Esarhaddons stela over zijn overwinning over Egypte. Aan zijn voeten knielt Taharqa’s gevangen genomen zoon. 1
Intro
Wat waarschijnlijk niet veel mensen weten, ik in elk geval niet voor het onderzoek, is dat Egypte aan het eind van de Libische Periode overheerst werd door de Assyriërs. Dit is hetzelfde volk dat een eind maakte aan het tienstammenrijk. Van hen is veel bewaard gebleven, en veel daarvan is gelukkig keurig gedateerd.
Het begint bij Esarhaddon, de zoon van Sanherib die Hizkia had aangevallen (2 Kro 32:1-23). Zijn eerste inval in Egypte werd afgeslagen. Op 5 addaru in jaar 7, 1 maart 674, “the army of Assyria was defeated in a bloody battle in Egypt.” 2 Een nieuwe poging, in 671, eindigde met de verovering van Egypte. Dit was een straf, want koning Taharqa (690-664) had samengespannen met de opstandige koning van Tyrus. De Assyriërs heersten maar voor een korte tijd; Esarhaddons zoon, Assurbanipal, raakte Egypte alweer kwijt aan Psamtik I (664-610).
Esarhaddon is in het Assyrisch Aššur-aḫḫe-iddina, en Assurbanipal Aššur-bāni-apli.
Esarhaddons verovering van Egypte
In de maand nisanu van jaar 10, 23 maart-20 april 671, reisde Esarhaddon, de zoon van Sanherib die Hizkia had aangevallen (2 Kro 32:1-23), met zijn legers naar Egypte. Onderweg belegerde hij Ba’lu, de koning van Tyrus, die tegen hem in opstand was gekomen met hulp van Tarqû (Taharqa), de koning van Kûsu (Cusj). 3
Esarhaddon vermeldt heel nauwkeurig hoe lang hij marcheerde van plaats naar plaats. Onderweg werd hij aangevallen door slangen met twee hoofden. Dat was een voorteken van de dood, maar hij vertrapte ze en marcheerde verder. Vanaf de stad Ishhupri vocht hij zich een weg van 15 hele bloederige oorlogdagen tegen Tarqû een weg naar Mempi (Memphis), Tarqû’s hoofdstad, die hij in een halve dag veroverde door het uit te graven, bressen te slaan en met aanvalsladders. Hij verwoestte Mempi, haalde het neer en verbrandde het. Tarqû’s vrouw, kroonprins Ushanahuru en andere kinderen, bezittingen, paarden en vee werden afgevoerd naar Assyrië, net als alle Cusjieten in het land. Hij stelde nieuwe koningen aan, gouverneurs en ambtenaren, liet hen tribuut betalen en stelde een jaarlijkse belasting in. 4 In totaal werden drie bloederige veldslagen uitgevochten in Egypte, op 3, 16 en 18 nisanu, 25 maart, 7 en 9 april. Op 22 nisanu, 13 april, werd Memphis ingenomen. 5
In de woorden van ABC 14, de Esarhaddon Chronicle: “The tenth year: In the month Nisannu (23 maart-20 april 671) the army of Assyria marched to Egypt. On the third day of the mont tašrîtu (18 september 671) there was a massacre in Egypt.”
Volgens dezelfde kroniek had hij nog een aanval gepland: “The twelfth year: The king of Assyria marched to Egypt, but became ill on the way and died on the tenth day of the month arahsamna (1 november 669). For twelve years Esarhaddon ruled Assyria.”
Assurbanipals herovering van Egypte
Egypte bleef niet rustig zitten. Al vrij snel kwam Tarqû in opstand. Deze opstand is gedateerd op Assurbanipals eerste oorlog (668/7), wat ook zijn eerste regeringsjaar was; een Assyrische koning begon meestal elk jaar een oorlog om nog meer gebied te veroveren.
“Tirhakah (Tarqû), king of Egypt (Muṣur) and Nubia (Kûsu), whom Esarhaddon, king of Assyria, my own father, had defeated and in whose country he (Esarhaddon) had ruled, this (same) Taharkah forgot (variant: he thought little of) the might of Ashur, Ishtar and the (other) great gods, my lords, and put his thrust upon his own power. He turned against the kings (and) regents whom my own father had appointed in Egypt (variant adds: in order to murder, to rob and to seize Egypt for himself.). He entered and took residence in Memphis, the city which my father had conquered and incorporated into Assyrian territory. An express messenger came to Nineveh to report to me. I became very angry on account of these happenings, my soul was aflame.” 6
Tarqû hoorde in Memphis dat Assurbanipal eraan kwam en stuurde zijn strijders eropuit voor een gevecht. Hij was nog steeds in Memphis toen hij hoorde dat zijn leger verslagen was. In de woorden van Assurbanipal: “The glamor of my kingship with which the gods of heaven and nether world have endowed me, dazzeld him and he left Memphis and fled, to save his life, into the town Ni’. This town (too) I seized and led my army into it to repose (there).” Hij herinstalleerde de heersers die Esarhaddon had aangesteld, versterkte de garnizoenen en vertrok met veel gevangenen en een grote buit terug naar Ninevé. 6
Ni’ is een naam voor Thebe 6, die als No, de stad van Amon, voorkomt in de Bijbel (Jer 46:25).
De lijst met koningen, gouverneurs en regenten
Het belangrijkste voor een chronologie is dat Assurbanipal de namen noemt van alle heersers die zijn vader had aangesteld in 671, en hij had herinstalleerd in 668. In de lijst noemt hij ze allemaal koningen, maar daarna “those kings, governors, (and) officials”. De burgemeester van Thebe staat er bijvoorbeeld ook tussen. Dit zijn ze 7:
- Niku, koning van Mempi (Memphis) en Saa (Saïs)
Dit is Nekau I (672-664), koning van dynastie XXVI. Hij wordt vermeld in de Inarosverhalen 8, een serie verhalen die ontstonden rondom de Assyrische overheersing van Egypte. - Šarrulūdāri, koning van Ṣi’nu (Pelusium)
- Pišanḫuru, koning van Natḫu (Natho)
Unamunu, vijf namen verderop, heerste ook over Natho. - Paqruru, koning van Pišaptú
Hij is Pekrur van Pisopd, in het uiterste oosten van de Delta, uit de Inarosverhalen. Daarin vochten Nekau en hij, de twee grootste machthebbers in de Delta, samen tegen Esarhaddon. Hij was de vader van Petekhons, de hoofdpersoon in het verhaal Petekhons and Sarpot. Petekhons heeft zijn vader begraven in Nubië (P. Carlsberg 125). 9 Ook wordt Paqruru vermeld in de Dream Stela van Tantamani (664-656). - Bukkunanni’pi, koning van Ḫatḫiribi (Athribis)
Hij was waarschijnlijk een nakomeling van Shoshenq III (766-728/7); zie hier. - Naḫke, koning van Ḫininši (Heracleopolis)
In de Inarosverhalen is hij Nehka. Hij kan worden geïdentificeerd met de vader van Khahor de Zwakke, leider van Heracleopolis in The Struggle for Inaros’ Armor en in de Inaros Epic. 10 - Puṭubāšti, koning van Ṣa’nu (Tanis)
Dit is Petubastis in de Inarosverhalen, 11 en Pedubast II. - Unamunu, koning van Natḫu (Natho)
Pišanḫuru, de derde in de lijst, heerste ook over Natho. - Ḫuršiēšu, koning van Ṣabnuti (Sebennytos)
- Pūiama, koning van Pinṭiṭi (Mendes)
- Susinqu, koning van Puširu (Busiris)
Dit is Shoshenq VII (689-665/4), de een-na-laatste koning van dynastie XXIII. - Tapnaḫte, koning van Punubu
- Bukkunanni’pi, koning van Aḫni
- Eptimurṭešu, koning van Piḫattiḫurunpiki (Trenuthis)
- Naḫtiḫuruansini, koning van Pišapdi’a
Dit is mogelijk Nakhthorshen, de zoon van Pahereb, in The Story of Nakhthorshen. 12 - Bukurninip, koning van Paḫnutu
- Ṣiḫu, koning van Šiautu (Siut)
- Lamintu, koning van Ḫimuni (Hermopolis)
Piye noemde in 726 een naamgenoot, Nimlot, als koning van Hermopolis. Voor de mogelijkheid dat dit dezelfde persoon is, zie de link. - Išpimāṭu, koning van Taani (Thinis)
- Mantimeanḫe, koning van Ni’ (Thebe)
Dit is Montemhat, de burgemeester van Thebe. Voor zijn datering en familie, zie hier.
De tweede opstand
Nog in hetzelfde jaar als de eerste opstand (668/7) kwamen deze koningen in opstand. Ze sloten vrede met Tarqû en begonnen te vechten tegen de Assyrische garnizoenen, maar werden door hen gevangen genomen.
Dan volgt een uitstekend voorbeeld van de Assyrische wreedheid. De bewoners van Saïs, Mendes, Pelusium en de andere opstandige steden werden gedood. Ze werden op staken gehangen en gevild, en met hun huiden werden de stadsmuren bedekt. De koningen werden naar Ninevé gebracht, waar Assurbanipal ze ter dood veroordeelde, behalve Nekau. “I returned to him Sais as residence (the place) where my own father had appointed him king. Nabû-šēzibanni, his son, I appointed for Athribis (thus) treating him with more friendliness and favor than my own father did.” 13
Waarom Assurbanipal zo vriendelijk was voor Nekau zegt hij niet. Hoe de Assyrische god Nabu in de naam van Nekau’s zoon terechtkwam, is ook onbekend.
Hoeveel koningen er ter dood werden veroordeeld verschilt per versie. De tekst Ashurbanipal 011, waar de koningslijst vandaan komt, zegt dat het alle 20 waren. Ashurbanipal 002, 007 en 008 hebben het alleen over Nekau, Šarrulūdāri en Paqruru, waarvan Nekau gespaard werd. Volgens Ashurbanipal 003 werd alleen Šarrulūdāri naar Assyrië gebracht.
Het einde
Het was Psamtik I (664-610) die de Assyriërs het land uit werkte. 14 Ik heb hier geen precieze bron van kunnen vinden, net als de Egyptenaren staan de Assyriërs er niet om bekend om te vermelden waar en wanneer ze precies verloren, maar wel wordt duidelijk dat Psamtik de macht had in Egypte. De Assyriërs worden niet meer vermeld. Van Psamtiks jaren 1-8 is niks teruggevonden 15, maar op II akhet 14 in jaar 9, 18 maart 656, arriveerde zijn dochter Nitocris in Thebe om geadopteerd te worden door Shepenupet II, dochter van Taharqa en de toen huidige godsvrouw van Amun, de hoogste priesteres. 16 Dat was een belangrijke functie, zowel religieus als politiek, en door haar te adopteren erkende Shepenupet iemand uit Psamtiks familie als opvolgster. Psamtik zal toen de macht over in ieder geval het grootste deel van Egypte hebben gehad.
Als je Diodorus Siculus mag geloven is hij de reden dat hij de macht in Egypte niet meer hoefde te delen met alle andere koningen. Psammetichus handelde met de Feniciërs en Grieken, waardoor hij rijk werd en op vriendelijke voet stond met volken en heersers van buiten Egypte. Dit was de reden waarom de andere 11 koningen van Egypte jaloers werden en oorlog tegen hem voerden. Met dank aan huursoldaten uit Carië en Ionië overwon Psammetichus hen in de stad Momemphis; sommige andere koningen sneuvelden, anderen werden verdreven naar Libië, en waren geen partij meer voor hem. 17
laatste wijzigingen:
6 januari 2024: toegevoegd een mogelijke identificatie van Lamintu
11 juni 2024: Puṭubāšti is Pedubast II
- By Haldu – Own work, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=16232627[↩]
- ANET, p. 302[↩]
- ANET, p. 292[↩]
- ANET, p. 292-293[↩]
- ANET, p. 302-303[↩]
- ANET, p. 294[↩][↩][↩]
- Tekst Ashurbanipal 011, regels i 90-115a[↩]
- Ryholt (2004), p. 485-486[↩]
- Ryholt (2004), p. 487-488[↩]
- Ryholt (2004), p. 488[↩]
- Ryholt (2004), p. 486[↩]
- Ryholt (2004), p. 489-490[↩]
- ANET, p. 294-295, waar Tanis staat in plaats van Pelusium. Pelusium is een meer recente identificatie, zie Tekst Ashurbanipal 007.[↩]
- Jona Lendering, Psammetichus I[↩]
- AEC, p. 281[↩]
- Ancient Records, deel IV, § 945[↩]
- Diodorus Siculus, Library of History, boek I, 66.9-12[↩]