Categorieën
Richters

Bedan

Samuel aan het woord, op een icoon uit de 17e eeuw n.Chr. 1

Richter Bedan

In 1 Samuel 12 legt Samuel de Israëlieten uit waarom hij Saul (1052-1011) als koning over hen heeft aangesteld. Hij beschrijft in het kort de geschiedenis sinds Jakob in Egypte aankwam (1876) en noemt onder andere vier richters, Jerubbaäl (Gideon), Bedan, Jefta en Samuel (vers 11).

Bedan is buiten dit vers om volledig onbekend. Hij wordt met verschillende bekendere mensen geïdentificeerd, maar daar is altijd iets tegen in te brengen. In deze post wil ik een paar aanwijzingen voor zijn bestaan bespreken in de hoop dat duidelijk wordt dat hij echt alleen in dit ene vers bij naam genoemd wordt, en ooit in een van de bronnen van het boek Richteren kan hebben gestaan. Voor zijn daaruit volgende datering en de identificatie van de onderdrukker die hij verjoeg als de Filistijnen (Egyptenaren), is een andere post geschreven.

Identificatie

De Septuagint heeft in Bedans vers niet zijn naam, maar die van Barak. Daar zijn drie problemen mee. Als eerste moet er een schrijffout zijn geweest om van Barak naar Bedan te komen. En alhoewel de Hebreeuwse d en r nogal op elkaar lijken, en deze letters soms op elkaars plek staan – Rifath en Hadar in Genesis 10:3 en 36:39 zijn Difath en Hadad in 1 Kronieken 1:6 en 1:50 -, wil ik daar niet meteen vanuit gaat. Het gevaar bestaat dan dat er iets wordt gemist: “Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren” (2 Tim 3:16).

Het tweede probleem van een identificatie met Barak is de tegenstander. Barak was de generaal van Debora (1203-1163) en zijn tegenstanders waren de Kanaänieten, terwijl Bedan tegen de Filistijnen vocht; zie hier.

Het derde en laatste probleem is chronologisch. Gideon (1212-1172), Jefta (1106-1100) en Samuel (1064-1052) staan op de juiste volgorde. Gideon was een tijdgenoot van Debora, en werd ook tegen de Kanaänieten gezonden; opnieuw, zie hier. Uit de twee hoofdstukken over Debora (Richt 4-5) kan je concluderen dat, na de verlossing van de Kanaänieten, heel Israël bevrijd was. De onderdrukking door Bedans Filistijnen kan dan alleen na Gideons en Debora’s tijd begonnen zijn.

Ook de andere identificaties lopen tegen obstakels aan. Volgens de Targum is Bedans naam een afkorting van ben Dan, zoon van Dan, en is hij Simson (1104-1084); Simson kwam uit de stam Dan. 2 Het probleem wordt opnieuw chronologisch: Simson kwam na Jefta, niet voor hem. Bedan zou Abdon (1083-1075) zijn, die ook na Jefta kwam, of zelfs een bijnaam van Gideon of Jefta. 3 Het probleem met het idee van de bijnaam is dat Bedans tegenstanders Filistijnen zijn.

Dit zijn voor zover ik weet alle identificaties. Geen van allen past net zo goed als de mogelijkheid dat Bedans geschiedenis, om wat voor reden dan ook, niet in het boek Richteren staat. Het is daarom dat ik daar vanuit ga.

Aanwijzingen voor zijn bestaan

Naast die ene opmerking van Samuel in 1 Samuel 12:11 zijn er nog een paar dingen die met Bedan te maken hebben. Als eerste is dat de opmerking dat Bedan Israël verloste van een onderdrukker; hij werd door God gezonden, die Israël redde “uit de hand van uw vijanden rondom u, zodat u veilig woonde” (1 Sam 12:11). Deze onderdrukker kan worden geidentificeerd met de Filistijnen die Samuel twee verzen eerder noemt, en dan in 1124 werd verslagen; zie hier.

Bedans bestaan verklaart een aantal getallen. Als u het overzicht van mijn chronologie bekijkt en gaat tellen aan de linkerkant van het schema, de kant van Israël, valt op dat zowel over Juda als over het tienstammenrijk in totaal 20 koningen heersten. Het getal 20 schijnt in de Bijbel voltooiing te betekenen. Tussen Mozes en Saul waren er slechts 19 leiders en richters, inclusief Jaël. Het waren er alleen 20, het getal van de voltooiing, als Bedan meegeteld wordt.

Ook verklaart zijn bestaan een deel van een vers uit Richteren. Toen in 1124, het jaar van Bedans overwinning, de onderdrukkingen door de Filistijnen en Ammonieten begon, gebeurde dat in “datzelfde jaar” (Richt 10:8). Er is niks specifieks in de buurt van dat vers waar “datzelfde jaar” naar kan verwijzen. Als daarentegen Bedan werd genegeerd door de schrijver gaat “dat jaar” mogelijk over het jaar waarin Bedan de Filistijnen versloeg.

Egypte

Omdat dit allemaal mogelijk is, is er een theorie te bedenken waarom er over Bedan gezwegen wordt. En dat heeft te maken met Egypte.

Zoals gezegd versloeg Bedan waarschijnlijk de Filistijnen. Deze naam werd gebruikt voor alle volken die ooit de macht over hun gebieden hadden, ook voordat de naamgevers daar neerstreken; zie hier. Dit is niet de enige keer in de Bijbel dat een latere naam wordt gebruikt voor een stad of het gebied van een volk dat toen nog niet bestond. Het beste voorbeeld voor deze post is Gods verbond met Abraham. Hij beloofde onde andere de gebieden van de Kenieten en Kenezieten aan Abrahams nakomelingen (Gen 15:18-19). Abraham had op dat moment nog geen kinderen, maar de Kenieten en Kenezieten waren nakomelingen van hem. In de periode tussen Gideon en Jefta, waarin Bedan leefde, waren de eigenaren van het land van de Filistijnen de Egyptenaren van dynastie XVIII.

Dit is niet de enige manier waarop Israëls verleden met Egypte is verborgen. Het land van de koningin die Salomo bezocht heet niet Egypte, maar Sjeba, wat een deel was van haar grote rijk. Debora noemt in haar lied de eerste veldslag van Thutmose III (Richt 5:19-22), maar zegt alleen dat zijn tegenstanders daar verloren. Tola verloste Israël, zonder te zeggen waarvan (Richt 10:1); zijn tegenstander bleek Amenhotep II te zijn. Het is dus mogelijk dat Bedan, omdat er over hem wordt gezwegen, net als deze mensen met Egypte te maken had.

Het is dus mogelijk om te bedenken dat Bedan, ook al versloeg hij de Egyptenaren, te maken had met Egypte. In dat geval is er iets te speculeren.

Speculatie: Bedan en Eli

Bedan is niet de enige richter die ontbreekt in Richteren. De verhalen over Eli (1124-1084), die zowel richter als hogepriester was, en Samuel staan alleen in 1 Samuel. Opvallend is dat het begin van Eli’s richterschap volledig wordt verzwegen. Hij wordt alleen geïntroduceerd als de vader van priesters Hofni en Pinehas (1 Sam 1:3) en daarna “Eli, de priester” (vers 9). Over zijn leiderschap wordt nauwelijks gesproken. Zelfs toen Israël een veldslag verloor van de Filistijnen werd hem dat alleen gemeld omdat hij vroeg naar de reden van het rumoer in Silo (1 Sam 4:14).

Ook over Eli’s directe afkomst wordt gezwegen. Van een van zijn nakomelingen wordt gezegd dat hij afstamde van Ithamar (1 Kro 24:3), Aärons jongste zoon. Dat is bijzonder. De hogepriesterlijke familielijn was niet die van Ithamar, maar van zijn oudere broer Eleazar (1 Kro 6:1-15). Tijdens Davids regering waren er twee hogepriesters, Zadok uit de familie van Eleazar en telkens een uit de familie van Eli (2 Sam 8:17, 15:35, 20:25, 1 Kro 24:6). Dat Eli hogepriester was is tegen de gebruiken in.

Eli’s zonen waren flink corrupt. “Daarom spreekt de HEERE, de God van Israël: Ik had duidelijk gezegd: Uw huis en uw familie zullen voor eeuwig voor Mijn aangezicht wandelen. Maar nu spreekt de HEERE: Er is bij Mij geen sprake van, want wie Mij eren, zal Ik eren, maar wie Mij verachten, zullen zelf veracht worden.” (1 Sam 2:30) Deze belofte wordt verder nergens genoemd. Als Eli de belofte kreeg was dat kennelijk voordat zijn zonen corrupt werden. Anders kreeg zijn vader, opa of een verdere voorvader de belofte. Maar het is zeker opvallend als je bedenkt dat Eli niet van Eleazar afstamde. Hij of een van zijn voorouders zal door God bevestigd zijn als hogepriester, in de plaats van Eleazars lijn.

Al die vaagheid rondom Eli en zijn familie kan net als bij Bedan worden begrepen als hij op de een of andere manier met Egypte te maken had.

Amenhotep II 4

Een connectie tussen Bedan en Eli had ik niet gelegd zonder de oorlogsverslagen van Amenhotep II. Amenhotep maakte bij zijn veldtocht door Israël, in 1169, een opmerking over een plaats die hij qb‘-smn noemt. Zoals uitgelegd in de post achter de link is dit mogelijk Silo. Amenhotep schreef dat qq, de leider van qb‘-smn, naar hem toe werd gebracht met diens gezin en bedienden, en dat hij een ander aanstelt als wr (prins, letterlijk grote 5 ) van qb‘-smn. Dit zou de enige plek zijn waarop Amenhotep, tegen de Egyptische gewoonte in, de naam van een tegenstander noemt. qq is dan ook waarschijnlijk geen naam, maar een titel. Het is mogelijk een afkorting van kohen gadol, de hogepriester; de Egyptische q kan zowel voor de Hebreeeuwse g 6 als k 7 gebruikt worden. Als dat klopt nam Amenhotep in 1169 de hogepriester gevangen en stelde hij een nieuwe leider aan. Deze wr is niet te identificeren in het boek Richteren.

Een en ander kan nu gecombineerd worden.

Eli werd geboren in 1182 (hij werd 98, 1 Sam 4:15, en stierf rond 1084), 13 jaar voordat Amenhotep een nieuwe prins aanstelde in Silo. Het hogepriesterschap zat oorspronkelijk niet in Eli’s familie, maar was door God aan hen gegeven. Als het begin van Eli’s leiderschap inderdaad met Egypte te maken had is het mogelijk geen toeval dat hij richter werd in 1124, het jaar waarin Bedan de Filistijnen (Egyptenaren) versloeg en Amenhotep III Israël overgaf in de handen van Simsons stadsvorsten, degenen uit de Amarnabrieven. Het is vervolgens mogelijk dat Eli de opvolger was van de qq die door Amenhotep III in Silo werd aangesteld in 1169.

Bedan was een richter. Richters werden niet altijd pas uitgekozen als er een onderdrukker verjaagd moest worden (Richt 4:4, 5:6). Ik denk daarom dat Bedan de wr was die door Amenhotep werd aangesteld in Silo, de toenmalige plaats van de hogepriester. Als richter is hij dan de voorganger van Eli. Het is waarschijnlijk dat ze net als de andere richters geen familie waren; de Samaritanen noemen Eli’s vader dan ook niet Bedan, maar Yafni. Zolang Bedan meteen na, of misschien wel tijdens, zijn strijd tegen de Egyptenaren stierf kon hogepriester Eli hem datzelfde jaar nog opvolgen als wr.

Deze theorie verklaart het zwijgen over Bedan en het begin van Eli’s richterschap, hoe de nakomelingen van Ithamar hogepriester werden, de belofte aan Eli’s familie en Amenhoteps vermelding van de qq van qb‘-smn. Het is bovendien in lijn met het verbergen van Israëls verleden met Egypte.

Samaritaanse hogepriesters

Het is mogelijk om achter de naam te komen van de hogepriester die naar Amenhotep II werd gebracht.

De Samaritanen hebben uitgebreide kronieken met daarin lijsten van al hun hogepriesters, vanaf de tijd van Aäron, en daarin staat ook de duur van hun priesterschap. Die getallen zijn alleen niet helemaal betrouwbaar. Als je de rest van de lijst optelt zijn er een paar eeuwen over tot de tijd van Jezus. In ieder geval, na Aäron kwamen volgens hen Eleazar (50 jaar), Pinehas (60 jaar), Abisha (40 jaar), Shashai I (50 jaar), Bukki (35 jaar), Uzzi (25 jaar) en Shashai II (39 jaar), vanaf wie de lijst afwijkt met die van zowel de Bijbel, Josephus als de Sedar Olam Zuta. Bij Uzzi staat: “At the end of his priesthood did the Lord hide His Holy Tabernacle.” 8

In de Bijbel worden de Shashais niet genoemd en was Uzzi de vader van Zerahja, een voorvader van hogepriester Zadok uit Davids tijd (1 Kro 6:6-8). Als Shashai I bestond en de getallen ongeveer kloppen was Uzzi hogepriester in de tijd van Amenhoteps inval (1172-1147). Toen Amenhotep Silo plunderde “verliet Hij (God) de tabernakel te Silo, de tent waarin Hij woonde onder de mensen.” (Psalm 78:60) Als Uzzia werd afgevoerd is het mogelijk dat zijn zoon Shashai II ontkwam en de eerste hogepriester werd van een groep Israëlieten die later opging in de Samaritanen.

laatste wijziging:
21 januari 2023: toegevoegd dat Eli de zoon zou zijn van Yafni

  1. By Unknown author, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=21984843[]
  2. Jewish Encyclopedia, Bedan[]
  3. Shira J. Golani, Three Oppressors and Four Saviors – The Three-Four Pattern and the List of Saviors in I Sam 12,9-11, in Zeitschrift für die alttestamentlische Wissenschaft 2015, 127(2), p. 297[]
  4. By Dennis Jarvis from Halifax, Canada – Egypt-9B-020 – Amenhotep II, CC BY-SA 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=22604766[]
  5. Amarna, p. xxvii[]
  6. James (2017), p. 108[]
  7. James (2017), p. 114-115[]
  8. M. Gaster, The Chain of Samaritan High Priests: A Synchronistic Synopsis: Published for the First Time, in Journal of the Royal Asiatic Society of Great Britain and Ireland, (Apr., 1909), p. 412[]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *