Jakob en zijn zonen ontmoeten Jozefs farao. Plafondschildering in het klooster Bronnbach in Duitsland. 1
Inleiding
Jakob werd na zijn dood in 1859 gebalsemd op de manier van Egypte. “Jozef gebood zijn dienaren, de geneesheren, zijn vader te balsemen, en de geneesheren balsemden Israël. Het balsemen van hem duurde veertig dagen, want dat is het aantal dagen dat het balsemen duurt; en de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen.” (Gen 50:2-3)
Met balsemen zal mummificeren worden bedoeld, anders was het niet te doen om pas na die 70 dagen zijn begrafenis voor te bereiden (vers 4-5), hem naar Kanaän te brengen (vers 7, 13) en daar zeven dagen te rouwen (vers 10) voor hij uiteindelijk begraven werd (vers 13). Het probleem: overal wordt gezegd dat mummificatie 70 dagen duurde, geen 40. Wat betekent dit vers dan voor de chronologie? Naar mijn mening zegt dit iets over een onderwerp dat er op het eerste gezicht niks mee te maken heeft, de kalenders van het oude Egypte.
In Egypte bestonden twee kalenders. De oudste daarvan is waarschijnlijk de maankalender; het woord voor maand, 3bd, wordt geschreven met een maansikkel boven een ster (gevolgd door een hiëroglief die alleen staat voor de d). 2 Op de andere kalender, die het meest gebruikt werd, duurde een jaar precies 365 dagen. Deze bestond uit 12 maanden van elk 30 dagen, met daarna nog 5 extra dagen, de epagomenen. Ten opzichte van de Juliaanse kalender versprong hij elke vier jaar een dag; 1461 Egyptische jaren zijn daarom even lang als 1460 Juliaanse jaren. De eerste dag van het jaar, I akhet 1, verschoof zo langzaam dat het alleen voor ouderen merkbaar was. In 2000 was dit 5 januari, in 1500 2 september, in 1000 30 april, en pas in 540 weer 5 januari. De vraag is wanneer deze kalender begon.
Daarnaast leidt dit spoor naar een mogelijke identificatie van Abrahams farao, als Djer, de derde koning van dynastie I. Dit spoor wordt helaas alleen in latere bronnen genoemd en zeker wordt het daarmee niet. Maar het zou een verhaal over Abraham verklaren dat niet in de Bijbel staat, net als de oorsprong van de Egyptische kalender.
Mummificeren
Om te beginnen bij Jakobs balseming. Al in de tijd van dynastie I werd er gemummificeerd; de oudste gevonden resten van een mummie komen uit de trappenpiramide van Djoser, uit dynastie III. De balsemers waren er nog niet zo goed in als tijdens het Nieuwe Rijk, want de mummies van het Oude Rijk zijn alleen slecht bewaard gebleven. De Egyptenaren hebben niks nagelaten over het mummificeren. Het is alleen bekend uit latere periodes, van een paar Griekse schrijvers, wat aangevuld wordt met observaties tijdens het “uitpakken” in de laatste eeuwen. 3
Herodotus, die leefde in de vijfde eeuw v.Chr., beschreef de drie verschillende manieren die alle drie 70 dagen duurden. 4 Diodorus daarentegen schreef vier eeuwen later dat een lichaam 30 dagen werd gebalsemd 5 en dat, als een geliefde koning was gestorven, alle inwoners van Egypte hem 72 dagen lang beweenden. Ze sloten zelfs de tempels, aten geen vlees meer en vierden geen festivals meer, om hem pas na die 72 dagen te begraven. 6 Om bij mijn eigen leest te blijven: zowel Herodotus als Diodorus geven ongeveer dezelfde korte en niet heel betrouwbare lijst van koningen van Egypte, waarvan er een aantal niet geïdentificeerd kunnen worden. De paar regeringslengtes die Herodotus noemt zijn duidelijk verlengd. De vraag is dan ook of deze getallen kloppen. Die van Diodorus doen in ieder geval denken aan de Bijbelverzen over Jakob.
Voor een Egyptische periode van 40 dagen gaan we naar een van de bewaard gebleven fragmenten van de koninklijke annalen, de Palermo Stone. Hierop staat dat Aha, de tweede koning van dynastie I, in zijn laatste jaar na 6 maand en 7 dagen stierf, en zijn opvolger Djer in diens eerste jaar 4 maand en 13 dagen had. Voor een volledig Egyptisch jaar van 365 dagen missen er 45 dagen. Waar die zijn gebleven is onduidelijk, ook voor egyptologen. 7 Ze kunnen worden verklaard als het mummificeren in ieder geval toen 40 dagen duurde, zoals bij Jakob, en het Book of Sothis gelijk heeft dat een zekere Aseth de epagomenen toevoegde aan het jaar. Als Aseth na Aha leefde bestond de periode tussen Aha en Djer alleen uit de 40 dagen waarin Aha gemummificeerd werd, en duurde het Egyptische jaar op dat moment nog slechts 360 dagen.
Het Book of Sothis is, om het voorzichtig te zeggen, niet altijd even betrouwbaar. Maar in dit geval wordt een paar keer in de lange Egyptische geschiedenis een jaar van 360 dagen genoemd. 8 In het Middenrijk bestond er een fiscaal jaar van 360 dagen. 9 Ook bestaat er een versie van dynastie XV in de kantlijnen van Plato’s werk. Daarin staat dat volgens Manetho Saites 12 uur aan de maand toevoegde, zodat een maand voortaan 30 dagen was, en er 6 dagen aan het jaar werden toegevoegd; sindsdien bestond het jaar uit 365 dagen. Met andere woorden, hij veranderde een maankalender in een jaar met 365 dagen. Volgens de kantlijnen van Plato was Saites Salitis uit dynastie XV (1445-1436), maar dat is onmogelijk. Het oudste onbetwistbare bewijs van de 5 epagomenen komt al uit de tijd van Sneferu, de eerste koning van dynastie IV, in een aantekening van een bouwer aan zijn noordelijke piramide in Dahshur. 10 Op de Palermo Stone staat dat Menkaure, aan het eind van dynastie IV, in zijn laatste jaar “[3bd …] sw 24“, ofwel [… maand] 24 dagen regeerde; dat jaar werd afgemaakt door Shepseskaf, met “3bd […] sw 11“, ofwel […] maand 11 dagen. 11 Onafhankelijk van het aantal dagen komt het totaal aantal dagen uit op 35, ofwel 1 volle maand en 5 extra dagen. 12
Aseth
Als de regeringslengtes op de Palermo Stone kloppen moet er tussen Aha’s sterfjaar en Sneferu’s tijd iets veranderd zijn aan de kalender. Djer kan gekroond zijn nadat Aha 40 dagen lang was gemummificeerd, en tenslotte begraven, wat betekent dat de kalender toen uit 360 dagen bestond. Als de farao Aseth van het Book of Sothis echt bestond en de vijf extra dagen toevoegde, moet hij tussen Aha en Sneferu in hebben geregeerd.
Wat verder over Aseth gezegd wordt is: “In his time the bull-calf was deified and called Apis.” Apis was een Egyptische god die uitgebeeld werd als een stier, en een echte stier werd als hem vereerd. In het Nieuwe Rijk werd een complete begraafplaats gebouwd voor deze stieren. Dit laat nog maar een paar kandidaten over. Apis werd volgens de Palermo Stone namelijk al vereerd in de tijd van Den, twee koningen na Djer, wat bevestigd wordt door een zegeling uit Saqqara. 14 Tussen Aha en Den regeerden alleen Djer en Djet. In de Abydos-lijst van koningen worden ze Ateti en Ity genoemd. Ateti lijkt op Aseth – en dan valt iets op.
Uit de regering van Djer komt een tablet, waarop een koe staat die de ster Sothis zou voorstellen, met tussen haar hoorns een oude versie van de hiëroglief voor jaar (rnpt) en een streep; links van de koe zou het hiëroglief staan voor eerste (tpy) of het getal 1. Als dat klopt betekent dit: “(The year of the) first (celebration of) Sothis (as) Opener of the Year (in) Inundation (akhet) (by) the Horus Djer (at) Ap.” Maar zowel wat de koe precies voorstelt en de juiste interpretatie van de hiërogliefen zijn erg omstreden en Gérard Godron maakt er iets heel anders van. Als de oude interpretatie toch klopt is dit bewijs dat Djer de kalender veranderde. 15 Als de oude interpreatie inderdaad klopt en Abraham aan het begin van dynastie I kan worden gedateerd, is het bewijs voor een oud verhaal over Abraham, dat niet in de Bijbel staat.
De farao van Abraham: Djer?
Achter de link hiervoor staat dat Abraham alleen Djer of een van diens opvolgers kon ontmoeten; Djer voerde oorlog in Setjet (Azië), maar Abraham leefde in vrede (Gen 15:15). Artapanus, die schreef in de derde of tweede eeuw v.Chr., noemde de farao Pharethothes. 16 Pharethothes lijkt op een combinatie van het Bijbelse woord far(ao) (Gen 12:15) en Ethothes, of fara(o) en Thothes. Dit lijkt op zowel Teti, de naam van Aha in de Abydos-lijst, als Ateti, ofwel Djer. Beide zijn bij Eratosthenes bekend als Athothes, bij Manetho is alleen Aha een Athothis.
Artapanus is niet altijd de meest betrouwbare. Hij schrijft bijvoorbeeld dat Mozes door de Grieken Musaeus werd genoemd, en de leraar was van Orpheus. 17 Maar als het gaat over Mozes’ moeder en haar vader en opa levert hij de enige namen waar bewijs voor kan worden gevonden; dat komt in een toekomstige post. Hij schreef bovendien in Egypte, kort na Manetho, en kan net als hij de toen nog bestaande bronnen hebben gebruikt voor de namen die hij aan de Egyptische personen in de Bijbel geeft.
Hoe dan ook, volgens Artapanus leerde Abraham astrologie aan Pharethothes. 16 Josephus schrijft dat Abraham de Egyptenaren wiskunde en astronomie leerde, want dat kenden ze daar nog niet; Abraham had het opgepikt van de Chaldeeën. 18 Eusebius vatte “anonieme werken” samen met de opmerking dat Abraham, die astrologie geleerd had, eerst die kennis verspreidde onder de Feniciërs en later in Egypte 19, en citeerde uit Alexander Polyhistor, die weer citeerde van Eupolemus uit zijn boek over de Joden, dat Abraham de uitvinder was van astronomie en de “Chaldeese kunst” (astrologie), en dat God blij was met zijn toewijding aan zijn geloof. Abraham leerde die kunst aan de Feniciërs en astronomie en “de andere wetenschappen” aan de Egyptische priesters van Heliopolis. 20
Ik kan hier niks over vinden in de Bijbel, maar dat verschillende mensen erover schrijven zegt misschien iets. De priesters van Heliopolis bestonden echt; het senut(i)-heiligdom, dat waarschijnlijk stond in Heliopolis, wordt als eerste vermeld op de Palermo Stone in de tijd van Den. 21 Als er dus ook maar een woord waar is van dit oude verhaal en de oude interpretatie van het tablet uit Djers regering klopt, net als de naam Pharethothes voor far(ao)Ateti, Abraham echt Egypte bezocht aan het begin van dynastie I en de opmerkingen over Aseth en Saites in het Book of Sothis uit een echte bron komen – áls – kan Abrahams farao alleen Djer zijn. Het zijn een hoop alsen, en dit blijft daarom speculatief en geen bouwsteen voor een serieuze chronologie, maar het is intrigerend dat het allemaal een plek krijgt zolang Abraham Egypte bezocht aan het begin van dynastie I. Niets van wat wordt gezegd hoeft dan te worden tegengesproken. Een aanwijzing dat het kan kloppen is een reconstructie van het begin van de kalender met 365 dagen.
Terug naar de kalender
Er bestaan een hoop vermoedens over het begin van de kalender. 22 Er werd altijd gedacht dat dit te maken had met de opkomst van de ster Sothis, in juli, maar dat lijkt niet zo te zijn. 23 Marshall Clagett kwam tot de conclusie dat de kalender begon tijdens dynastie I, en toen gelijk liep aan de overstroming van de Nijl; het eerste seizoen heet akhet, wat overstroming betekent, en volgens de Palermo Stone werd al minstens vanaf Djers tijd bijgehouden hoe hoog de overstroming was. 24 Als dat klopt is er met dank aan de Aseth uit het Book of Sothis en de Saites van Plato, in combinatie met mijn op de Bijbel gebaseerde chronologie van Egypte, een reconstructie te maken.
Als eerste is de datum van de overstroming van de Nijl belangrijk. Deze datums zijn eigenlijk alleen precies bekend uit 1873-1904 n.Chr., toen in Aswan de vloed opkwam tussen 15 april en 23 juni; het was meestal eind mei of begin juni. 25 Dit was op de huidige kalender, en om daar Juliaanse datums van te maken moet er in 2100 v.Chr. 17 dagen bij worden opgeteld. De Gregoriaanse 25 mei-5 juni 2100 is dan de Juliaanse 11-22 juni 2100.
Abraham ging tussen 2091-2081 naar Egypte. In 2086, precies in het midden, begon het Egyptische jaar op 27 januari. Als Djer toen door wat Abraham aan de priesters van Heliopolis had geleerd over astronomie, en daardoor de lengte van een jaar leerde en de 5 epagomenen toevoegde, was het voorgaande jaar, het laatste van 360 dagen, op 2 februari 2087 begonnen. Rekening houdend met schrikkeljaren begon het jaar in 2112 op 12 juni, in 2113 op 18 juni en in 2114 op 23 juni. Dit kan de periode van Djers voorganger, Aha, zijn.
In dat geval worden de kanttekeningen van Plato’s werk interessant. Saites verlengde de maand met 12 uur, zodat een maand voortaan precies 30 dagen duurde, en voegde hij 6 dagen toe, zodat het jaar voortaan bestond uit 365 dagen. Deze som is onmogelijk. Een maand op de maankalender is ongeveer 29,5 dagen; als je alle twaalf maanden in het jaar met een halve dag verlengt worden is in totaal al 6 dagen toegevoegd, en bestaat het jaar voortaan uit 360 dagen. Pas na de uitvinding van de epagomenen waren er 365 dagen. Zolang Aseth een ander was en na hem leefde, kan Saites een volgens de bestaande theorieën oorspronkelijke maankalender hebben veranderd in het jaar van 360 dagen. De Nijlvloed komt onregelmatig; de eerste jaren zal het niet zijn opgevallen dat het jaar net te kort was. Dat werd pas later duidelijk.
Aha heet in de Abydos-lijst Teti. Als Aseth een Griekse versie van de naam Ateti uit diezelfde lijst is, kan Saites een versie zijn van Teti. Dat was in ieder geval de naam waaronder hij later bekend stond. Eratosthenes noemt hem net als Djer Athothes, en Manetho heeft hem als Athothis. Hij regeerde dan in ieder geval rond 2114-2112, en Djer rond 2085.
Conclusie
Het is mogelijk om alles uit de latere bronnen een plek te geven – Aseth, Saites, Pharethothes, de verschillende versies van het verhaal over Abraham – en de 40 dagen van Jakobs mummificatie, zolang je het samenvoegt met het weinige dat bekend is over de oorsprong van de kalender en dynastie I. Maar juist omdat die latere bronnen echt laat zijn, zelfs in mijn chronologie kwamen ze anderhalf tot twee millennia later, moet je hier heel voorzichtig mee om gaan. Dat wil niet zeggen dat er niks van kan kloppen. In die tijd werd er vanalles overgeschreven, van elkaar en van oude bronnen, zodat er wel een kern van waarheid in kan zitten. Het zegt naar mijn mening wel iets dat het verhaal over Abraham door meerdere schrijvers wordt verteld.
Hoe dan ook, tot er meer bekend wordt over de kalender in dynastie I hou ik dit voor de chronologie dan ook alleen op een boeiende mogelijkheid.
laatste wijziging: 22 augustus 2021
- Painting by Johann Adam Remele († 1740), Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=6692911[↩]
- Marshall Clagett, Ancient Egyptian Science, Volume II: Calendars, Clocks, and Astronomy (1995), p. 7[↩]
- Grimal (1994), p. 129-130[↩]
- Herodotus, Histories, boek II, 86-88[↩]
- Diodorus Siculus, Library of History, 1.91.2[↩]
- Diodorus Siculus, Library of History, 1.72[↩]
- Wilkinson (2000), p. 91-93[↩]
- Anthony Spalinger, Some Remarks on the Epagomenal Days in Ancient Egypt, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 54, No. 1 (Jan., 1995), p. 33-34[↩]
- Parker (1950), p. 54[↩]
- Nolan (2003), p. 83[↩]
- Wilkinson (2000), p. 149[↩]
- Marshall Clagett, Ancient Egyptian Science, Volume II: Calendars, Clocks, and Astronomy (1995), p. 28-29[↩]
- By Nephiliskos, CC BY-SA 3.0 de, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=36259323[↩]
- Wilkinson (1999), p. 56[↩]
- Marshall Clagett, Ancient Egyptian Science, Volume II: Calendars, Clocks, and Astronomy (1995), p. 9-11, en voetnoot 14 op p. 134-135[↩]
- Artapanus, in Eusebius, Praeparation Evangelica 9:18.1[↩][↩]
- Artapanus, in Eusebius, Praeparation Evangelica 9:27.3-4[↩]
- Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 1.8.2[↩]
- Eusebius, Praeparation Evangelica, 9:18.2[↩]
- Eusebius, Praeparation Evangelica, 9:17.1-4, 8[↩]
- Colin Reader, The Netjerikhet Stela and the Early Dynastic Cult of Ra, in The Journal of Egyptian Archaeology, Volume 100 (2014), p. 425[↩]
- Marshall Clagett, Ancient Egyptian Science, Volume II: Calendars, Clocks, and Astronomy (1995), p. 28-37[↩]
- Parker (1950), p. 51-54[↩]
- Marshall Clagett, Ancient Egyptian Science, Volume II: Calendars, Clocks, and Astronomy (1995), p. 4, 32-33[↩]
- Parker (1950), p. 32[↩]