Categorieën
6. Nieuwe Rijk Koningstijd

Psalm 79 en Ramses II

Reconstructie van het Jebusitische Jeruzalem 1, dat door Ramsese II niet werd geplunderd

Inleiding

Dit is misschien een ongebruikelijke titel. Maar er is een connectie tussen Psalm 79 en Ramses II te maken. Ik denk namelijk dat er genoeg aanwijzingen in de Bijbel staan om te kunnen zeggen dat niet alleen Sisak, ofwel Ramses III (937-906), Jeruzalem plunderde, maar ook Ramses II in jaar 8 (1036/5). Ramses II plunderde Salem, Ramses III de hoogte van Salem. Als het Salem van III Jeruzalem kan zijn, waarom het Salem van II niet? Ik neem dus terug dat Ramses II Jeruzalem niet kan hebben ingenomen, wat een reden was om hem juist niet met Sisak te identificeren.

“Een psalm van Asaf.” (79:1a) Asaf schreef ook Psalm 83, waarin een serie vijanden van Israël wordt genoemd. Deze serie is zo specifiek dat ze alleen geplaatst kunnen worden in de dagen van Saul. Israël had het toen erg moeilijk. “Kom, zeiden zij, laten wij hen uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt.” (83:5)

Jeruzalem

“O God, heidenvolken zijn in Uw heiligdom gekomen, zij hebben Uw heilige tempel verontreinigd, zij hebben Jeruzalem tot een puinhoop gemaakt.” (79:1b) Ze moordden onder Gods volk (vers 2) en “hebben hun bloed rondom Jeruzalem als water vergoten” (vers 3). Heel duidelijk wordt de connectie tussen Jeruzalem en Gods tempel gelegd. Een logische eerste reactie is dan te denken aan de periode van Salomo’s tempel, en dan specifiek aan de plundering van Jeruzalem en haar tempel door Sisak, of aan de verwoesting van Jeruzalem in 587. Maar er is een andere interpretatie mogelijk.

Al voor Davids verovering van Jeruzalem woonden er Israëlieten. Al minstens sinds de eerste decennia in het Beloofde Land woonden er Judeeërs (Joz 15:63, Richt 1:7-8) en Benjaminieten (Richt 1:21), in ieder geval uit de familie van Saul (1 Kro 8:28, 32). Jeruzalem was ook voor Davids verovering al meer dan zomaar een plaats waar Israëlieten woonden. Voordat David uitgekozen werd door God verkoos Hij in plaats van de oude plek in Silo de berg Sion, waar Hij Zijn heiligdom bouwde (Ps 78:60-70, zie deze post). Nadat David Goliath vermoordde nam hij “het hoofd van de Filistijn en bracht het naar Jeruzalem, maar diens wapens legde hij in zijn tent.” (1 Sam 17:54) Het verslaan van Goliath was een overwinning van God; Goliaths zwaard werd later bewaard in Nob, waar de efod toen was (1 Sam 21:9, 22:10). Je kan uit die vermelding van Jeruzalem dus de conclusie trekken dat God daar toen al was.

Jeruzalem was niet de enige plek waar God was. In ieder geval in Davids laatste jaren stonden de tabernakel en het brandofferaltaar op de hoogte van Gibeon, en ook daar was God (1 Kro 21:29-30). Salomo offerde in Gibeon, “omdat de hoogte daar de belangrijkste was.” (1 Kon 3:4) De Midianitische tegenstanders van Gideon (1212-1172) zeiden: “Laten wij deze woningen van God voor onszelf in bezit nemen.” (Ps 83:13)

Het Hebreeuwse woord voor tempel in 79:1b is hekal. Dat wordt vooral gebruikt voor de tempel van Salomo, en die onder Ezra en Nehemia werd gebouwd. Maar dat zegt niet dat het over een van deze twee móet gaan. hekal wordt namelijk ook gebruikt voor het heiligdom in Silo waar Eli hogepriester was (1 Sam 1:9) en waar Samuel de Heer diende (1 Sam 3:3).

Een andere reden om Psalm 79 niet na Davids verovering te plaatsen is Psalm 74. Ook deze is geschreven door Asaf en hier gaat hij verder waar hij bij Psalm 83 was gebleven (74:1-2). “Onze tekenen zien wij niet, er is geen profeet meer”, roept hij uit (vers 9). Dat is nog een reden om Psalm 79 niet in de tijd van Sisak of de verwoesting van Jeruzalem te plaatsen, want in 587 profeteerde in ieder geval Jeremia (Jer 38:28), en in de tijd van Sisak profeteerde Semaja (2 Kro 12:4). Ook in Psalm 78 lijkt God afwezig (vers 2-3), terwijl Zijn tegenstanders, zij “staken Uw heiligdom in brand … verbrandden al Gods ontmoetingsplaatsen in het land” (vers 7-8). Jeruzalem kan daarom net als Nob en Gibeon toen al een plek zijn geweest waar de Israëlieten God konden ontmoeten.

Ik ben niet de enige die denkt dat Jeruzalem tijdens Asafs leven al eens grondig is geplunderd.

Afbeelding bij Psalm 79 uit het Luttrell Psalter, van Geoffrey Luttrell (1276-1345) 2

Buren

De ontheiligers van Gods heiligdom in Jeruzalem waren Israëls buren (79:4). Asaf smeekt God om Zich te haasten en in te grijpen, “want wij zijn volledig uitgeteerd” (vers 6-9). “Vergeld onze buren zevenvoudig de smaad in hun boezem die zij U, Heere, aangedaan hebben.” (vers 12) “Hoelang nog, HEERE? Zult U voor altijd toornig zijn? Hoelang zal Uw na-ijver branden als vuur?” (vers 5) “Zal de vijand Uw Naam voor altijd lasteren? Waarom trekt U Uw hand terug, Uw sterke rechterhand?” (74:10-11)

De verwoestingen en verlatenheid in de Psalmen 74, 79 en 83 passen uitstekend bij de situatie die ontstond rondom de verovering van Israël door Seti I in 1051. Saul was het jaar daarvoor aangesteld als koning en had de Ammonieten verslagen, maar als Israël en hij het kwade bleven doen zou God ze wegvagen (1 Sam 12:25). En zo geschiedde toen Seti Israël binnentrok. Pas in 1031, bij de slag van Michmas (1 Sam 13:2), kwam God in actie en werkte Hij de Filistijnen (Egyptenaren) het land uit.

Mijn conclusie na het voorgaande is dan ook dat ergens tussen 1051-1031, in de periode dat de Egyptenaren de macht hadden in Israël, de buren van Israël Jeruzalem plunderden. Bijna aan het eind van deze twintig jaar veroverde of plunderde Ramses II een stad die hij Salem noemde, en Asaf kende Jeruzalem ook als Salem (Ps 76:3). “Daar (in Salem) brak Hij de vurige pijlen van de boog, het schild, het zwaard en de strijd.” (76:4) Het is opvallend dat de pijlen hier het eerst worden genoemd. Een van de Amarnabrieven noemt de bouw van een versterkt huis voor Egyptische boogschutters in Manahat, zo’n twee mijl ten zuidwesten van het oude Jeruzalem; hier is een scarabee van Ramses II gevonden. 3 Door de ontdekking dat Jeruzalem al voor Sisak geplunderd werd denk ik dat dit allemaal geen toeval is.

Salem

De lijst plaatsnamen met Salem erin staat in het Ramesseum, de tempel waar Ramses na zijn dood werd vereerd. Op het reliëf staan forten waarvandaan de Egyptenaren gevangen genomen leiders afvoeren, in de oorlog uit jaar 8 (1036/5). Er stonden waarschijnlijk ooit 18 forten, maar daarvan zijn er veel verwoest. Elk fort is op dezelfde manier afgebeeld. 4

Fort dat veroverd werd door Ramses II in jaar 8 5

De overgebleven plaatsnamen zijn 6:

  • 5: k-r-p-[…] op de berg van b-t ‘-n-t, ofwel Beth-Anath in Naftali (Joz 19:38)
  • 6: q-n, ofwel Kana, mogelijk de beek Kana (Joz 16:8 en 17:9)
  • 7: d-p-r in het land ỉ-m-r, ofwel Deper in Amurru (Syrië)
  • 8: k-w-r, onbekend
  • 9: i-n-m-y-m, onbekend
  • 12: m-r-m, ofwel Merom, van de wateren in het noorden (Joz 11:7-8)
  • 13: […]-b-r, onbekend
  • 14: b-t ?-d, mogelijk een plaatsnaam die begint met Beth-
  • 15: š-r-m, ofwel Salem

Ook al is mijn mening over de aanwezigheid van de naam Salem veranderd, het betekent niet dat ik de andere plaatsen nu ook in het zuiden zoek. Vergeleken Galilea en het zuiden van Syrië ligt Jeruzalem behoorlijk uit de route – eventueel markeren de twee ongeïdentificeerde plaatsen voor Salem deze route. Tegelijk is juist deze afstand een extra reden om Salem te identificeren met Jeruzalem. Zowel Psalm 74 als 79 houden de tegenstanders van Israël huis in Juda, in de buurt van Jeruzalem (74:1-3, 79:1-3), maar de schaamte en nederlaag was voor het hele land (74:20, 79:6-7). Jeruzalem was toen dus al belangrijk en als er meer werd gevochten, was dat niet in de buurt. God had Israël verlaten en het land was van Ramses II, waaronder het garnizoen in Manahat, bij Jeruzalem; hij kon makkelijk doorstoten van Galilea naar Jeruzalem.

Reden voor de oorlog

Zoals veel farao’s hield Ramses van grootspraak, maar de wanhoop van Asaf doet denken dat Ramses niet per se overdreef toen hij bij deze plaatsnamen liet opschrijven: “His strength is like that of Month (Montu, de Egyptische oorlogsgod), the King, Usermaatre Setepenre (Ramses II), Horus … who sets his boundaries where he wills and suffers no repulse; who sets his rebellious subjects at naught, and brings peace to every land.” 7

Het is mogelijk dat Ramses ook niet overdreef over zijn rebellerende onderdanen. Seti I versloeg Saul met zijn Hebreeën (bendeleden) in 1051 in de bergen van Efraïm, ten zuiden van Galilea, waar de meeste bewaard gebleven plaatsen uit de lijst liggen. Het is dus mogelijk dat Saul in 1036/5, net als vlak voor de slag van Michmas, de Israëlieten voor de strijd riep met de bazuin en de woorden: “Laat de Hebreeën het horen!” (1 Sam 13:3)

Conclusie

Als het bovenstaande klopt heeft Ramses II gelijk over zijn oorlog, schreef Asaf over gebeurtenissen in zijn eigen tijd en is er niet, zoals wel wordt gedacht, een tweede Asaf nodig. Ook kunnen een paar verzen uit de Bijbel over Jeruzalem worden verhelderd. Het past bovendien tijdens de onderdrukking door de Egyptenaren in de dagen van Saul en het garnizoen dat Ramses in de buurt van Jeruzalem had.

Het is daarom dat ik denk dat Ramses II’s Salem toch Jeruzalem is, en Asaf Israëls kant van Ramses’ oorlog uit jaar 8 (1036/5) beschrijft.

Ramses II nam Salem in, Ramses III de hoogte van Salem. II hoeft dan alleen het toenmalige Israëlitische deel van Jeruzalem hebben ingenomen terwijl III heel de stad nam. Jeruzalem is in het Hebreeuws Yerushalayim; -ayim is een tweevoud. Als dat iets zegt over de indeling van de stad kan het de moed van de Jebusieten verklaren, de oorspronkelijke bewoners van Jeruzalem, toen David optrok tegen hun (deel van) stad. Ze zeiden namelijk: “U komt hier niet binnen, want zelfs de blinden en de kreupelen zullen u terugdrijven.” (2 Sam 5:6) Zij hielden dan de machtige Ramses II buiten hun stad, in een periode waarin hij de rest van Israël in handen had.

laatste wijziging: 30 november 2022

  1. By Deror_avi – Own work, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=27800648[]
  2. By Geoffrey Luttrell – Luttrell Psalter British Library, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=2378581[]
  3. Peter van de Veen, When Pharaohs Ruled Jerusalem, in Bible Archaeology Review, maart/april 2013, p. 44[]
  4. Simons (1937), p. 64-65[]
  5. Simons (1937), p. 10[]
  6. Simons (1937), p. 149, en Ancient Records, deel III, § 356-360[]
  7. Simons (1937), p. 65[]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *