Categorieën
5. Tweede Tussenperiode Exodus Richters

Exodus: de nasleep

Leeuw en leeuwin spelen met elkaar. Gevonden in Beth-Sean (Beth-San) 1, standaardchronologie 14e eeuw. In elke chronologie woonden daar toen Kanaänieten.

Inleiding

Wat voor een onderzoek naar de exodus minstens zo belangrijk is als de bloeiperiode die daardoor eindigde, is kijken naar de nasleep van de exodus. Het Egyptische leger bestond niet meer en de Israëlieten konden 40 jaar lang door de Sinaïwoestijn trekken zonder Egyptenaren tegen te komen. Als de Israëlieten inderdaad slaven waren tijdens het Middenrijk, moet van die stilte iets terug te vinden zijn.

De nasleep: Israël

Direct na de exodus zwierf Israël 40 jaar door de woestijn (1446-1406). Over Egypte wordt nog gesproken als het slavenhuis waaruit God hen heeft geleid, en een land van gebruiken die ze niet na moesten volgen, maar opvallend genoeg ook als een land om naar terug te keren. Dat deden ze al binnen een paar maanden na het vertrek (Ex 17:3). Ze keerden nooit terug in de richting van Egypte, maar bleven in de buurt van de Schelfzee 2 en in de buurt van Edom, tot God het goed vond dat ze verder gingen naar Kanaän (Deut 1:46-2:2).

Na de verovering van Kanaän (1406-1401) leefde Israël in vrede te midden van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten en alle andere volken die ze niet hadden verdreven. Ze vermengden zich zelfs met hen (Richt 3:5-6). Wat kan je anders verwachten van een heel klein volk dat niet langer op hun God vertrouwt, dan dat het zich aansluit bij de grootste speler op dat moment? In deze tijd woonden ook de Sidoniërs in vrede (Richt 18:7, 28).

In Israël werd het weer onrustig toen Cusjan Risjataïm het land 8 jaar lang onderdrukte (1369-1361). Aan het begin daarvan was hij alleen nog de koning van Aram-Naharaïm, aan de Eufraat, maar aan het eind heerste hij over Aram (Syrië); dat is onmogelijk als Egypte zich met het noorden bemoeide. Daarna was er weer een vrede in Israël, tot de Moabieten het 18 jaar lang (1321-1303) in de greep hielden. Ook dat is onmogelijk als de Egyptenaren de macht over Israël hadden. Zij kwamen pas in 1223 weer in beeld, en werden meteen verslagen. De enig mogelijke uitzondering hierop is een opmerking van Josepus. Wanneer hij schrijft over de strijd die Jozua voerde tegen Jabin van Hazor, zegt hij dat de Kanaänieten van de vlakte (militaire) hulp kregen uit het land van de Filistijnen. 3 Als met deze Filistijnen Egyptenaren worden bedoeld, zoals in de Bijbel, kregen de Kanaänieten hulp van Egypte.

Samengevat kan je zeggen dat Egypte het grondgebied van Israël links liet liggen, helemaal vanaf de exodus in 1446 of de verovering van Kanaän in 1401, tot in 1223. Dat is een behoorlijke tijd, en als de tien plagen inderdaad het einde van het Middenrijk betekenden moet deze nasleep terug te vinden zijn in de Tweede Tussenperiode en het begin van het Nieuwe Rijk.

De nasleep: Egypte in de Tweede Tussenperiode

Het Middenrijk begon al voor de exodus (1446) uit elkaar te vallen, toen, mogelijk rond 1472, Wegaf dynastie XIII begon. Ook dynastie XIV, een groep koningen met veel West-Semitische namen, stond in die decennia op. Binnen een half jaar na de exodus viel een groep boogschutters uit de woestijn Egypte binnen, en na een serie plunderingen riepen ze Salitis (1445-1436) uit tot koning; met hem begon dynastie XV. Daarnaast ontstonden in het zuiden dynastieën XVI en XVII. Van al deze verschillende koninkrijken was XV de grootste stabiele factor. In ieder geval in Khyans tijd (1422-1395) was er vrede tussen XV en XIII. Kamose, de broer van Ahmose I die uiteindelijk de Hyksos zou verjagen en de eerste die tegen de Hyksos streed, deed dat tegen het advies in van zijn hovelingen: “The finest of their fields are ploughed for us, our cattle are pastured in the Delta. Emmer is sent for our pigs, our cattle are not taken away”. 4

Dat er contact bleef met de Levant, het gebied Israël-Syrië, blijkt uit het aarderwerk dat in Avaris, de hoofdstad van dynastie XV, is gevonden. Het is uitgebreid besproken door Anat Cohen-Weinberger en Yuval Goren. 5 Veel ervan komt uit Libanon en een deel uit Syrië, een klein deel komt uit het huidige Israël. Met Israël was duidelijk minder contact. Dit past bij de Bijbel. Kanaän had contact met Egypte (Ex 15:15), maar werd niet getroffen door de tien plagen. Onafhankelijk van wat er in Egypte gebeurde was het een rijk land vol sterke steden en legers, en zelfs reuzen (Num 13:17-28, Deut 20:1, Joz 2:9-10, etc.).

Vanaf stratum (bewoningslaag) E/2 in Avaris werd plotseling veel minder aardewerk geïmporteerd uit de Levant; tussen E/2 en E/1, een stratum later waarin Khyan (1422-1395) van XV vermeld wordt, breidde Avaris enorm uit. Naar mijn mening is dit de komst van de Kanaänieten die de schrik voor de Israëlieten op zich hadden (Joz 2:9), en voor hen uit vluchtten (Ex 23:27-28). Het meeste aardewerk met een Kanaänitische stijl is in stratum E/2 al gemaakt in Egypte. Dat past bij mensen die hals over kop vluchtten.

Cohen-Weinberger en Goren hebben zelfs onderzocht waar de in Avaris geïmporteerde kruiken precies vandaan kwamen. De klei komt uit de heuvels rondom de kust van Karmel (groep F), de kuststrook tussen Asdod en de Karmel (groep G), de Shephelah tussen de kuststrook en Jeruzalem (groepen H en J), de heuvels van Israël in het huidige Judea-Samaria (groep I), en het gebied tussen Lachis, Askelon, Gaza en Berseba (groep K). Dit aardewerk kwam al tijdens het Middenrijk naar Egypte en deed dat nog steeds, maar in veel mindere mate, vanaf Khyans tijd tot het einde van de Tweede Tussenperiode. Welke chronologie je ook bekijkt, de makers zullen Kanaänieten zijn geweest. In al deze gebieden bleven na de veroveringen van Israël Kanaänieten wonen (Joz 13:2-6, Richt 1:27-36) – en dat geldt ook voor de Westbank, want in Jeruzalem bleven de Jebusieten (Richt 1:21) en in Gibeon en drie omliggende steden bleven de Kanaänieten (Joz 9). Hiervan komen de Gibeonieten niet in aanmerking als handelspartners, want zij werden dienaren van Israël en het altaar van de Heer (Joz 9:27). Het aardewerk van groep I was gemaakt van klei uit Moza-mergel, dat gevonden wordt in de heuvels van Juda, en vooral in de buurt van Jeruzalem 6. De Israëlieten dienden de goden van de Kanaänieten en vermengden zich met hen (Richt 3:5-6), dus hun handel met Egypte zal geaccepteerd zijn.

Aan het eind van de Tweede Tussenperiode waren er nog maar twee dynastieën over; XVII, de familie van Ahmose I (1290-1265) in Thebe, en nog steeds XV. Het was Ahmose die de laatste koning van XV verdreef, mogelijk in 1273. In deze periode, vanaf ongeveer 1405-1400, leefden de Sidoniërs in vrede en breidde Cusjan Risjataïm zijn rijk uit in Israël en Syrië. Dat is allemaal mogelijk zolang de koningen van XV geen macht hadden in Azië. De enige door mij gevonden hint naar macht in Azië komt van Manetho, die schreef dat Salitis zijn oostelijke grenzen verstevigde, omdat de Assyriërs steeds sterker werden, maar als hij niet regeerde over de Feniciërs en Kanaänieten in Kanaän en Libanon waren dat de oostelijke grenzen van Egypte.

De nasleep: Egypte aan het begin van het Nieuwe Rijk

Er zijn aanwijzingen dat Ahmose na zijn overwinningen op de Hyksos de Fenkhu, dat zijn de Feniciërs en de Bijbelse Sidoniërs, en de overgebleven Kanaänieten onderwierp. Allereerst is er de opmerking dat toen de groeve van Tura in jaar 22 (1269/8) weer in gebruik werd genomen, er steen werd getrokken door ossen die “his m[ajesty] captured [in his] victories [among] the Fenkhu.” 7 Op een stela in Karnak schreef Ahmose: “The Asiatics approach with fearful step together, standing at his judgment-hall; his sword is in Khenthennofer (in Cusj), his terror is in the Fenkhu-lands, the fear of his majesty is in this land like Min.” 8 Ahmose, ook Pen-Nekhbet genaamd, vocht met koning Ahmose: “I captured for him in Djahy a living prisoner and a hand.” 9

Dit past prima naast de Bijbel; Djahy is het gebied waar na de verovering van Kanaän de Kanaänieten bleven wonen (Richt 1:27-36). Na de veroveringen van Jozua en de Israëlieten in de eerste jaren na Jozua’s dood (Richt 1:1-20, 22-25) waren het pas Saul en David die Israël verder uitbreidden naar het westen, tot uiteindelijk de Middellandse Zee werd bereikt.

Ahmoses opvolgers hielden dit gebied waarschijnlijk in handen. Hij lijkt ook oorlog gevoerd te hebben in Syrië; een inscriptie op een kruikfragment, uit de tombie die waarschijnlijk van zijn koningin was, meldt dat de koning stopte om te jagen in Kedem, mogelijk in zuidelijk Syrië. 10 Van Amenhotep I (1265-1244) was geen oorlog in Azië bekend, maar delen van een deurpost uit Karnak die uit zijn tijd kunnen komen, noemen vijf Aziatische plaatsen, Kedem, Tunip, Djaiuny, Opper-Retjenu en God’s Land. Voor zover bekend ligt dit allemaal in Syrië of daarbuiten, maar niet in Israël. 10 Thutmose I (1244-1232) noemde als noordelijke grens het “omgekeerde water”, de Eufraat, die de andere kant op stroomt dan de Nijl. 11 Hij reisde zonder problemen helemaal naar Naharin (Mitanni) om “zijn hart te wassen” door het te veroveren en veel gevangenen af te slachten 12, wat verklaard kan worden als Amenhotep I de weg naar Naharin al veroverd had. Thutmose II (1232-1229) tenslotte vocht tegen de Shasu, mogelijk in zuidelijk Syrië of noordelijk Israël. 10

Na de oorlogen van Ahmose I in Djahy en de landen van de Fenkhu waren het pas Hatshepsut (1228-1208) en Thutmose III (1229-1175) die de omgeving van Israël weer aandeden. Dit is het jaar 1223, toen richter Samgar de Egyptenaren versloeg en de Kanaänieten Israël begonnen te onderdrukken, tot Debora de strijd tegen hen begon.

Conclusie

Dat Egypte 223 jaar (of 178, als mijn idee over Josephus’ opmerking klopt) afwezig was voor de Israëlieten is een flinke eis, maar in een op de Bijbel gebaseerde chronologie van Egypte is het goed mogelijk. Dynastie XV handelde met de Kanaänieten en Feniciërs; het land Kanaän, wat verderop in deze periode Israël werd, bleef net als in de Bijbel grotendeels buiten het beeld van de belangrijkste wereldleiders. Ahmose I verdreef XV uit Egypte en onderwierp de Kanaänieten en Feniciërs, en mogelijk richtte hij zich net als zijn eerste opvolgers ook op Syrië. Pas toen de Kanaänieten onder Hatshepsut in opstand kwamen kwamen de Israëlieten weer in beeld voor Egypte.

Een stille periode van 223 jaar voor Egypte is daarom geen reden om een op de Bijbel gebaseerde chronologie af te wijzen. Het pleit naar mijn mening juist voor de betrouwbaarheid van de Bijbel, ook in de eerste boeken.

laatste wijziging: 26 oktober 2021

  1. By Carole Raddato, CC BY-SA 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=49633986[]
  2. De Schelfzee ten oosten van de woestijn (Richt 11:16), naar mijn idee Golf van Aqaba, en niet de Schelfzee ten oosten van Egypte (Ex 10:19), naar mijn idee de Golf van Suez, de andere arm van de Rode Zee.[]
  3. Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 5.1.18[]
  4. Barbara Bell, Climate and the History of Egypt: The Middle Kingdom, in American Journal of Archaeology, Vol. 79, No. 3 (Jul., 1975), p. 264[]
  5. Anat Cohen-Weinberger en Yuval Goren, Levantine-Egyptian interactions during the 12th to the 15th dynasties based on the petrography of the Canaanite pottery from Tell el-Dab’a[]
  6. Nissim Golding-Meir en Mark Iserlis, Petrographic Examination of Ceramics, in V.W. Avrutis, Late Chalcolithic and Early Bronze Age I Remains at Nesher-Ramla Quarry (2012), p. 259[]
  7. Ancient Records, deel II, § 27[]
  8. Ancient Records, deel II, § 29-30[]
  9. Ancient Records, deel II, § 20[]
  10. James M. Weinstein, The Egyptian Empire in Palestine: A Reassessment, in Bulletin of the American Schools of Oriental Research, No. 241 (Winter, 1981), p. 6[][][]
  11. Ancient Records, deel II, § 73[]
  12. Ancient Records, deel II, § 81, 85[]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *