Categorieën
6. Nieuwe Rijk Richters

Thutmose III en Debora

Thutmose III 1

Introductie

In de dagen van Debora werd Israël onderdrukt door de Kanaänieten (1223-1203), die 900 ijzeren strijdwagens hadden. Debora’s generaal Barak kon hen verslaan doordat God de tegenstanders “door de scherpte van het zwaard in verwarring (bracht) vóór Barak” (Richt 4:15) bij Taänach (Richt 5:19). Rond dezelfde tijd versloeg Thutmose III (1229-1175) in zijn eerste veldslag bij Taänach een leger versloeg, en maakte bij Megiddo 900 strijdwagens op hen buit.

In deze post bespreek ik het idee dat Richteren 4-5 en Thutmose III’s oorlogsverslagen twee kanten van dezelfde oorlog beschrijven. Dit is niet mijn idee, maar van Michael S. Sanders. Ik heb het alleen uitgewerkt. Dezelfde conclusie is, zo ontdekte ik later, van Richard Abbot.

Achtergrond

De Kanaänieten stonden onder leiding van koning Jabin in Hazor en zijn bevelhebber, Sisera, die woonde in Haroseth-Haggojim. Zij hielden Israël onder de duim met de hulp van 900 ijzeren strijdwagens. Toen riepen de Israëlieten het uit tot de Heer en Hij kwam in actie. Debora gaf Barak uit Naftali de opdracht om een leger te verzamelen bij de berg Tabor, aan de beek Kison. (Richt 4:1-7) Toen Sisera, die in Haroseth-Haggojim was, werd verteld dat Barak op de Tabor was, ging hij naar hem toe met al zijn 900 strijdwagens en troepen (vers 13).

Barak daalde de berg af. “En de HEERE bracht Sisera met al zijn strijdwagens en heel zijn leger door de scherpte van het zwaard in verwarring” (vers 15), zodat de Israëlieten Sisera achtervolgden tot Haroseth-Haggojim. Het leger werd gedood en Sisera vermoord.

Ondanks dit eerste succes duurde het nog even voordat hun tegenstander volledig was verslagen: “De hand van de Israëlieten drukte gaandeweg harder op Jabin, de koning van Kanaän, totdat zij Jabin, de koning van Kanaän, hadden uitgeroeid.” (vers 24) Ik denk daarom denk ik dat de 40-jarige rustperiode die hier op volgde (Richt 5:31, 1203-1163) pas begon toen Jabin volledig was uitgeroeid. De veldslag tussen Barak en Sisera kan een paar jaar eerder zijn geweest.

Strijd bij Taänach

Het lied van Debora en Barak heeft een bijzondere aanvulling op dit verslag. “De koningen kwamen, zij streden. Toen streden de koningen van Kanaän bij Taänach, aan het water van Megiddo (de Kison), maar buit aan zilver namen zij niet mee.” (Richt 5:19) Dit roept een hoop vragen op. Wie zijn die koningen? Barak streed alleen tegen een bevelhebber. En waarom streden ze bij Taänach?

Als eerste valt op dat deze plaatsen in één lijn liggen. De Tabor ligt ten noordoosten van Megiddo, Taänach zes kilometer ten zuiden van die stad. Waar Haroseth-Haggojim lag is onduidelijk, maar het is mogelijk om ongeveer een locatie te lezen in de Bijbel. Toen Sisera in Haroseth-Haggojim werd gemeld dat Barak met een leger op de Tabor stond trok hij met al zijn 900 strijdwagens en voetvolk tegen hem ten strijde. Maar voor Sisera hem bereikte bracht God zijn leger “door de scherpte van het zwaard in verwarring” (Richt 4:15). Als je dat samenvoegt met Richteren 5:19 lijkt het dat Sisera en zijn leger bij Taänach, voor hij Barak ontmoette, “door de scherpte van het zwaard” werd getroffen. Taänach lag dus voor Sisera op een logische route naar de Tabor, wat betekent dat Haroseth-Haggojim ten zuidwesten van Taänach lag.

Volgens Anson Rainey lag Haroseth-Haggojim in de Jizreëlvallei, tussen Megiddo en Taänach, maar dat past niet bij zijn verrassing toen hij bij Taänach werd aangevallen; in plaats van rechtstreeks naar de Tabor nam hij dan een omweg. Ook de locatie van W. Ewings, ten noorden van Megiddo, is daarom onmogelijk. Adam Zertal denkt aan El-Ahwat. Dat ligt wel ten zuidwesten van Taänach, maar de pin van de strijdwagen die daar is gevonden, is in mijn chronologie een paar eeuwen jonger dan Sisera’s strijdwagens. Voor onderstaande kaart heb ik, omdat Baraks leger zich verzamelde op een berg, voor Haroseth-Haggojim de bergen ten zuidwesten van Taänach gekozen. De legers stonden dan aan beide kanten van de Jizreëlvallei.

Blanco kaart van FreeBibleimages. De locaties van de plaatsen komen op Haroseth-Haggojim na van bibleatlas.org.

Sisera’s tegenstander

In de standaardchronologie leefde Thutmose III precies 250 eerder dan hij naar mijn idee leefde. Het is dan ook alleen een herziening van de Egyptische chronologie waardoor zijn strijd te combineren is met die van de Israëlieten in Debora’s tijd.

In het eerste voorjaar na de dood van Hatshepsut (1228-1208), het seizoen waarin koningen ten strijde trokken (2 Sam 11:1), verzamelde Thutmose III meteen zijn leger. Hij hield van oorlog; in de twintig jaar daarna ging hij nog eens 16 keer op campagne. 2 Hij was een uitstekende veldheer die vele overwiningen behaalde. Het grootste deel van zijn annalen is bewaard gebleven op de muren van de tempel van Amun in Karnak. Het belangrijkste deel voor deze post is het verslag van zijn eerste campagne. 3

Het begint met de reden voor de oorlog. De Aziaten, de bewoners van het westelijke deel van het Midden-Oosten, hadden onenigheid gekregen en vochten tegen elkaar. “van Yeradja tot de moerassen van de aarde”, ofwel van noordwestelijk Judea tot achter de Eufraat, waren ze in opstand gekomen tegen Thutmose. Op IV peret 25 in jaar 22, 10 februari 1207, vertrok hij uit Egypte om hen te verslaan.

Op I shemu 16 in jaar 23, 4 maart 1207, werd krijgsraad gehouden in Yehem, 32 kilometer ten westen van Taänach. De tegenstander, de “[verschrikkelijke] vijand, [het hoofd] van Kadesh”, was naar Megiddo gekomen. Hij had daar de hoofden van “[alle] landen [die zijn] op het water van Egypte (onderworpen aan Egypte)” met hun paarden en troepen verzameld voor de strijd. Het gebied van zijn bondgenoten liep van Kharu (Libanon en de kuststrook van Israël) en Kode (Kizzuwatna in het zuiden van Turkije), tot Naharin (Mitanni) aan de Eufraat. Vanaf Yehem liepen drie wegen naar de vijand. Een eindigde bij Taänach, de tweede liep ten noorden van Djefty en Megiddo, en de derde ging door een nauwe pas, langs Aruna. Dit ligt in de Wadi Ara, net als Haroseth-Haggojim ten zuidwesten van Taänach. Thutmose dacht dat zijn tegenstanders net als zijn generaals de route via Megiddo of Taänach zouden verwachten, en koos de weg langs Aruna.

Thutmoses strijd

Op I shemu 19, 7 maart 1207, sloeg Thutmose zijn tenten op in Aruna. Toen hij verder naar het noorden trok, wat op de volgende dag zal zijn geweest, kwam het tot vechten met zijn vijand. Hier is de tekst helaas flink beschadigd; de zuidelijke vleugel van een van beide legers, mogelijk het vijandige, was in Taä[nach] en de noordelijke vleugel op de grond ten zuiden van […]. Wat wel duidelijk wordt is dat Thutmose overwon.

De achterkant van zijn leger was in Aruna en de voorkant in de vallei […]n, dus hij wachtte tot zijn leger weer compleet was en stootte door naar Megiddo. In de vroege morgen van I shemu 21, 9 maart 1207, omsingelde hij de stad. De zuidelijke vleugel van zijn leger stond op een heuvel ten zuiden van de beek Kina (Kison), de noordelijke vleugel ten noordwesten van de stad. Na zijn overwinning vluchtten zijn tegenstanders de stad binnen. Hun strijdwagens lieten ze achter.

Thutmose bouwde een muur om Megiddo heen en noemde die “Menkheperre (Thutmose III)-is-de-Omringer-van-de-Aziaten”. Na de belegering kwam de stad in zijn handen. Er werden onder andere 924 strijdwagens buitgemaakt, de met goud bewerkte wagens van de heersers van Kadesh en Megiddo, 30 wagens van hun officieren en 892 van hun leger. Vervolgens marcheerde Thutmose naar Libanon, waar hij Yenoam, Nuges (Yn-yw-g-s’) en Herenkeru (Ḥw-r-n-k’-rw) veroverde en plunderde. Hij bouwde er een fort, oogstte het graan van Megiddo en keerde terug naar Thebe. Daar was hij op II akhet 14 in jaar 23, 3 augustus 1207, alweer aanwezig voor een dankoffer aan Amun. 4

Richteren 5:19

Heel het raadselachtige vers over het gevecht bij Taänach past bij Thutmoses eerste strijd:

  • “De koningen kwamen,” Thutmose verraste zijn tegenstanders bij Taänach.
  • “zij streden. Toen streden de koningen van Kanaän bij Taänach, aan het water van Megiddo (de Kison),” Thutmose streed tegen zijn tegenstanders bij of in Taänach, dat is niet helemaal duidelijk.
  • maar buit aan zilver namen zij niet mee.” Thutmose versloeg zijn tegenstanders, die geen kans hadden om buit op hem te maken.

Andere overeenkomsten

Naast het ene vers uit Richteren 5 zijn er nog meer overeenkomsten tussen de twee hoofdstukken uit Richteren en Thutmoses verslag. Dit varieert van het gebied waarover de Kanaänieten heersten tot hun onderlinge strijd.

  • Sisera had 900 strijdwagens.
    Thutmose maakte bij Megiddo 924 strijdwagens buit op zijn tegenstanders.
  • Het leger van de Kanaänieten bestond uit meerdere koningen (Richt 5:19).
    Thutmose streed tegen meerdere koningen uit Kharu, het gebied van Jabin.
  • Jabin onderdrukte Israël vanaf 1223.
    De koning van Kadesh kwam samen met zijn bondgenoten in opstand tegen Thutmose, die vanaf 1229 op de troon zat. Ondanks dat hij van oorlog hield was dat mogelijk, want in tegenstelling tot hij deed Hatshepsut, die toen de macht in handen had, nauwelijks iets met haar legers. 5 In mijn chronologie werd Hatshepsut tijdens haar enige veldtocht in Israël in 1223 verslagen door Samgar. Ondanks het succes pakte het verkeerd uit voor Israël, want zonder Egypte kregen de Kanaänieten de kans om in opstand te komen en hen te onderdrukken.
  • Als je de lijst met strijdende stammen bekijkt heerste Jabin alleen over het noorden van Israël. Barak verzamelde de mannen van Zebulon en Naftali (Richt 4:10), en de stammen Efraïm, Benjamin, Machir (westelijk Manasse, Gen 50:23) en Issaschar streden met hem mee. Ruben, Gilead (oostelijk Manasse, mogelijk met Gad), Dan en Aser deden niks (Richt 5:14-17). De stammen ten oosten van de Jordaan bleven dus thuis, net als de stammen aan de kust. Over Juda en Simeon, het zuiden, wordt helemaal niks gezegd.
    Thutmoses tegenstanders waren in opstand gekomen “van Yeradja tot de moerassen van de aarde”, ofwel van noordwestelijk Juda tot achter de Eufraat. Dit is het gebied van Benjamin, Efraïm, Machir, Issaschar, Zebulon en Naftali. Over het land het oosten van de Jordaan en het zuiden van Israël heeft Thutmose het niet.
  • De delen van Israël waar de Kanaänieten niet kwamen waren nog maar net bevrijd door Gideon, een tijdgenoot van Debora. Gidon versloeg een verbond van Midianieten, Amalekieten en de mensen van het oosten (1219-1212) die Israël binnenvielen uit het oosten en tot aan Gaza kwamen (Richt 6:1-4). Ze kwamen ook in het gebied dat in handen was van de Kanaänieten, want Gideon woonde in westelijk Manasse.
    Volgens Thutmose vochten de Aziaten met elkaar.
  • Jabin was na Sisera’s nederlaag niet volledig verslagen (Richt 4:24).
    Thutmose was na zijn eerste campagne niet klaar met het gebied. In jaar 24 (1206/5) ontving hij het tribuut van Assyrië en Retjenu (Syrië-Israël), in jaar 25 (1205/4) haalde hij planten uit Retjenu. Van zijn vierde campagne, ergens voor jaar 29 (1201/0), is helaas niks bewaard gebleven. Pas daarna breidde hij de grenzen van Egypte verder uit naar het noorden.

Er is ook een belangrijk verschil. Jabin was de koning van Kanaän, maar Thutmoses belangrijkste tegenstander was de “[verschrikkelijke] vijand, [het hoofd] van Kadesh”. Omdat Jabins heerschappij alleen gekoppeld wordt aan Kanaän is en de koning van Kadesh bondgenoten had van het zuiden van Jabins gebied tot in Turkije en het noorden van Syrië, is het mogelijk dat Jabin zich als koning van Kanaän had aangesloten bij de koning van Kadesh. Thutmose schrijft dan over een groter verbond, een grotere chaos in de regio, dan de Bijbel doet.

De koning van Kanaän

Jabins titel “koning van Kanaän” zou “abnormaal” zijn, omdat Kanaän geen georganiseerd koninkrijk was onder één hoofd. 6 Daarentegen komen in Egyptische bronnen een paar heersers van een kennelijk verenigd Retjenu voor. Dit gebied is een stuk groter dan dat van Jabin; het reikt van Israël tot en met het zuiden van Syrië.

In het Verhaal van Sinuhe, dat na het voorstellen van Sinuhe begint met de dood van Amenemhat I (1561), wordt Sinuhe ontvangen door ‘Amunenshy, “heerser van Opper-Retjenu”, ofwel de bergen van Libanon en het zuiden van Syrië. Khebeded(em), de broer van de “heerser van Retjenu”, wordt vermeld in Serabit el-Khadim in de Sinaïwoestijn tussen de jaren 4 en 13 van Amenemhat III (1465/4 en 1456/5). De “heerser van Retjenu, greatest of the great, Ipy-shemu, [justified?]” wordt vermeld op een zegel uit Avaris; met die tweede titel zette hij zichzelf boven de andere vorsten van Retjenu. De eigenaar van Tomb IV in Byblos gaf zichzelf eenzelfde titel, “heerser van heersers”. 7

Er is dus niks vreemds aan de titel “koning van Kanaän”, want in ieder geval soms waren de Kanaänieten verenigd. Ondanks dat ze net als in Jozua’s tijd (Joz 11:10) onder één hoofd verzameld waren, waren hun heersers nog steeds koningen (Richt 5:19). Thutmose zegt iets soortgelijks wanneer hij zegt dat de koning van Kadesh iedereen verzamelde voor de strijd.

Chronologie

Er is nog één ding dat besproken moet worden. Thutmose streed in 1207, maar de rust van Debora begon pas in 1203.

Na de overwinning op Sisera duurde het een niet gespecificeerde tijd voordat Jabin volledig was verslagen en de 40-jarige rust voor het land begon (Richt 5:31). “De hand van de Israëlieten drukte gaandeweg harder op Jabin, de koning van Kanaän, totdat zij Jabin, de koning van Kanaän, hadden uitgeroeid.” (Richt 4:24) Josephus schrijft dat de vrede niet begon bij het verslaan van Sisera, maar pas toen Jabin werd vermoord en Barak zijn stad, Hazor, omkeerde. 8 Dus waar de 40-jarige rust wel wordt gedateerd, blijft de datering van Baraks strijd vanuit alleen de Bijbel onduidelijk. Het is Thutmose die in zijn verslag zelfs duidelijk maakt in welke maand het gebeurde.

Conclusie

Er is slechts een heel kleine kans dat twee verslagen met zo veel overeenkomsten niet over dezelfde gebeurtenissen gaan. Ze vullen elkaar uitstekend aan.

De gebeurtenissen zijn zelfs heel precies te reconstrueren. De koning van Kadesh hoorde dat Thutmose tegen hem ten strijde trok en verzamelde zijn legers bij Megiddo. Midden in de geruchten over de komende oorlog kreeg Barak van Debora de opdracht om ook een leger te verzamelen. Sisera verzamelde daarop het volledige leger en trok naar hem toe. Op dit moment zei Debora tegen Barak: “Is de HEERE niet uitgetrokken voor u uit?” (Richt 4:14) Onderweg, bij Taänach, verraste Thutmose Sisera op 8 maart 1207 door op een andere manier het gebied binnen te trekken dan verwacht. Sisera’s leger werd “door de scherpte van het (Egyptische) zwaard” in verwarring gebracht en was een makkelijke prooi voor Barak.

Terwijl Thutmose wachtte tot zijn leger weer compleet was joeg Barak “de strijdwagens en het leger na tot Haroseth-Haggojim. En heel het leger van Sisera viel door de scherpte van het zwaard; zelfs niet één bleef er over.” (Richt 4:16) Dit was nog op dezelfde dag (vers 14), dus 8 maart 1207. In de Bijbel wordt vaker alles gezegd als een deel, of het grootste deel, wordt bedoeld; dat is duidelijk bij de tien plagen (het vee in Ex 9:6 en 19, het veldgewas in Ex 9:25 en 10:12). Het overgebleven deel van Sisera’s leger vertrok daarop naar Megiddo. In de vroege morgen van 9 maart 1207 stond Thutmose daar om hen op te vangen. Hij maakte hun strijdwagens buit en belegerde hen in Megiddo tot de stad gevallen was. Samen, Thutmose en Barak, maakten ze een einde aan de onderdrukking door de Kanaänieten.

laatste wijzigingen:
18 juni 2023: hier en daar herschreven, toegevoegd de kaart en het stuk over Jabins titel

  1. By TuthmosisIII.JPG: en:User:Chipdawesderivative work: Oltau (talk) – TuthmosisIII.JPG, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=74238030 []
  2. Ancient Records, deel II, § 406 []
  3. Ancient Records, deel II, § 415-437 []
  4. Ancient Records, deel II, § 409 []
  5. Grimal (1994), p. 212 []
  6. Cambridge Bible for Schools and Colleges, commentaar op Judges 4:2 []
  7. Karin Kopetzky en Manfred Bietak, A Seal Impression of the Green Jasper Workshop from Tell el-Dab‘a, in Ägypten und Levante / Egypt and the Levant 26 (2016), p. 369-372 []
  8. Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 5.5.4 []

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *