Ramses II 1
Intro
Over de combinatie van Ramses II (1043-977) en Israël is het een en ander te vinden. Er zijn alleen een paar dingen die een mogelijke combinatie met de Bijbel wat compliceren. Veel delen van Ramses’ verslagen zijn verwoest of verweerd. Het meeste is ook niet gedateerd. Voor koningen die een jaar of 14 regeerden, het gemiddelde van het Nieuwe Rijk, is dat op zich niet zo erg. Maar Ramses regeerde ruim 66 jaar.
Het zoeken naar papers over zijn oorlogen in Israël en omstreken is ook wat ingewikkeld, omdat het meeste gaat over zijn oorlogen met Ḫatti, de Bijbelse Hethieten. Het laatste deel van Ramses’ oorlogen wat gedateerd is, is het uiteindelijke vredersverdrag met Ḫattušili III van Ḫatti, I peret 21 in jaar 21 2, 23 september 1023.
Ik wil daarom elke mogelijke vermelding van het gebied van Israël bij langsgaan. Als de details u wat minder interesseren kan u ook direct naar de conclusie scrollen.
Elke aanvulling op het onderstaande is welkom. Het was een enorm gezoek, dat al jaren geleden begon, en ik heb het idee dat ik wat mis.
Ramses in Retjenu
In de tempel van Beit el-Wali in Cusj liet Ramses een aantal reliëfs uithakken. 3 De noordelijke oorlogen staan op de noordelijke muur van de voorhof. Op basis van onder andere het aantal zonen van Ramses dat hier wordt afgebeeld en de gebruikte spelling van de naam Ramses, dateert Anthony Spalinger deze reliëfs uit Ramses’tijd als kroonprins, uiterlijk in Seti I’s jaar 8 (1045/4); hij verbindt sommige reliëfs in Beit el-Wali met de oorlog in Seti’s jaar 1. 4 Voor deze oorlog, zie hier. Seti veroverde toen Israël en haalde tribuut op uit Libanon. Later voerde hij oorlog in Syrië, en de nog bewaarde teksten bij de reliëfs (de meeste teksten zijn verwoest) zijn helaas niet duidelijk over waar deze oorlogen precies werden gevoerd.
De interessantste van deze vier reliëfs is degene waar een Aziatische stad wordt ingenomen. De enige tekst die bewaard is werd gesproken door de gevangen genomen vorst: “Said the wretched chief, in magnifying the Lord of the Two Lands (Ramses II): ˹…˺ there is no other like Baal, O ruler, his real son, forever.” 5 Baäl was een Kanaänitische en Syrische god, maar werd ook door de Israëlieten vereerd. In de tijd van Seti I aanbad Israël afgoden; het was juist daarom dat hij Israël kon innnemen (1 Sam 12:21, 25). Saul (1052-1011) noemde zijn oudste zoon nog Jonathan, waarbij Jo- een afkorting is van Gods naam, maar de tweede heette Esbaäl (1 Kro 8:33). Jonathan noemt zijn enige zoon Merib-Baäl (1 Kro 8:34). (Dat wil niet zeggen dat zij Baäl aanbaden, want baäl was ook een titel van God; zie hier.)
Volgens een ander reliëf zei een vizier tegen Ramses: “Palestine and Kush are in thy gasp.” 6
Nog meer Retjenu
In Ramses’ tempel in Abu Simbel in Cusj staan nog een aantal reliëfs. Eén daarvan 7 is interessant door twee van de inscripties:
“The Good God (Ramses II), who smites the south (Cusj), who crushes the north king (Azië), fighting with his sword, carrying off the furthest ends of those who transgress his inviolable ˹places˺. When his majesty arrives in the countries, he overthrows myriads; he desolates them. He has […] Retjenu, slaying their chiefs”.
“The Good God, slaying the Nine bows (de vijanden van Egypte), crushing the countries of the north, […] valiant in the countries, a mighty swordsman, like Montu (oorlogsgod), bringing the land of the Negroes to the land of the north, like Asiatics (‘’mw, Aamu) to the land of Nubia. He has placed the Shasu into the land of […], he has settled the Tehenu on the heights, filling the strongholds, which he built, with the captivity of his mighty sword, ˹slaying˺ Kharu, ˹wasting˺ Retjenu, which his sword overthrew.”
De Shasu bewoonden de woestijnen tussen Egypte en Israël. Kharu is het gebied waar na de veroveringen van Jozua nog steeds Kanaänieten woonden, het huidige Libanon en omgeving, met het westen van Israël. Retjenu is heel het huidige Israël tot en met de rivier de Orontes in Syrië. De Aamu zijn de Aziaten van Syrië. Dus omdat Syrië en Libanon al genoemd zijn, kan Retjenu hier alleen Israël zijn. Dat Ramses een “north king” noemt doet denken aan Saul, maar dat zou een te enthousiaste conclusie zijn, want Ramses zegt alleen dat deze persoon koning was ergens in het noorden. Het kan gaan over de koning van de Hethieten of een koning in Syrië.
Anthony Spalinger denkt dat de Aziatische oorlogen op de reliëfs van Abu Simbel gedeeltelijk dezelfde zijn als die afgebeeld zijn in Beit el-Wali, en gedeeltelijk dateren van voor Ramses’ gevecht in Kadesh, in jaar 5 (1039/8). 8 Dat zou de mogelijke oorlogen in Israël en de verplichte volksverhuizingen plaatsen in de jaren dat Israël in Sauls tijd onderdrukt werd (1051-1031). Over deze tijd schreef Asaf: “Kom, zeiden zij, laten wij hen uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt.” (Ps 83:5)
In Djahy
Ramses reisde in jaar 5 (1039/8) door Djahy naar het noorden, om bij Kadesh te vechten tegen Ḫatti. Hij was erg trots op deze slag, ook al heeft hij hem in ieder geval niet gewonnen; er zijn maar liefst 13 verslagen van bewaard gebleven, zowel in tempels als op papyrus. 9
Op II shemu 9 in jaar 5, 12 februari 1038, vertrok hij uit Egypte. “When his majesty was in Djahi on his second victorious campaign, the goodly awakening in life, prosperity and health was at the tent of his majesty on the mountain range south of Kadesh. After this, at the time of dawn, his majesty appeared like the rising of Re (de zonneschijf), and he took the adornments of his father Montu (oorlogsgod). The lord proceeded northward, and his majesty arrived at a vicinity south of the town of Shabtuna.” 10
De datum van zijn nacht in Djahy was III shemu 9 11, 14 maart 1038. Ramses zal toen hebben gevochten, maar tegen wie noemt hij niet. Het is niet waarschijnlijk dat hij met Israëlieten vochten, want Kades ligt aan de noordoostelijke grens van het huidige Libanon. Zijn tegenstanders zullen eerder Kanaänieten zijn geweest.
Niet in Askelon
Er werd altijd gedacht dat het reliëf over de inname van Askelon van Ramses II was, maar later onderzoek van Frank Yurco onthulde dat dit de inname van Askelon was die vermeld wordt op Merenptahs Israël Stela. 12
Wel in Galilea en Jeruzalem
In jaar 8 (1036/5) voerde Ramses oorlog in onder andere Galilea. Van de oorspronkelijke 18, of misschien zelfs 24, plaatsnamen zijn er nog maar 4 bewaard gebleven 13: Merom, Salem, Kerep op de berg van Beth-Anath en Deper in het land Amurru. 10 Salem is in deze tijd een naam voor Jeruzalem (Ps 76:2) en als Ramses gedateerd kan worden zoals ik doe, is deze inname van Jeruzalem die vermeld wordt door Asaf in Psalm 79.
Ook tegen Gezer
Volgens een fragment van een stela uit Tanis vocht Ramses tegen Gezer en Shasu (nomaden), schijnbaar uit dit gebied. 14 Dit wordt helaas niet beter gedateerd dan ergens in zijn lange regering.
David versloeg, toen hij in 1004 koning werd over heel Israël, de Filistijnen (Egyptenaren) “van Geba (Gibeon, 1 Kro 14:16) af tot waar u bij Gezer komt” (2 Sam 5:25). Gibeon ligt ongeveer 8 kilometer ten noorden van Jeruzalem, dus een flink eind bij Gezer vandaan; de Egyptenaren waren Israël een heel eind binnengedrongen. Dat is, zolang Ramses’ gevecht bij Gezer over dezelfde oorlog gaat, net als bij Merenptah een stela waard.
Moab en Ammon
Ramses voerde oorlog in Moab en Ammon. 15 Dit wordt door Grimal 16 geplaatst in het jaar waarin Ramses Salem (Jeruzalem) innam. Van die oorlogen in Moab en Ammon is alleen geen jaartal bekend. Anthony Spalinger plaatst ze op zijn vroegst in jaar 11 17, dus na Galilea.
Ramses in Beth-Sean
Ramses liet een stela achter in Beth-Sean, in het oosten van Galilea, bij de Jordaan. “Year 9, IV peret 1. … When day had broken, he (Ramses) made to retreat the Asiatics. … They all come bowing down to him, to his palace of life and satisfaction, Per-Ramses-Meryamun-the-Great of Victories.” 18 Dit paleis lag in de “Valley of the Cedar”, ongetwijfeld ergens in de Libanon. 19
Deze datum zou 6 december 1035 zijn, als het tenminste jaar 9 was. Volgens Jaroslav Černý was het jaar 18, en Kitchen volgt hem daarin 20; het wordt dan 4 december 1026. Het valt dan niet in de tijd van de onderdrukking, maar in Sauls koningschap. In dat geval is het mogelijk om een connectie te maken met de Bijbel.
Nadat Saul de Filistijnen (Egyptenaren) in 1031 versloeg bij Michmas, duurde het even voor hij opnieuw tegen hen vocht: “Saul nam het koningschap over Israël op zich en streed tegen al zijn vijanden rondom: tegen Moab, tegen de Ammonieten, tegen Edom, tegen de koningen van Zoba en tegen de Filistijnen.” (1 Sam 14:47) Als elke oorlog in een ander jaar viel kan zijn tweede overwinning op de Filistijnen gedateerd worden op 1026. Dat Ramses de overwinning claimde is niet verrassend, want dat deed hij ook bij zijn nederlaag of gelijk spel tegen de Hethieten 9.
Ramses in Azië
In de tempel van Derr worden een paar reliëfs van oorlogen uitgebeeld. Het zijn geen oorlogen tegen Cusjieten (Nubiërs), maar ook niet tegen Hethieten. Er wordt niks gezegd over de slag van Kadesh, dus dit was volgens Anthony Spalinger een tijdje later, nadat hij zijn oorlogen in Syrië en Transjordanië (Moab en Ammon) had afgerond. 21
Als Cusj, Ḫatti, Syrië, Moab en Ammon kunnen worden afgestreept, blijft Israël over als mogelijke plaats voor deze oorlogen.
Vanaf het midden van Ramses’ regering, dus vanaf omstreeks 1010, schrijven de Egyptenaren nog maar weinig over activiteiten in Israël. 22 Het is ook rond deze tijd dat in de Bijbel de vele oorlogen met de Filistijnen ophouden. Na de strijd waarbij Saul sneuvelde (1 Sam 31) streden ze nog toen David gekroond werd in Jeruzalem (1004) (2 Sam 5:17-25), en David onderwierp later een deel van Filistea (2 Sam 8:1), maar ze duiken pas weer op in 974. Daartussen ligt dan de vrede die bezongen werd door Asaf: “Door Uw bestraffing, o God van Jakob, vielen strijdwagen en paard in een diepe slaap.” (Ps 76:7) In Jeruzalem “brak Hij de vurige pijlen van de boog, het schild, het zwaard en de strijd.” (Ps 76:4)
Rebellen
In een reliëf uit Ramses’ graftempel in Abydos staan gevangenen afgebeeld, waaronder Aziaten, “Chiefs of the countries […]”. Daarna volgt een speech van Ramses aan volgende koningen, waar hij het heeft over: “may valor be yours without flinching, like the victories of my sword in every country, may ye take captive those that rebel against Egypt, may ye put those whom ye capture in them, into my august temple.” 23
In de bovengenomende tempel van Beit el-Wali worden ook rebellen genoemd. Deze worden afgebeeld als een groep Semitische soldaten met baarden, die vlucht voor Ramses in zijn strijdwagen. Van de korte inscriptie, die vooral bestaat grootspraak van Ramses, zijn drie woorden belangrijk: “smiting the rebellious […]”. 24
Het waren rebellen tegen Egypte, dus het hoeft niet te betekenen dat ze onder hem in opstand waren gekomen. In de tempel van Beit el-Wali worden volgens Spalinger juist oorlogen genoemd die Ramses vocht toen zijn vader nog koning was. Ze kunnen zich decennia eerder al hebben losgemaakt van Egypte, wat door de farao’s als “rebellie” werd gezien.
De conclusie van Kitchen
Ondanks dat een en ander wel duidelijk wordt, mist vanuit Egypte een helder overzicht. Daarom quote ik hier van Kenneth Kitchen de indruk die hij kreeg van Ramses’ oorlogen 25:
Jaar 4 (1040/39) wordt vermeld op de ‘middelste’ stela in Nahr el-Kelb, ten noorden van Beirut. De tekst is zo verweerd dat er niks meer van te lezen is 26. Jaar 5 (1039/8) en 8 (1036/5) zijn hierboven al genoemd. De ‘zuidelijke’ stela van Ramses II in Nahr el-Kelb, mogelijk gedateerd op jaar 10 (1034/3), noemt een oorlog in Fenicië. Ergens in deze perioden horen de oorlogen in Syrië thuis die vermeld worden in een serie reliëfs in Karnak en Luxor, en een paar fragmenten: een ongepubliceerde stela uit Tyrus, de “Job stone” en een reliëf van de inname van ‘Irqata in ‘Amara West.
In de eerste 10 jaar lijkt Ramses zich vooral te hebben geconcentreerd op Syrië en Ḫatti, wat uiteindelijk uitliep op het vredesverdrag uit jaar 21. In de tussentijd, in de jaren 11-20 (1033/2-1024/3), was er onrust ontstaan in Israël. Dit blijkt onder andere uit de “Job stone” en de al genoemde stela uit Beth-Sean, van jaar 18. Na jaar 21 (1023/2) zijn er geen duidelijke oorlogsverslagen meer.
Later is het niet meer Ramses, maar zijn zoon, de latere koning Merenptah, die voor hem strijdt. Ergens tussen jaar 38-43 (1006/5-1001/0) vocht Merenptah, volgens oorlogsreliëfs in de tempel van Amarah West, tegen Irem, een ver land in het zuiden. 27
Uiteindelijk claimde Ramses vele landen te hebben veroverd: Naharin (Mitanni), Beneden-Retjenu (Israël), Arvad (woonplaats van de Bijbelse Arvadieten), Keftyew, Qatna in de Orontes-vallei, Sinear (Babylon), Assur en Cyprus. 28 Ondanks dat schrijven de Egyptenaren vanaf ongeveer het midden van zijn regering maar weinig over activiteiten in Israël. 22
Ramses II en Israël: conclusie
Als je Kitchens conclusie vergelijkt met de Bijbel, komen er een paar interessante punten naar voren:
- 1036/5: Ramses plundert Galilea en Jeruzalem. In de Bijbel is dit niet beter te dateren dan de periode 1051-1031, mogelijk kort voor 1031.
- 1031: slag van Michmas, die gewonnen wordt door Saul. Hij neemt het koningschap op zich.
- 1030?: Saul strijdt tegen Moab
- 1029?: Saul strijdt tegen de Ammonieten
- 1028?: Saul strijdt tegen Edom
- 1027?: Saul strijdt tegen de koningen van Zoba
- 1026: Saul strijdt tegen de Filistijnen. 1026 is het jaar waarin Ramses II vecht bij Beth-Sean.
- 1025?: Saul verslaat Amalek en wordt door God verworpen
- 1018: David verslaat Goliath, wordt door Saul aangesteld in het leger en verslaat de Filistijnen. Deze en de volgende drie oorlogen met de Filistijnen kwamen na Ramses’ vredesverdrag met Ḫatti in 1023, toen hij niet meer hoefde te vechten in Syrië en alle aandacht kon vestigen op het “rebelse” Israël.
- “Er kwam opnieuw oorlog” met de Filistijnen, David overwon (1 Sam 19:8)
- ca.1016/5?: De Filistijnen “strijden tegen Kehila en zij plunderen de dorsvloeren”, en worden door David verslagen (1 Sam 23:1-5).
- ca.1014?: Saul staakte een achtervolging van David omdat de Filistijnen binnenvielen (1 Sam 23:25-28). Dit was voor Samuels dood in 1013 (1 Sam 25:1).
- 1011: Sauls laatste oorlog tegen de Filistijnen, hij sterft (1 Sam 31).
- 1004: De Filistijnen vallen binnen omdat ze horen dat David koning is geworden over heel Israël, maar David verslaat hen tot aan Gezer (2 Sam 5:17-25). Ramses vocht ergens in zijn regering tegen Gezer en Shasu (nomaden).
- ca.1002/1?: David verslaat de Filistijnen en onderwerpt hen, en neemt Metag-Amma uit hun macht (2 Sam 8:1). Dit was ongeveer de tijd dat Merenptah het Egyptische leger aanvoerde in het verre zuiden van Cusj. Dit is de laatste in de Bijbel vermelde oorlog tegen de Filistijnen, voor de inval onder Merenptah in 974.
“Al de dagen van Saul was er zware strijd tegen de Filistijnen (Egyptenaren)” (1 Sam 14:52). Dat past uitstekend bij het beeld dat Kitchen heeft van Ramses’ oorlogen. In Ramses’ tweede decennium, ongeveer 1033-1023, was het onrustig in Israël. Ramses’ oorlogen die afgebeeld zijn in de tempel van Derr kunnen daarom worden toegewezen aan de gevechten met Saul.
Sauls overwinning bij Beth-Sean was een symbolische, want daar was hij verslagen door Seti I. Een link met Beth-Sean staat ook in de Bijbel. Nadat Saul gestorven was en de Filistijnen zijn lijk en dat van zijn drie gesneuvelde zonen vonden, staken ze hun lichamen vast aan de muur van Beth-Sean (1 Sam 31:8-10). In de Bijbel wordt verder niet duidelijk waarom ze juist in Beth-Sean werden vastgestaakt, behalve dat de Gilboa nog geen tien kilometer verderop lag 29. Ramses’ oorlogsverslagen voegen hier een extra laag aan toe.
laatste wijziging: 23 januari 2023
- By Ippolito Rosellini, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=15286441[↩]
- Ancient Records, deel III, § 370[↩]
- Ancient Records, deel III, § 458-476[↩]
- Anthony J. Spalinger, Historical Observations on the Military Reliefs of Abu Simbel and Other Ramesside Temples in Nubia, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 66 (1980), p. 91-92, 97[↩]
- Ancient Records, deel III, § 462-463[↩]
- Ancient Records, deel III, § 470-471[↩]
- Ancient Records, deel III, § 449-457[↩]
- Anthony J. Spalinger, Historical Observations on the Military Reliefs of Abu Simbel and Other Ramesside Temples in Nubia, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 66 (1980), p. 92, 97-98[↩]
- Grimal (1994), p. 253[↩][↩]
- ANET, p. 256[↩][↩]
- Ancient Records, deel III, § 317-318[↩]
- Garth Gilmour en Kenneth A. Kitchen, Pharaoh Sety II and Egyptian Political Relations With Canaan, in Israel Exploration Journal, Vol. 62, No. 1 (2012), p. 8-9[↩]
- Ancient Records, deel III, § 356-360[↩]
- Peter van der Veen en David Ellis, ‘He Placed His Name in Jerusalem’: Ramesside Finds from Judah’s Capital, in Solomon and Shishak (2015), p. 271, voetnoot 23[↩]
- K. A. Kitchen, Some New Light on the Asiatic Wars of Ramesses II, in The Journal of Egyptian Archaeology, 50 (1964), p. 47-70, en John Coleman Darnell en Richard Jasnow, On the Moabite Inscriptions of Ramesses II at Luxor Temple, in Journal of Near Eastern Studies, Vol. 52, No. 4 (Oct., 1993), p. 263-274[↩]
- Grimal (1994), p. 256; hij wordt uitgebreid geciteerd op Wikipedia[↩]
- Anthony J. Spalinger, Historical Observations on the Military Reliefs of Abu Simbel and Other Ramesside Temples in Nubia, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 66 (1980), p. 92[↩]
- ANET, p. 255[↩]
- ANET, p. 255-256[↩]
- K. A. Kitchen, Some New Light on the Asiatic Wars of Ramesses II, in The Journal of Egyptian Archaeology, 50 (1964), p. 68[↩]
- Anthony J. Spalinger, Historical Observations on the Military Reliefs of Abu Simbel and Other Ramesside Temples in Nubia, in The Journal of Egyptian Archaeology, Vol. 66 (1980), p. 93-94[↩]
- James (2015), p. 246[↩][↩]
- Ancient Records, deel III, § 485-486[↩]
- Ancient Records, deel III, § 458-461[↩]
- K. A. Kitchen, Some New Light on the Asiatic Wars of Ramesses II, in The Journal of Egyptian Archaeology, 50 (1964), p. 68-69[↩]
- Ancient Records, deel III, § 297[↩]
- Garth Gilmour en Kenneth A. Kitchen, Pharaoh Sety II and Egyptian Political Relations with Canaan, in Israel Exploration Journal, Vol. 62, No. 1 (2012), p. 8, voetnoot 20[↩]
- Ancient Records, deel III, § 366[↩]
- https://bibleatlas.org/gilboa.htm, Beth-Sean is op de kaart Scythopolis, de latere Griekse naam.[↩]