vers 19: “De koningen kwamen, zij streden. Toen streden de koningen van Kanaän bij Taänach, aan het water van Megiddo, maar buit aan zilver namen zij niet mee.” Vers 20-21: “Vanuit de hemel streden zij, vanuit hun banen streden de sterren tegen Sisera. De beek Kison sleurde hen mee, de aloude beek, de beek Kison! Vertrap, mijn ziel, de sterken!” De “scherpte van het zwaard” overviel Sisera’s leger dus bij Taänach, aan het water van Megiddo, en Barak bestreed Sisera’s leger bij de Kison.
In Psalm 83:10-11 staat: “Doe met hen (de tegenstanders van Israël) als met Midian, als met Sisera, als met Jabin aan de beek Kison: zij zij weggevaagd te Endor, zij zijn geworden tot mest op de aardbodem.” Endor ligt in de buurt van de Tabor, maar niet aan de Kison, waar de dode soldaten werden afgevoerd. Barak joeg het leger na tot Haroseth-Haggojim (Richt 4:16), dat wèl bij de beek Kison lag (vers 13). Hij zal Sisera’s leger de eerste klap hebben toegebracht in Endor en de laatste klap bij Haroseth-Haggojim, aan de Kison. Waar Haroseth-Haggojim lag is onbekend. 2

Het “water van Megiddo” is mogelijk de wadi even ten zuiden van Megiddo, die door Thutmose III Qina wordt genoemd. 4 Daar vond ik geen duidelijke kaart van, dus de Qina staat niet op de kaart hierboven. Ik weet daarom niet of de Qina doorloopt tot bij Taänach, of dat de omgeving van Taänach een andere rol speelde in de strijd. Hoe dan ook. Als het logisch was dat Barak, nadat hij de Tabor afdaalde, Sisera’s leger in Endor ontmoette, was het leger na de ontmoeting met “de scherpte van het zwaard” in de omgeving van Megiddo en Taänach naar het noordoosten gevlucht. “de scherpte van het zwaard” kwam dan uit het zuiden of zuidwesten. Barak en Debora kwamen dan niet in de buurt van Megiddo en Taänach.
De eerste slag was gewonnen, maar Israël was nog niet van de Kanaänieten af. “Zo vernederde God op die dag Jabin, de koning van Kanaän, vóór de Israëlieten. De hand van de Israëlieten drukte gaandeweg harder op Jabin, de koning van Kanaän, totdat zij Jabin, de koning van Kanaän, hadden uitgeroeid.” (Richt 4:23-24) De strijd tegen Sisera zal daarom eerder zijn geweest dan de 40-jarige rustperiode die hierop volgde (Richt 5:31, 1203-1163).
Thutmose III – aanloop naar de strijd
In het eerste voorjaar na de dood van Hatshepsut (1228-1208), het seizoen waarin koningen ten strijde trokken (2 Sam 11:1), verzamelde Thutmose III meteen zijn leger. Hij hield van oorlog; in de twintig jaar daarna voerde hij nog eens 16 campagnes. 5 Hij was een uitstekende veldheer die vele overwiningen behaalde. Het grootste deel van zijn annalen is bewaard gebleven op de muren van de tempel van Amun in Karnak. 6
“Year 22, 4th month of the second season, day 25. [His majesty passed the fortress of] Sile (de grens van Egypte), on the first campaign of victory [which his majesty made to extend] the frontiers of Egypt, in valor, [in victory, in power, and in justification]. Now this was a [long] time in years … plunder, while every man was [tributary] before … But it happened in later times that the garrison which was there was in the town of Sharuhen, while from Iursa (zuidelijk Israël) to the outer ends of the earth (noordelijk Syrië) had become rebellious against his majesty.” 7 Als Thutmose “de scherpte van het zwaard” was dat Sisera’s leger in verwarring bracht, is IV peret 25 in jaar 22 10 februari 1207.
“Year 23, 1st month of the third season, day 16 (4 maart 1207) – as far as the town of Yehem. [His majesty] ordered a conference with his victorious army, speaking as follows: That [wretched] enemy of Kadesh has come and has entered into Megiddo. He is [there] at this moment. He has gathered to him the princes of [every] foreign country [which had been] loyal to Egypt, as well as (those) as far as Naharin and M[itanni], them of Hurru, them of Kode, their horses, their armies, [and their people]”. Vanaf Yehem leidden drie wegen naar de vijand. De eerste eindigde bij Taänach, de tweeede liep ten noorden van Djefti en komt uit ten noorden van Megiddo, en de derde ging door de nauwe pas van Aruna. Thutmoses generaals wouden de nauwe pas ontwijken. Thutmose dacht dat zijn tegenstanders hetzelfde over hem verwachtten, en koos de nauwe pas. 8
Op I shemu 19 in jaar 23, 7 maart 1207, arriveerde het leger in Aruna. Ze trokken naar het noorden. “Then [his] majesty issued forth [at the head of] his [army], which was [prepared] in many ranks. [He had not met] a single [enemy. Their] southern wing was in Taanach, [while their] northern wing as on the south side [of the Qina valley. Then] his majesty rallied them saying: “… ! They are fallen!”” De Qina is een beek die ten zuiden van Megiddo stroomt. “His majesty reached the south of Megiddo on the bank of the Qina brook, when the seventh hour was in (its) course in the day.” 9
Thutmose III – de strijd
“Year 23, 1st month of the third season, day 21 (9 maart 1207), the day of the feast of the true new moon. Appearance of the king at dawn. Now a charge was laid upon the entire army to pass by … His majesty set forth in a chariot of fine gold, adorned with his accoutrements of combat, like Horus, the Mighty of Arm, a lord of action like Montu, the Theban, while his father Amon made strong his arms. The southern wing of his majesty’s army was at the hill south of [the] Qina [brook], and the northern wing was to the northwest of Megiddo, while his majesty was in their center, Amon being the protection of his person (in) the melee and the strength of [Seth pervading] his members. Thereupon his majesty prevailed over them at the head of his army. Then they saw his majesty prevailing over them, and they fled headlong [to] Megiddo with faces of fear.” 10

“They abandoned their horses and their chariots of gold and silver, so that someone might draw them (up) into this town by hoisting on their garments. Now the people had shut this town against them, (but) they [let down] garments to hoist them up into this town. Now, if only his majesty’s army had not given up their hearts to capturing the possessions of the enemy, they would [have captured] Megiddo at this time, while the wretched enemy of Kadesh and the wretched enemy of this town were being dragged (up) hastily to get them into their town, for the fear of his majesty entered [their bodies], their arms were weak, [for] his serpent-diadem had overpowered them.” 12
“Then their horses and their chariots of gold and silver were captured as an easy [prey. Ranks] of them were lying stretched out on their backs, like fish in the bight of a net, while his majesty’s victorious army counted up their possessions. Now there was captured [that] wretched [enemy’s] tent, which was worked [with silver], …” Hierna werd Megiddo belegerd, tot de stad in Thutmoses handen viel. De buit was groot en bestond uiteindelijk onder andere uit “1 chariot with gold, with a body of gold, belonging to that enemy, [1] fine chariot worked with gold belonging to the Prince of [Megiddo] …, and 892 chariots of his wretched army – total: 924”.” 13
Volgens de Barkal Stela vond de strijd plaats in de vallei van de Qina, en duurde de belegering van Megiddo 7 maanden (maart-oktober 1207). Blijkens een tekst in de tempel van Karnak bouwde Thutmose tijdens de oorlog het fort “Menkheper-Re-is-the-Binder-of-the-Vagabonds” in Libanon. 14
Richteren 5:19
“De koningen kwamen, zij streden. Toen streden de koningen van Kanaän bij Taänach, aan het water van Megiddo, maar buit aan zilver namen zij niet mee.” Het water van Megiddo, is zoals hierboven staat, waarschijnlijk de Qina uit Thutmoses verslag. Dit vers beschrijft de strijd van “de scherpte van het zwaard” tegen Sisera’s leger, en heeft grote overeenkomsten met Thutmoses verslag.
Als eerste “De koningen kwamen”. Volgens Thutmose: “That [wretched] enemy of Kadesh has come and has entered into Megiddo. He is [there] at this moment. He has gathered to him the princes of [every] foreign country [which had been] loyal to Egypt, as well as (those) as far as Naharin and M[itanni], them of Hurru, them of Kode, their horses, their armies, [and their people]”. Een groot deel van deze prinsen vluchtte kennelijk, want wanneer de strijd eindigt vluchten alleen de koning van Kadesh en de prins van Megiddo naar Megiddo.
“de koningen van Kanaän”: Megiddo was in handen van Kanaänieten (Richt 1:27-28), Kades komt niet voor in de Bijbel. Jabin van Hazor streed niet mee, want hij stuurde alleen zijn generaal en leger.
“bij Taänach, aan het water van Megiddo”: Taänach ligt ongever 8 kilometer ten zuidzuidoosten van Megiddo 15 en is in Thutmoses verslag de plaats waar de zuidelijke vleugel van het leger van zijn vijand zich bevond. Dat de noordelijke vleugel zich toen bij de Qina bevond is een reconstructie, maar uiteindelijk vond daar de strijd plaats. Het is mogelijk dat Thutmose een deel van zijn leger inzette om Taänach aan te vallen. Zijn verslag is tenslotte niet compleet, alleen uit een andere bron blijkt dat hij tegelijkertijd oorlog voerde in Libanon. Hoe dan ook, ook Taänach staat in Thutmoses lijst met plaatsnamen in Boven-Retenu. Het is nr. 42, t-‘-n-k. 16
“buit aan zilver namen zij niet mee”: Thutmose overwon de koningen en Megiddo, en behaalde een grote buit.
Meer overeenkomsten
Er zijn meer overeenkomsten tussen Richteren 4-5 en Thutmoses verslag, dan alleen dit ene vers. Dit varieert van het gebied waarover de Kanaänieten heersten tot hun onderlinge strijd.
- Sisera’s soldaten werden meegesleurd door de Kison (Richt 5:21). De strijd vond daarom plaats in de winter of de lente, want in de zomer stroomt er weinig water door de Kison. 17 Thutmoses slag bij de Qina vond, als hij een tijdgenoot was van Debora, plaats op 9 maart 1207.
- Sisera had 900 strijdwagens (Richt 4:3). Thutmose maakte 924 strijdwagens buit op zijn tegenstanders.
Het verschil tussen 900 en 924 is een afronding. Voor andere, belangrijkere, verschillen die met de strijdwagens te maken hebben, zie het volgende stukje. - Sisera en zijn leger waren op weg naar Barak, toen ze in verwarring werden gebracht door de scherpte van het zwaard (Richt 4:15). Door Thutmoses tactiek om voor de minst waarschijnlijk route te gaan, verraste hij zijn tegenstanders.
- Barak kwam uit Kedes in Naftali (Richt 4:6). Hier woonde Heber de Keniet (vers 11) met zijn vrouw Jaël, die Sisera vermoordde (vers 21). Er was “vrede tussen Jabin, de koning van Hazor, en het huis van Heber de Keniet.” (vers 17)
Thutmoses plaatsnamenlijst begint met q-d-š; de tweede naam is Megiddo. Het is niet logisch als dit Kadesh aan de Orontes is, want dat lag ver buiten het gebied van de plaatsen in deze lijst. Logischer is het als Kedes in Naftali wordt bedoeld. 18 - Het zuiden van Israël, het latere koninkrijk Juda, is opvallend afwezig. Alle stammen worden genoemd, op Levi, Juda en Simeon na (Richt 5:14-18. Machir is Manasse (Num 26:29) en Gilead was de woonplaats van Gad, Num 32:1). De enige hint naar het zuiden is dat Jaël, de moordenares van Sisera, getrouwd was met de Keniet Heber. Heber had zich afgezonderd van zijn volksgenoten (Richt 4:11), die in Juda woonden (Richt 1:16). Alhoewel Levi vaker ontbreekt en verspreid door het land woonde, is de afwezigheid van Simeon en Juda een reden dat sommigen denken dat de zuidelijke stammen pas later bij de Israëlieten gingen horen. 19
“But it happened in later times that the garrison which was there was in the town of Sharuhen, while from Iursa (zuidelijk Israël) to the outer ends of the earth (noordelijk Syrië) had become rebellious against his majesty.” 7 Iursa is in de vertaling van Breasteds Yeraza (Yeradja) en lag volgens hem in noordwestelijk Judea. 20
Saruhen lag in Simeon (Joz 19:6) en als Yeradja inderdaad in noordwestelijk Juda lag, hoorde het zuiden van Israël in deze tijd bij Egypte. Zij hoefden niet mee te strijden tegen Jabin, want Thutmose streed voor hen.
In Thutmoses lange lijst van plaatsnamen is Gezer de zuidelijkste geïdentificeerde stad. Alles ten zuiden van Gezer kan volgens Simons al in handen zijn geweest van Egypte, of bood geen weerstand aan Thutmoses leger. 21 - Sisera onderdrukte Israël 20 jaar lang (Richt 4:3), vanaf 1223.
Thutmose zat vanaf 1229 op de troon en begon pas oorlog te voeren in 1207, na de dood van Hatshepsut. “Now this was a [long] time in years … plunder, while every man was [tributary] before … But it happened in later times that the garrison which was there was in the town of Sharuhen, while from Iursa (zuidelijk Israël) to the outer ends of the earth (noordelijk Syrië) had become rebellious against his majesty.” 7 Het eerste deel hiervan, in de vertaling van Breasted: “Now, (at) that period [˹the Asiatics had fallen into] disagreement,˺ each man [fighting] against [˹his neighbor˺ … …]” 22
Tussen 1229-1223 zit genoeg tijd voor “rebellerende” groepen om anderen in dezelfde regio te onderdrukken. Zonder Egyptische legers in de buurt was daar ook de militaire ruimte voor. Afhankelijk van de vertaling staat er zelfs dat de “rebellen” tegen elkaar vochten. - In Richteren 10:12 wordt de onderdrukking door Sisera die van de Sidoniërs genoemd; zie hier voor de link van dit vers naar Sisera.
Een tekst uit een tempel van Karnak, waarvan veel verloren is gegaan, vertelt in het kort over Thutmoses eerste oorlog: “[…] Amon-Re, lord of Thebes, at the overthrow of Retenu, the wretched […] anew for my father, Amon […] the lands of the Fenkhu (Feniciërs), who had begun to invade my boundaries. […] ˹arrayed, in˺ hatred of my majesty. They fell upon their faces […] of Megiddo.” 23 - Jabin was na Sisera’s nederlaag niet volledig verslagen (Richt 4:24). Het duurde nog tot 1203 voordat de 40-jarige rust van Debora begon.
Thutmose was na zijn eerste oorlog niet klaar met Israël en omgeving. Zijn tweede campagne, uit jaar 24 (1206/5), bestond het ophalen van tribuut uit Retenu. 24 In zijn derde campagne, uit jaar 25 (1206/5), ging Thutmose naar Boven-Retenu “to subdue [˹all˺] the countrie[s,] according to the command of his father, Amon, who put them beneath his sandals”, en om planten te halen “in God’s-Land”. 25 Voor zover bekend werd de God van de Bijbel niet aanbeden in Egypte. Het zal daarom gaan om het land dat Amun aan Thutmose had gegeven.
Over de vierde campagne is niks bewaard gebleven. 26 Pas in zijn vijfde campagne, uit jaar 29 (1202/1), reisde hij buiten het in jaar 23 veroverde gebied. De opstand die hij had neergeslagen was 6 jaar later nog niet onderdrukt in de steden van Djahy, waar hij nog niet geweest was. 27
Als Thutmoses eerste oorlog uit 1207 het begin was van de verlossing van Israël uit de handen van Sisera, duurde het 4 jaar voordat de 40-jarige rust begon. In ieder geval in de eerste 1-2 jaar daarvan was Thutmose nog steeds actief in dit gebied.
De verschillen
Ondanks de overeenkomsten zijn er vier belangrijke verschillen. Het eerste is wat er gebeurde met de strijdwagens. Nadat Sisera met zijn strijdwagens en leger in verwarring was gebracht door “de scherpte van het zwaard” moet hij die wagens hebben meegenomen, want Barak joeg de strijdwagens en het leger na tot aan Haroseth-Haggojim (Richt 4:15-16). Nadat Thutmose zijn vijanden versloeg bij Megiddo plunderde hij het kamp van de vijand, en maakte onder andere de strijdwagens buit.
Om precies te zijn maakte Thutmose bij Megiddo “their chariots of gold and silver” buit. Zijn, voor zover bewaard gebleven, volledige lijst van buitgemaakte strijdwagens is: “1 chariot with gold, with a body of gold, belonging to that enemy, [1] fine chariot worked with gold belonging to the Prince of [Megiddo] …, and 892 chariots of his wretched army – total: 924”.” 13 Hij zal op dit moment alleen de strijdwagens van de koning van Kadesh en de prins van Megiddo hebben buitgemaakt, de rest kwam later.
Het tweede verschil is de tegenstander. Debora’s en Baraks tegenstander was Sisera, de generaal van Jabin, de koning van Hazor. Thutmoses tegenstander was de verschrikkelijke vijand van Kadesh. Dit levert geen problemen op, want Jabin regeerde alleen over Kanaän. De verschrikkelijke vijand van Kadesh “has gathered to him the princes of [every] foreign country [which had been] loyal to Egypt, as well as (those) as far as Naharin and M[itanni], them of Hurru, them of Kode, their horses, their armies, [and their people]”. Hurru is Kharu, een naam die in de tijd van Thutmose IV gebruikt werd voor Kanaänieten; zie hier voor die laatste connectie. Jabin zal zich hebben aangesloten bij de verschrikkelijke vijand van Kadesh.
Het derde verschil gaat opnieuw over de strijdwagens. Barak liet ze achter bij Haroseth-Haggojim, maar Thutmose maakte ze buit in Megiddo. Het vierde verschil tenslotte is de locatie. Thutmoses verslag beperkt het strijdtoneel tot de omgeving van Megiddo. Volgens de Bijbel streed Sisera daarna tegen Barak in Endor, en werd zijn leger achternagezeten tot Haroseth-Haggojim.
Beide laatste verschillen zijn samen te verklaren, zolang Thutmose een deel heeft weggelaten. Dit verslag is bewaard gebleven in de tempel van Amun in Karnak, om te erkennen dat Amun hem de overwinning had gegeven. 28 De mindere kanten van de oorlog kunnen daarom zijn weggelaten. Maar het is te combineren doordat Sisera’s leger eigendom was van de koning van Hazor (Richt 4:2), en het leger dat Thutmose versloeg van Kadesh en Megiddo was. Ook lag Sisera’s leger niet in Megiddo, maar in Haroseth-Haggojim (Richt 4:13). Een reconstructie: Sisera was met zijn leger onderweg naar Barak, maar werd bij het water van Megiddo in verwarring gebracht door de plotselinge aanwezigheid van een tweede vijand. Samen met de legers van Kadesh en Megiddo streed hij tegen Thutmose. Nadat ze waren verslagen vluchtten de koning van Kadesh en de prins van Megiddo de stad binnen, maar Sisera ontkwam met zijn strijdwagens en leger. Terwijl Thutmose het legerkamp plunderde trok Sisera verder naar Endor, om uiteindelijk door Barak te worden verslagen. Als Barak de strijdwagens achterliet kunnen ze door Thutmose zijn overgenomen en gerekend bij de buit.
Het enige wat ik niet kan plaatsen is “bij Taänach” als strijdlocatie van de Kanaänitische koningen in Richteren 5:19. Thutmose zegt over Taänach alleen dat de zuidelijke vleugel van zijn leger daar was, voor de strijd aan de Qina. De mogelijkheden voor speculatie zijn eindeloos, dus dat laat ik zitten.
De koning van Kanaän
Jabins titel “koning van Kanaän” zou “abnormaal” zijn, omdat Kanaän geen georganiseerd koninkrijk was onder één hoofd. 29 Maar in Egyptische bronnen duikt af en toe een heerser op van een verenigd Retjenu op. Dit gebied is een stuk groter dan dat van Jabin; het reikt van Israël tot en met het zuiden van Syrië.
In het Verhaal van Sinuhe, dat na het voorstellen van Sinuhe begint met de dood van Amenemhat I (1561), wordt Sinuhe ontvangen door ‘Amunenshy, “heerser van Boven-Retjenu”, ofwel de bergen van Libanon en het zuiden van Syrië. Khebeded(em), de broer van de “heerser van Retjenu”, wordt vermeld in Serabit el-Khadim in de Sinaïwoestijn tussen de jaren 4 en 13 van Amenemhat III (1465/4 en 1456/5). De “heerser van Retjenu, greatest of the great, Ipy-shemu, [justified?]” wordt vermeld op een zegel uit Avaris; met die tweede titel zette hij zichzelf boven de andere vorsten van Retjenu. De eigenaar van Tomb IV in Byblos gaf zichzelf eenzelfde titel, “heerser van heersers”. 30 In Jozua’s tijd was het noorden van Israël verenigd onder de koning van Hazor (Joz 11:10).
Er is dus niks vreemds aan de titel “koning van Kanaän”, want in ieder geval soms waren de Kanaänieten verenigd.
Archeologie
Debora en Barak geven in hun lied een beschrijving van Israël uit hun tijd: “In de dagen van Samgar (1223), de zoon van Anath, in de dagen van Jaël, lagen de wegen verlaten, en zij die de paden bewandelden, gingen kronkelwegen. De dorpen lagen verlaten in Israël, ze lagen verlaten, totdat ik, Debora, opstond, tot ik opstond, een moeder in Israël.” (Richt 5:6-7) Een moeder in Israël hoeft niet het land te verenigen, ze zorgt voor vrede (2 Sam 20:19).
Met de regering van Thutmose III begon in (het gebied van het huidige) Israël de Late Bronstijd IB. 31 Na de verwoestingen van de steden uit de Midden-Bronstijd werd Israël anders bewoond. Het aantal plaatsen verminderde. De belangrijkste plaatsen lagen nu langs de kust en belangrijke valleien in het binnenland. In het centrale heuvelland en de vallei van Berseba woonden nu duidelijk minder mensen. 32 In deze tijd was Israël voor Egypte een verdedigingszone tegen vijanden uit het noorden, en een bron voor hun eigen economie. 33 Het aardewerk in de Late Bronstijd was, afgezien van de import, slechter dan van eerdere periodes; door een verkeerde manier van drogen en bakken trok het aardewerk krom of kreeg het scheuren. Het werd niet meer centraal gebakken, maar in de huishoudens. 34
“Koos men nieuwe goden, dan was er strijd in de poorten. Werd er ook een schild of speer gezien onder veertigduizend in Israël?” (Richt 5:8)
In de Late Bronstijd stonden veel verschillende soorten tempels in Israël, met verschillende soorten beeldjes en andere spullen voor de erediensten. Dit doet denken dat de bewoners erg open waren in hun geloof. In verschillende regio’s en plaatsen werden waarschijnlijk verschillende goden en godinnen vereerd. Ook was er invloed uit het buitenland, onder andere van de Hethieten, en vooral van het Egyptische pantheon. 35
Conclusie
Zowel in de Bijbel als door Thutmose III wordt een oorlog binnen Israël beschreven, met een veldslag bij het water van Megiddo. De verslagen hebben grote overeenkomsten en het is mogelijk om de verschillen tussen beide uit te leggen, omdat de schrijver van Richteren en de schrijver van Thutmose verschillende doelen voor ogen hadden. Thutmose wou laten zien dat Amun met hem was, de Bijbel focust op Gods relatie met Israël. Beide verslagen vullen elkaar zelfs aan. Ik weet niet hoe groot de kans is dat twee verslagen met zelfs een vergelijkbare hoeveelheid strijdwagens níet dezelfde gebeurtenis beschrijven, maar het lijkt me niet groot. Ook is er een overeenkomst tussen Debora’s en Baraks beschrijving van Israël en de archeologische versie daarvan uit de tijd van Thutmose III.
“de scherpte van het zwaard” dat God inzette om Sisera te laten verslaan door Barak, lijkt me daarom niets anders dan het leger van Thutmose III. “En Debora zei tegen Barak: Sta op, want dit is de dag waarop de HEERE Sisera in uw handen gegeven heeft. Is de HEERE niet uitgetrokken voor u uit?” (Richt 4:14) Thutmoses tegenstanders hadden hem niet aan zien komen, dus alleen God kon weten op welke dag Barak en Debora met hun leger klaar moesten staan om Sisera te kunnen verslaan.
Dankzij Thutmoses verslag is deze gebeurtenis te dateren op I shemu 21 in jaar 23, ofwel 9 maart 1207.
Mijn eerste bouwsteen voor een chronologie van het Egyptische Nieuwe Rijk was de identificatie van Sisak met Ramses III; zie hier. Thutmose III leefde ongeveer 400 jaar eerder in de standaardversie van de Egyptische chronologie, en Debora bijna 400 jaar eerder in de Bijbelse chronologie. De identificatie van Thutmose III als de eigenaar van “de scherpte van het zwaard” is daarom de tweede bouwsteen voor mijn chronologie van het Nieuwe Rijk.
laatste wijzigingen:
18 juni 2023: hier en daar herschreven, toegevoegd de kaart en het stuk over Jabins titel
15-16 september 2024: volledig herschreven. Hier en daar uitgebreid, alinea’s over hetzelfde onderwerp bij elkaar gezet, toegevoegd dat Barak in de winter of lente moet hebben gestreden, dat Juda al bij Egypte kan hebben gehoord, dat Thutmose Kedes als eerste stad in zijn plaatsnamenlijst noemt, en misschien nog wel een paar dingen.
28-29 september 2024: de beschrijving van Israël uit het lied van Debora en Barak vergeleken met de archeologie uit Thutmose III’s tijd
14 oktober 2024: toegevoegd de vrede tussen Heber en Jabin
- Public Domain[↩]
- Beitzel (2012), p. 139[↩]
- Uitsnede van een kaart van קרלוס הגדול, aangevuld met de ligging van Megiddo, van Taänach, van de Tabor en van Endor[↩]
- Encyclopedia of the Bible – Waters of Megiddo[↩]
- Ancient Records, deel II, § 406[↩]
- Ancient Records, deel II, § 415-437[↩]
- ANET, p. 235, met voetnoot 14[↩][↩][↩]
- ANET, p. 235-236[↩]
- ANET, p. 236, met voetnoot 28[↩]
- ANET, p. 236[↩]
- By Harold Hayden Nelson[↩]
- ANET, p. 236-237[↩]
- ANET, p. 237[↩][↩]
- ANET, p. 238[↩]
- Watchtower ONLINE LIRARY, Inzicht in de Schrift, Deel 2, Taänach[↩]
- Simons (1937), p. 116 voor de vermelding, p. 219 voor de identificatie[↩]
- Cambridge Bible for Schools and Colleges, commentaar op Judges 5:21[↩]
- Simons (1937), p. 35-36[↩]
- Lawrence E. Stager, The Song of Deborah – Why Some Tribes Answered the Call and Others Did Not, Footnote 3[↩]
- Ancient Records, deel II, § 416, met voetnoot d[↩]
- Simons 1937), p. 35[↩]
- Ancient Records, deel II, § 416[↩]
- Ancient Records, deel II, § 438, met voetnoot e[↩]
- Ancient Records, deel II, § 444-449[↩]
- Ancient Records, deel II, § 450-452[↩]
- Ancient Records, deel II, $ 453[↩]
- Ancient Records, deel II, § 454[↩]
- ANET, p. 234-235[↩]
- Cambridge Bible for Schools and Colleges, commentaar op Judges 4:2[↩]
- Karin Kopetzky en Manfred Bietak, A Seal Impression of the Green Jasper Workshop from Tell el-Dab‘a, in Ägypten und Levante / Egypt and the Levant 26 (2016), p. 369-372[↩]
- Nava Panitz-Cohen, The Southern Levant (Cisjordan) During the Late Bronze Age, Chapter 36 in The Oxford Handbook of the Archaeology of the Levant (c. 8000-332 BCE) (2013), p. 542[↩]
- Panitz-Cohen, op. cit., p. 543[↩]
- Panitz-Cohen, op. cit., p. 547[↩]
- Panitz-Cohen, op. cit., p. 550-551[↩]
- Aaron Greener, Archaeology and Religion in Late Bronze Age Canaan, in Religions, Volume 10 (2019), p. 15 of 17[↩]