Categorieën
Babylon Koningstijd

Jojachin en Daniël in Babylon

Kleitablet uit Babel, waarop Jojachin genoemd wordt 1

Inleiding

Koning Jojachin van Juda (598-597) werd gevangen genomen door Nebukadnezar II, de konign van Babel, en naar Babel gebracht (2 Kro 36:12-15). Daar bleef hij in de gevangenis zitten tot Nebukadnezar stierf. Diens opvolger, Evil-Merodach (Amel-Marduk), haalde Jojachin uit de gevangenis en mocht samen met hem brood eten. “En wat betreft zijn levensonderhoud: een voortdurend levensonderhoud werd hem door de koning verstrekt, een dagelijkse hoeveelheid, al de dagen van zijn leven.” (2 Kon 25:27-30)

Ook Daniël, Hananja, Misaël en Azarja, zonen uit het koninklijk geslacht van Juda die in ballingschap gevoerd waren door Nebukadnezar, kregen rantsoenen van de koning van Babel (Dan 1:3-6).

Hier zijn twee bevestigingen van te vinden. Dat zijn de datering van Jojachins vrijlating en de rantsoenen. Jojachin wordt een paar keer vermeld op lijsten met rantsoenen die uitgedeeld werden aan krijgsgevangenen en andere mensen die afhankelijk waren van het paleis; bij hem worden ook vijf zonen van de koning van Juda genoemd. Het is mogelijk dat Daniël, Hananja, Misaël en Azarja vier van deze vijf waren.

Datering

Evil-Merodach verleende Jojachin gratie en haalde hem uit de gevangenis. Dit wordt gedateerd op het 37e jaar van zijn ballingschap, in de 12e maand, op de 27e dag, in het jaar dat Evil-Merodach begon te regeren (2 Kon 25:27).

Deze jaartelling past alleen op een inclusieve telling waarbij de jaren gerekend werden vanaf de maand tisjri, in de herfst, zoals met de koninklijke jaren van Juda gebeurde. Jojachin regeerde tot 14 maart 597; jaar 1 begon daarom op 1 tisjri 598 en eindigde op de dag voor 1 tisjri 597. Dat er op deze manier geteld werd bewijst Ezechiël. Hij gebruikt dezelfde jaartelling (Ez 1:2). In het 12e jaar van de ballingschap, op de 5e dag van de 10e maand, ofwel 19 december 587, meldde iemand die uit Jeruzalem was ontkomen aan hem dat de stad was verslagen (Ez 33:21). Het 25e jaar van de ballingschap, 574/3, was het 14e jaar nadat de stad was verslagen, 588/7 (Ez 40:1). 2 Het 37e jaar begon daarom op 1 tisjri 562 en eindigde op 1 tisjri 561.

De 27e van de 12e maand in dat jaar is 3 maart 561. Het was het jaar van Evil-Merodachs koningschap, ofwel het jaar waarin zijn vader was gestorven en hij de troon besteeg; zijn eigen jaartelling begon pas met de volgende nieuwjaarsdag. Evil-Merodachs jaar 1 begon daarom pas op 4 april 561. Dat hij op 3 maart al op de troon zat bewijst Ptolemy’s Canon. Deze rekent met volledige Egyptische jaren en telt het Egyptische jaar dat begon op 11 januari 561 als het eerste van Illoaroudamos, de opvolger van Nabokolassaros. Dat is, ook al wordt dat bestreden 3 – waar ik in kan komen, ik kon het eerst ook niet plaatsen –, een perfecte match met de Bijbel.

25 of 27 adar?

Het bovenstaande vers is niet de enige datering van Jojachins vrijlating. In het laatste hoofdstuk van Jeremia worden hetzelfde jaar en dezelfde maand genoemd, alleen is het nu de 25e dag in plaats van de 27e (Jer 52:31), ofwel 1 maart 561.

Het verschil tussen de dagen is interessant. Omdat er na de datering twee gebeurtenissen volgen is het mogelijk dat Jojachin op de 25e dag gratie werd verleend en hij pas op de 27e uit de gevangenis werd gehaald. De oude Joden hadden een andere uitleg. Volgens hen stierf stierf en werd Nebukadnezar begraven op de 25e, op de 26e haalde Evil-Merodach hem uit zijn graf en voerde hem door de straten om zijn decreten te annuleren (Jes 14:19), en op de 27e bevrijdde hij Jojachin. 4 Dat kan alleen niet kloppen. Nebukadnezar was al minstens een paar maanden voor Jojachins vrijlating overleden; zie twee alinea’s hiervoor.

Wel kan de verhouding tussen Nebukadnezar en Evil-Merodach kloppen. Toen Nebukadnezars zoon Nabû-šuma-ukīn in de gevangenis zat, bad hij een gebed tot Marduk dat later is opgeschreven: “The wretched, weary person weeps; the wretched, innocent person hastily wipes away his tear. He hastily wipes away his tear [becau]se of the tricks of humankind; he weeps in his prison because his situation is so grievous.” Als Nabû-šuma-ukīn dezelfde is als Amel-Marduk, zoals I. L. Finkel schrijft, veranderde hij na zijn vrijlating zijn naam in de titel “Man (amēl) van Marduk”, als eerbetoon aan de god tot wie hij had gebeden. Een mogelijke bevestiging hiervan is inscriptie 15 van Nebukadnezar. In deze inscriptie schrijft hij twee keer dat zijn heerschappij door de goden is gegeven – een teken van onstabliteit aan het eind van zijn regering. Daarnaast schrijft Berossus dat Euilmaradokhos (Amel-Marduk) de wet negeerde, wat past bij Jesaja 14:19. 5

Rantsoenen 6

Uit de jaren 10-35 van Nebukadnezar (595-570) zijn kleitabletten gevonden, waarop rantsoenen olie werden geleverd aan krijgsgevangenen en andere mensen die afhankelijk waren van het paleis. Naast een aantal Judeeërs noemen de teksten ook inwoners van Askelon, Tyrus, Byblos en Arvad, en Egyptenaren, Medeeërs, Perzen, Lydiërs en Grieken.

Van tekst Babylon 28122:

… t[o?] Ia-‘-ú-kin, king …
to the qîpūtu-house of …
… for Shalamiamu, the …
… for Zabiria, the Ly[dian] …

Van tekst Babylon 28178:

10 (sila of oil) to … [Ia]-‘-kin, king of Ia[…]
sila (oil) to [… so]ns of the king of Judah (Ia-a-ḫu-du)
4 sila to 8 men from Judah (amelIa-a-ḫu-da-a-a)

Van tekst Babylon 28186:

sila (oil) for 3 carpenters from Arvad, ½ sila each
11½ sila for 8 ditto from Byblos, 1 sila each …
sila for 7 ditto, Greeks, ½ sila each
½ sila to Nabû-êṭir, the carpenter
10 (sila) to Ia-ku-ú-ki-nu, the son of the king of Ia-ku-du (i.e. Judah)
sila for the 5 sons of the king of Judah (Ia-ku-du) through Qana’a […]

Het is opvallend dat op het laatste kleitablet vijf zonen van de koning van Juda worden genoemd, terwijl Jojachin er slechts twee had (1 Kro 3:16-17). Omdat Jojachin hier ook een zoon van de koning van Juda is kan met deze koning zijn vader, Jojakim (609-598), worden bedoeld. In dat geval is het mogelijk dat hiermee de andere Judeeërs worden bedoeld die ook rantsoenen kregen van Nebukadnezar – Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Waar de Bijbel nog in het midden laat of ze uit de koninklijke familie of uit de edelen kwamen (Dan 1:3), waren ze volgens Josephus familie van koning Zedekia (597-587) 7. In dat geval werd de profetie van Jesaja 39:7, waar Jesaja profeteerde dat er zonen (nakomelingen) van Hizkia (715-686) eunuchen van de koning van Babel zouden worden, vervuld in Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. 8

laatste wijziging: 5 april 2022

  1. By Osama Shukir Muhammed Amin FRCP(Glasg) – Own work, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=95969389[]
  2. Roger C. Young, Ezekiel 40:1 as a corrective for seven wrong ideas in Biblical Interpretation, in Andrews University Seminary Studies, Vol. 44, No. 2 (2006), p. 282-283[]
  3. Jona Lendering, Jehoiachin in Babylonia[]
  4. Seder Olam, Traktaat 28[]
  5. Noga Ayali-Darshan, A Redundancy in Nebuchadnezzar 15 and Its Literary Historical Significance, in Journal of the Ancient Near Eastern Society 32 (2012), p. 21-29[]
  6. ANET, p. 308[]
  7. Flavius Josephus, Antiquities of the Jews, 10.10.1[]
  8. Benson Commentary op Daniel 1:3[]

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *