Categorieën
Assyrië Koningstijd

De anonieme Mari in de Bijbel

De Bab al-Saghir, een van de 7 oude poorten van Damascus, de hoofdstad van de anonieme koning van Syrië. Deze poort is gerestaureerd in de tijd van de Ayyubiden, omstreeks 1200 n.Chr. 1

Inleiding

De Bijbel noemt de koningen van Damascus meestal bij hun naam. Toch zijn er een paar verzen waarin de naam is weggelaten. Het zijn juist deze verzen die passen bij iets opmerkelijks uit de oorlogsverslagen van Assyrië.

Het gaat om de anonieme koningen van Syrië in 2 Koningen 13:4-7, in de tijd van Joahaz van Israël (816/5-800/799), 2 Kronieken 24:23-24, aan het eind van Joas van Juda’s regering (835-797/6), en 2 Koningen 13:25, wat terugblikt op de tijd van Joahaz. Alle drie de gedeeltes beschrijven een aanval van Syrië op Israëlitisch grondgebied. Door de context van het eerste en derde gedeelte is te verwachten dat het hier om Hazaël gaat, de koning die hiervoor (vers 3) en hierna (vers 22-25) over Syrië regeerde.

Dat deze koning van Syrië in Hazaëls regering anoniem is, is opvallend. Adad-nirari III, de koning van Assyrië, noemt in deze periode een zekere Mari als heerser over Damascus. Ik denk daarom dat Mari deze anonieme koning is.

Dit is een vervolg op een eerdere post over Hazaël, de koning van Damascus uit de tijd van Joahaz en Joas.

2 Koningen 13:4-7

Joahaz deed wat slecht was in de ogen van God. “Daarom ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël, en Hij gaf hen al die dagen in de hand van Hazaël, de koning van Syrië, en in de hand van Benhadad, de zoon van Hazaël. Maar Joahaz trachtte het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen, en de HEERE verhoorde hem, want Hij zag de onderdrukking van Israël, dat de koning van Syrië hen onderdrukte. En de HEERE gaf Israël een verlosser, zodat zij van onder de hand van de Syriërs uitkwamen; en de Israëlieten woonden als voorheen in hun tenten.” (2 Kon 13:2-5)

Een logische gedachte is dat de anonieme koning Hazaël is. Dat dat niet zo is, en de Bijbel zijn naam verzwijgt ten gunste van Hazaël, blijkt alleen uit de oorlogsverslagen van Adad-nirari III. Adad-nirari was namelijk degene die de macht van de Syriërs brak door Damascus te onderwerpen en kan dan de verlosser zijn uit vers 5.

“In the fifth year <after> I had ascended nobly the royal throne, I mustered the land (and) commanded the extensive troops of Assyria to march to the land Ḫatti (Syrië). I crossed the Euphrates in flood. The kings of the extensive [land Ḫatti] who, in the time of Šamšī-Adad (V), my father, had become strong and withheld their [tribute] – by the command of Aššur, Marduk, Adad, Ištar, the gods who support me, (my) awesome radiance overwhelmed them and they submitted to me. Tribute (and) tax […] they brought to Assyria (and) I received (it). I commanded [my troops to march to Damascus]. I [confined] Mari (mma-ri-i) in Damascus [… He brought to me] 100 talents of gold (and) 1,000 talents of silver as tribute. [I received it and took it to Assyria].” 2 De datering is bijzonder; het is mogelijk dat dit verslag een samenvatting is van al Adad-nirari’s westelijke oorlogen uit de jaren 805-802.3

Adad-nirari voerde nog een keer oorlog tegen Damascus. Zijn andere verslag verschilt namelijk van de eerste, door de grootte van het tribuut dat Damascus betaalde, dat hij Ḫatti al had ingenomen en Damascus nu wel werd ingenomen. “I marched to Damascus. Mari, king of Damascus, I confined in Damascus, his royal city. The awesome brilliance of Aššur, my (text “his”) lord, overwhelmed him, he submitted to me, and became my vassal. I received 2,300 talents of silver, 20 talents of gold, 3,000 talents of bronze, 5,000 talents of iron, linen garments with multi-colored trim, an ivory bed, a couch with inlaid ivory, his property (and) possessions without number – (I received all of this) within his palace in Damascus, his royal city.” 4

2 Kronieken 24:23-24

Na datgene waarin Joas in 798/7 niet voorspoedig was (2 Kro 24:20) (mogelijk een aanval op Egypte), “gebeurde het bij de wisseling van het jaar (lente 797), dat het leger van Syrië tegen hem (Joas van Juda) optrok, en zij drongen Juda en Jeruzalem binnen en richtten onder het volk alle leiders van het volk te gronde. Al hun buit stuurden zij naar de koning van Damascus. Hoewel het leger van Syrië met weinig mannen kwam, gaf de HEERE toch een zeer groot leger in hun hand, omdat de Judeeërs de HEERE, de God van hun vaderen, verlaten hadden. Zo voltrokken zij strafgerichten aan Joas.” (2 Kro 24:23-24)

Ook deze koning van Syrië is anoniem. Dit is daarom een mogelijke tweede verwijzing naar Mari, wat bevestigt wordt door opnieuw Adad-nirari III. “Mari, the Damascene” betaalde namelijk tegelijk met Joas, de Samaritaan (Joas van Israël, 800/799-784/3), tribuut aan hem. 5 Dit kan worden gedateerd op ca.797. 6 Om precies te zijn kan het 796 zijn, het eerste en tegelijk laatste jaar dat Adad-nirari na 805-802 weer oorlog voerde in het westen 7.

2 Koningen 13:24

“En Hazaël, de koning van Syrië, stierf, en zijn zoon Benhadad werd koning in zijn plaats. Joas, de zoon van Joahaz, nam uit de macht van Benhadad, de zoon van Hazaël, de steden terug die Hazaël in de oorlog uit de macht van zijn vader Joahaz genomen had. Joas versloeg hem driemaal en bracht de steden van Israël weer aan Israël terug.” (2 Kon 13:24-25)

De eerdere veroveraar van deze steden is anoniem; Hazaëls naam staat schuingedrukt en is dus een invoeging van de vertalers van de HSV om een lopende Nederlandse zin te maken. Dat is op zich logisch; “Hazaël, de koning van Syrië, had Israël al de dagen van Joahaz onderdrukt.” (2 Kon 13:22) Maar als het geen toeval is dat deze koning van Syrië opnieuw anoniem is, is het een derde een verwijzing naar Mari – en regeerde Mari in Hazaëls tijd.

Conclusie

De Heer had laten zien aan de profeet Elisa dat Hazaël koning zou worden van Syrië (2 Kon 8:13). Het was ook Gods bedoeling dat Hazaël machtig zou worden ten koste van Israël (2 Kon 10:32-33). Als Mari anoniem wordt gehouden betekent het dat, ook al voerde Mari oorlog, Hazaël de rechtmatige koning was.

Hazaël was niet van de troon verdreven. “Hazaël, de koning van Syrië, had Israël al de dagen van Joahaz onderdrukt.” (2 Kon 13:22) Hij bleef dus tijdens Mari’s koningschap aan de macht, ook al wordt hij niet meer door de Assyriërs vermeld. Ik denk daarom dat Mari een co-heerser was die, gezien Hazaëls afwezigheid in de Assyrische bronnen, uit zijn naam handelde.

Dat is mogelijk; Hazaël was toen hoogbejaard. Elia kreeg al in de dagen van Achab (874/3-853) van God de opdracht om Hazaël te zalven tot koning over Syrië (1 Kon 19:15). Hierna verstreken minstens 4 jaar (1 Kon 20:22, 22:1) tot Achab sneuvelde; God gaf de opdracht dus uiterlijk in 857. Als Hazaël toen volwassen was, was hij rond 800 minstens tegen de 80. Hij kan ernstig ziek zijn geworden waardoor er een vervanger nodig was. Dat verklaart vervolgens Mari’s anonimiteit in de Bijbel en Hazaëls afwezigheid in de Assyrische bronnen.

laatste wijzigingen:
26 februari 2023: andere titel

  1. By Dosseman, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=104275152 []
  2. Tekst Adad-nerari III 06, regels 11b-20 []
  3. Shuichi Hasegawa, Adad-nērārī III’s Fifth Year in the Saba’a Stela Historiographical Background, in Revue d’Assyriologie et d’archéologie orientale, Vol. 102 (2008), p. 89-98 []
  4. Tekst Adad-nerari III 08, regels 15-21 []
  5. Tekst Adad-nerari III 07, regels 7-8 []
  6. Filip Čapek, Balancing evidence about Jehu and Joash in ancient near east texts – Critical reassessment, in Communio Viatorum, January 2014, p. 31 []
  7. Shuichi Hasegawa, Adad-nērārī III’s Fifth Year in the Saba’a Stela Historiographical Background, in Revue d’Assyriologie et d’archéologie orientale, Vol. 102 (2008), p. 95-96 []

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *