Gezichtsreconstructie van Ramses II 1
Intro
Een van de meest geaccepteerde kandidaten voor de farao van de exodus (1446) is de beroemde Ramses II (1043-977). Dat juist hij naar voren wordt geschoven komt doordat zijn naam in de Bijbel staat. Een van de twee steden die de Israëlieten als slaven moesten bouwen, was Raämses (Ex 1:11). Ramses’ hoofdstad heette Pi-Ramesse (Huis van Ramses), in het oosten van de Delta, in of vlak bij Gosen, en is een logische kandidaat voor Raämses.
Raämses is een perfecte weergave van R‘-ms-s, een van de manieren om Ramses’ naam in het Egyptisch te schrijven. 2 Voor een weerlegging van het commentaar dat Raämses juist niet Pi-Ramesse zou zijn, zie hier.
Ramses II was níet de farao van de exodus
Je kan dus zeggen dat het duidelijk is: Israël moest Pi-Ramesse bouwen, dus de farao van de slavernij was Ramses II. Maar daar zijn meerdere problemen mee.
Zelfs in de standaardchronologie regeerde Ramses 200 jaar ná het Bijbelse jaar van de exodus.
Gosen, het gebied waar Israël 430 jaar lang woonde, werd Rameses genoemd tijdens de exodus (Ex 12:37, Num 33:3, 5), maar het heette ook al Rameses in de tijd van Jozef (Gen 47:11). Het zou betekenen dat Ramses toen al regeerde. Met 66 jaar was hij een van de langstregerende farao’s, maar dit is zelfs voor hem te veel.
De exodus was een van de grootste rampen die Egypte ooit heeft getroffen. De oogst was grotendeels verwoest (Ex 9:31-32, 10:14-15), het vee flink uitgedund (Ex 9:6, 25), het leger verdronken (Ex 14:7, 28). Zijn dienaren waren ervan overtuigd dat Egypte verloren was (Ex 10:7) en de farao, die de dood van zijn leger kan hebben overleefd, stond er alleen voor. God had rechtgesproken over Egypte (Gen 15:14) en als Hij rechtspreekt over Israël, duurt het altijd even voor Israël er weer bovenop komt. Voor Egypte zal het niet anders zijn geweest. Ramses was een van de krachtigste farao’s in de krachtigste periode van heel het oude Egypte.
Egyptisch bewijs tegen Ramses II
Er wordt meestal gedacht dat de Israëlstela de eerste vermelding van Israël is in Egypte. Deze stela is gemaakt in opdracht van Merenptah (977-968), de zoon en opvolger van Ramses, en beschrijft aan het eind in het kort een oorlog in Israël. Maar op een stenen fragment dat door Peter van der Veen uiterlijk op de tijd van Ramses II wordt gedateerd, en door Manfred Görg zelfs op de tijd van Amenhotep II (1178-1152), staan drie namen: Askelon, Kanaän en een derde waarvan een deel is afgebroken. Deze derde naam is te reconstrueren tot Israël. 3
Daarnaast is er een Egyptische topografische lijst die uit oorspronkelijk de 15e eeuw komt, in mijn chronologie 1250-1150. Deze lijst noemt 6 groepen Shashu, waaronder de Shasu van Seïr, de Shasu van Rbn (mogelijk Rubenieten), de Shasu van Sam’ath (mogelijk Kenieten), de Shasu van Wrbr (mogelijk Moabieten) en de Shasu van Yhw. Yhw is hier een plaatsnaam, maar het is waarschijnlijk een versie van Gods Naam. 4 Dat kan. In Kuntillet ‘Arjûd, in de noordelijke Sinaï, wordt God in een inscriptie YHW genoemd. 5
Israël en Ruben kunnen niet al voor Ramses als gebieden hebben bestaan als hij Israël als slaven gevangen hield in Egypte. Dat op het fragment de namen Kanaän en Israël naast elkaar staan past juist goed bij de tijd van de richteren. In hun tijd woonden de Kanaänieten ten westen van Israël en zelfs tussen hen in (Richt 3:1-5). In deze tijd passen de drie namen zoals op het stenen fragment, naast elkaar van west naar oost.
Maar de Bijbelse namen…
Toch is het niet voor niets dat de exodus vaak wordt gedateerd in Ramses’ tijd. Meerdere plaatsnamen uit die tijd hebben een “Ramses II-sfeer”. Dat geldt niet alleen voor de twee steden die Israël moest bouwen, Pitom en Raämses, maar ook voor “het gebied van Zoan” uit Psalm 78. Alle drie komen ze pas voor vanaf Ramses’ tijd.
In het midden van alle weinige aanwijzingen die de Bijbel geeft over het Egypte van de slavernij, zijn dit toch iets te veel “nieuwe” namen in een oude context. Van een losse naam kan je nog zeggen dat eerdere vermeldingen niet bewaard zijn gebleven, maar gaat het nogal ver om dat over al deze namen te zeggen. Als Ramses II dus ook volgens het Egyptische bewijs na de exodus leefde moeten deze namen geüpdated zijn in of kort na Ramses’ tijd.
Daar is een reden voor te vinden. Dat is alleen een heel ander onderwerp en staat daarom op een andere pagina.
Conclusie
Ramses II was absoluut niet de farao van de exodus. Het is juist door de vermelding van zijn hoofdstad in combinatie met de hierboven gelinkte update, dat ik denk dat David en Salomo tijdgenoten waren van dynastie XIX.
Er is nog iets dat dat mogelijk maakt. Hadad, de prins die ontkomen was aan Davids slachting in Edom, kreeg van de toenmalige farao de zus van farao’s eigen vrouw, Tachpenes, ten huwelijk (1 Kon 11:19-20). Tachpenes is waarschijnlijk een vrouw van Ramses II.
laatste wijziging: 4 maart 2022
- https://hiddeninthecrag.com/2018/04/22/the-spirit-of-the-nephilim-in-the-church/[↩]
- Anthony Spalinger, The Great Dedicatory Inscription of Ramesses II, A Solar-Osirian Tractate at Abydos (2009), p. 92[↩]
- Peter van der Veen, Christoffer Theis en Manfred Görg, Israel in Canaan (Long) Before Pharaoh Merenptah? A Fresh Look at Berlin Statue Pedstal Relief 21687, in Journal of Ancient Egyptian Interconnections, Vol. 2:4 (2010), p. 15-25[↩]
- Sivertsen (2009), p. 118-119[↩]
- Shmuel Aḥituv, Echos from the past, Hebrew and Cognate Inscriptions from the Biblical Period, Selected and Annotated by Shmuel Aḥituv, vertaald en geëdit door Anson F. Rainey (2008), p. 314[↩]